Organisatie | Elburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening declaratiefonds 2012-2014 |
Citeertitel | Vverordening declaratiefonds 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | declaraties |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 19-12-2011 Huis aan huis Elburg, 27-12-2011 | Onbekend |
In deze verordening wordt verstaan onder:
aanvrager: de persoon van 18 jaar of ouder die ten behoeve van zichzelf, zijn echtgenoot of tot zijn gezin behorende, minderjarige kinderen, een tegemoetkoming verzoekt. Om voor de ‘bijdrage’ in aanmerking te komen, dient aanvrager aan te tonen dat het actuele inkomen niet meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde norm en dat de van toepassing zijnde vermogensgrens niet wordt overschreden. Aanvrager is tevens inwoner van de gemeente Elburg en staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Elburg. Om daarnaast ook voor het ‘meerkeuzebudget’ in aanmerking te komen, dient aanvrager aan te tonen gedurende een aaneengesloten periode van 12 kalendermaanden een inkomen te hebben ontvangen dat niet meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde norm;
echtgenoot: de persoon die niet duurzaam gescheiden leeft van de aanvrager met wie hij of zij is gehuwd. In deze verordening wordt mede als echtgenoot aangemerkt de niet met de aanvrager gehuwde persoon met wie aanvrager een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad. Voor de beoordeling of er sprake is van een gezamenlijke huishouding wordt aangesloten bij de bepalingen in de WWB;
inkomen: de som van alle netto inkomsten genoten door aanvrager en/of diens echtgenoot, met uitzondering van de middelen als bedoeld in artikel 31 lid 2 en 36 WWB. Bij de bepaling van het inkomen wordt rekening gehouden met de draagkracht die in het kader van een aanvraag bijzondere bijstand in aanmerking is genomen.
vermogen: de waarde van de bezittingen waarover aanvrager, diens echtgenoot en/of kind beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken verminderd met de aanwezige schulden. Bij de bepaling van het vermogen gelden de uitgangspunten zoals verwoord in artikel 34 WWB, met dien verstande dat het eventuele vermogen in de eigen woning geheel buiten beschouwing blijft.
Er wordt een tegemoetkoming verleend aan een rechthebbende die in een kalenderjaar ten behoeve van zichzelf, zijn echtgenoot of tot zijn gezin behorende minderjarige kind(eren) kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 1 onder f en die voldoet aan de voorwaarden van deze verordening.
Personen van 18 jaar of ouder die onderwijs volgen op grond waarvan aanspraak bestaat op studiefinanciering ingevolge de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF 2000), een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) of kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet, kunnen geen aanspraak maken op een tegemoetkoming op grond van deze verordening.
De hoogte van de tegemoetkoming kan jaarlijks per 1 januari gewijzigd worden. Voor de jaren 2012 t/m 2014 geldt kolom A –ex artikel 4 onder d–. In het vierde kwartaal van 2014 zal de raad besluiten welke kolom voor het volgende kalenderjaar van toepassing is.
In bijzondere gevallen en in gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen nadere richtlijnen geven voor de uitvoering van deze verordening.
Aldus besloten door de raad der gemeente Elburg
in zijn vergadering van 19 december 2011
de voorzitter, de griffier,
F.A. de Lange Mr. Ir. M.C. Luiting-Kamminga.
Artikel 1 · Met de formulering onder b, c en d wordt voor de bepaling van de rechthebbenden aansluiting gezocht bij (definities uit) de Wet Werk en Bijstand (WWB). Om voor de bijdrage in aanmerking te komen, dient het actuele inkomen minder te bedragen dan 110% van de norm. Niemand heeft recht op alleen het meerkeuzebudget. Pas als duidelijk is dat het actuele inkomen en het inkomen over de achterliggende 12 maanden minder bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde norm en het vermogen minder bedraagt dan de vermogensgrens, is er naast de bijdrage recht op het meerkeuzebudget! Als op enig moment het inkomen hoger ligt dan voornoemde norm, dan is datum einde WWB ook datum einde declaratiefonds.
reiskosten gemaakt voor een activiteit. De vergoeding bedraagt maximaal € 0,19 per ‘autokilometer’ of de werkelijke kosten van Openbaar Vervoer. Ten aanzien van de reiskosten wordt aansluiting gezocht bij het beleid betreffende de bijzondere bijstand. Ook een kortingskaart voor openbaar vervoer en abonnement Memovo-bus kunnen gedeclareerd worden, mits activiteiten worden ontplooid!
Iemand met meer vermogen dan de vermogensgrens, komt niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Het eventuele vermogen in de eigen woning, waar aanvrager zijn of haar hoofdverblijf heeft, blijft volledig buiten beschouwing, omdat redelijkerwijs niet van aanvrager gevergd kan worden om alleen voor het declaratiefonds deze vorm van vermogen te gelde te maken. Ook de administratieve lasten worden zodoende niet onnodig hoog.
Aanvrager kan bepaalde kosten (gehad) hebben die van invloed zijn op de draagkracht. Met die kosten wordt rekening gehouden. Te denken valt aan hoge woonkosten, voor zover geen huurtoeslag of andersoortige tegemoetkoming in de woonkosten verkregen wordt, of reeds in aanmerking genomen draagkracht in het kader van een aanvraag bijzondere bijstand.
Er wordt op declaratiebasis uitbetaald. Daartoe kan eens per kwartaal een declaratieformulier worden ingeleverd bij de afdeling Sociale en Burgerzaken. De gemaakte kosten hoeven niet te worden aangetoond. Dit om de klantvriendelijkheid te bevorderen en de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden.
Ongewijzigd beleid dat verder geen toelichting behoeft.
De draagkracht wordt berekend over de achterliggende 12 maanden. Bij een aanvraag op 15 februari 2012, wordt de draagkracht berekend over de periode februari 2011 tot en met januari 2012. Omdat in artikel 4 het woord ‘tegemoetkoming’ wordt gebruikt, kan volstaan worden met één draagkrachtberekening, afgezet tegen de totaaltelling van bijdrage en meerkeuzebudget.
Bij de berekening van de draagkracht dient bezien te worden in hoeverre er reeds draagkracht in aanmerking is genomen bij een aanvraag bijzondere bijstand. Ook hoge woonlasten kunnen de draagkracht verminderen. Bij de in aanmerking te nemen draagkracht gaat het natuurlijk eveneens om de achterliggende 12 maanden.
Het is niet klantvriendelijk om bekende klanten waarvan duidelijk is dat de (middelen-)situatie niet wijzigt, jaarlijks te belasten met het invullen van een aanvraagformulier, als de gemeente reeds over alle benodigde gegevens beschikt èn duidelijk is dat betrokkenen nog steeds aanspraak kunnen maken op voorzieningen van het Declaratiefonds. Derhalve volstaat het ambtshalve vaststellen van het recht, hetgeen middels een beschikking aan de rechthebbende meegedeeld wordt.
Uitgangspunt bij de declaratieregeling is dat slechts een tegemoetkoming verleend kan worden als aanvrager tot de doelgroep behoort en de bedoelde kosten declareert middels een declaratieformulier. Op verzoek van aanvrager kan de gemeente ook rechtstreeks betalingen doen aan derden, bijvoorbeeld de abonnementskosten.
Inzake de hoogte van het meerkeuzebudget kan de Raad jaarlijks één van de weergegeven kolommen vaststellen. De Raad heeft deze wens meermalen uitgesproken mede om het declaratiefonds op de agenda te houden. In 2011 heeft de Raad echter besloten om t/m 2014 in het geheel geen wijzigingen aan te brengen in het minimabeleid. Daarom hoeft pas in het vierde kwartaal van 2014 een nieuwe keuze te worden gemaakt over de hoogte van de tegemoetkoming.
Aanvrager die is opgenomen in de W.S.N.P. of waarvoor een vergelijkbaar schuldbemidde-lingstraject geldt, waardoor dientengevolge het (feitelijk) inkomen minder bedraagt dan 110% van de norm – dit ter beoordeling van het college – wordt geacht tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1 sub b te behoren. Iemand wordt beschouwd als opgenomen in de W.S.N.P. of een vergelijkbaar schuldbemiddelingstraject wanneer het contract schuldhulpverlening ondertekend is.