Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Renkum

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Renkum
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum 2012
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-09-201201-01-201201-01-2013Nieuwe regeling

29-08-2012

Hoog en Laag, 12-09-2012

14-08-2012
01-01-201201-01-2012Nieuwe regeling

21-12-2011

Hoog en Laag, 28-12-2011

08-11-2011

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum 2012

De raad van de gemeente Renkum, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2011;

gelet op artikelen 4 en 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is het treffen van voorzieningen ten behoeve van personen met beperkingen bij verordening te regelen;

gelet op de op 25 mei 2011 door de raad van de gemeente Renkum vastgestelde visienotitie “ Oriëntatie gemeentelijk beleid in relatie tot de uitvoering van de Wmo” en de keuzenotitie “Bezuinigingen Wmo-voorzieningen”

besluit vast te stellen de volgende

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum 2012.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WetWet maatschappelijke ondersteuning.

    • b.

      College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum.

    • c.

      Compensatieplicht: De plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

    • d.

      Beperkingen:Moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten.

    • e.

      Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

    • f.

      Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

    • g.

      Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

    • h.

      Algemene voorziening : een voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

    • i.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden van belanghebbende, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken

    • j.

      Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, bijvoorbeeld het collectief vraagafhankelijk vervoer.

    • k.

      Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

    • l.

      Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

    • m.

      Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden

    • n.

      Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor huisgenoten als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

    • o.

      Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of in huur of als persoonlijke dienstverlening.

    • p.

      Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de belanghebbende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening, het Besluit en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.

    • q.

      Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat. De in deze verordening, het Besluit en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels zijn hierbij van toepassing.

    • r.

      Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.

    • s.

      (vervallen)

    • t.

      Hoofdverblijf : de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan.

    • u.

      Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

    • v.

      Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

    • w.

      Eigen bijdrage: een door het CAK vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de belanghebbende komt.

    x.Eigen aandeel : een door het college vast te stellen eigen aandeel, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de belanghebbende komt.

    • y.

      Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

    • z.

      Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

    • aa.

      Besluit: Het door het college vastgestelde Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum.

    • bb.

      Besluit maatschappelijke ondersteuningHet landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (oorspronkelijke publicatie Staatsblad 2006, 450).

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

  • De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in en om de woning;

    • g.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 3 De aanvraag

    • 1.

      De aanvraag van een individuele voorziening moet in beginsel schriftelijk of elektronisch plaatsvinden. Voor de aanvraag van een voorziening stelt het college een formulier ter beschikking.

    • 2.

      Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt wordt de ontvangst hiervan per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier meegezonden.

Hoofdstuk 4. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 4 Het maken van een afweging
    • 1.

      Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, gaat het college uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

    • 2.

      Alle voorliggende, algemene, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden eerst beoordeeld.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten – een schoon en leefbaar huis

Artikel 5 Een schoon en leefbaar huis
    • 1.

      Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt met name ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

    • 2.

      Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een algemene of individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk. Bij die voorzieningen wordt onderscheid gemaakt tussen:

      • 1.

        schoonmaakondersteuning

      • 2.

        HH1 (eenvoudige hulp bij huishouden)

      • 3.

        HH2 (HH1 + regie van het huishouden)

    • 3.

      Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

    • 4.

      Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen voorzieningen verstrekt.

Artikel 6 Inkomensgrens
  • (vervallen)

Artikel 7 Vorm
    • 1.

      De algemene voorziening als bedoeld in artikel 5, lid 2 onder a wordt verstrekt in een aanbod van ondersteuning in natura via een geldbedrag dat rechtstreeks aan de zorgaanbieder wordt uitbetaald.

    • 2.

      De individuele voorziening als bedoeld in artikel 5 lid 2 onder b en c wordt verstrekt in

    • a.

      natura, of

    • b.

      de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 8 Omvang van de voorziening
  • 1. De omvang van de voorziening als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub a bedraagt maximaal het in het Besluit opgenomen aantal uren per week.

  • 2. De omvang van de voorziening als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b en c wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen per week

Artikel 9 Omvang van het persoonsgebonden budget.
  • De bedragen die per tijdseenheid van een uur, zoals genoemd in artikel 8, in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en opgenomen in het Besluit.

Paragraaf 3. De te bereiken resultaten - Wonen in een geschikt huis

Artikel 10 Normaal gebruik kunnen maken van de woning
    • 1.

      Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

    • 2.

      Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen voor de door het college in het Besluit nader te bepalen kosten ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

    • 3.

      Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt uitsluitend plaats indien de aanpassing van de woning een door het college in het Besluit vastgesteld bedrag te boven gaat.

    • 4.

      Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden.

Artikel 11 Vorm
  • De individuele voorziening als bedoeld in artikel 10 lid 2 wordt verstrekt in:

    • a.

      natura, of

    • b.

      in de vorm van een persoonsgebonden budget, of

    • c.

      in de vorm van financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld verhuiskostenvergoeding).

Artikel 12 Bezoekbaar maken
    • 1.

      In afwijking van de in artikel 10 lid 1 gestelde voorwaarde dat de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning, kan een voorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

    • 2.

      De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

    • 3.

      De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in lid 1 bedoelde woonruimte, met een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

    • 4.

      Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een voorziening bewerkstelligen dat de belanghebbende de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 13 Weigeringsgronden
  • Het college weigert de voorziening als bedoeld in deze paragraaf indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe, op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing naar de niet voor de beperkingen van belanghebbende op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie, te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

    • d.

      de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

    • e.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

    • f.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    • g.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voorvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 14 Uitsluitingen
  • De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op:

    • a.

      het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, bed en breakfasts, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

    • b.

      het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met een beperking en ouderen.

Paragraaf 4. De te bereiken resultaten – beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 15 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften
    • 1.

      Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

    • 2.

      Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een algemene of individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

    • 3.

      Het college weigert de voorzieningen als bedoeld in lid 2 voor zover:

      • a.

        de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn de boodschappen te doen en/of de maaltijden te bereiden, of

      • b.

        de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening, als bedoeld in lid 2, die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat.

Artikel 16 Inkomensgrens
  • (vervallen)

Artikel 17 Vorm
  • De algemene of individuele voorziening als bedoeld in artikel 15, lid 2 wordt verstrekt in:

    a. een aanbod van ondersteuning in natura via een geldbedrag dat rechtstreeks aan de zorgaanbieder wordt uitbetaald, of

    b. in natura, of 

    c. in de vorm van een persoonsgebonden budget

Paragraaf 5. De te bereiken resultaten – beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding, bed- en linnengoed

Artikel 18 Beschikken over kleding, bed- en linnengoed
    • 1.

      Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat en van bed- en linnengoed.

    • 2.

      Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en bed- en linnengoed kan een algemene of individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

    • 3.

      De belanghebbende komt niet in aanmerking voor een voorziening als bedoeld in lid 2 voor zover de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat is de kleding of het bed- en linnengoed te wassen, te drogen, te strijken of op te ruimen.

Artikel 19 Inkomensgrens
  • (vervallen)

Artikel 20 Vorm
  • De algemene of individuele voorziening als bedoeld in artikel 18, lid 2 wordt verstrekt in:

    a. een aanbod van ondersteuning in natura via een geldbedrag dat rechtstreeks aan de zorgaanbieder wordt uitbetaald, of

    b. in natura, of

    c. in de vorm van een persoonsgebonden budget

Paragraaf 6. De te bereiken resultaten – Het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 21 Het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen van het gezin
    • 1.

      Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

    • 2.

      Met het oog op het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

    • 3.

      Het college weigert een individuele voorziening als bedoeld in lid 2 voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat.

Artikel 22 Inkomensgrens
  • (vervallen)

Artikel 23 Vorm
  • De individuele voorziening als bedoeld in artikel 21, lid 2 wordt verstrekt in:

    a. natura, of

    b. in de vorm van een persoonsgebonden budget

Paragraaf 7. De te bereiken resultaten – zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 24 Zich verplaatsen in en om de woning
    • 1.

      Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

    • 2.

      Met het oog op het zich verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen.

Artikel 25 Vorm
  • De individuele voorziening als bedoeld in artikel 24 lid 2 wordt verstrekt in:

    • a.

      natura, of

    • b.

      in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 26 Weigeringsgronden.
  • Het college weigert de aanvraag voor een voorziening als bedoeld in deze paragraaf indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe, op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing naar de niet voor de beperkingen van belanghebbebde op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie, te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

    • d.

      de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

    • e.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

    • f.

      de voorziening samenhangt met/betrekking heeft op een verhuizing naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    • g.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voorvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 27 Uitsluitingen
  • De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op:

    • a.

      het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

    • b.

      het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met een beperking en ouderen.

Paragraaf 8. De te bereiken resultaten – zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 28 Zich verplaatsen per vervoermiddel
    • 1.

      Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

    • 2.

      Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.

    • 3.

      Bij de te verstrekken voorziening als bedoeld in lid 2 wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

    • 4.

      Indien de belanghebbende een bovenregionaal contact ( buiten de directe woon- of leefomgeving) heeft, dan kan toch een voorziening voor het bovenregionale vervoer worden verstrekt indien dat bovenregionale contact alleen door bezoek van belanghebbende aan dat contact kan plaatsvinden en dat contact voor de belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

    • 5.

      De te verstrekken voorziening als bedoeld in lid 2 zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van tot maximaal mogelijk maken.

Artikel 29 Het recht op een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen
  • Een belanghebbende kan voor de in artikel 28 lid 2 en 4 vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen het gebruiken of bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 30 Het primaat van het collectief vervoer
    • 1.

      Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

    • 2.

      Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 31 Inkomensgrens
  • (vervallen)

Artikel 32 Vorm
    • 1.

      De individuele voorziening als bedoeld in artikel 28 lid 2 wordt verstrekt in:

      • a.

        natura, of

      • b.

        in de vorm van een persoonsgebonden budget, of

      • c.

        in de vorm van een financiële tegemoetkoming (indien het vergoeding van vervoerskosten betreft).

    • 2.

      In afwijking van lid 1 wordt het collectief vervoer alleen in natura verstrekt.

Paragraaf 9. De te bereiken resultaten – Contacten met medemensen en deelname aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Artikel 33 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten
    • 1.

      Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

    • 2.

      Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

    • 3.

      Het college weigert de individuele voorziening als bedoeld in lid 2 voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat.

    • 4.

      Indien de individuele voorziening als bedoeld in lid 2 louter is bedoeld om te sporten, dan wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt tot een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

Artikel 34 Inkomensgrens
  • (vervallen)

Artikel 35 Vorm
    • 1.

      De individuele voorziening als bedoeld in artikel 33 lid 2 wordt verstrekt in:

      • a.

        natura, of

      • b.

        in de vorm van een persoonsgebonden budget, of

      • c.

        in de vorm van een financiële tegemoetkoming (indien het vergoeding van vervoerskosten betreft).

    • 2.

      In afwijking van lid 1 wordt het collectief vervoer alleen in natura verstrekt.

Hoofdstuk 5. Verstrekkingsvormen, Eigen bijdrage en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 36 Overwegende bezwaren
  • Het college legt in het Besluit vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Paragraaf 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 37 Bepalingen
  • Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikelen 6 lid 1 en 6a van de wet, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • 1.
      • a.

        een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

      • b.

        de omvang van het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op de kosten die het college zou maken indien in de betreffende situatie een voorziening in natura zou worden verstrekt;;

      • c.

        het persoonsgebonden budget wordt , indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgesteld in het Besluit;

      • d.

        de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit;

    • 2.

      De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget worden in de beschikking opgenomen.

    • 3.

      Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de voorziening moet voldoen waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

    • 4.

      De beschikking vermeldt op welke wijze het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald.

    • 5.

      Het college kan controleren of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is, volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit opgenomen.

    • 6.

      Het college is bevoegd het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen indien het persoonsgebonden budget niet besteed is aan het doel waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is.

    • 7.

      Indien een belanghebbende met een persoonsgebonden budget een voorziening in eigendom heeft verworven, en hij de voorziening binnen de afschrijvingstermijn van de voorziening, zoals door het college vastgesteld in het Besluit, niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, wordt de waarde van de desbetreffende voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. De waarde van de voorziening is gebaseerd op de door het college in het Besluit vastgestelde afschrijvingssystematiek.

    • 8.

      Verrekening zoals bedoeld in lid 7 vindt niet plaats, indien de belanghebbende de desbetreffende voorziening binnen een redelijke termijn aan de gemeente schenkt.

Paragraaf 3. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 38 Eigen bijdrage
    • 1.

      Bij het verstrekken van individuele voorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is de belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd. Het college legt in het Besluit de omvang van deze eigen bijdrage vast.

    • 2.

      Bij het verstrekken van rolstoelen en bij het verstrekken van een algemene voorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Hoofdstuk 6. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 39 Voorwaarden en weigeringsgronden

    • 1.

      Een voorziening kan worden toegekend indien:

      • a.

        deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen, en

      • b.

        deze als de goedkoopst compenserende voorziening aan te merken is, en

      • c.

        deze in overwegende mate op het individu is gericht, en

      • d.

        geen algemene weigeringsgronden als bedoeld in lid 2 of specifieke weigeringsgronden als geformuleerd bij de artikelen die betrekking hebben op de te bereiken resultaten van toepassing zijn.

    • 2.

      Het college weigert een voorziening:

      • a.

        indien de voorziening voor een persoon als de belanghebbende algemeen gebruikelijk is.

      • b.

        indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Renkum.

      • c.

        voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

      • d.

        voor zover er aan de zijde van de belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

      • e.

        voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst compenserend aan te merken valt.

      • f.

        indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordeningen Wet maatschappelijke ondersteuning en Verordeningen voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening, zoals door het college vastgesteld in het Besluit, nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn toe te rekenen.

    • 3.

      Lid 2 onderdeel b is niet van toepassing indien:

      • a.

        de aanvraag het bezoekbaar maken van een woning, als bedoeld in artikel 12, betreft, en

      • b.

        indien de belanghebbende een woning in de gemeente Renkum heeft gehuurd of gekocht en hij deze woning niet eerder kan betrekken nadat die woning is aangepast.

    • 4.

      Het college verleent de voorzieningen als bedoeld in de artikelen 10 lid 2 en 24 lid 2, indien ze betrekking hebben op een woonwagen, indien:

      • a.

        de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is; én

      • b.

        de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt; én

      • c.

        de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag op een binnen de gemeente Renkum formeel als zodanig aangemerkte standplaats stond.

    • 5.

      Het college verleent de voorzieningen als bedoeld in de artikelen 10 lid 2 en 24 lid 2, indien ze betrekking hebben op een woonschip, indien:

      • a.

        de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is; én

      • b.

        het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

    • 6.

      In afwijking van lid 4 en lid 5 kan een voorziening worden getroffen ten behoeve van een woonwagen of woonschip indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen. Dan bedragen de kosten van het treffen van een voorziening ten behoeve van een woonwagen of woonschip maximaal een door het college in het Besluit te bepalen bedrag.

    • 7.

      Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget voor de voorzieningen als bedoeld in de artikelen 10 lid 2 en 24 lid 2 ten behoeve van een binnenschip indien die voorzieningen betrekking hebben op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

      a.in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992; én

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde personen.

    8.De specifieke voorwaarden en weigeringsgronden als geformuleerd bij de artikelen die betrekking hebben op de te bereiken resultaten zijn onverkort van toepassing.

Artikel 40 Advisering

    • 1.

      Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, de belanghebbende of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

      • a.

        Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

      • b.

        Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

    • 2.

      Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

      • a.

        het handelt om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en waarbij de medische situatie onduidelijk is. Het college heeft de MO-zaak (voorheen: CIZ) aangewezen als adviesinstantie inzake de WMO.

      • b.

        de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

      • c.

        het college dat voor het overige gewenst vindt.

    • 3.

      Bij de advisering zoals genoemd in het tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functioning, Disability and Health, de ICF classificatie.

Artikel 41 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

  • De aanvraag dient te worden ingediend bij het gemeentelijke Zorgloket, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 42 Samenhangende afstemming.

  • Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de belanghebbende, laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de belanghebbende.

Artikel 43 Wijzigingen in situatie

  • De verkrijger van een toegewezen voorziening is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 44 Intrekking

    • 1.

      Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

      • a.

        niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

      • b.

        op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • 2.

      Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 45 Terugvordering

    • 1.

      Indien het besluit tot toekenning van het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

    • 2.

      Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is toegekend op grond van zodanig onjuiste gegevens dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • 3.

      Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in natura verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is toegekend op grond van zodanig onjuiste gegevens dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • 4.

      Het college stelt in het Besluit nadere regels over terugvordering en verrekening.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 46 Hardheidsclausule

  • Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 47 Indexering

  • Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze

    Verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 48 Inwerkingtreding

  • Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum 2010, vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 28 januari 2010.

Artikel 49 Overgangsrecht

    • 1.

      (vervallen)

    • 2.

      (vervallen)

    • 3.

      (vervallen)

    • 4.

      Ten aanzien van belanghebbenden aan wie vóór inwerkingtreding van deze verordening een scootmobiel is toegekend, geldt, in afwijking van artikel 48, artikel 38 vanaf 1 april 2012.

Artikel 50 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Renkum van 29 augustus 2012.

De voorzitter, De griffier,