Organisatie | Zevenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | nr 04.14 Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2012 |
Citeertitel | Verordening onroerendezaakbelastingen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | 4. Gemeentelijke belastingen |
Heffing met ingang van 1 januari 2012
Artikelen 220 tot en met 220h en 255 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2011 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 21-12-2011 Zevenaar Post, 28 december 2011 | 11-078 |
Verordening onroerendezaakbelastingen 2012
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2011, nr. 11-078;
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h en 255 van de Gemeentewet;
Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2012
Bij de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 - Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.
2.In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting 0,1140 % b. de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0935 %; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1565 %.
Artikel 7 Termijnen van betaling
1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet
verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan
€ 3.000,- en de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening
van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat:
a. aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 juli van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet tot en met september nog maanden in het belastingjaar overblijven;
b. aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 1 juli van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervallen de incassotermijnen aan het einde van de maand, waarbij de eerste termijn ten minste tien dagen na de dagtekening van de aanslag valt.
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Bij de invordering van onroerendezaakbelastingen wordt in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het percentage voor de kosten van bestaan gesteld op 100%.
Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de onroerendezaakbelastingen.
De “Verordening onroerendezaakbelastingen 2011”, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.