Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sliedrecht

Verordening regelende het verlenen van subsidies ten behoeve van het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare scholen voor basisonderwijs in de gemeente Sliedrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSliedrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening regelende het verlenen van subsidies ten behoeve van het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare scholen voor basisonderwijs in de gemeente Sliedrecht
CiteertitelSubsidieverordening godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-199001-08-1990Nieuwe regeling

17-04-1990

Het Kompas 10 september 2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening regelende het verlenen van subsidies ten behoeve van het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare scholen voor basisonderwijs in de gemeente Sliedrecht

 

 

Artikel 1
  • 1.

    Een subsidie in de kosten verbonden aan het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare scholen voor basisonderwijs kan, met inachtneming van de volgende artikelen worden verleend aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken of rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen, alsmede aan volledige rechtsbevoegdheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag.

  • 2.

    Het verzoek daartoe dient bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder

  • -

    godsdienstonderwijs: Het onderricht in bijbelkennis, bijbelse geschiedenis, godsdienstgeschiedenis en cultuurgeschiedenis van het christendom, eventueel in relatie met de geschiedenis van andere godsdiensten;

  • -

    levensbeschouwelijk vormingsonderwijs: Het leveren van een bijdrage aan een geestelijke en zedelijke vorming van de leerlingen.

Artikel 3
  • A.

    Een subsidie in de salariskosten en sociale lasten dat per wekelijks lesuur wordt vastgesteld op ¾ deel van het salaris van de vakleerkracht, in het bezit van de akte j, bezoldigd volgens salarisschaal 6, regelnummer 6, van de salarisregeling voor het onderwijspersoneel en met verhoging van het aldus gevonden bedrag wegens vakantietoeslag, berekend overeenkomstig de regeling geldend voor het burgerlijk rijkspersoneel en vervolgens met een toeslag wegens sociale lasten gebaseerd op de regeling geldend voor vakleerkrachten bij het basisonderwijs. Indien van rijkswege voorschriften worden vastgesteld inzake het toekennen van toelagen, uitkeringen ineens en dergelijke aan vakleerkrachten zijn burgemeester en wethouders bevoegd hiermede bij de bepaling van de subsidie rekening te houden

  • B.

    Een lesuur duurt 45 minuten.

Artikel 4
  • 1.

    Het subsidie wordt verleend voor het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs in het zevende en achtste leerjaar van een openbare school voor basisonderwijs.

  • 2.

    Indien het aantal leerlingen per leerjaar, waarvoor godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt verlangd, meer bedraagt dan hieronder is aangegeven, kan tot de vorming van het daarachter vermelde groepen worden overgegaan en wel voorzover het betreft

    Aantal leerlingen: Aantal groepen:

    41 2

    81 3

    121 4

    161 5

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen, op verzoek van de in artikel1, lid 1, bedoelde instellingen of organisaties, toestaan dat met betrekking tot de groepsvorming wordt afgeweken van de leerlingenschalen, genoemd in het voorgaande lid.

  • 4.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen moet het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs per leerjaar en/of groep worden gevolgd door ten minste 10 leerlingen.

  • 5.

    Voor de bepaling van het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel mogen leerlingen die niet behoren tot de in het eerste lid genoemde leerlingen en/of groepen worden medegeteld, voor zover van gecombineerde klassen of groepen kan worden gesproken en burgemeester en wethouders van oordeel zijn, dat splitsing van deze klassen of groepen met het oog op het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

Artikel 5
  • 1.

    Het verzoek om subsidie moet bij voorkeur in de maand oktober van het lopende schooljaar worden ingediend onder opgave van:

    • a.

      de naam en de bevoegdheden van degenen, die met het geven van het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs belast zijn;

    • b.

      de dagen en de uren waarop en de groepen waarin volgens het lesrooster bedoeld onderwijs wordt gegeven;

    • c.

      het aantal deelnemende leerlingen per leerjaar en/of groep, waarbij ter beoordeling van de vorming van de groepen moet worden uitgegaan van het aantal leerlingen per leerjaar, dat op 1 september van het desbetreffende schooljaar aan het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs deelneemt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de hand van de in het eerste lid bedoelde gegevens voorschotten op het subsidie verstrekken.

  • 3.

    Binnen twee maanden na afloop van het schooljaar verstrekken de in artikel 1, lid 1 bedoelde instellingen of organisaties per school de in artikel 5, lid 1 omschreven gegevens voor de vaststelling van de definitieve vergoeding echter onder vermelding van:

    • a.

      de tijdvakken gedurende welk degenen, die met het geven van godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs belast zijn geweest, hun lessen hebben gegeven;

    • b.

      het aantal wekelijks gegeven lessen, dat gedurende onder a bedoelde tijdvakken is gegeven.

Artikel 6

De instellingen of organisaties, bedoeld in artikel 1, lid 1, plegen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening zo nodig overleg met burgemeester en wethouders en verstrekken hun alle gegevens die deze naar hun oordeel voor deze uitvoering behoeven.

Artikel 7

Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 8

Alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet worden aan de beslissing van burgemeester en wethouders onderworpen.

Artikel 9
  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs”

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 1990.

Vastgesteld in de openbare vergadering

Van de raad der gemeente Sliedrecht op 17 april 1990.

De secretaris, De voorzitter