Organisatie | Beemster |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening burgerinitiatief gemeente Beemster |
Citeertitel | Regeling burgerinitiatief gemeente Beemster |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2014 | artikel 6 en toelichting | 02-12-2014 Gemeenteblad 75064 | R1157525 | ||
10-10-2004 | 16-12-2014 | nieuwe regeling | 22-04-2004 Binnendijks, 28 augustus 2004 | Raadspresidium, 16 maart 2005, nr.6. |
In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde tot plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.
Een burgerinitiatiefvoorstel kan niet worden ingediend over de volgende aangelegenheden:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Beemster d.d. 22 april 2004.
In deze regeling is er voor gekozen de term “burgerinitiatiefvoorstel” te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. De bepaling gaat er van uit dat een burger bij dit middel alleen concrete voorstellen kan indienen bij de gemeenteraad. Een voorbeeld hiervan is het voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open op te stellen.
Uit dit artikel volgt dat het raadspresidium een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde.
De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel.
Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.
In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.
Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen.
Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B3 van de Kieswet. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.
De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Een ander argument is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open. Zo is in de verordening op de raadscommissies het recht van burgers geregeld om bij elk agendapunt het woord te voeren. Ook bij de raadsvergadering bestaat er de mogelijkheid van inspreken. In beide gevallen vindt er echter geen discussie plaats. Desondanks is de uitzondering gerechtvaardigd, omdat (a) het vragenrecht zich in beginsel niet leent voor een uitgebreide procedure als dat van het initiatiefrecht en (b) de beperkende voorwaarden van het initiatiefrecht dat vragenrecht te veel zouden inperken (alléén kiesgerechtigden en minimaal 50 ondersteuningsverklaringen). Tenslotte kunnen burgers een gesprek vragen met de burgemeester of de wethouders.
Voorkomen moet worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop wordt bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.
Aan het verzoek zijn een aantal minimumvereisten gesteld.
Om praktische redenen, zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid, is voorgeschreven dat gebruik moet worden gemaakt van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Voorbeeld van dergelijke formulieren zijn opgenomen in de bijlagen A en B.
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat het raadspresidium het voorstel zo spoedig mogelijk toetst aan de vereisten en een procedurebesluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. De voorlopige agenda van raadsvergadering moet tenminste zeven dagen voor de vergadering zijn uitgegaan naar de leden. Om het raadspresidium in de gelegenheid te stellen deze toetsing te doen is bepaald, dat het verzoek verzoek tenminste 14 dagen voor raadsvergadering moet zijn ingediend.
Het huidige bestuursproces is, dat in de raadscommissie het inhoudelijk debat wordt gehouden.
Artikel 6 is op dit proces ingericht.
Na de formele vaststelling door de raad of het burgerinitiatief in behandeling wordt genomen, wordt het initiatief inhoudelijk behandeld in de daarop volgende vergadering van de raadscommissie. Behandeling in de raadscommissie is in principe 3 weken later en dan direct aan het begin van deze vergadering. Dit laatste is vooral ook in het belang van de initiatiefnemers, de eventuele toehoorders en belangstellenden die de vergadering thuis live volgen.
De besluitvorming over het burgerinitiatief kan op deze avond in de aansluitende raadsvergadering plaatsvinden, als dit onderwerp als een A-punt is aangemerkt. Maar het kan ook zijn, dat deze besluitvorming doorschuift naar een latere raadsvergadering bijvoorbeeld omdat de wens is uitgesproken om eerst nader onderzoek te doen.
Op grond van het achtste lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling zijn dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door het raadspresidium afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit het raadspresidium het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel door de raad zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).
Indien de burgemeester een burgerjaarverslag uitbrengt ligt het voor de hand dat hierin ook de burgerinitiatieven worden vermeld. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivering op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.