Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn |
Citeertitel | Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 en 10a van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35, 36 van de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, hoofdstuk 4, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn, EG-verordening 2204/2002 betreffende toepassing artikelen 8 en 88 EG-verdrag op werkgelegenheidssteun (Pb 2002, nr. 1337)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-01-2012 | 05-01-2012 | Onbekend | 22-12-2011 Apeldoorns Stadsblad, d.d. 04-01-2012 | 131-2011 |
De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college d.d. ;
gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 en 10a van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35, 36 van de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, hoofdstuk 4, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn, EG-verordening 2204/2002 betreffende toepassing artikelen 8 en 88 EG-verdrag op werkgelegenheidssteun (Pb 2002, nr. 1337)
vast te stellen de navolgende Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn.
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
a. wet: de Wet werk en bijstand;
b. IOAW: Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
c.IOAZ: Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
d.college: het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn;
e.raad: de gemeenteraad van de gemeente Apeldoorn;
f. doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 van de wet, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ door de gemeente ondersteuning kan worden geboden;
g. uitkeringsgerechtigde: persoon die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de IOAW of de IOAZ;
h.belanghebbende: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;
i. werknemer: het lid van de doelgroep dat een dienstverband heeft met een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze verordening;
j. ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ;
k. traject: een proces waarbij één of meer re-integratievoorzieningen worden ingezet;
l. re-integratie-voorzieningen: voorzieningen die het college ter beschikking stelt voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;
m. arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeids-overeenkomst wordt gelijk gesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht.
Deze verordening vindt uitdrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de EG-verordening betreffende werkgelegenheidssteun en de beleidsaanbeveling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zoals opgenomen in de Verzamelbrief van april 2004 met kenmerk Intercom/2004/24233, vooral waar het betreft de vormgevingvan de voorziening gesubsidieerde arbeid.
Artikel 3 Opdracht aan het college
Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject, of voor arbeidsinschakeling of voor het bereiken van het doel van een traject of een re-integratie-voorziening.
Indien een alleenstaande ouder een of meer zorgbehoeftige, thuiswonende gehandicapte kinderen, jonger dan 18 jaar bij de voorgeschreven individuele toetsing van de persoonlijke omstandigheden, te kennen geeft de zorgplicht zelf te willen vervullen, dient het college deze wens in te passen binnen het te voeren maatwerk. Het leveren van zorg binnen het eigen gezin kan in deze situatie worden gezien als (onbetaalde) arbeid, voor zover dit is toegestaan binnen de wettelijke mogelijkheden.
Het college dient bij het criterium alleenstaande ouder met kinderen jonger dan 12 jaar, bij het aanbieden van een re-integratietraject zich eerst genoegzaam te overtuigen van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, voldoende scholing en rekening te houden met de belastbaarheid van de alleenstaande ouder.
Artikel 7 Doel van de ondersteuning
Het college kan aan een lid van de doelgroep ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.
Het college kan, voordat besloten wordt tot de inzet van re-integratie-voorziening, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling van belanghebbende.
Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen van de wet, deze verordening of andere bij besluit van het college opgelegde verplichting, kan het college de kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
HOOFDSTUK 3 Re-integratievoorzieningen
Het college kan ondersteuning bieden in de vorm van jobcoaching tijdens een arbeidsovereenkomst of bij proefplaatsing teneinde een voortijdig uitval te voorkomen.
1.Het college kan op aanvraag aan werkgevers, met inachtneming van het gestelde in deze verordening, ten behoeve van de arbeidsinschakeling van leden van de doelgroep een werkgeverssubsidie verlenen, waaronder begrepen een subsidie voor voormalige ID-banen.
2.In nadere regels bepaalt het college welk soort werkgeverssubsidies kan worden aangeboden, onder welke voorwaarden en voor welk bedrag.
1.Het college kan besluiten om een no risk-polis voor de werkgever in te zetten.
2.Deze polis dekt de loonschade welke ontstaat bij ziekte van de werknemer die in dienst is bij die werkgever.
3.De polis kan alleen worden ingezet bij een arbeidsovereenkomst, waarbij de duur minimaal een half jaar is en waarbij de betreffende werknemer geen aanspraak meer heeft op een uitkering op grond van de wet.
Artikel 25 Citeerwijze, inwerkingtreding en intrekking
Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.
Vergelijkbare bepalingen zijn opgenomen in artikelen 34 en 35 van de Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
In de aanhef en dit artikel wordt verwezen naar de EG-verordeningen omdat deze EG-verordeningen voorschrijven dat wanneer sprake is van een gemeentelijke regeling van werkgeverssteun aan bedrijven een verwijzing naar deze verordeningen noodzakelijk is. Aan deze verplichting is hiermee voldaan.
Artikel 3 Opdracht aan het college
Het college heeft de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van re-integratie-voorzieningen, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
Artikel 4 Beleidskader WWB en uitvoeringsplan
Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, verplicht de WWB de raad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van een beleidskader.
Het eerste lid geeft aan dat de raad ter nadere toelichting op de verordening een beleidskader vaststelt. In het tweede lid is aangegeven welke specifieke beleidsonderwerpen in dit kader in ieder geval aan de orde dienen te komen. Het derde lid draagt het college op om jaarlijks een uitvoeringsplan re-integratie vast te stellen en dit ter kennisname aan de raad te zenden.
De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat. Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. In de gemeente Apeldoorn is hiervoor gekozen. Er geldt een sluitende aanpak voor alle nieuwe instroom. Alle belanghebbenden die instromen dienen actief bezig te zijn met hun re-integratie naar werk. Er dient voor gewaakt te worden dat te snel dure of onnodig lange trajecten worden ingezet. Een sluitende aanpak mag niet louter een vangnet zijn maar moet vooral als een trampoline fungeren.
Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft het college de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken. Het vierde en vijfde zijn bij amendement ingevoegd en strekken ertoe de zorg van ouders voor gehandicapte kinderen onder de 18 jaar en jonge kinderen onder de 12 jaar bij de toepassing van de re-integratieverordening, te waarborgen.
De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidskader gebeuren (zie het artikel over beleidskader). Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening budgetplafonds instellen.
De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen, geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.
Bij voorbaat dank, dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidskader of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.
Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Daarnaast kan het college op grond van de Algemene subsidieverordening een of meer subsidieplafonds vaststellen voor de voorzieningen die subsidies inhouden. En op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan het college bij overschrijding van het subsidieplafond een verzoek om subsidie afwijzen.
Artikel 8 Vorm van de ondersteuning
Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere re-integratie-voorzieningen. Re-integratie-voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Re-integratie moet de kortste weg naar arbeid zijn. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek (diagnose) is gebleken dat door de inzet van die voorzieningen het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Bij de toepassing van ondersteuning en inzet van een voorziening moet voorop staan dat een belanghebbende zo snel mogelijk kan uitstromen. Dit ligt besloten in de term “adequaat” in dit artikel. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van de voorziening en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.
Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van re-integratie-voorzieningen zijn. Dit staat geregeld in het derde lid. Ook in dat geval geldt dat de vooziening beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college, dat immers ook verantwoordelijk is voor de efficiënte en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is uiteraard de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het trajectplan door beide partijen wordt ondertekend.
Het vijfde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke
In de meeste gevallen zal voordat tot de inzet van re-integratie-voozieningen wordt besloten een diagnose worden gesteld. Eventueel kan na een zelf verricht onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen.
Het succesvol voltooien van een traject is niet mogelijk zonder de inzet van de uitkeringsgerechtigde. De motivatie ontstaat door het uitzicht op zelfredzaamheid, door het betrekken van de wensen van de klant in het traject, maar ook door (de dreiging) met sancties.
Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Uitkeringsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden.
Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het re-integratietraject gekoppeld worden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten op de belanghebbende worden verhaald, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.
Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten om tegen onwelgevallige beslissingen van de gemeente op te komen. Deze rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
In dit artikel worden expliciet de verplichtingen benoemd die verbonden zijn aan de belanghebbende die een beroep kunnen doen op de bepalingen zoals die in deze verordening zijn genoemd. Een aantal verplichtingen is specifiek verbonden aan de arbeidsinschakeling. In dit artikel wordt een aanvulling gegeven op de verplichtingen die in de verschillende wetten is geregeld.
In sub b wordt aangegeven dat een belanghebbende verplicht wordt om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Het niet nakomen van de verplichtingen in sub a en b van dit artikel kan worden gesanctioneerd op grond van betreffende maatregelenverordening.
De verplichting zoals is genoemd in sub c van dit artikel kan worden gesanctioneerd op grond van de maatregelenverordening. Het is uiteraard de bedoeling dat een belanghebbende als een traject wordt ingezet zich volledig inzet ter uitvoering van dit traject.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn met het oog op de re-integratie van belanghebbende.
De bepalingen uit deze verordening zijn in eerste instantie bedoeld om de arbeidsinschakeling te bewerkstelligen. Een belanghebbende zal het doel van een traject of een re-integratie-voorziening niet in de weg mogen staan. Iedere gedraging die het doel in de weg kan staan, kan worden gesanctioneerd. De betreffende maatregelenverordening voorziet hierin. Bij niet-uitkeringsgerechtigden kan het college in een dergelijke situatie tot terugvordering van de gemaakte kosten besluiten.
Artikel 11 Re-integratievoorzieningen
Dit artikel geeft een opsomming van mogelijke voorzieningen die door het college kunnen worden ingezet.
Het bestaan van schulden kan een succesvolle re-integratie in de weg staan. Het is dan van belang om ook de schuldenpositie te verbeteren of te stabiliseren. Vandaar dat nadrukkelijk in dit artikel is aangegeven dat het instrument van schuldhulpverlening bij de Stadsbank kan worden ingezet binnen een traject.
Directe bemiddeling kan voor een aantal belanghebbenden, die een relatief korte afstand hebben tot de arbeidsmarkt, als voorziening worden ingezet. Een cursus of scholing kan hiermee samengaan. Het doel van matching is om na een korte actie uitstroom te bereiken. Bij deze voorziening moet een gerede kans aanwezig zijn dat een baan kan worden gevonden voor een belanghebbende. De belanghebbende zal normaliter een niet al te grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben.
Er is hierbij geen sprake van een arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft de intentie op de belanghebbende bij goed functioneren na de proefplaatsing een arbeidsovereenkomst te bieden.
Het college kan de werkgever en uitkeringsgerechtigde met een WWB-uitkering ondersteuning bieden in de vorm van een jobcoaching gedurende arbeidsovereenkomst of tijdens de proefplaatsing om voortijdige uitval te voorkomen. Het college bepaald de inzet van de jobcoach.
Scholing betreft educatie op diverse niveaus, of een beroepsgerichte scholing of training die gericht is op het verwerven van functionele vaardigheden voor een specifiek beroep. Dit instrument kan naast andere voorzieningen, maar ook als een zelfstandige voorziening, worden ingezet.
Artikel 16 Individuele Re-integratie Overeenkomst
Een uitgangspunt van het re-integratiebeleid van de gemeente is (het herwinnen van) de eigen zelfredzaamheid van de klant. Het re-integratietraject moet de kortste weg naar arbeidsinschakeling zijn. De belanghebbende kan hiervoor ondersteuning en een voorziening krijgen van de gemeente. Soms heeft een belanghebbende deze ondersteuning nodig, soms heeft hij/zij zelf duidelijke ideeën hoe het snelste kan worden gereïntegreerd. Voor die belanghebbende bestaat sinds 1 februari 2006, de mogelijkheid van het afsluiten van een Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO). Een belanghebbende kan zelf een voorstel van een traject indienen. Het college (gemandateerden) beoordeelt dit verzoek en toetst of het traject bijdraagt aan een succesvolle re-integratie. De tijd die ermee is gemoeid en de investering die het vergt worden hierbij afgewogen. Indien een ander traject naar het oordeel van het college betere mogelijkheden biedt op uitstroom, dan kan afwijzend worden beslist op het verzoek van belanghebbende. In alle gevallen is de kortste weg naar arbeid bepalend.
Het traject kan bestaan uit het inschakelen van een re-integratiebedrijf maar ook het volgen van scholing behoort tot de mogelijkheden. In het geval een belanghebbende wordt begeleid door een geregistreerd re-integratiebedrijf dan wordt in een overeenkomst de afspraken (rechten en plichten) vastgelegd.
Indien uit de diagnose blijkt dat een belanghebbende bepaalde vaardigheden ontbeert of andere kwalificaties moet behalen dan kan de leerwerkstage uitkomst bieden. De leerwerkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt (training on the job). Naast het opdoen van vaardigheden is een doel van de leerwerkstage ook het leren werken in een arbeidsrelatie. Een belanghebbende kan wennen aan aspecten als gezag, werkritme en het samenwerken.
De duur van een leerwerkstage is beperkt tot maximaal een jaar. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. Er is ook geen sprake van een arbeidsovereenkomst. De werknemer zal derhalve rechtens geen loonbetaling kunnen afdwingen.
Het re-integratiebedrijf dient te zorgen voor een werkplek en zal belanghebbende moeten begeleiden. Belanghebbende behoudt tijdens de duur van de stage een bijstandsuitkering.
Direct Werk kan direct na de melding of aanvraag van een uitkering als instrument worden ingezet. Van een belanghebbende wordt verwacht dat gedurende maximaal 36 uur per week lichte productiewerkzaamheden wordt verricht met behouden van uitkering. Tijdens de duur van deze voorziening wordt begeleiding aangeboden. De voorziening kan worden ingezet als een belanghebbende werkritme moet opdoen of behouden. Tevens kan het worden ingezet als diagnose-instrument om de capaciteiten, competenties en werkhouding beter in beeld te brengen. Deelname is verplicht en verzuim heeft tot gevolg dat de uitkering op grond van de betreffende maatregelenverordening van de gemeente Apeldoorn wordt verlaagd.
De voorziening kan gedurende een periode van 26 weken worden ingezet. Deze periode dient zoveel mogelijk aaneengesloten te zijn. Indien een belanghebbende deze periode onderbreekt dan wordt het traject verlengd met de periode die onderbroken is.
Met ingang van 1 januari 2009 is de Participatieplaats opgenomen in de Wet werk en bijstand (artikel 10a). Deze voorziening kende de gemeente Apeldoorn al geruime tijd voor 1 januari 2009 In de wet is nu bepaald dat de gemeente scholing moet aanbieden en ieder half jaar een premie moet gaan verstrekken. In de Re-integratieverordening moet de gemeente regels stellen over de scholing die moet worden aangeboden en de premie die per half jaar moet worden verstrekt.
Een participatieplaats wordt ingezet voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt voor wie de afstand tot een subsidiebaan nog te groot is. Deze voorziening heeft als doelstelling dat een belanghebbende een volgende trede van de participatieladder (bijvoorbeeld de gemeentelijke subsidiebanen) bereikt. De participatieplaats is een vorm van werken met behoud van uitkering waarbij begeleiding wordt geboden onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeente zal ook periodiek moeten toetsen of de participatieplaats nog steeds de juiste en kortste weg is naar reguliere arbeid. Het eerste peilmoment is in ieder geval na 9 maanden na aanvang van het traject. Indien de gemeente tot de conclusie komt dat het traject niet bijdraagt tot de arbeidsinschakeling, dan eindigt het traject na 12 maanden.
De werkzaamheden binnen een participatieplaats zijn additioneel van aard. Additionaliteit houdt in dat het een speciaal gecreëerde functie betreft of een reeds bestaande functie die een uitkeringsgerechtigde alleen met speciale begeleiding kan verrichten.
Indien een belanghebbende niet over een startkwalificatie beschikt, wordt door de gemeente een opleiding of een scholing aangeboden. Dit moet een gepast instrument zijn. Het kan zijn dat een belanghebbende niet de capaciteiten heeft om scholing te volgen, of dat de scholing redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling. Ook als een belanghebbende een andere problematiek ondervindt die het volgen van scholing belemmert, kan worden afgezien van het aanbieden van scholing. In de toelichting op de wet wordt bijvoorbeeld gesproken over verslavingsproblematiek. De wet lijkt het aanbieden van scholing dwingend voor te schrijven. Echter, het college zal in alle gevallen moeten beoordelen of scholing wel een gepast en adequaat middel is om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Het is dus denkbaar dat het college een andere voorziening dan scholing aanbiedt om de afstand te verkleinen.
De duur van een participatieplaats is in beginsel twee jaar. Als gebleken is dat belanghebbende toch niet de volgende stap kan zetten op de participatieladder, kan worden overwogen om de participatieplaats te verlengen met maximaal tweemaal een jaar. Dit mag echter geen automatisme zijn omdat de duur immers zo kort mogelijk dient te zijn. Het streven is om belanghebbende binnen de reguliere duur van de participatieplaats eerder de volgende stap te laten maken.
Indien de participatieplaats wordt verlengd dan dient het te gaan om andere werkzaamheden bij een andere werkgever. Zo wordt voorkomen dat de participatieplaats een doel op zich gaat vormen in plaats van een middel met als doel mensen te laten terugkeren naar de arbeidsmarkt.
Onder de belanghebbenden bevinden zich ook mensen die een (zeer) grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt waarbij niet direct een traject gericht op arbeid kan worden ingezet. Sociale activering is voor deze mensen de eerste stap richting een op werk gericht traject. Als deze niet haalbaar is, moet worden voorkomen dat deze mensen buitengesloten raken, en wel blijven participeren in het maatschappelijk verkeer. Voor een deel van de belanghebbenden kan sociale activering de eerste stap zijn naar een reguliere baan.
Onder de WWB zijn deze subsidies geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente rond subsidies komt in bijbehorende regeling tot uitdrukking.
Tevens wordt daarin de voorzetting geregeld van de subsidiëring van bestaande dienstbetrekkingen aan werkgevers als bedoeld in het besluit ID, zoals deze regeling laatstelijk luidden op 31 december 2003 en sindsdien is vervallen. Sedertdien is geen nieuwe instroom in de ID-baan meer mogelijk.
Het college kan besluiten een het inzetten van een No risk-polis. De No risk-polis is een verzekeringspolis welke is afgesloten door de gemeente Apeldoorn. De polis kan ingezet worden als instrument voor de werkgever. Hij dekt de loonschade welke ontstaat bij ziekte van de werknemer die in dienst is bij betreffende werkgever. Voorwaarden voor inzet zijn een arbeidsovereenkomst van minimaal een half jaar waar in de klant geen aanspraak meer maakt op een bijstandsuitkering. De polis wordt ingezet onder voorwaarden van de verzekeraar
Op grond van dit artikel is het mogelijk voor het college beslissingen te nemen in situaties waarin deze verordening niet voorziet dan wel in situaties waarin een strikte toepassing tot onbillijkheden zou leiden. Vanzelfsprekend moet er sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden.
Vanaf inwerkingtreding van deze verordening kunnen er geen opstapbanen en werkervaringsbanen meer worden ingezet, noch kan er een premie worden verleend.
Verlenging van deze banen zijn niet meer mogelijk.
Personen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening recht hadden op een premie op grond van de Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn 2008 behouden het recht op deze premie.