Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2012 |
Citeertitel | Verordening Precariobelasting 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen en heffingen |
Externe bijlagen | Tarieventabel behorende bij de verordening Precariobelasting 2012 exb-2017-11641 |
Wanneer en hoe worden kosten berekend wanneer men gebruik maakt van bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijnde eigendommen ?
Artikel 216 Gemeentewet
Uitvoeringsregeling Precariobelasting Zwolle
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-06-2012 | 01-04-2012 | 01-01-2013 | wijziging tarieventabel artikel 9 | 04-06-2012 De Peperbus 13 juni 2012 | gb 2012-06.04 |
01-01-2012 | 01-04-2012 | nieuwe regeling | 12-12-2011 De Peperbus 21-12-2011 | gb 1-2011.187 |
Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2012.
Voor de toepassing van deze verordening en van de daarbij behorende tarieventabel wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
Artikel 2 Aard van de heffing en belastbare feiten
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
Artikel 4 Tarieven en berekening van de belasting
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar eindigt wordt, ten aanzien van de belasting waarvoor in de tarieventabel uitsluitend jaartarieven zijn opgenomen, ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten als na de beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in dat jaar overblijven.
Voor de berekening van de belasting worden geen andere eenheden van tijd gehanteerd dan die welke in de tarieventabel zijn vermeld. Ten aanzien van de nummers in de tabel achter welke meer dan één eenheid is opgenomen wordt uitgegaan van voor de belastingplichtige meest gunstige wijze van berekening van de belasting.
Indien na het opleggen van een aanslag of het verzenden van een nota aannemelijk wordt gemaakt, dat het belastbare feit zich slechts gedurende een gedeelte van het voor de berekening van de belasting in aanmerking genomen heffingstijdvak voordoet of zal voordoen, wordt op verzoek ontheffing verleend, indien deze € 9,00 of meer bedraagt en voorzover het betreft:
Artikel 7 Tijdstippen van verschuldigdheid en termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen met een totaalbedrag kleiner dan of gelijk aan € 50,00 worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet of nota is vermeld.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen/nota's dan wel op één aanslagbiljet of nota verenigde aanslagen/nota’s met een totaalbedrag groter dan € 4.500,00 worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet of nota is vermeld.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen/nota's dan wel op één aanslagbiljet of nota verenigde aanslagen/nota’s met een bedrag groter dan € 50,00 dan wel kleiner dan of gelijk aan € 4.500,00 worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet of nota is vermeld en de volgende termijnen telkens twee maanden later.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van artikel 7, vierde lid van deze verordening moeten de belastingen als vermeld onder nummers 5 en 6 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met een bedrag groter dan € 50,00 dan wel kleiner dan of gelijk aan € 4.500,00 worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet of nota is vermeld en de volgende termijnen telkens drie maanden later.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van artikel 7, vierde lid van deze verordening moeten de aanslagen/nota's worden betaald in acht gelijke termijnen indien het bedrag van de aanslag/nota, dan wel het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet of nota verenigde aanslagen/nota's, groter is dan € 50,00 en kleiner is dan of gelijk is aan € 4.500,00 zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige worden afgeschreven. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet of nota is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.
Het bepaalde in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 inzake de verlening van kwijtschelding vindt geen toepassing op de invordering van deze belasting.