Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oost Gelre

Maatregelen- en handhavingsverordening IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoke

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oost Gelre
Officiële naam regelingMaatregelen- en handhavingsverordening IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoke
CiteertitelMaatregelen- en handhavingsverordening IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhooek 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wet IOAW art. 20, 35, 40
  3. Wet IOAZ art. 20, 35, 40

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2015nieuwe regeling

20-12-2011

Elna / Groenlose Gids 29-12-2011

20-12-2011/9

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Oost Gelre;   gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2011;   gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en c,  artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede  artikel 35, eerste lid, onderdeel b  en c , artikel 20, eerste lid IOAZ en artikel 40 van de IOAW en IOAZ; Besluit:   vast te stellen de   Maatregelen – en Handhavingverordening IOAW en IOAZ Sociale Dienst Oost Achterhoek  2012

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Algemene bepalingen

Op grond van artikel 40 van de IOAW/IOAZ treedt het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek op basis van een gemeenschappelijke regeling  in de plaats van de betrokken colleges van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

1. Deze verordening verstaat onder:

a. IOAW:  Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

b. IOAZ:  Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

c. De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

d. Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

e. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

f. Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel  20, eerste lid;

g. Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 van de IOAW/IOAZ;

h. Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking,  alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

i. Het college: het college van burgemeester en wethouders;

j. Het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;

2. Alle begrippen, die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis  als in de IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 Het opleggen van een maatregel

1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college  een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting schendt, wordt overeenkomstig deze  verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college en zijn ambtenaren  misdraagt.

2. Het eerste lid  is gelijkelijk van toepassing op belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 4 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 5 Hoogte en duur van de maatregel

1. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van  de gedraging, de mate waarin belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

2. Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

3. De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 8, tweede lid.

Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval  vermeld:

a. de reden van de maatregel;

b. de duur van de maatregel;

c. het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd;

d. het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd;

e. indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 7 Horen van belanghebbende

1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld hierover, mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze naar voren  te brengen.

2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten als:

a. De vereiste spoed zich daartegen verzet;

b. De belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

c. De belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college  of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van de  IOAW/IOAZ;

d. Het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 8 Afzien van het opleggen van een maatregel

1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel  als:

a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

b. de gedraging meer dan een jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel als  het  daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

3. Als het college afziet van het opleggen van een maatregel ontvangt de belanghebbende daarvan een schriftelijk besluit. 

 

Artikel 9 Ingangsdatum maatregel

1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende  uitkeringsnorm.

2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.  

Hoofdstuk

Artikel 10 Samenloop van gedragingen

Als er gedurende eenzelfde periode sprake is van meerdere maatregelwaardige gedragingen wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 11

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ anders dan de verplichting in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën

1. Eerste categorie:

a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het  UWV werkbedrijf  of het niet  tijdig laten verlengen van de registratie;

b. het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan de administratieve verplichtingen in verband met het recht op uitkering en de daaraan verbonden plicht tot arbeidsinschakeling;

c. het niet vermelden van het verrichten van vrijwilligerswerk.

2. Tweede categorie:                                                                                                                                                                           

a. het in de periode voorafgaand aan de uitkering en/ of in de periode gedurende de uitkering niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

c. het zonder toestemming op vakantie gaan dan wel later terugkeren van vakantie terwijl men niet is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.

3. Derde categorie:

a. het zich  gedragen en/of kleden  op een wijze die de inschakeling in arbeid belemmert;

b. het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het  college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling waaronder begrepen sociale activering.

4. Vierde categorie:

a. het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid;

b. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

c. het door eigen toedoen of schuld ervoor zorgen dat een traject  op basis van een trajectplan wordt beëindigd .

Artikel 12 De hoogte en duur van de maatregel

1. Onverminderd artikel  4, eerste lid wordt de maatregel  bepaald op:

a. 5%  van  de uitkeringsnorm, gedurende 1 maand, bij gedragingen van de eerste categorie;

b. 20% van de uitkeringsnorm, gedurende 1 maand, bij gedragingen van de tweede categorie;

c. 50% van de uitkeringsnorm,gedurende 1 maand, bij gedragingen van de derde categorie;

d. 100% van de uitkeringsnorm,gedurende 1 maand,  bij gedragingen van de vierde categorie.  

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de Inlichtingenplicht

Artikel 13 Onjuiste en/of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

1. Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering wordt een maatregel opgelegd van 5% van de uitkeringsnorm. Hieronder valt tevens het niet tijdig verstrekken van gegevens die van belang zijn voor het verlenen van een uitkering;

2. Bij toepassing van artikel 13 IOAW/IOAZ, eerste lid  dient als onverwijld te worden verstaan: bij het eerste of eerstvolgende mutatieformulier, indien dit niet van toepassing is, voor de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ, eerste lid zich heeft voorgedaan.

Artikel 14 Onjuiste en/of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

1. Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering wordt de maatregel  vastgesteld op 50% van het uitkeringsbedrag gedurende 1 maand.

2. Het college kan afwijken van de hoogte en duur van de maatregel op grond van dringende redenen;

3. Als  het benadelingbedrag boven de aangiftegrens  van het Openbaar Ministerie ligt, wordt  aangifte gedaan en wordt in eerste instantie de strafmaat aan Justitie  overgelaten. Derhalve geen maatregel.

4. Bij het uitblijven van een strafrechtelijke sanctie moet alsnog een maatregel worden opgelegd.

Artikel 15 Waarschuwing

Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing, tenzij:

a. het niet of niet behoorlijk  nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven;

b. het te laat verstrekken  van inlichtingen gevolgen heeft (gehad) voor het recht op uitkering of de hoogte daarvan.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 16 Misdragingen

1. Als een belanghebbende zich heeft misdragen tegenover het college  of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, wordt een maatregel opgelegd van 50% van de uitkeringsnorm, gedurende 1 maand.

2. Onder   misdraging tegenover het bestuur of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ wordt onder anderen verstaan:

a.  verbaal geweld;

b. Discriminatie;

c.  intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

d. Zaakgericht fysiek geweld  (vernielingen);

e.  Mensgericht  fysiek ;geweld;

f. Overige/ combinatie van agressievormen

3.  De duur van de maatregel wordt verdubbeld, als de belanghebbende zich binnen een periode van twee jaar na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een als verwijtbaar aan te merken gedraging als bedoeld in het eerste lid. Met een besluit waarmee een maatregel  is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel  6, tweede lid.

Hoofdstuk 5 Het handhavingsbeleid

Artikel 17 Het handhavingsbeleid

Het college biedt tweejaarlijks een handhavingsplan aan de gemeenteraden aan met daarin het te voeren beleid  op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de IOAW en IOAZ en de te verwachten resultaten.

Hoofdstuk 6 Citeertitel

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als   “Maatregelen- en Handhavingsverordening IOAW en IOAZ  Sociale Dienst Oost Achterhoek  2012”

Artikel 19 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op  1 januari 2012

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2011,

de raadsgriffier,

J. Vinke

de voorzitter,

mr. drs. H.W.M. Heijman