Organisatie | Zoetermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent openbare orde en veiligheid (Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer) |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-12-2020 | afdeling 10, artikel 2:48, 2:49a, 6:1a, bijlage 3 | 14-12-2020 | |||
06-08-2020 | 18-12-2020 | artikel 4:9, 4:10, 4:11, 4:12, 4:13, 5:16 | 13-07-2020 | ||
20-01-2020 | 06-08-2020 | artikel 6:1a, bijlage 3 | 16-12-2019 | ||
16-01-2020 | 20-01-2020 | artikel 1:1, 1:3, 2:1, 2:5a, 2:4, 2:15, 2:22a, 2:36, 2:43, 2:46, 2:52, 3:5, 4:5, 4:15, 4:16, 5:1, 5:11, 5:13, 5:17, 5:20, 5:21, 5:22, 5:23a, afdeling 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 8A, 9, 10, 11, 12, 13, 5, 1, 5, 7, hoofdstuk 2, 5, ondertekening, bijlage 1, 2 | 16-12-2019 | Raadsbesluit 0637498533 | |
08-08-2019 | 16-01-2020 | artikel 2:39, 3:9, 4:8a | 15-07-2019 | 0637371265 | |
11-04-2019 | 08-08-2019 | artikel 5:23a | 18-03-2019 | 0637344488 | |
10-12-2018 | 11-04-2019 | artikel 1:1, 1:2, 1:6, 1:7, 1:9, 2:1, 2:2, 2:3, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:8, 2:9, 2:20, 2:22, 2:25, 2:29, 2:31, 2:32, 2:33, 2:34, 2:35, 2:36, 2:36a, 2:37, 2:38, 2:39, 2:40, 2:42, 2:43, 2:44, 2:48, 2:49, 2:50, 2:51, 2:52, 2:53, 2:54, 2:55, 3:10, 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:5, 4:15, 4:16, 4:18, 4:19, 5:1, 5:2, 5:3, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:18, 5:19, 5:20, 5:21, 5:22, 5:24, 5:25, 6:5 | 05-11-2018 | 0637344488 | |
05-12-2018 | 10-12-2018 | artikel 2:15a, 2:15b, 2:15c | 05-11-2018 | 0637310609 | |
03-12-2018 | 05-12-2018 | artikel 1:10, 2:13, 2:36, 2:44, 2:47, 2:52c, 5:16, 5:23a, 6:1 | 05-11-2018 | ||
15-02-2018 | 03-12-2018 | artikel 2:37a | 29-01-2018 | 2017-004258 | |
25-01-2018 | 15-02-2018 | artikel 1:2, 1:3, 1:6, 1:7, 1:8, 1:9, 1:10, 2:5, 2:6, 2:7, 2:13, 2:32, 2:35, 2:36, 2:43, 2:52, 4:5, 4:14, 5:5, 5:11, 5:15, 5:16, 5:17, 6:4 | 18-12-2017 | 2017-004245 | |
01-01-2018 | 25-01-2018 | artikel 2:6, 5:19 | 18-12-2017 | 2017-004973/2016-008082 | |
31-08-2017 | 01-01-2018 | artikel 2:25, 2:27 | 03-04-2017 | DOC-2017-000191 | |
31-08-2017 | 31-08-2017 | artikel 2:28 | 28-11-2016 | DOC-2016-004987 | |
31-08-2017 | 31-08-2017 | artikel 2:7, 2:25, 2:29, 2:30, 2:30a, 2:43, 4:1, 4:3, 4:10, 4:16, 5:10, 5:19 | 23-05-2016 | DOC-2016-001696 | |
22-05-2015 | 25-08-2017 | art. 1:1, 1:6, 1:9, 2:1, 2:2, 2:4, 2:5, 2:6, 2:7, 2:31, 2:32, 2:33, 2:34, 2:35, 2:36, 2:36a, 2:37, 2:38, 2:38a, 2:43, 2:44, 2:46, 2:47, 2:51, 2:52, 2:53, 2:54, 2:55, 4:5, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:9, 5:10, 5:11, 5:16, 5:24, 5:25, afdeling 13, toelichting | 13-04-2015 | DOC-2014-004969 | |
11-01-2014 | 22-05-2015 | Toevoeging artt. 2:22a en 2:22b | 16-12-2013 Zoetermeer Dichtbij, 27 december 2013 | DOC-2013-002809 | |
15-06-2013 | 16-01-2014 | Wijziging art. 2.41 | 21-05-2013 Zoetermeer Dichtbij, 31 mei 2013 | BIZ 2013-000162 | |
01-11-2012 | 15-06-2013 | art. 2:42, 4:15 | 15-10-2012 Onbekend. | Onbekend. | |
28-10-2010 | Nieuwe regeling | 11-10-2010 Postiljon, 14 oktober 2010 | 100490 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing als beslist wordt op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid, artikel 2:7, eerste lid of een vergunning als bedoeld in artikel 4:10, eerste lid.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
HOOFDSTUK 2. Openbare orde en veiligheid, gezondheid en milieu
Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 4 x 24 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Artikel 2:5a Uitstallingenverbod Stadshart
Het Stadshart in de zin van dit artikel omvat de volgende straten: Buitenom, Burgemeester van Leeuwenpassage, Westwaarts, Burgemeester Wegstapelplein, Brusselstraat, Plaats, Hogerop, Het Rond, Promenade, Promenadeplein, Warande, Driekant, Noordwaarts, Stadhuisplein, Oostwaarts en Zuidwaarts; zoals in geel aangegeven op de kaart in de met dit artikel verbonden bijlage ‘Stadshart’.
Artikel 2:6 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaaneen weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden meer dan een meter buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, meer dan een meter buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2:9 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden vermeld, naast de gegevens die op basis van het aanvraagformulier worden gemeld, de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Artikel 2:15 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
Artikel 2:15a Exploitatie horecabedrijf
Artikel 2:15b Indieningsvereisten exploitatievergunning
De ondernemer dient de exploitatievergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 2:19 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:17 of ingevolge een op grond van artikel 2:18 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Artikel 2:20 Handel in horecabedrijven
De exploitant van een horecabedrijf staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
alcoholhoudende drank, horecabedrijf, horecalokaliteit, inrichting, paracommerciële rechtspersoon, sterke drank, slijtersbedrijf en zwak-alcoholhoudende drank, dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:23 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
openbare weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
Artikel 2:26 Indieningsvereisten exploitatievergunning speelautomatenhal
De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:
De burgemeester beslist binnen zestien weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste zestien weken worden verdaagd.
Artikel 2:28 De exploitatievergunning voor een speelautomatenhal
In de vergunning wordt de naam van de beheerder/worden de namen van de beheerders vermeld. De vergunning wordt verleend voor maximaal 15 jaar. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:
§ de openingstijden van de speelautomatenhal,
§ het toezicht in de speelautomatenhal,
§ het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld,
Artikel 2:30 Intrekkingsgronden
De burgemeester kan de vergunning onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 intrekken, indien:
de exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit de speelautomatenhal, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn speelautomatenhal strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
Artikel 2:34 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen
Artikel 2:36 Gebruik van drank of softdrugs
Het is verboden op of aan de weg, op het openbaar water of in een voor publiek toegankelijk gebouw lachgas en/of middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben als dit gepaard gaat met gedrag dat de openbare orde verstoort, het woon- en leefklimaat aantast of anderszins overlast veroorzaakt.
Het is verboden op door de burgemeester aangewezen wegen of weggedeelten lachgas en/of middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:36a Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:37a Instrument woonoverlast
Als de burgemeester naar aanleiding van een schending van de zorgplicht zoals verwoord in de leden 1 en 2 van dit artikel een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang oplegt kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.
Artikel 2:38 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:40 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke
Het is verboden zich op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of een bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:41 Loslopende honden
De verboden in het eerste lid, aanhef en onder a en b, zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.
Het is verboden om al dan niet gebruikmakend van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een motorvoertuig op of aan de weg tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen, dan wel tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door een ambtenaar van politie in het belang van de openbare orde of veiligheid is aangezegd dat dit moet worden beëindigd.
Artikel 2:49a Verbod carbidschieten
Het verbod van lid één en van lid twee geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:50 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan op basis van artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:35, 2:36, 2:37 of artikel 2:38 van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:51 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan op basis van artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:52c Toezicht op openbare gebouwen
De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw, niet zijnde een openbare inrichting of seksinrichting, of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceel gedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de (hoofd)toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende er, het perceel of perceelsgedeelte of de ruimte. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, Aruba, Curacao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
§ hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer;
§ bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
§ de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
§ de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
§ de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3:10 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:12 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:12, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:4 uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd. Voor dagen voorafgaand aan een werkdag dient het ten gehore brengen van extra muziek uiterlijk om 23.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:4 niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste één week voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste één week voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2,17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten. Voor dagen voorafgaand aan een werkdag dient het ten gehore brengen van extra muziek uiterlijk om 23.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:4 Onversterkte muziek
1.Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18 lid 1f en lid 5 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:7 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:8 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen die vermeld staan op het door het college vastgestelde overzicht monumentale en herdenkingsbomen Zoetermeer, en/of staan in door het college aangewezen beschermde stadsgezichten, alsmede houtopstanden die eigendom zijn van de gemeente.
Artikel 4:11 Aanvraag vergunning
De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 4:12 Zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is:
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen, als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is de verplichting opleggen om:
Artikel 4:13 Bestrijding boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van insecten die boomziekten verspreiden of hinderlijk zijn voor mensen is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:15 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen dergelijke
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:16 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht, waardoor hinder ontstaat voor de omgeving of wanneer de handelsreclame ontsierend of hinderlijk is gelet op het door de raad vastgestelde beleid voor buitenreclame.
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 5:8 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:10 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden fietsen of bromfietsen buiten de daarvoor bestemdeparkeervoorzieningen te laten staan op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de gezondheid, aangewezen weg of weggedeelte.
Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:19 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:20 Ligplaats vaartuigen
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening bescherming landschap en natuur Zuid-Holland.
Artikel 5:23 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, BOETE-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:1a Bestuurlijke boete overlastfeiten openbare ruimte
Overtreding door een natuurlijke persoon of een rechts-persoon van het bij of krachtens het de volgende artikelen bepaalde of de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen kan worden beboet met een bestuurlijke boete:
2:4, lid 1; 2:4, lid 4; 2:5, lid 1; 2:6, lid 1; 2:7, lid 1; 2:8, lid 1; 2:8, lid 2; 2:9; 2:11, lid 1a; 2:11, lid 1b; 2:13, lid 1; 2:14; 2:15a, lid 1; 2:16, lid 1; 2:17, lid 2; 2:18, lid 2; 2:19; 2:20; 2:21; 2:25, lid 1; 2:30a, lid 2; 2:30a, lid 3; 2:31, lid 1; 2:31, lid 2; 2:32, lid 1; 2:32, lid 2; 2:32, lid 5; 2:33, lid 1; 2:35, lid 1.a; 2:35, lid 1.b; 2:36, lid 1; 2:36, lid 4; 2:36, lid 5; 2:37, lid 1; 2:37, lid 2; 2:38; 2:38a, lid 1; 2:38a, lid 2; 2:39, lid 1; 2:39, lid 2; 2:39, lid 3; 2:40; 2:41, lid 1a; 2:41, lid 1b; 2:41, lid 1c; 2:42, lid 1; 2:42, lid 5; 2:42, lid 6; 2:43, lid 2; 2:43, lid 3; 2:43, lid 4; 2:44, lid 1; 2:47, lid 1; 2:47, lid 2; 2:49, lid 1; 2:49, lid 2; 2:49a lid 1; 2:49a, lid 2;2:52c, lid 4; 2:52c, lid 5; 3:9, lid 1; 3:9, lid 2; 3:10, lid 1; 4:5, lid 1; 4:5a; 4:6; 4:7; 4:8; 4:8a, lid 2; 4:15, lid 1; 4:15, lid 2; 4:16; 4:18, lid 1; 5:2, lid 1; 5:2, lid 2; 5:3, lid 1; 5:4, lid 1; 5:5, lid 1; 5:6, lid 1; 5:7, lid 1; 5:8, lid 1; 5:9, lid 1; 5:10, lid 1; 5:10, lid 2; 5:10, lid 3; 5:11, lid 1; 5:13, lid 1; 5:13, lid 2; 5:16, lid 1; 5:19, lid 1; 5:20, lid 1; 5:23, lid 1; 5:23a, lid 2; 5:23a, lid 3; 5:24, lid 1; 5:24, lid 2; 5:25, lid 1; 5:26, lid 1.
Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een natuurlijke persoon die twaalf, dertien, veertien of vijftien jaar oud is, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift gehalveerd.
De op te leggen bestuurlijke boete kan worden verdubbeld, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, is geconstateerd en de bestuurlijke boete voor de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De Algemene wet op het binnentreden is daarbij van toepassing.
Deze verordening treedt twee weken na de bekendmaking ervan in werking tenzij een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan.
Bijlage 3 als bedoeld in artikel 6:1a Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte