Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze Verordening wordt verstaan onder:
- a.
Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;
- b.
College: college van burgemeester en
wethouders
- c.
Verordening: Verordening maatschappelijke
ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord;
- d.
Besluit: het Besluit maatschappelijke
ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord dat door het college wordt
vastgesteld en waarin nadere regels en bedragen zijn
opgenomen;
- e.
Beleidsregels: de Beleidsregels
maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord;
- f.
AWBZ: Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten;
- g.
Regio Nieuwe Waterweg Noord (NWN): de
gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen;
- h.
Uitvoeringsorganisatie: de organisatie die
belast is met het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte en
de noodzaak tot compensatie en met het verlenen van
voorzieningen zoals bedoeld in deze Verordening;
- i.
Compensatieplicht: de plicht van het college
aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een
psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie
van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en
maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen
een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de
woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en
medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden
aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het college de
plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag
gelden en dat in het individuele geval maatwerk is;
- j.
Aanvraag: een schriftelijk verzoek van een
belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere
voorzieningen in het kader van deze verordening.
- k.
Belanghebbende: een persoon die voor zichzelf
of, met behulp van een machtiging door een ander, een aanvraag
indient of laat indienen.
- l.
Psychosociaal probleem: een situatie van
verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan
deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door
problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, met zijn
sociale omgeving.
- m.
Algemene voorziening: een voorliggende
voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te
gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1
van de Wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de
voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of
te gebruiken is;
- n.
Algemeen gebruikelijke voorziening: een
voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een
beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen
verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan
vergelijkbare producten;
- o.
Collectieve voorziening: een voorziening die
individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen
tegelijk wordt gebruikt, zoals het collectief aanvullend
openbaar vervoer;
- p.
Voorliggende voorziening: een voorziening die
normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld
is voor iedereen die daar behoefte aan heeft;
- q.
Wettelijk voorliggende voorziening; een
voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan
ingevolge de Wmo, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk
bereikt kan worden.
- r.
Individuele voorziening: een voorziening die
ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de Wet
wordt verstrekt en waarop alle regels van de wet van toepassing
zijn;
- s.
Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied
van het voeren van het huishouden voor alle leden van een
leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te
zorgen.
- t.
Voorziening in natura: een voorziening in het
kader van deze Verordening die in eigendom, bruikleen, huur,
lease of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt
verstrekt;
- u.
Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, als
alternatief voor een voorziening in natura;
- v.
Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge
deze Verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die
aan het college verantwoording over de besteding van het
persoonsgebonden budget verschuldigd is;
- w.
Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming
in de kosten van een voorziening, al dan niet forfaitair of
gemaximeerd, welke kan worden afgestemd op het inkomen van de
belanghebbende;
- x.
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten:
een door het college vast te stellen bijdrage, die bij
respectievelijk een voorziening in natura, een persoonsgebonden
budget (een eigen bijdrage) en een financiële tegemoetkoming
(een eigen aandeel) betaald moet worden;
- y.
Besparingsbijdrage: een door de
belanghebbende te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat
ten gevolge van de verlening van een voorziening door de
belanghebbende wordt bespaard omdat deze voorziening een
algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan
vervangen;
- z.
Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens
de Wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de
kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk
te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;
- aa.
Instandhoudingskosten: alle kosten die
betrekking hebben op het in stand houden van de voorzieningen
genoemd in deze Verordening;
- bb.
Huisgenoot: een ieder met wie de
belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning
bewoont;
- cc.
Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg
verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de
Wet;
- dd.
Hoofdverblijf: de plaats waar een persoon
daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.
- ee.
Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte van een
gebouw, bestemd voor bewoning, niet behorende tot de
onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van
de belanghebbende vanaf de toegang van het gebouw te
bereiken;
- ff.
Raad van Advies: een vertegenwoordiging van
de doelgroep personen met beperkingen uit de gemeenten
Maassluis, Schiedam en Vlaardingen.
Artikel 2 Weigeringsgronden
- 1.
Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:
- a.
de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is,
tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te
bereiken resultaat;
- b.
de te verstrekken voorziening als de goedkoopst
compenserende voorziening aan te merken is;
- c.
deze in overwegende mate op het individu is gericht.
- 2.
Een voorziening kan worden geweigerd:
- a.
indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;
- b.
indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeenten
Schiedam, Vlaardingen of Maassluis;
- c.
voor zover de voorziening betrekking heeft op een hoger
niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale
woningbouw;
- d.
indien de belanghebbende zelf volledig of gedeeltelijk de
capaciteit heeft om in maatregelen te
voorzien;
- e.
voor zover er aan de zijde van de belanghebbende geen sprake
is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de
situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen in
zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;
- f.
voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de
belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of
het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na
te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als
goedkoopst compenserend aan te merken valt;
- g.
voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag
betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige
wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale
afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken
is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening
verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet
aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij
belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de
veroorzaakte kosten;
- h.
indien op grond van andere wet- of regelgeving, een
afgesloten verzekering of anderszins, aanspraak op de
gevraagde voorziening bestaat.
- 3.
Geen individuele voorziening wordt toegekend indien een collectieve
of algemene voorziening beschikbaar en bruikbaar is en leidt tot een
resultaat dat als compensatie mag gelden.
Artikel 3 Besluit en Beleidsregels
Ter uitwerking van het bepaalde in deze Verordening stelt het college
het Besluit en de Beleidsregels vast.
Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 4 Verstrekkingswijzen
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als
financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget.
Artikel 5 Inhoud beschikking voorziening in natura
- 1.
Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de
beschikking vastgelegd:
- a.
welke de te treffen voorziening is;
- b.
wat de duur van de verstrekking is;
- c.
hoe de voorziening in natura verstrekt wordt; en
- d.
of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is
geregeld.
- 2.
Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de
beschikking opgenomen.
Artikel 6 Inhoud beschikking financiële tegemoetkoming
- 1.
Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële
tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:
- a.
voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd
is;
- b.
wat de duur van de verstrekking is;
- c.
wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is;
- d.
of de hoogte van de financiële tegemoetkoming is afgestemd op het
inkomen van de belanghebbende; en
- e.
of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is
geregeld.
- 2.
Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de
beschikking opgenomen.
Artikel 7 Overwegende bezwaren persoonsgebonden budget
Het college legt in het Besluit vast in welke situaties sprake is van
overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt
wordt.
Artikel 8 Inhoud beschikking persoonsgebonden budget
- 1.
Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een
persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:
- a.
voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt
moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan
bij de besteding voldaan moet worden;
- b.
wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang
tot stand is gekomen;
- c.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden
budget bedoeld is;
- d.
welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het
persoonsgebonden budget.
- 2.
Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de
beschikking opgenomen.
Artikel 9 Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage
- 1.
Het college legt in het Besluit en in de Beleidsregels vast bij
welke voorzieningen een eigen bijdrage of een eigen aandeel
verschuldigd is en wat de hoogte hiervan is.
- 2.
Het college legt in het Besluit en in de Beleidsregels vast bij
welke voorzieningen een besparingsbijdrage verschuldigd is en wat de
hoogte hiervan is.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 10 Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college te verstrekken voorziening, ter compensatie van
beperkingen bij het voeren van een huishouden, kan bestaan uit:
- a.
een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het
huishouden;
- b.
hulp bij het huishouden in natura;
- c.
een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het
huishouden.
Artikel 11 Weigeringsgrond
De in artikel 10 genoemde voorziening kan worden geweigerd als tot de
leefeenheid waar een persoon met een beperking, een chronisch psychisch
of een psychosociaal probleem deel van uitmaakt, een of meer huisgenoten
behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten
(gebruikelijke zorg).
Artikel 12 Omvang van de hulp bij het huishouden
De omvang van hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren per week,
zoals nader is uitgewerkt in het Besluit en de Beleidsregels.
Artikel 13 Omvang van het persoonsgebonden budget
De bedragen die per uur in de vorm van een persoonsgebonden budget
worden verstrekt zijn vastgelegd in het Besluit en de
Beleidsregels.
Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen
Artikel 14 Vormen van woonvoorzieningen
De door het college te verstrekken woonvoorziening, ter compensatie van
beperkingen bij het normale gebruik van de woning, kan bestaan uit:
- a.
een algemene woonvoorziening;
- b.
een woonvoorziening in natura;
- c.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een
woonvoorziening;
- d.
een financiële tegemoetkoming in de kosten van een
woonvoorziening.
Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 14 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen
bestaan uit:
- a.
een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;
- b.
een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;
- c.
een niet bouwkundige of niet woontechnische
woonvoorziening;
- d.
instandhoudingskosten met uitzondering van de
verzekeringen;
- e.
Artikel 16 Primaat van de verhuizing
- 1.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel
5 en 6 van de Wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15
onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen het
normale gebruik van de woning belemmeren.
- 2.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel
5 en 6 van de Wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15
onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het
eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de
goedkoopst compenserende voorziening is.
- 3.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel
5 en 6 van de Wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel
15, onder e. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een
gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen
het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze
persoon tot rust kan komen.
- 4.
Het college kan een financiële tegemoetkoming in verhuis- en
inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15, onder a. verstrekken
aan een persoon die op verzoek van het college, ten behoeve van een
persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 5 en
6 van de Wet een ingrijpend aangepaste woonruimte, bestemd voor
permanente bewoning, heeft ontruimd.
Artikel 17 Losse woonunit
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of
een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van
een verhuurder die bereid is de aangepaste woning blijvend ter
beschikking te stellen van personen die op basis van beperkingen
behoefte hebben aan een dergelijke woning, kan het college een
herplaatsbare losse woonunit verstrekken.
Artikel 18 Uitsluitingen
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen
van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters,
tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en
specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat
betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die
bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen
kunnen worden.
Artikel 19 Hoofdverblijf
- 1.
Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de belanghebbende
zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de
voorziening wordt getroffen.
- 2.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een
woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één
woonruimte indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een
AWBZ-instelling.
- 3.
De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente
waar de aan te passen woning staat.
- 4.
De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in
het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het
Besluit vast te leggen maximumbedrag.
- 5.
Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de
belanghebbende de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan
bereiken.
Artikel 20 Weigeringsgronden
Een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk kan worden geweigerd
indien:
- a.
de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is
van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het
normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond, tenzij
een wijziging van leefsituatie een verhuizing dringend
noodzakelijk maakte en hiervoor schriftelijk toestemming is
verleend door het college;
- b.
de belanghebbende niet is verhuisd naar de voor zijn of haar
beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning,
tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend
door het college;
- c.
indien reeds een huurcontract of voorlopig koopcontract is
getekend voorafgaand aan de datum waarop beschikt is op de
aanvraag, tenzij het college hiervoor schriftelijk toestemming
heeft verleend;
- d.
deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke
ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en
extra trapleuningen;
- e.
de belanghebbende verhuist op een moment dat de verhuizing voor
de belanghebbende als voorspelbaar, voorzienbaar en/of zelfs
zonder de beperking als algemeen gebruikelijk wordt
beschouwd;
- f.
de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen,
verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is
het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een
AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het
verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen
problemen met het normale gebruik van de woning zijn
ondervonden;
- g.
de ondervonden beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de
woning gebruikte materialen of het gevolg zijn van achterstallig
onderhoud.
Artikel 21 Antispeculatiebeding
- 1.
De eigenaar van de woonruimte die krachtens de Verordening een
financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een
woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf
jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de
woonruimte of het wooncomplex verkoopt, is gehouden om binnen een
week na het passeren van de koopakte het college hiervan
schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het
treffen van de voorziening is ontstaan, wordt aan het college
terugbetaald conform de regeling in het tweede lid van dit artikel.
- 2.
De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:
- a.
binnen één jaar na de gereedmelding zoals bedoeld in het
eerste lid van dit artikel: 100% van de voornoemde
meerwaarde;
- b.
binnen twee jaar na de gereedmelding zoals bedoeld in het
eerste lid van dit artikel: 80% van de voornoemde
meerwaarde;
- c.
binnen drie jaar na de gereedmelding zoals bedoeld in het
eerste lid van dit artikel: 60% van de voornoemde
meerwaarde;
- d.
binnen vier jaar na de gereedmelding zoals bedoeld in het
eerste lid van dit artikel: 40% van de voornoemde
meerwaarde;
- e.
binnen vijf jaar na de gereedmelding zoals bedoeld in het
eerste lid van dit artikel: 20% van de voornoemde
meerwaarde.
- 3.
Voor het bepaalde in het tweede lid van dit artikel geldt dat de
kosten van de in het eerste lid genoemde woonvoorziening die voor
rekening van de eigenaar van de woonruimte zijn gekomen in mindering
worden gebracht op het aan het college terug te betalen bedrag.
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college te verstrekken voorziening, ter compensatie van
beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, kan bestaan uit:
- a.
een algemene vervoersvoorziening;
- b.
een collectieve vervoersvoorziening;
- c.
een vervoersvoorziening in natura;
- d.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een
vervoersvoorziening.
Artikel 23 Het recht op een collectieve voorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5
en 6 van de Wet kan voor de in artikel 22 onder b. vermelde voorziening
in aanmerking worden gebracht indien beperkingen
- a.
het gebruik van het openbaar vervoer of
- b.
het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.
Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5
en 6 van de Wet kan voor de in artikel 22, onder c. en d. vermelde
voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen het
gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder b.
onmogelijk maken of wanneer een collectief systeem niet leidt tot een
resultaat dat als compensatie mag gelden.
Artikel 25 Weigeringsgrond
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen
van gehuwde personen, ongehuwd samenwonenden of geregistreerde partners
meer bedraagt dan de in het Besluit voor de diverse categorieën
opgenomen inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen
gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare
voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten
niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Artikel 26 Omvang in gebied en in kilometers
- 1.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de
vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie
uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe
woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij
er sprake is van een uitzonderlijke doch noodzakelijke
vervoersbehoefte die niet binnen de directe woon- en leefomgeving
vervuld kan worden.
- 2.
De te verstrekken vervoersvoorzieningzal maatschappelijke
participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een
omvang per jaar van 1500 kilometer met eenbandbreedte tot 2000
kilometer mogelijk maken.
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning en sportbeoefening
Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen en sportvoorzieningen
De door het college te verstrekken voorziening, ter compensatie van
beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor
sportbeoefening, kan bestaan uit:
- a.
een algemene rolstoelvoorziening;
- b.
een rolstoelvoorziening in natura;
- c.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een
rolstoelvoorziening;
- d.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een
sportvoorziening;
- e.
een aanpassing van een onder a en b genoemde voorziening;
- f.
een vergoeding van de aanschafkosten van accessoires ten behoeve
van een onder a, b en e genoemde voorziening;
- g.
instandhoudingskosten van een in dit artikel vermelde
voorziening.
Artikel 28 Het recht op een rolstoelvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5
en 6 van de Wet kan voor de in artikel 27, onder b. en c. vermelde
voorziening in aanmerking worden gebracht indien beperkingen dagelijks
zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en
hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere
wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Artikel 29 Sportvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5
en 6 van de Wet kan voor de in artikel 27, onder d. vermelde voorziening
in aanmerking worden gebracht indien beperkingen sportbeoefening zonder
sportvoorziening onmogelijk maken.
Artikel 30 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In afwijking van het gestelde in artikel 28 komt een persoon die
verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating
zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in
aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op
grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen
Artikel 31 Gebruik aanvraagformulier
Een schriftelijke aanvraag wordt ingediend door middel van een door het
college ter beschikking gesteld formulier.
Artikel 32 Inlichtingen, onderzoek, advies
- 1.
Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor
de beoordeling van het recht op een voorziening, de belanghebbende
of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:
- a.
op te roepen in persoon te verschijnen op een door het
college te bepalen plaats en tijdstip om hem bepaalde
noodzakelijke inlichtingen te vragen;
- b.
op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door
een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen
onderzoeken en/of hem te verzoeken aan deze deskundige(n) de
benodigde inlichtingen te verstrekken.
- 2.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om
advies vragen indien:
- a.
de gevraagde voorziening om medische redenen wordt
afgewezen;
- b.
het college dit om andere redenen noodzakelijk vindt.
- 3.
De belanghebbende, of bij gebruikelijke zorg diens relevante
huisgenoten, is/zijn verplicht aan het college of de door hem
aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen
verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de
aanvraag.
Artikel 33 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze Verordening een voorziening is verstrekt,
is verplicht onverwijld aan het college mededeling te doen van feiten en
omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van
invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 34 Intrekking
- 1.
Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze
Verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
- a.
niet meer of niet geheel wordt voldaan aan de voorwaarden
gesteld bij of krachtens deze Verordening;
- b.
op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de
gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens
bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.
- 2.
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een
persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de
tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet
is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de
verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 35 Terugvordering
- 1.
Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis
daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of
persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.
- 2.
In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is
ingetrokken kan deze voorziening of de tegenwaarde van deze
voorziening worden teruggevorderd.
- 3.
Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is
ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
Artikel 36 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende
afwijken van de bepalingen van deze Verordening, indien toepassing van
de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 37 Beslissing college in gevallen waarin de Verordening niet
voorziet
In de gevallen, de uitvoering van de Verordening betreffende, waarin de
Verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 38 Advisering
- 1.
De Raad van Advies brengt gevraagd en ongevraagd advies uit over het
beleid van het college betreffende de uitvoering van de Wet.
- 2.
Onder de advisering over het beleid betreffende de uitvoering van de
Wet, wordt in deze Verordening verstaan de advisering over het
beleid met betrekking tot de verstrekking van de in artikel 4,
eerste lid van de Wet genoemde voorzieningen.
Artikel 39 Evaluatie
- 1.
Het door het college gevoerde beleid kan worden onderworpen aan een
evaluatie indien daartoe aanleiding bestaat.
- 2.
Indien deze evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt de Verordening
aangepast.
- 3.
Het college zendt de evaluatie aan de gemeenteraad.
Artikel 40 Overgangsbepaling
- 1.
Deze verordening is niet van toepassing op besluiten die voor de
inwerkingtreding van deze verordening zijn genomen. Hiervoor geldt
de vóór inwerkingtreding van deze verordening geldende
bepalingen.
- 2.
Op aanvragen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze
verordening zijn ingediend, maar waarop nog niet is beslist, wordt
deze Verordening toegepast.
Artikel 41 Inwerkingtreding
Deze Verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. Met de
inwerkingtreding van deze Verordening komt de Verordening
maatschappelijke ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2008 te
vervallen.
Artikel 42 Citeertitel
Deze Verordening wordt aangehaald als: “Verordening maatschappelijke
ondersteuning Nieuwe Waterweg Noord 2012” of als “Verordening
maatschappelijke ondersteuning NWN 2012”.