Openstelling, orde en rust op de begraafplaats
Artikel 4
- 1.
De
begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk van 09.00 uur tot
zonsondergang, doch niet later dan 21.00 uur.
- 2.
Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de
toegangen tijdelijk worden gesloten.
- 3.
Kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar hebben zonder geleide
geen toegang tot de begraafplaats.
- 4.
Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor
het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor
het bijwonen van een begrafenis of de bijzetting van een
asbus.
Artikel 5
Het is
aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen
verboden, anders dan met toestemming van burgemeester en wethouders,
werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats te
verrichten.
Deze toestemming kan mondeling worden gegeven.
Artikel 6
- 1.
Het is
verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden:
- a.
anders dan voor een begrafenis of het vervoeren van
materialen;
- b.
sneller dan 10 km per uur.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen
van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van lid
1.
Artikel 7
Bezoekers,
personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de
begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang
van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de
beheerder.
Artikel 8
Degenen,
die één of meer bepalingen van de artikelen 4 tot en met 7 overtreden,
kunnen van de begraafplaats worden verwijderd, terwijl burgemeester en
wethouders hun de toegang tot de begraafplaats voor bepaalde of
onbepaalde tijd kunnen ontzeggen.
Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 9
- 1.
De tijd van begraven of bijzetten van stoffelijke resten is:
- 1.
van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 16.00 uur en op zaterdag
van 09.00 tot 12.00 uur.
- 2.
Op hetzelfde tijdstip mag niet meer dan één begraving of
bijzetting plaatshebben.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen
toestaan dat van het bepaalde in het 1e lid wordt
afgeweken.
Artikel 10
- 1.
Het
openen en sluiten van graven, alsmede het opgraven van lijken en het
herbegraven, mag uitsluitend geschieden vanwege de gemeente door of
onder toezicht van het daartoe door burgemeester en wethouders
aangewezen personeel.
- 2.
Alle werkzaamheden aan een graf ten behoeve van een begraving,
opgraving, bijzetting of herbegraving, met uitzondering van het stichten
van een grafkelder, geschieden van gemeentewege tegen betaling van de
daarvoor verschuldigde rechten.
Artikel 11
Het
begraven van lijken op kosten van de gemeente, overeenkomstig het
bepaalde in de artikelen 20 tot en met 22 van de Wet op de
lijkbezorging, geschiedt op de wijze, door burgemeester en wethouders te
bepalen.
INDELING EN UITGIFTE DER GRAVEN
Artikel 12
- 1.
De
begraafplaats wordt ingedeeld in velden en de velden in graven. De
graven worden genummerd.
- 2.
Op de begraafplaats is een afzonderlijk gedeelte waarin
uitsluitend stoffelijke resten van leden van de Rooms-Katholieke
kerk kunnen worden begraven.
- 3.
De indeling bedoeld in het 1e en 2e lid geschiedt door
burgemeester en wethouders.
- 4.
Er zijn afzonderlijke velden voor:
- 5.
De algemene graven worden onderverdeeld in:
- a.
graven, bestemd voor de begraving van stoffelijke resten
van personen van 12 jaar en ouder;
- b.
kindergraven, bestemd voor de begraving van stoffelijke
resten van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar en
doodgeboren kinderen.
Artikel 13
De graven
hebben de volgende afmetingen:
- a.
familiegraven : lengte 2.20 m en breedte 1.00 m;
- b.
algemene graven : lengte 2.20 m en breedte 1.00 m;
- c.
urnenruimten : lengte 0.30 m, breedte 0.30 m en hoogte 0.35
m.
Artikel 14
Van de in
artikel 12, 1e lid, bedoelde indeling worden plattegrondtekeningen
gemaakt, waarop de velden alsmede de graven zijn aangegeven.
Artikel 15
- 1.
De
uitgifte van graven geschiedt door of namens burgemeester en
wethouders.
- 2.
De plaats van de te verkrijgen grafruimte wordt bepaald door de
volgorde van uitgifte. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan dat
meerdere aaneen gelegen grafruimten aan één gegadigde worden
uitgegeven.
Artikel 16
- 1.
In een
familiegraf en een algemeen graf mogen niet meer dan de stoffelijke
resten van twee personen worden begraven.
- 2.
In een urnengraf is plaats voor één asbus, bevattende de as van
één overledene.
- 3.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in bijzondere gevallen
te hunner beoordeling toe te staan, dat een groter aantal
stoffelijke resten of asbussen in één graf wordt begraven.
Artikel 17
- 1.
Het
uitsluitend recht tot het doen begraven of tot het doen bijzetten in een
bepaald graf wordt slechts verleend voor de in artikel 12, lid 4, onder
a en c vermelde graven.
- 2.
Het in lid 1 genoemde recht wordt door burgemeester en
wethouders verleend voor:
- a.
familiegraven voor de tijd van 30 jaar;
- b.
urnengraven voor de tijd van 20 jaar;
met dien verstande, dat het recht niet langer wordt verleend dan tot het
tijdstip, waarop de begraafplaats of een gedeelte daarvan, gesloten is
verklaard.
- 3.
De in lid 2 genoemde tijdvakken kunnen door burgemeester en
wethouders worden verlengd met telkens een periode van 10 jaren,
indien daartoe door de rechthebbende in de twee jaren,
voorafgaande aan de datum van afloop van de termijn een verzoek
wordt gedaan.
- 4.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in bijzondere gevallen
te hunner beoordeling, de verlenging toe te staan, indien het
verzoek daartoe niet binnen de daarvoor gestelde termijn is
gedaan. In dit geval wordt de verlenging geacht te zijn verleend
en te zijn ingegaan met ingang van de dag volgende op die,
waarop het recht verviel.
Artikel 18
- 1.
Het
recht op een familiegraf of urnengraf wordt verleend op schriftelijk
verzoek van belanghebbende.
- 2.
Het model van het verzoekschrift wordt door burgemeester en
wethouders vastgesteld.
- 3.
Het recht op een familiegraf of urnengraf wordt eerst van
kracht, nadat de hiervoor verschuldigde rechten krachtens de
heffingsverordening zijn voldaan.
Artikel 19
- 1.
De
uitgifte van een familiegraf of urnengraf wordt ingeschreven in het
daartoe bestemde register.
- 2.
Het recht op een familiegraf of urnengraf wordt na het
overlijden van de rechthebbende op schriftelijk verzoek van zijn
erfgenamen ten name van één hunner in dat register overgeboekt,
indien dit verzoek binnen een jaar na het overlijden van de
rechthebbende aan burgemeester en wethouders wordt gedaan.
- 3.
Burgemeester en wethouders zijn in bijzondere gevallen te hunner
beoordeling bevoegd:
- a.
de termijn, vermeld in lid 2 van dit artikel te
verlengen;
- b.
het recht op een familiegraf of urnengraf voor het
overlijden van de rechthebbende op zijn verzoek over te
boeken op de echtgeno(o)t(e) of levenspartner dan wel
een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde
graad
Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander
dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk indien daarvoor
gewichtige redenen bestaan.
Artikel 20
Het recht
op een familiegraf of urnengraf vervalt:
- a.
wanneer de tijd waarvoor het recht is verleend is
verstreken;
- b.
wanneer de rechthebbende ten behoeve van de gemeente afstand
doet van het recht;
- c.
wanneer de desbetreffende begraafplaats of het desbetreffende
gedeelte daarvan gesloten is verklaard;
- d.
wanneer de in artikel 19 bedoelde overboeking niet is gevraagd
of verkregen of wanneer het hiervoor verschuldigde recht
krachtens de verordening begrafenisrechten door de nieuwe
rechthebbende niet is betaald.
GRAFBEDEKKINGEN
Artikel 22
- 1.
Voor
het plaatsen van een gedenkteken, alsmede voor het aanbrengen van
beplanting op een graf, is schriftelijk vergunning nodig van
burgemeester en wethouders.
- 2.
De aanvraag om vergunning moet worden ingediend bij burgemeester
en wethouders onder opgaaf van:
- a.
het graf, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;
- b.
een gedetailleerde omschrijving van het gedenkteken en
beplanting.
Overgelegd moet worden een tekening op een schaal van 1:20, waarop
plattegrond en het boven-, voor- en zij-aanzicht van het gedenkteken, de
opschriften, alsmede de fundering duidelijk moeten zijn aangegeven,
terwijl hoogte-, breedte-, lengte- en diktematen moeten zijn vermeld. Op
de tekening dient voorts te zijn aangegeven een omschrijving van de toe
te passen materialen en de bewerking daarvan.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren
indien:
- a.
de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de
begraafplaats;
- b.
de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk
is.
Artikel 23
- 1.
De
vergunning, bedoeld in artikel 22, 1e lid, wordt verleend:
- a.
voor wat de familiegraven betreft, voor de tijd, gedurende welke
het recht op het graf bestaat;
- b.
voor wat de algemene graven betreft, niet zijnde kindergraven,
voor de duur van tien jaar; deze termijn kan éénmaal op
schriftelijk verzoek van de houder van de vergunning voor de
tijd van ten hoogste tien achtereenvolgende jaren worden
verlengd.
- c.
voor wat de algemene graven betreft, zijnde kindergraven, voor
de duur van tien; deze termijn kan driemaal op schriftelijk
verzoek van de houder van de vergunning voor de tijd van telkens
tien achtereenvolgende jaren worden verlengd.
- 2.
Wanneer ten behoeve van de gemeente van het recht tot het
uitsluitend begraven in een grafruimte afstand wordt gedaan of
geacht wordt te zijn gedaan, alsmede bij het vervallen van
zodanig recht, vervalt het van rechtswege een ingevolge dit
artikel voor de desbetreffende grafruimte verleende
vergunning.
- 3.
Bij overboeking van het recht tot het uitsluitend begraven in
een grafruimte ten name van een andere rechthebbende, wordt een
vergunning als bedoeld in lid 1, geacht van de datum van
overboeking af te zijn verleend aan de nieuwe rechthebbende, die
van het tijdstip af aansprakelijk is voor de nakoming van de uit
de vergunning voortvloeiende verplichtingen.
Artikel 24
Op de
graven mogen de volgende grafbedekkingen worden aangebracht:
- 1.
Familiegraven
Gedenktekening en/of beplanting:
- 2.
Algemene graven
a. Gedenkteken en/of beplanting:
De beplanting mag uitsluitend in vazen, potten of bakken worden
aangebracht.
- b.
Het gedenkteken behorende bij het eerste gedolven graf moet 25
cm uit de achterzijde van het graf worden geplaatst. De ruimte
tussen het eerste en tweede gedenkteken moet 50 cm
bedragen.
- 3.
Urnengraven
De sluitplaat van een urnengraf
wordt van gemeentewege beschikbaar gesteld. Het graveren
van het opschrift op genoemde plaat geschiedt door en
voor rekening van de rechthebbende.
Artikel 25
De
rechthebbende is verplicht bij het plaatsen van een gedenkteken het
nummer van het graf op dit gedenkteken te laten aanbrengen, zo mogelijk
aan de rechterzijde en 60 cm boven het maaiveld, cijfergrootte 2,5 cm in
Arabisch schrift.
Artikel 26
Een
gedenkteken moet tenminste 30 cm uit de achterzijde van het graf worden
opgericht.
Artikel 27
Het
plaatsen van een firmanaam of enige andere reclame op de gedenktekens is
niet toegestaan.
Artikel 28
Losse
bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt
zijn, door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan
worden gemaakt op schadevergoeding. Linten, siervazen en dergelijke
voorwerpen worden gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de
rechthebbende indien deze daartoe tevoren een mondeling of schriftelijk
verzoek heeft gedaan bij de beheerder.
Artikel 29
De
gemeente is niet aansprakelijk voor de zich op de graven bevindende
gedenktekens of voor schade daaraan.
Artikel 30
- 1.
De
rechthebbende op een graf moet gedogen, dat een gedenkteken tijdelijk
wordt weggenomen of verplaatst, indien dit ter begraving van stoffelijke
resten in de nabijheid van het graf, of om andere redenen noodzakelijk
is.
- 2.
De op de graven geplaatste gedenktekens en aangebrachte
beplantingen, moeten op eerste aanschrijving van burgemeester en
wethouders door en voor rekening van de rechthebbende
onmiddellijk worden verwijderd, indien zij zijn aangebracht of
geplant in strijd met deze verordening of de verleende
vergunning.
- 3.
Bij nalatigheid vindt verwijdering van gemeentewege plaats. Het
verwijderde gedenkteken vervalt alsdan aan de gemeente.
Artikel 31
- 1.
Wanneer het uitsluitend recht tot het doen begraven in een familiegraf
is geëindigd of vervallen, anders dan als gevolg van sluiting van de
begraafplaats, blijft het daarop aanwezige gedenkteken gedurende drie
maanden op dat graf ter beschikking van de laatste rechthebbende of
diens erfgenamen, die, zo mogelijk, daaromtrent door burgemeester en
wethouders worden ingelicht.
- 2.
Wanneer de termijn tot het hebben van een vergunning voor een
gedenkteken op een algemeen graf, eventueel na verlenging, is
verstreken, blijft het daarop aanwezige gedenkteken gedurende
drie maanden op dat graf ter beschikking van de vergunninghouder
of diens erfgenamen, die, zo mogelijk, daaromtrent door
burgemeester en wethouders worden ingelicht.
- 3.
Na afloop van de in het 1e en 2e lid genoemde termijnen,
vervallen de gedenktekens aan de gemeente, zonder dat deze tot
enige vergoeding verplicht is.
BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN
Artikel 35
Bij
iedere begraving of bijzetting kan desverlangd gebruik worden gemaakt
van de aula, al dan niet met gebruikmaking van het orgel, tegen betaling
van het hiervoor in de heffingsverordening vastgestelde bedrag.
Artikel 36
- 1.
De
benodigde werktuigen tot het vervoer van stoffelijke resten op de
begraafplaats en tot het neerlaten daarvan in de graven worden van
gemeentewege beschikbaar gesteld.
- 2.
De bediening van het begraaftoestel geschiedt door het dienstdoende
personeel van de begraafplaats.
STRAF- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 38
Hij die
handelt in strijd met de artikelen 4 tot en met 7 wordt gestraft met een
geldboete van de eerste categorie.
Artikel 39
- 1.
Ten
aanzien van de voor het in werking treden van deze verordening
uitgegeven recht op familie-, urnen- en algemene graven blijven de
bepalingen van kracht die bij de uitgifte van die graven golden en
worden, voor zover zij ook bij deze verordening zijn vereist, geacht
onder dezelfde voorwaarden krachtens deze verordening te zijn
verleend.
- 2.
De voor het in werking treden van deze verordening verleende
vergunningen tot het aanbrengen van gedenktekenen, enz. en gegeven
toestemmingen tot het onderhouden van graven, verliezen door het in
werking treden van deze verordening hun kracht niet en worden, voor
zover zij ook bij deze verordening zijn vereist, geacht onder dezelfde
voorwaarden krachtens deze verordening te zijn verleend.
Artikel 40
De
verordening treedt in werking op de achtste dag volgend op die van de
bekendmaking van deze verordening. Alsdan vervalt de “Verordening op het
gebruik en beheer van de algemene begraafplaats”, zoals is vastgesteld
bij raadsbesluit van 1 maart 1993.
Artikel 41
Deze
verordening kan worden aangehaald als “Beheersverordening algemene
begraafplaats Sliedrecht".