Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Lokaal onderwijsbeleid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingLokaal onderwijsbeleid
CiteertitelLokaal onderwijsbeleid
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-01-201201-01-201131-12-2014nieuw beleid

22-12-2011

Witte Weekblad 05-01-2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Lokaal onderwijsbeleid

 

 

Inleiding

In het Beleidsplan 2011-2014 Kernachtig Verbinden wordt als visie op het Programma Onderwijs aangegeven dat De Ronde Venen een gemeente is met toegankelijk en adequaat onderwijs, zodat jongeren goede kansen op de arbeidsmarkt hebben. Hiertoe worden onderwijsachterstanden en voortijdig schoolverlaten voorkomen en bestreden. Als doelen worden daarbij genoemd het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden bij vooral jongere kinderen en het zoveel mogelijk ontwikkelen van een ononderbroken leerlijn en het verder ontwikkelen brede scholen. Om dit te bereiken wordt de nota Lokale Educatieve Agenda 2011-2012 opgesteld en worden initiatieven uit de kernen tot het verder ontwikkelen van het huidige beleid van brede scholen ondersteund.

Lokale Educatieve Agenda

De gemeentelijke nota onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010 is eind 2010 verlopen en dit beleid dient vanwege de nieuwe wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) opnieuw te worden vastgesteld voor de planperiode 2011-2014. Met de wet OKE stelt het rijk een specifieke uitkering beschikbaar die door de gemeente kan worden ingezet voor voorschoolse educatie op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en schakelklassen in het basisonderwijs. Deze activiteiten dienen vooral in overleg met partijen uit het veld te worden bepaald. In deze nota wordt het gemeentelijk beleid beschreven, terwijl de op grond daarvan te ondernemen acties zijn opgenomen in een bij dit plan behorend uitvoeringsprogramma.

 

Dit nieuwe LEA plan dient een goed beeld te geven van de huidige, maar zeker ook de toekomstige activiteiten die in samenwerking met externe partijen op voor- en vroegscholen worden aangeboden om onderwijsachterstanden te voorkomen en te bestrijden, waarbij zoveel mogelijk sprake moet zijn van een ononderbroken leerlijn.

Brede School

Door de vervangende nieuwbouw ten behoeve van de basisschool De Fontein en het bij elkaar brengen van de functies van basisschool, naschoolse opvang, peuterspeelzaal en wijkactiviteiten is in 2004 de eerste brede school Present in Mijdrecht feitelijk gerealiseerd. Door de motie Aarsten-Bos in 2007 zijn basisscholen verplicht dagarrangementen aan te bieden waardoor er samenwerking ontstond met kinderopvangorganisaties. Met de aanstelling van de brede school coördinator in 2007 zijn er inhoudelijke samenwerkingsvormen ontstaan tussen alle basisscholen in De Ronde Venen, de welzijnsorganisatie De Baat, kinderopvang organisaties De Klimboom en Skon, de peuterspeelzaalorganisatie Speel Wijs en lokale aanbieders van cultuur- sport- en welzijnsactiviteiten. Vanaf januari 2011 bestaan er 6 brede school projecten. Brede school Vinkeveen, brede school Wilnis, brede school De Hoef. In Mijdrecht brede school Hoflandcomplex, brede school Present en brede school Molenland/Driehuis/Proostdij.

Voor de verdere ontwikkeling van de Brede School worden initiatieven uit de kernen tot het verder ontwikkelen van Brede Scholen door de gemeente ondersteund. Waaruit die ondersteuning zal bestaan wordt bepaald op basis van een evaluatie van gemeentelijke inzet van de afgelopen vier jaar.

Deze notitie voorziet in deze evaluatie.

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 zijn de uitgangspunten opgenomen voor het LEA-programma 2011-2014. Hoofdstuk 2 bevat een boordeling van de organisatorische vormgeving van de brede schoolontwikkeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de relatie tussen het LEA-programma en de Brede School evenals op de effectiviteit van beide voorzieningen en wordt een afweging gemaakt met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen.

Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de financiën, terwijl hoofdstuk 5 tenslotte de conclusies en aanbevelingen bevat.

1. Lokale Educatieve Agenda 2011-2014

In december 2006 heeft de gemeenteraad van de toenmalige gemeente De Ronde Venen de Lokale Educatieve Agenda 2006-2010 (LEA) vastgesteld. Dat is het gemeentelijk plan voor het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden in de genoemde periode. Het plan richt zich op acht deelgebieden en bevat in totaal bijna 40 actiepunten. De kosten hiervan werden gedekt uit de voor dit doel door het Rijk beschikbaar gestelde specifieke uitkering en uit gemeentelijke en schoolbestuurlijke middelen. Voor de periode 2011-2014 moet een nieuwe LEA worden geformuleerd. Dit beleid heeft betrekking op de gemeente De Ronde Venen zoals die op 1 januari 2011 is ontstaan na de gemeentelijke herindeling (fusie Abcoude/De Ronde Venen). In de voormalige gemeente Abcoude is geen beleid geformuleerd voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. Dat heeft te maken met het feit dat daar onvoldoende leerlingen met een onderwijsachterstand zijn waardoor er ook geen Rijksmiddelen beschikbaar kwamen.

 

Vanaf 2002 voert de gemeente onderwijsachterstandenbeleid uit.

 

In de periode 2002-2006 was sprake van het Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA), gebaseerd op het Landelijke Beleidskader en met een specifieke uitkering van het Rijk. Op basis van een gemeentelijk Onderwijskansenplan werden tal van activiteiten op het gebied van onderwijsachterstandenbeleid uitgevoerd op een aantal zogenaamde VVE scholen en VVE peuterspeelzalen. (VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie) Via monitoring van een aantal indicatoren werden de resultaten gemeten en in beeld gebracht.

 

In de periode 2006-2010 werd het Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) uitgevoerd. Dit was gebaseerd op de Wet onderwijsachterstandenbeleid. De ‘G’ van gemeentelijk verdween, want de gemeente moest het samen met de werkveldpartijen doen. Opnieuw een specifieke uitkering en gemeentelijke geldmiddelen. Met partijen is het LEA-plan opgesteld (Lokale educatieve agenda) en in december 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. De nota bevat veertig acties, gericht op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden bij vooral jonge kinderen van de voorscholen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven), de vroegscholen (groep 1 en 2 van de basisscholen), andere groepen van de basisscholen en voortgezet onderwijs, zoals Taalstimulering, leesbevordering, logopedie, dyslexie, personele ondersteuning en begeleiding, scholing en professionalisering etc. De kosten hiervan werden geraamd op € 1.187.000 (vier jaar) en gedekt door de specifieke uitkering van het Rijk (€ 480.000), gemeentelijke dekkingsmiddelen (€ 572.000) en een schoolbestuurlijke (solidariteits)bijdrage van € 135.000. De rijksvergoeding liep tot 1 augustus 2010 en de gemeentelijke en schoolbestuurlijke middelen tot eind 2010. De rijksmiddelen mochten afnemend aan activiteiten in het basisonderwijs worden besteed. Het laatste jaar (2010) moest dit € 0 zijn. De gemeentelijke middelen waren vooral bedoeld om zoveel mogelijk een ononderbroken leerlijn (consultatiebureau - voorschool - basisschool – voorgezet onderwijs) te bewerkstelligen en in stand te houden.

 

Voor de periode 2011-2014 moet het beleid worden gebaseerd op de Wet Onderwijskansen door kwaliteit en educatie (OKE). Deze wet is op 1 augustus 2010 in werking getreden. Deze wet wijzigt drie wetten, Wet Kinderopvang (kwaliteit en harmonisatie), Wet onderwijstoezicht (toezicht en handhaving) en Wet op het primair onderwijs (kwaliteit voorschoolse educatie). Ook nu weer stelt het Rijk een specifieke uitkering beschikbaar voor (alleen) voorschoolse educatie en voor schakelklassen in het basisonderwijs. De specifieke uitkering bedraagt in 2011 € 225.900. In de gemeentebegroting 2011 zijn nog eens € 106.000 gemeentelijke dekkingsmiddelen opgenomen.

1.1 Uitgangspunten

Lokale Educatieve Agenda 2006-2010

Zoals in de inleiding al is aangegeven heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente De Ronde Venen in 2006 de Lokale Educatieve Agenda voor de periode 2006-2010 vastgesteld. In deze agenda zijn alle doelstellingen uitgebreid beschreven en voorzien van concrete activiteiten met kostenramingen. De agenda bevat enerzijds het voortzetten van succesvolle activiteiten uit de voorgaande planperiode, het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid 2002-2006 (GOA) en is anderzijds aangevuld met nieuwe doelstellingen en activiteiten. Deze nieuwe zaken zijn deels eigen gemeentelijk beleid (bijv. Dyslexie) en deels rijksbeleid (bijv. Schakelklassen).

Een aantal activiteiten in de LEA 2006-2010 heeft betrekking op het monitoren van een aantal indicatoren met betrekking tot de uitgevoerde activiteiten. Deze monitoring moet duidelijk maken in hoeverre de beoogde resultaten ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

Uitgangspunt bij het vaststellen van de LEA voor de periode 2011-2014 is dat de succesvolle activiteiten uit de periode 2006-2010 worden voortgezet. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de periode 2006-2010 betrekking had op de voormalige gemeente De Ronde Venen en dat de periode 2011-2014 betrekking heeft op de gemeente De Ronde Venen zoals die op 1 januari 2011 is ontstaan na de gemeentelijke herindeling (fusie Abcoude/De Ronde Venen)

Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie

Het doel van de Wet Ontwikkelingenkansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) is om voor jonge kinderen in peuterspeelzalen en kindercentra een veilige, stimulerende omgeving te creëren, waarbij medewerkers in staat zijn om een risico op een taalachterstand in het Nederlands te signaleren en dat effectief aan te pakken. Sinds 1 augustus 2010 is de gemeente verantwoordelijk voor het garanderen van een goede basiskwaliteit op peuterspeelzalen en om een dekkend aanbod van voorschoolse educatie aan te bieden aan alle kinderen met een risico op achterstanden. Er moet worden voldaan aan eisen voor het peuterspeelzaalwerk en aan eisen voor de voorschoolse educatie.

Peuterspeelzaalwerk

Vanaf 1 augustus 2010 is er een landelijk kwaliteitskader peuterspeelzalen waaraan alle peuterspeelzalen moeten voldoen:

  • Ø

    Leidster kind ratio is 1:8

  • Ø

    Maximale groepsgrootte is 16 kinderen

  • Ø

    Minimaal 1 leid(st)er op een groep van maximaal 16 kinderen heeft een opleiding SPW-3 of vergelijkbaar

  • Ø

    De GGD houdt toezicht op de kwaliteit van peuterspeelzalen

  • Ø

    Alle peuterspeelzalen zijn landelijk geregistreerd

Voorschoolse educatie

  • Ø

    De gemeente zorgt voor een voldoende dekkend kwalitatief goed aanbod van voorschoolse programma's voor kinderen met een taalachterstand, hetzij in peuterspeelzalen, hetzij in de kinderopvang.

  • Ø

    De toeleiding naar die voorschoolse programma’s is goed geregeld om het bereiken van alle doelgroepkinderen te waarborgen.

  • Ø

    Er zijn afspraken gemaakt over de gegevensoverdracht van de doelgroepkinderen zie artikel 167, derde lid, WPO

  • Ø

    Als er voorschoolse educatie wordt aangeboden, zijn er 2 leid(st)ers op 1 groep met een opleiding SPW-3 of vergelijkbaar.

  • Ø

    Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • Ø

    De Inspectie van Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de voorschoolse educatie programma’s.

In deze Lokale Educatieve Agenda worden de eisen op grond van de wet OKE getoetst aan de resultaten uit de periode 2006-2010. Wanneer nog niet aan de bepaalde eisen van de wet wordt voldaan, dan zal dit onderdeel als actiepunt worden opgenomen in deze agenda.

Passend Onderwijs

In de beleidsbrief die de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over Passend Onderwijs naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, geeft zij aan dat het stelsel voor extra onderwijsondersteuning, dat in 2003 is ingevoerd, niet oplevert wat ervan werd verwacht. Het stelsel nodigt ertoe uit zoveel mogelijk kinderen als hulpbehoevend te bestempelen, ook als dit niet in het belang van het kind is. Er is sprake van een steeds verdere bureaucratisering en de geleverde zorg is niet altijd doelmatig. Sinds 2005 wordt dan ook al nagedacht over de invoering van een nieuw stelsel voor extra onderwijsondersteuning (hierna: passend onderwijs). Verdere aanscherpingen van het bestaande stelsel bieden geen oplossing meer. Het kabinet kiest daarom voor een nieuw stelsel dat zich kenmerkt door verdergaande decentralisatie naar scholen in combinatie met minder regeldruk, aldus de minister.

De vraagstukken waar het kabinet bij de uitwerking van dit nieuwe stelsel van passend onderwijs voor staat, zien we ook terug in andere sectoren zoals de zorg (jeugdzorg, AWBZ) en de sociale zekerheid (de Bijstand, de Wajong en de Wet Sociale Werkplaatsen). Ook in die sectoren is de vraag aan de orde hoe professionals meer ruimte krijgen en de eigen kracht van mensen weer voorop komt te staan. Deze beleidsterreinen staan niet los van elkaar, omdat het grotendeels dezelfde mensen betreft. Een goede intersectorale afstemming tussen deze beleidsterreinen is daarom nodig. Het kabinet wil een zo veel mogelijk geïntegreerde en doelmatige zorg en ondersteuning van jeugdigen. Bij de verdere uitwerking van passend onderwijs, zorg en sociale zekerheid spreekt het kabinet mensen aan op hun persoonlijke verantwoordelijkheid en zorgt voor ondersteuning voor de mensen die dit echt nodig hebben. Principes die hieruit voortvloeien, zijn dat de overheid alleen doet wat zij moet doen, dit zo dicht mogelijk bij de mensen organiseert zonder allerlei bureaucratische lagen, dat zij verantwoordelijkheden helder afbakent (“je gaat erover of niet”) en dat zaken tijdig in orde komen (“je levert tijdig”). Alleen dan kan de overheid weer een bondgenoot worden van de burger, in dit geval van scholen, docenten, leerlingen en ouders. Voor passend onderwijs betekent dit dat het kabinet ervoor kiest de verantwoordelijkheid te decentraliseren naar scholen en in de wetgeving streeft naar een zo goed mogelijk evenwicht tussen de plicht van scholen om zo goed mogelijk onderwijs te bieden voor elk kind en de ruimte en mogelijkheden van scholen om daar vorm en inhoud aan te geven. De investeringen in kwaliteit en professionalisering beginnen zo snel mogelijk om scholen en docenten beter in staat te stellen alle leerlingen zo goed mogelijk onderwijs te bieden.

 

Het kabinet wil naar een efficiënt en effectief stelsel van passend onderwijs.

Het nieuwe stelsel moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • ·

    Leerlingen krijgen zo goed mogelijk onderwijs. Scholen krijgen een zorgplicht waardoor leerlingen een zo goed mogelijk passend onderwijsaanbod krijgen op de school van aanmelding of een andere school in de regio. Leerlingen met een beperking of een extra zorgbehoefte volgen op deze wijze het onderwijs dat zo veel mogelijk bij hen past, zodat zij later ook een passende plek in de samenleving kunnen vinden. Speciaal onderwijs blijft bestaan, met voldoende capaciteit voor bijna 70.000 kinderen. Passend onderwijs is dan ook geen inclusief onderwijs. Zo min mogelijk kinderen zitten thuis.

  • ·

    Ouders zijn betrokken bij hun kind op school. Ouders mogen van de school verwachten dat die een zo passend mogelijke plek voor hun kind vindt. Daar staat tegenover dat ze zelf meedenken over hoe zij hun kind het beste kunnen ondersteunen. Er is sprake van een werkbaar evenwicht tussen wat de ouders van de school verwachten en wat de school kan bieden.

  • ·

    Docenten zijn goed toegerust. Docenten hebben voldoende bagage om te kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen. Docenten zijn in staat om te signaleren wanneer een leerling extra zorg nodig heeft. Als dat zo is, dan voorzien ze zelf in die behoefte of schakelen ze hulp in, zonder al te veel bureaucratie

  • ·

    Scholen werken samen met jeugdzorg en gemeenten. Scholen kunnen zich zo veel mogelijk op hun kerntaak richten: goed onderwijs geven. De extra ondersteuning voor leerlingen met een beperking of met een extra zorgbehoefte moet goed afgestemd zijn met de ondersteuning vanuit het bredere (jeugd)zorgdomein die gemeenten bieden in het kader van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en toeleiding naar de arbeidsmarkt: één kind, één gezin, één plan.

  • ·

    Doelmatige investeringen. De besteding van geld is transparant en de resultaten zijn zichtbaar in de klas. De bureaucratie is tot een minimum beperkt.

Passend Onderwijs en de gemeente

Om de zorgplicht op het niveau van de school waar te kunnen maken, moeten onderwijs en andere jeugdvoorzieningen nog hechter samenwerken. Voor de extra zorg zal ook afstemming met de gemeente plaats moeten vinden. Die wordt immers verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Op het niveau van het samenwerkingsverband geldt dat het zorgplan moet worden afgestemd met de betrokken gemeenten.

Daarnaast geldt dat het schoolbestuur bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief voor een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte, als dat voor die leerling nodig lijkt te zijn, ook afstemt met gemeente en/of (jeugd-)zorg over de mogelijkheden voor opvoed- en opgroeiondersteuning. Per saldo betekent dit dat onderwijs en gemeente samen en in samenhang passend onderwijs en passende opvoed- en opgroeiondersteuning bieden voor het kind en het gezin.

Spiegelbeeldig wordt in de Wet zorg voor jeugd de opdracht aan gemeenten geformuleerd om zorg te dragen voor passende opvoed- en opgroeiondersteuning en afstemming hierover met het samenwerkingsverband.

Zorg in en om de school

Daarnaast wordt samenwerking in de jeugdketen voor alle kinderen, dus ook voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, in alle onderwijssectoren (po, vo, (v)so en mbo) verplicht gesteld. Hiermee wordt samenwerking tussen onderwijs en zorg bij andere dan onderwijsgerelateerde problemen geregeld. Die samenwerking moet voorkomen dat jeugdigen met onderwijsoverstijgende problemen tussen wal en schip terechtkomen, voortijdig de school verlaten of maatschappelijk uitvallen. Daarbij krijgt het bestuur van de school de opdracht om voorzieningen te treffen om problemen die niet uitsluitend het onderwijs betreffen vroegtijdig te signaleren. Met dergelijke voorzieningen wordt beoogd dat scholen hun organisatie zo inrichten dat scholen signalen van problemen van individuele leerlingen kunnen herkennen en daar vervolgens ook actie op kunnen nemen. Dit onderdeel werkt gespiegeld aan het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen.

De manier waarop schoolbesturen, samenwerkingsverbanden en gemeenten afspraken maken is vrij. Het is verplicht dat schoolbesturen en gemeenten overleggen over de inhoud van het zorgplan van het samenwerkingsverband. Het is logisch dat er ook overleg plaatsvindt over de plannen die de gemeente heeft voor de (jeugd-)zorg, over de manieren waarop bijvoorbeeld zorgtoewijzing plaatsvindt voor een kind en het gezin en de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Het ligt voor de hand om het overleg tussen onderwijs, samenwerkingsverbanden en gemeente via de lokale educatieve agenda te voeren.

Passend Onderwijs en de Lokaal Educatieve Agenda 2011-2014

De gemeente is nu al verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de leerplicht, de RMC-functie en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en wordt op termijn verantwoordelijk voor veel andere zaken die nauw samenhangen met zo goed mogelijk passend onderwijs. Zo is het kabinet voornemens om tot één naar gemeenten gedecentraliseerde regeling te komen voor de onderkant van de arbeidsmarkt, waarin de WWB, de WIJ, de Wajong en WSW opgaan. Op termijn zal het volledige (jeugd)zorgdomein onder de aansturing van gemeenten komen te vallen. In de eerste jaren na inwerkingtreding van het passend onderwijs is dat echter nog niet het geval. De provincies zijn dan nog verantwoordelijk voor de provinciale jeugdzorg en de bureaus jeugdzorg. De zorgverzekeraars zijn dan nog verantwoordelijk voor de jeugd-GGZ en zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren. Dit neemt niet weg dat gemeenten al meer en meer de regierol krijgen om ervoor te zorgen dat er – uiteraard binnen de bestuurlijke kaders - sluitende afspraken worden gemaakt over de samenwerking tussen de instellingen in de jeugdketen. Ook voordat de aansturing van het volledige (jeugd)zorgdomein onder de gemeenten komt te vallen, kan en zal de gemeente dus als aanspreekpunt dienen voor het onderwijs.

Het streven is om passend onderwijs vanaf 1 augustus 2012 in te voeren. Omdat ingrijpende wetswijzigingen niet altijd van de ene op de andere dag tot uitvoering kunnen worden gebracht, wordt voorzien in een aantal overgangsregelingen. Overigens loopt invoering van Passend onderwijs niet van een leien dakje. De Evaluatie- en adviescommissie Passend onderwijs (ECPO) heeft half mei (2011) de aanbeveling gedaan de landelijke invoering van Passend onderwijs een jaar op te schorten en het wetsvoorstel de status te geven van interim-wet, met een werkingsduur van vijf jaar.

Daarnaast wilde het kabinet vanaf 2012 € 300 miljoen bezuinigen op Passend onderwijs.

Om de stelselwijziging passend onderwijs zorgvuldig te kunnen invoeren, is echter besloten de bezuiniging op passend onderwijs te temporiseren. Dit betekent dat er géén bezuiniging plaatsvindt per 1 augustus 2012. De bezuiniging start pas in 2013 met een bedrag van €100 miljoen, oplopend naar €200 miljoen in 2014 en structureel €300 miljoen vanaf 2015. Dit hebben de bewindslieden van OCW op 13 april 2011 in een brief aan de Tweede Kamer bekendgemaakt.

Eén van de doelen van het Onderwijsachterstandenbeleid c.q. de Lokale Educatieve Agenda is het creëren van optimale ontwikkelingskansen voor jongeren. Passend onderwijs levert een bijdrage aan het creëren van deze ontwikkelingskansen. Dit gegeven en de rol die de gemeente heeft en krijgt op het brede terrein van de jeugdzorg maakt het evident dat passend onderwijs onderdeel is van deze Lokale Educatieve Agenda.

1.2 Evaluatie en toetsing bestaand beleid

In de vorige paragraaf is aangegeven dat een uitgangspunt bij het vaststellen van de LEA voor de periode 2011-2014 is, dat de succesvolle activiteiten uit de periode 2006-2010 worden voortgezet. Ook is aangegeven dat in deze Lokale Educatieve Agenda de eisen op grond van de wet OKE worden getoetst aan de resultaten uit de periode 2006-2010. Wanneer nog niet aan de bepaalde eisen van de wet wordt voldaan, dan zal dit onderdeel als actiepunt worden opgenomen in deze agenda. In het uitvoeringsprogramma wordt dit nader uitgewerkt.

Toelichting

De hoofddoelstelling van de nota “Lokale Educatieve Agenda 2006-2010” is het effectief en vroegtijdig aanpakken van onderwijsachterstanden. Er is in de agenda een verdeling in acht deelgebieden gemaakt. Elk deelgebied kent één of meer activiteiten. In totaal is sprake van 40 activiteiten. De bedoelde deelgebieden zijn achtereenvolgens:

 

  • a.

    Preventie in doorgaande leerlijn Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)

  • b.

    Ondersteuning schoolloopbaan

  • c.

    Bestrijding voortijdig schoolverlaten

  • d.

    Beheersing Nederlandse taal

  • e.

    Monitoring en evaluatie

  • f.

    Nieuw beleid

  • g.

    Rollen en verantwoordelijkheden

  • h.

    Schoolbegeleiding

 

Eind 2008 heeft een (tussen) evaluatie plaatsgevonden waarbij is nagegaan in hoeverre voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en wat de resultaten daarvan zijn. Deze evaluatie vormt de basis voor de beoordeling in hoeverre de betreffende activiteit al dan niet wordt voortgezet.

Ook wordt per activiteit getoetst in hoeverre er een relatie ligt met de wet OKE.

In het uitvoeringsprogramma wordt per deelgebied de activiteit aangegeven en beoordeeld.

2 Brede School

De ontwikkeling van Brede Scholen in De Ronde Venen is al enige jaren aan de gang. Naar aanleiding van het collegeprogramma 1998- 2002 heeft het college van de gemeente De Ronde Venen een bestuursopdracht geformuleerd waarop door het college is besloten verder onderzoek te doen naar de mogelijkheden van de brede school.

 

De uitkomst van dit onderzoek (voorjaar 2002) was dat:

  • ·

    de basisscholen in De Ronde Venen wilden meewerken aan een vorm van brede school;

  • ·

    de scholen vooral kozen voor het opvang- en het zorgprofiel;

  • ·

    de scholen over het algemeen geen ruimte hadden voor extra activiteiten;

  • ·

    de gemeente voornamelijk een regisserende en coördinerende rol zou moeten vervullen.

 

De uitkomsten van het onderzoek hebben ertoe geleid dat er in het beleidsplan “Naar de kern” 2002-2006 is opgenomen dat een start gemaakt moest worden met het uitvoeren van het beleid met betrekking tot de brede school. Uitgangspunten hierbij waren:

  • ·

    het beleid heeft een breed draagvlak binnen het onderwijsveld en overige welzijnsinstellingen;

  • ·

    daar waar sprake is van vervangende nieuwbouw van een basisschool worden de mogelijkheden van een brede school onderzocht.

Dit heeft geresulteerd in een plan van aanpak en in 2003 heeft de gemeenteraad een krediet beschikbaar gesteld voor het realiseren van het eerste brede schoolgebouw in Mijdrecht. In dit gebouw opereert een brede school onder de naam Present.

Aanvankelijk kwam de samenwerking en het afstemmen van activiteiten moeizaam van de grond. Gebrek aan tijd en menskracht waren hiervan de voornaamste oorzaken. Omdat het onder één dak brengen van een aantal partijen geen garantie bleek voor een succesvolle samenwerking is besloten middelen beschikbaar te stellen voor het aanstellen van een coördinator. In de loop van 2007 is de coördinatiefunctie gestart en is ondergebracht bij de welzijninstelling De Baat.

Onderdeel van de coördinatiefunctie is een tweejaarlijkse evaluatie van de ontwikkelingen van de brede school in De Ronde Venen. Een eerste evaluatie heeft plaatsgevonden onder de naam “Brede School Brede Samenwerking” over de jaren 2007 en 2008. Op dit moment is een concept evaluatie beschikbaar over de periode 2009 en 2010. Deze evaluaties zijn voornamelijk gericht op het aanbod, de voorzieningen, projecten en activiteiten (ofwel de totale programmering) die per Brede School gerealiseerd worden en op deelname van kinderen en ouders.

 

Naast deze evaluaties bestaat ook behoefte aan een evaluatie van de organisatie en resultaten van de samenwerking op alle niveaus.

Deze notitie voorziet in een evaluatie van deze laatste aspecten.

2.1 Huidige situatie

Zoals hiervoor als is aangegeven is in 2004 nieuwbouw gerealiseerd voor de basisschool De Fontein, Stichting De Klimboom met bso ‘t Vlot, Stichting SpeelWijs met peuterspeelzaal Dribbel en een groep actieve wijkbewoners (Proostdijland-Noord) met als kerntaak onder andere: creatieve middagen voor kinderen. In het gebouw wordt samengewerkt onder de naam Present. Omdat de samenwerking niet van de grond kwam is in 2007 een coördinatiefunctie gerealiseerd.

Opdracht coördinatiefunctie De Baat

De gemeenteraad heeft op 21 december 2006 de Lokale Educatieve Agenda(LEA) De Ronde Venen 2006-2010 “Samenwerken is samen oogsten” vastgesteld. Voor de uitwerking van de LEA heeft de gemeenteraad financiële middelen beschikbaar gesteld voor het instellen van een coördinatiefunctie voor VVE, Brede School en Ouderbetrokkenheid en de ontwikkeling van de brede school.

De rol van deze functie is het gezamenlijk met de partners in de brede school activiteiten ontplooien met als doel de ontwikkelingskansen van jongeren te verbeteren. Daarnaast heeft de coördinator een belangrijke taak in het opzetten van activiteiten in samenwerking met het onderwijs, diverse instellingen/verenigingen op het terrein van welzijn, sport, zorg, cultuur, dit ter verbetering van de ontwikkelingskansen van jongeren (onder andere in relatie tot naschoolse activiteiten) en bevorderen van het samenwerkingproces tussen de verschillende deelnemers binnen het brede schoolconcept.

 

Vanaf januari 2011 bestaan er 6 brede school projecten. Brede school Vinkeveen, brede school Wilnis, brede school De Hoef. In Mijdrecht brede school Hoflandcomplex, brede school Present en brede school Molenland/Driehuis/Proostdij.

Doelstelling Brede School

Onderzoeksbureau Sardes komt, na onderzoek, uit op vijf profielen van een brede school:

  • ·

    het onderwijsachterstanden profiel; gelijke onderwijskansen en voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden;

  • ·

    het verrijkingsprofiel; brede sociale ontwikkeling van kinderen op sociaal, cultureel en sportief gebied;

  • ·

    het zorgprofiel; verbreding van zorg rond kinderen;

  • ·

    het opvangprofiel; opvang van kinderen van werkende en/of studerende ouders buiten reguliere schooltijden;

  • ·

    het wijkprofiel; bevorderen van de sociale cohesie.

 

Zoals in de inleiding al is aangegeven is de ontwikkeling van Brede Scholen in De Ronder Venen al enige jaren aan de gang. In het collegeprogramma 1998-2002 wordt voor het eerst over de Brede School gesproken. Tot het vaststellen van concrete doelstellingen voor de Brede School is het toen nog niet gekomen. Ook bij de realisering van Present in 2004 zijn doelstellingen voor de brede school niet formeel vastgelegd. Wel is destijds met de deelnemers gesproken over de inhoud van deze Brede School. Gekozen is toen voor het opvangprofiel en het zorgprofiel.

 

Bij de evaluatie van 2007-2008 is een doelstelling geformuleerd die tegelijk met de evaluatie is vastgesteld. Bij de nu voorliggende evaluatie wordt voorgesteld de toen geformuleerde doelstelling vanuit de ervaring en ontwikkeling van de afgelopen twee jaren aan te scherpen. Voorgesteld wordt de volgende doelstelling te hanteren:

“De vorming en uitbreiding van een netwerk bestaande uit basisscholen en andere voorzieningen (zorginstellingen, opvang, welzijn, cultuur en sport), met als doel een veilige, leerzame en inspirerende omgeving te bieden waarin de kinderen hun talenten kunnen ontdekken, hun sociale competenties worden versterkt en hun ouders ondersteund worden in de opvoedingstaak”.

 

Deze doelstelling wordt ook gebruikt in de bestuursopdracht die naar aanleiding van de doelstelling uit het beleidsprogramma ‘kernachtig verbinden’ is opgesteld. Deze doelstelling is (nog) niet formeel vastgesteld.

Knelpunten

Over het functioneren van de Brede Scholen zijn (intern) gesprekken gevoerd met de medewerkers die te maken (kunnen) hebben met de ontwikkeling van de Brede School in De Ronde Venen. Ook is uitvoerig deskresearch gepleegd. Los van de positieve ontwikkelingen is ook een aantal knelpunten gesignaleerd.

Organisatie

In de Brede School werken meerdere organisaties samen. Om de samenwerking vorm te geven is een gedegen projectorganisatie onontbeerlijk. Vastgesteld moet worden dat dit ontbreekt. Het ontbreekt tussen de samenwerkingspartners aan een gezamenlijk geformuleerde ambitie. Ook hebben de samenwerkingspartners geen formele verantwoordelijkheid voor het beleid en de uitvoering, omdat een samenwerkingsovereenkomst ontbreekt.

Hierdoor is de samenwerking vrijblijvend en vooral afhankelijk van personen en niet van instituties.

Coördinatiefunctie De Baat

De opdracht aan de coördinatiefunctie van De Baat is tweeledig. Enerzijds de opdracht om het gezamenlijk met de partners in de brede school activiteiten ontplooien met als doel de ontwikkelingskansen van jongeren te verbeteren. Anderzijds een belangrijke taak in het onderhouden van bestaande netwerken, maar ook in het ontwikkelen van nieuwe netwerken. Deze twee opdrachten blijken in de praktijk niet samen te gaan. Het coördineren vindt plaats op uitvoerend niveau, terwijl het uitbreiden/opzetten van samenwerkingsverbanden op bestuurlijk niveau (zou) moet(en) worden gerealiseerd. Bij het onderbrengen van deze opdrachten in één functie, zijn rolproblemen welhaast onvermijdelijk. In ieder geval zal dit tot zo zijn zolang geen sprake is van een gedegen projectorganisatie.

Integraliteit

Het is raadzaam de brede school bij één beleidsverantwoordelijke ambtenaar onder te brengen. Die vervult samen met zijn of haar collega’s een spilfunctie, omdat zij enerzijds het (politieke) bestuur moeten informeren en anderzijds contact onderhouden met de instellingen. Dat vereist onder andere optimale informatievoorziening binnen de gemeente, tussen afdelingen en sectoren.

Op deze wijze ontstaat binnen de gemeente een integrale benadering van de Brede School. Deze integrale benadering is bijvoorbeeld nodig als de brede school een wijkprofiel heeft.

 

Ook in de Kadernota Wijkparticipatie en Wijkgericht Werken De Ronde Venen van mei 2010, wordt aangegeven dat binnen wijkgericht werken integraal werken van groot belang is. Maatregelen en activiteiten op verschillende terreinen, initiatieven van bewoners en plannen van diverse instellingen worden met elkaar verbonden en op elkaar afgestemd. Onderwerpen die aan bod kunnen komen zijn o.a. wonen en woonomgeving, spelen, groen, water, verkeer, veiligheid, welzijn, recreatie. Een en ander komt samen in een wijkplan. Deze worden op maat gemaakt, waarbij alle betrokkenen een gelijkwaardige inbreng hebben, aldus de kadernota. In de kadernota wordt de link met de brede school en onderwijs nog niet gelegd. De brede school biedt echter bij uitstek de mogelijkheid om samen met anderen te werken aan ontmoeting en sociale samenhang in de wijk.

 

Ook ontwikkelingen als het CJG en de ZAT’s worden tot nu toe onvoldoende gekoppeld aan de brede schoolontwikkeling. De integrale benadering van de Brede school komt tot nu toe onvoldoende uit de verf.

Conclusie

Uit het vorenstaande mag duidelijk zijn dat de omstandigheden waaronder de Brede Schoolontwikkeling moet plaatsvinden niet optimaal zijn.

Verder kan worden vastgesteld dat bij de ontwikkeling van Brede Scholen in De Ronde Venen sprake is van een ´gemeente op afstand´. Wel is sprake van het verstrekken van faciliteiten in de vorm van subsidies. Het sturen op inhoud en organisatie is daarbij overgelaten aan ´het veld´, in de persoon van de brede school coördinator. De coördinator beschikt echter niet over zgn. doorzettingsmacht en is daardoor afhankelijk van de goede wil van de samenwerkende partijen. Er is hierdoor sprake van enige vrijblijvendheid als het gaat om het samen realiseren van een brede school.

 

Vastgesteld moet dan ook worden dat met de huidige aanpak de beoogde doelen onvoldoende c.q. niet worden bereikt.

3 Verbinding LEA en Brede School

Een gemeente met toegankelijk en adequaat onderwijs, zodat jongeren goede kansen op de arbeidsmarkt hebben. Hiertoe worden onderwijsachterstanden en voortijdig schoolverlaten voorkomen en bestreden. Dat is de visie op het Programma Onderwijs uit de nota Kernachtig Verbinden. Voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden bij vooral jongere kinderen en het zoveel mogelijk ontwikkelen van een ononderbroken leerlijn is hierbij als doel geformuleerd. Om dit doel te bereiken wordt het onderwijsachterstandbeleid (LEA-programma) ingezet.

 

Als doel is verder geformuleerd het “verder ontwikkelen van brede scholen” . Uitgangspunt hierbij is dat de Brede School een bijdrage levert aan het realiseren van de visie.

3.1 Effectiviteit LEA-programma

Er is redelijk veel empirisch onderzoek gedaan naar de effecten van educatieve opvang en voorzieningen die voorschoolse programma’s aanbieden (‘voorscholen’), zowel nationaal als internationaal. Van de volgende elementen is inmiddels redelijke empirisch onderbouwd dat ze bijdragen aan positieve effecten: start van het programma rond tweeëneenhalf à drie jaar; deelname voor ten minste vier dagdelen; en een dubbele bezetting van de groep (circa acht kinderen per leerkracht).

Onderzoeken wijzen op positieve effecten van educatieve opvang op zowel schoolprestaties als de sociale ontwikkeling van kinderen en op positieve effecten van educatieve opvang. Ook zijn studies gedaan naar de effecten van voorschoolse, educatieve programma’s, specifiek voor kinderen in achterstandssituaties. Alle studies laten positieve resultaten op de lange termijn zien, zoals hogere leerprestaties, minder behoefte aan speciaal onderwijs, minder vertragingen in de schoolloopbaan, minder gedragsproblemen en criminaliteit, en meer doorstroming naar hoger vervolgonderwijs en daarmee naar een beter betaalde baan.

Deze en andere studies laten tevens zien dat zowel cognitieve als niet-cognitieve vaardigheden zoals motivatie, doorzettingsvermogen en zelfbeheersing in belangrijke mate bepalend zijn voor succes op school en in het verdere leven.

Aangenomen mag worden dat deze effecten ook optreden met de activiteiten die in het bijgevoegde uitvoeringsprogramma zijn opgenomen en daarmee in belangrijke mate bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden bij vooral jonge kinderen en het zoveel mogelijk ontwikkelen van een ononderbroken leerlijn.

3.2 Effectiviteit Brede School

De brede school activiteiten in De Ronde Venen bestaan uit:

  • Ø

    Verrijkingsactiviteiten voor kinderen van 2 tot 13 jaar

  • Ø

    Opvoedingsondersteuning voor de ouders van bovenbedoelde kinderen

 

Dit valt op te maken uit de door de brede schoolcoördinator opgestelde evaluatie over de periode 2009-2010.

De verrijkingsactiviteiten worden aangeboden op 5 brede school samenwerkingsverbanden en bestaan onder andere uit: taarten maken, majorette, houtbewerken, fotografie, theater, schilderen, waterraket en ruimtevaart, Turks koken, creatieve herfstdecoratie, poppentheater en muziek. Het aanbod richt zich op de groepcombinaties 1-2, 3-4, 5-6 en 7-8

De activiteiten worden op twee momenten in het schooljaar aangeboden en bestaan uit 3 tot 6 lessen. Het maximum aantal kinderen dat per activiteit kan deelnemen, varieert van 8 tot 15 deelnemers.

 

Er is een aanbod van verrijkingsactiviteiten voor kinderen van 2 tot 13 jaar. De omvang daarvan is echter beperkt en vrijwel uitsluitend gericht op kinderen in de basisschoolleeftijd. Van samenwerking met andere deelnemende partijen zoals peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang is daardoor weinig sprake.

Eén van de locatieleiders van de scholen typeerde het aanbod als volgt: “De meerwaarde voor de kinderen is hoofdzakelijk een leuke vrije tijdsbesteding. Misschien een oriëntatie op een nieuw te verwerven hobby. Op dit moment kan ik voor het onderwijs niet direct een meerwaarde ontdekken. Een vorm van naamsbekendheid is misschien te benoemen”

 

Naast het min of meer spontane spelen op straat maken veel kinderen bovendien ook gebruik van het aanbod van door verenigingen georganiseerde vrije tijd. Iets meer dan de helft van de kinderen tussen de acht en twaalf jaar is lid van een club. Hierbij zijn sportverenigingen het populairst (77%), op afstand gevolgd door een muziekvereniging (23%), een natuurvereniging (10%) of een jeugdvereniging/hobbyvereniging (10%). Hoeveel tijd zij precies doorbrengen op deze clubs is niet bekend. Uiteraard zijn er verschillen naar sociaal milieu: kinderen met een niet-westerse achtergrond, kinderen die onder de armoedegrens leven, of kinderen van wie de ouders laag zijn opgeleid, zijn (veel) minder vaak lid, terwijl kinderen uit welgestelde gezinnen vaak van meerdere clubjes lid zijn. Deze zogenoemde ‘achterbankgeneratie’ wordt op de fiets of in de auto van activiteit naar activiteit gebracht en heeft een drukke agenda. Kinderen uit lagerestatusgroepen maken daarentegen eerder gebruik van het (goedkope) activiteitenaanbod in de eigen buurt, bestaande uit speeltuinen, buurthuizen, enzovoort.

 

Tegelijk geldt dat ook buitenschoolse opvang veel mogelijkheden biedt voor opvoeding en educatie. Een aanbod, bijvoorbeeld activiteiten op het gebied van cultuur en sport, kan een verrijking zijn op wat het kind in het gezin en op school meekrijgt. Ook voor de sociale en morele vorming biedt buitenschoolse opvang veel mogelijkheden. Activiteiten vinden namelijk vaak plaats in groepsverband; soms ook zijn groepen gevarieerder qua leeftijdssamenstelling en vaak is er meer ruimte voor kinderen om activiteiten zelf in te vullen. De activiteiten bieden hierdoor veel gelegenheid om te oefenen met sociale vaardigheden als leren samenspelen en -werken, leren rekening houden met de ander, en leren omgaan met verschillen tussen kinderen.

Een punt van aandacht is dat buitenschoolse opvang zich actief zou moeten inzetten om een diverse groep kinderen binnen te krijgen, dat wil zeggen kinderen uit diverse etnische groepen en kinderen van zowel hoog- als laagopgeleide ouders. Buitenschoolse opvang biedt namelijk zo een goede gelegenheid voor opgroeien in diversiteit.

 

In het vorige hoofdstuk is vastgesteld dat de omstandigheden waaronder de Brede Schoolontwikkeling moet plaatsvinden niet optimaal zijn en dat met de huidige aanpak de beoogde doelen niet worden bereikt. Uit het verder inzoomen op de praktijk van de Brede School wordt dit bevestigd.

 

Enerzijds is er de algemene doelstelling van de Brede School, namelijk “De vorming en uitbreiding van een netwerk bestaande uit basisscholen en andere voorzieningen (zorginstellingen, opvang, welzijn, cultuur en sport), met als doel een veilige, leerzame en inspirerende omgeving te bieden waarin de kinderen hun talenten kunnen ontdekken, hun sociale competenties worden versterkt en hun ouders ondersteund worden in de opvoedingstaak” en anderzijds de doelstelling uit Kernachtig Verbinden om onderwijsachterstanden bij vooral jongere kinderen te voorkomen en te bestrijden en het zoveel mogelijk ontwikkelen van een ononderbroken leerlijn. De Brede School wordt geacht ook een bijdrage te leveren aan deze doelstelling.

3.3 Hoe verder?

Uit de vorige paragrafen kan worden opgemaakt dat het LEA-programma als effectief kan worden beoordeeld maar dat de activiteiten van de Brede School onvoldoende effectief zijn. Vooral de niet optimale omstandigheden waaronder de Brede Schoolontwikkeling moet plaatsvinden zijn daar debet aan. Dat hierin verandering moet komen is evident. Dat kan op verschillende manieren.

Aanpassen van de omstandigheden

In de Brede School werken meerdere organisaties samen. Om de samenwerking vorm te geven is een gedegen projectorganisatie onontbeerlijk. Eerder is al vastgesteld dat dit ontbreekt. Het ontbreekt tussen de samenwerkingspartners aan een gezamenlijk geformuleerde ambitie. Ook hebben de samenwerkingspartners geen formele verantwoordelijkheid voor het beleid en de uitvoering, omdat een samenwerkingsovereenkomst ontbreekt.

Hierdoor is de samenwerking vrijblijvend en vooral afhankelijk van personen en niet van instituties.

Om de brede school meer succesvol te laten zijn zou het aanpassen van de omstandigheden waaronder de brede school zich moet ontwikkelen een mogelijkheid zijn.

Vast staat dat er behoefte is aan een duidelijke rol van de gemeente bij het ontwikkelen van brede scholen. Er dient ten eerste sprake te zijn van een verankering in de gemeentelijke organisatie. Het aanstellen van een gemeentelijke accountmanager brede school die boven de partijen staat en een verbindende rol speelt is dan een logische stap. Deze functionaris draagt er binnen de gemeentelijke organisatie zorg voor dat de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen tot stand komt. Maar natuurlijk ook het sturen op samenwerking met externe partners behoort tot deze rol.

 

Van belang voor de ontwikkeling van de brede scholen / het realiseren van de doelstellingen is een adequate werkorganisatie met duidelijkheid over de taakverdeling, de coördinatie, hiërarchie, verantwoordelijkheid enzovoort. Vanuit die gedachte ligt het voor de hand over te gaan tot het inrichten van een stuurgroep die zich bezig houdt met het realiseren van de doelstellingen. De leden van de stuurgroep zijn de directeuren/bestuurders van de organisaties die een rol spelen bij de brede school en (in ieder geval) de wethouder voor onderwijs die voorzitter is van de stuurgroep.

 

Bij de huidige projecten zijn werkgroepen in het leven geroepen. De bemensing van deze werkgroepen is zodanig dat alle meewerkende organisaties daarin zijn vertegenwoordigd. Het is daarbij van belang dat de bestuurders de leden van de werkgroep voldoende mandateren en dat er bestuurlijk draagvlak is en blijft voor de projecten. De opdracht aan deze werkgroepen kan wisselen naar gelang de stand van zaken van de betreffende brede school. Het leiderschap van deze projecten dient in eerste instantie te worden belegd bij de gemeente, of wordt uitgevoerd in opdracht van de gemeente.

 

Cruciale schakel in het welslagen van de Brede school is coördinatie. Coördinatie van het activiteitenaanbod vormt daar een deel van, maar het zorg dragen voor een geslaagde samenwerking tussen de verschillende bij de Brede school betrokken partijen is veel belangrijker.

 

Een eerste stap is hier zou dus kunnen zijn het aanpassen van de werkorganisatie. Vervolgens moet een gezamenlijke ambitie worden geformuleerd en de samenwerking geformaliseerd. Dit houdt in dat feitelijk een geheel nieuwe start moet worden gemaakt met de ontwikkeling van de brede school.

Overweging

Het creëren van effectieve randvoorwaarden om de Brede School tot een succes te maken is een ingrijpend en intensief en langdurig traject. In ieder geval moet rekening gehouden worden met meer ambtelijke inzet. De vraag dient zich dan aan of op deze manier moet worden ingezet op het realiseren van de doelen van de brede school en of kosten en baten wel in evenwicht zijn.

Deze vraag was aanleiding om te bezien of alternatieven voorhanden zijn. Veel is in beweging binnen het onderwijs. Onder andere Passend onderwijs, de wet Oke, de transitie van de Jeugdzorg, enz. Deze ontwikkelingen zijn al eerder aan bod geweest in deze nota. Daarnaast is uit de discussie rondom deze evaluatie gebleken dat het opleggen van ontwikkelingen vanuit de gemeente door ‘het veld’ als minder gewenst wordt ervaren. Vanuit vooral het onderwijsveld is aangegeven dat zij open staan voor onderwijskundige ontwikkelingen, maar dat het niet noodzakelijk/gewenst is daar op iedere plek in de gemeente op dezelfde manier vorm en inhoud aan te geven.

Uitgangspunt

Het gemeentelijk onderwijsbeleid is op hoofdlijnen vastgelegd in het beleidsplan 2011-2014 “Kernachtig Verbinden”.

 

De visie is: Een gemeente met toegankelijk en adequaat onderwijs, zodat jongeren goede kansen op de arbeidsmarkt hebben. Hiertoe worden onderwijsachterstanden en voortijdig schoolverlaten voorkomen en bestreden.

 

Als doelen worden genoemd:

  • ·

    Het bieden van adequate onderwijshuisvesting voor alle scholen met aandacht voor terugloop van leerlingenaantallen (ontgroening) en onderhoudskosten schoolgebouwen;

  • ·

    Voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden bij vooral jongere kinderen en het zoveel mogelijk ontwikkelen van een ononderbroken leerlijn;

  • ·

    Verder ontwikkelen brede scholen;

  • ·

    Ontwikkelen van passend leerlingenvervoer;

  • ·

    Blijven voldoen aan de (veranderende) wettelijke verplichtingen die vanuit het Rijk worden opgelegd.

 

Voorgesteld wordt om scholen/schoolbesturen uit te nodigen initiatieven te ontplooien die een bijdrage leveren aan het realiseren van de gemeentelijke beleidsdoelen. Om die initiatieven tot uitvoer te brengen kan vervolgens op projectbasis een subsidie bij de gemeente worden aangevraagd.

Toetsingskader

Om tot een goede afweging te komen bij de subsidie aanvragen moet een toetsingskader aanwezig zijn. Dit toetsingskader moet nog worden ontwikkeld op basis van de beleidsuitgangspunten. Zo zal er naast het LEA-plan een afzonderlijk beleidskader komen dat de beleidsdoelen verder vorm in inhoud geeft. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld het stimuleren van een brede school als spil in de wijk. In dit geval zou bijvoorbeeld een subsidie voor de coördinatie kunnen worden aangevraagd. Ook het ontwikkelen van een Integraal Kindcentrum (IKC) kan aanleiding zijn voor financiële ondersteuning. Verder kan gedacht worden aan projecten in het kader van een veilige school, hoogbegaafdheid, anderstaligen, leerlingenzorg (schoolbegeleiding), gezondheid, sport, enz.

Gevolgen

Het inzetten van het brede schoolbudget voor andere projecten heeft consequenties voor de huidige gemeentelijke inzet ten aanzien van Brede Scholen. Deze kan worden stopgezet.

De consequentie daarvan is dat ook de inzet van de brede school coördinator wordt beëindigd evenals de inzet van De Baat (projectuitvoering) ten behoeve van de Brede School.

 

De beëindiging van de gemeentelijke inzet voor de brede school kan gevolgen hebben voor de samenwerkingsverbanden. Deze worden nu gefaciliteerd vanuit het gemeentelijk brede school beleid. Het gevolg kan zijn dat geen buitenschoolse activiteiten meer worden aangeboden.

Bedacht moet wel worden, zoals eerder betoogd, dat veel kinderen via sportverenigingen e.d. hun vrije tijd invullen. Maar ook de buitenschoolse opvang biedt in veel gevallen diverse activiteiten aan. (Stek4kids (Abcoude), SportSTEK (Phoenix))

Ook De Baat organiseert “after school” activiteiten voor tieners vanaf 10 jaar. In ieder geval geschikt voor de groepen 7 en 8 en deels ook voor groep 6.

 

De subsidie aan De Baat voor de coördinatiefunctie voor het LEA-programma, Brede School en Ouderbetrokkenheid bedraagt voor 2012 € 52.760. De totale functieomvang bedraagt 24 uur per week. Gemiddeld genomen wordt de inzet voor de brede school geschat op de helft van de tijd. De omvang van deze functie wordt daarom met 12 uur tot de helft teruggebracht. Hiermee wordt ook de financiële inzet met de helft teruggebracht tot € 26.500. Los hiervan is voor brede school projecten een bedrag van € 30.000 per jaar beschikbaar gesteld. Ook dit bedrag hoeft niet meer te worden uitgegeven ten behoeve van de Brede schoolontwikkeling.

4 Financiën

Op grond van de Wet OKE ontvangt de gemeente een specifieke uitkering voor de kosten van het onderwijsachterstandenbeleid. De algemene maatregel van bestuur stelt de bijdrage vast op € 3.181 maal het aantal schoolgewichten in de gemeente (71), gebaseerd op het aantal leerlingen van de teldatum 1 oktober 2009. Voor De Ronde Venen betekent dat een bedrag van afgerond € 225.900 per jaar (t/m 2014) Deze middelen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de voorschoolse educatie en voor de inrichting en instandhouding van schakelklassen in het basisonderwijs. De rijksmiddelen die op 31 december 2014 niet besteed zijn, dienen aan het ministerie te worden terugbetaald.

 

In de gemeentebegroting 2011 wordt voor het LEA-programma (naast de Rijksvergoeding) rekening gehouden met gemeentelijke bijdrage tot een bedrag van € 106.150. Hierbij wordt opgemerkt dat het college van de v.m. gemeente De Ronde Venen in november 2010 besloten heeft om - vooruitlopende op de vaststelling van de nieuwe LEA nota 2011-2014 en ten laste van het bedrag van € 106.150 - in te stemmen met personele lasten tot een bedrag van € 42.000 voor klassenassistenten en toetsleidster in het basisonderwijs. Vervolgens heeft het college in februari 2011 ook besloten in te stemmen met personele- en projectkosten van de bibliotheek tot een bedrag van € 8.600 en ten behoeve van de Brede School projecten een bedrag van € 30.000. Deze bedragen komen ook ten laste van het bedrag van € 106.150. Daarbovenop wordt voor de coördinatiefunctie aan De Baat subsidie verstrekt tot een bedrag van € 52.760 (subsidieaanvraag De Baat voor 2012). Aan gemeentelijke middelen is in totaal dus een bedrag van afgerond € 159.100 beschikbaar.

 

Schematisch ziet het er als volgt uit:

2011

Rijk

Gemeente

Besturen

Totaal

Dekkingsmiddelen

225.900

106.100

p.m.

332.000

Subsidie De Baat

 

53.000

 

53.000

Totaal beschikbaar 2011

225.900

159.100

 

385.000

Vastgelegde uitgaven 2011:

 

 

 

 

Taalstimulering / leesbevordering

 

8.600

 

8.600

Klassenassistenten

 

42.000

 

42.000

Subsidie De Baat

 

53.000

 

 

Brede School projecten

 

30.000

 

30.000

Totaal uitgaven

0

133.600

0

133.600

Resteert

225.900

25.500

p.m.

251.400

De uitgaven in 2011 betreffen in hoofdlijnen een voortzetting van de activiteiten zoals die ook in 2010 werden uitgevoerd.

 

Onderstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven in 2011

nr

activiteit

kosten

 

 

Gemeente

Rijk

1.

Boekenpret consultatiebureau

 

1.200

2

Huisbezoeken en screening JGZ dossiers

 

3.500

3

Peuterspeelzaalleidster PLUS

 

17.000

4

Kosten Wet Oke

 

127.000

5

Boekenpret op psz

 

6.500

6

Deskundigheidsbevordering

 

1.000

7

Boekenpret kinderdagverblijven

 

2.650

8

Gebruik overdrachtsformulier

 

250

9

Nieuw programma

 

2.500

10

Nieuw programma

0

11

Boekenpret op VVE scholen

8.600

 

12

Rode Draad op basisscholen

19.450

 

13

Klassenassistent basisscholen

42.000

 

14

Schakelklas

 

55.000

15

Logopedie op kinderopvang

4.700

12.800

16

Werkorganisatie LEA

1.250

 

17

Brede school

30.000

 

18

Subsidie De Baat

53.000

 

 

Totaal

€ 159.000

€ 225.900

 

Beschikbaar

159.000

225.900

 

 

 

 

4.1 Begroting 2012 t/m 2014

Beschikbare middelen:

2012/2013/2014 per jaar:

Rijk

Gemeente

Besturen

Totaal

Totaal beschikbaar per jaar

225.900

159.100

p.m.

385.000

De wijziging ten opzichte van 2011 is dat de subsidie aan De Baat niet meer is opgenomen in verband met het beëindigen van de Brede School activiteiten. De coördinatietaken voor lea worden eveneens niet meer uitgevoerd door De Baat maar door de gemeente. Voor 2012 en volgende jaren zijn nog geen uitgaven vastgelegd.

 

Op grond van de voorstellen in deze nota en het bijgevoegde uitvoeringsprogramma wordt voorgesteld uit te gaan van de volgende uitgavenraming:

Uitgaven: 2012 t/m 2014 per jaar:

nr

activiteit

kosten

 

 

Gemeente

Rijk

1.

Boekenpret consultatiebureau

 

1.200

2

Huisbezoeken en screening JGZ dossiers

 

3.500

3

Peuterspeelzaalleidster PLUS

 

17.000

4

Kosten Wet Oke

 

127.000

5

Boekenpret op psz

 

6.500

6

Deskundigheidsbevordering

1.000

 

7

Boekenpret kinderdagverblijven

 

2.650

8

Gebruik overdrachtsformulier

 

250

9

Nieuw programma

12.500

 

10

Boekenpret op VVE scholen

8.600

 

11

Klassenassistent basisscholen

42.000

 

12

Schakelklas

 

55.000

13

Logopedie op kinderopvang

4.700

12.800

14

Werkorganisatie LEA

1.200

 

15

Subsidie voor projecten

35.000

 

16

Coördinatie LEA c.a.

35.000

 

17

Harmonisatie

20.000

 

 

Totaal

€ 159.000

€ 225.900

 

Beschikbaar

159.000

225.900

 

 

 

 

Bij de uitgaven voor 2012 en volgende jaren is rekening gehouden met extra uitgaven als gevolg van uitbreiding van activiteiten in verband met harmonisatie. (bijv. uitbreiding uren logopedie). Verder is een post opgenomen voor het subsidiëren van projecten. De post coördinatie LEA is opgehoogd voor extra (ambtelijke) inzet die nodig is voor het ontwikkelen van het beleidskader en het toetsen van de aanvragen om projectsubsidie.

Geen rekening is gehouden met de ‘solidariteitsbijdrage’ van de scholen en evt. kinderopvang. Op dit moment is onzeker of het mogelijk is te komen tot een uniforme toepassing van de solidariteitsbijdrage.

5 Conclusies en aanbevelingen

5.1 Conclusies

  • 1.

    Vanwege de positieve resultaten van de Lokale Educatieve Agenda 2006-2010 is deze agenda het uitgangspunt voor de periode 2011-2014.

  • 2.

    Uit onderzoeken is gebleken dat er positieve effecten zijn gerealiseerd met de activiteiten die deel uitmaken van de Lokale Educatieve Agenda in De Ronde Venen.

  • 3.

    De Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie stelt nadere eisen aan de kwaliteit van het onderwijsachterstandenbeleid en is daardoor uitgangspunt voor de Lokale Educatieve Agenda 2011-2014.

  • 4.

    De invoering van Passend Onderwijs heeft invloed op de Lokale Educatieve Agenda.

  • 5.

    De omstandigheden waaronder de Brede Schoolontwikkeling moet plaatsvinden is niet optimaal Bij de ontwikkeling van Brede Scholen in De Ronde Venen sprake is van een ´gemeente op afstand´. Wel is sprake van het verstrekken van faciliteiten in de vorm van subsidies. Het sturen op inhoud en organisatie is daarbij overgelaten aan ´het veld´, in de persoon van de brede school coördinator. De coördinator beschikt echter niet over zgn. doorzettingsmacht en is daardoor afhankelijk van de goede wil van de samenwerkende partijen. Er is hierdoor sprake van enige vrijblijvendheid als het gaat om het samen realiseren van een brede school. Geconcludeerd moet dan ook worden dat met de huidige aanpak de beoogde doelen onvoldoende c.q. niet worden bereikt.

  • 6.

    Omdat de omstandigheden niet optimaal zijn is het aanbod van de brede school beperkt en daardoor niet effectief.

  • 7.

    Het aanpassen van de randvoorwaarden om de Brede School wel tot een succes te maken betekent dat een nieuwe start moet worden gemaakt met de brede school ontwikkeling.

  • 8.

    Met de introductie van een budget voor projecten wordt het nemen van initiatieven gestimuleerd.

  • 9.

    Voor het toetsen van de subsidieaanvragen moet een beleidskader worden ontwikkeld dat kan dienen als toetsingskader.

5.2 Aanbevelingen

  • 1.

    Stel voor de uitvoering van de Lokale Educatieve Agenda 2011-2014 bijgaand uitvoeringsprogramma vast. Dit uitvoeringsprogramma is gebaseerd op de positieve ervaringen en activiteiten uit de LEA 2006-2010 op de Wet Oke en op de ontwikkelingen in het kader van Passend Onderwijs.

  • 2.

    Beëindig de huidige inzet ten aanzien van de Brede Scholen per 1 januari 2012. Dit houdt in dat de financiering en de werkzaamheden van de brede school coördinator worden beëindigd, evenals de inzet van De Baat (projectuitvoering) ten behoeve van de Brede School.

  • 3.

    Zet in op het stimuleren van het nemen van initiatieven door middel van het beschikbaar stellen van projectsubsidies.

  • 4.

    Ontwikkel een beleidskader op grond waarvan de aanvragen voor projectsubsidies kan worden getoetst.