Organisatie | Zandvoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2011 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Wonen en leefomgeving |
Deze regeling is vervangen door de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Zandvoort 2015.
Huisvestigingswet, art. 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | 01-07-2015 | intrekking | 23-06-2015 | 2015/04/001458/Z2015-000574 | |
01-01-2012 | 01-07-2015 | nieuwe regeling | 14-12-2011 | 2011/11/000720/Z2011-004861 |
De raad van de gemeente Zandvoort;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 oktober 2011,
overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad;
gelet op de artikel 2 van de Huisvestigingswet;
besluit de volgende verordening, inclusief de bijlagen vast te stellen:
In deze verordening wordt een groot aantal vaste begrippen gebruikt. Een uitleg hiervan is opgenomen in bijlage 2.
Het college kan met eigenaren van woonruimte overeenkomsten (als bedoeld in artikel 4 van de wet) sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. Zij nemen hierbij hoofdstuk 1, 2 en 3 van deze verordening in acht. Daar waar er in het Convenant opgenomen in bijlage 3 van deze verordening afspraken zijn gemaakt over een onderwerp, treden deze in de plaats van de desbetreffende bepalingen in hoofdstuk 1, 2 en 3 van de verordening.
De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden voor de inwerkingtreding en ondertekening ter kennis gebracht aan de raadscommissie die het college adviseert over de volkshuisvesting. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de regio Zuid-Kennemerland en andere
De aanvraag voor een huisvestingsvergunning, een vergunning voor onttrekken, samenvoegen, splitsen of omzetten van woonruimte of een urgentieverklaring worden schriftelijk ingediend bij het college. Behandeling hiervan volgt als:
a. de aanvraag is ingediend via het daarvoor bestemde formulier dat volledig is ingevuld en ondertekend;
b. nadere gegevens of bescheiden, noodzakelijk voor het toetsen van de aanvraag aan deze verordening, zijn verstrekt.
c. indien nadere gegevens of bescheiden ontbreken wordt de aanvrager twee weken in de gelegenheid gesteld het ontbrekende in te leveren.
Het college kan een verleende vergunning intrekken als:
a. niet binnen de in de vergunning gestelde termijn van de vergunning gebruik is gemaakt;
b. de vergunning is verleend op grond van door de aanvrager verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen onder de huurprijsgrens en koopprijsgrens, voorzover er hierna of in het convenant opgenomen in bijlage 3 niet van wordt afgeweken.
In afwijking van lid 2b wordt een principe-huisvestingsvergunning afgegeven als de eigenaar niet bereid is de woonruimte te verhuren en de aanvraag is gedaan met het oog op het bepaalde in de artikelen 267 lid 6, 268 lid 3 of 270 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de aanvrager voldoet aan gestelde in lid 1 en lid 2a.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een huisvestingsvergunning dient de aanvrager of dienen de aanvragers meerderjarig te zijn volgens de bepalingen van Boek 1 van Burgerlijk Wetboek.
Voor woonruimte van eigenaren met wie geen convenant is afgesloten, en waarvan de huurprijs ligt beneden de huurprijsgrens zoals opgenomen in bijlage 1, artikel 1, lid 2 van deze verordening, wordt bij voorrang vergunning verstrekt aan een huishouden dat volgens de in bijlage 1, artikel 1 lid 2 opgenomen tabel passend is.
Voor de bepaling van het inkomen gelden de volgende regels:
a. als geen aanslag voor de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als
bewijsstuk het laatste inkomstenbewijs van de werkgever(s) en / of
uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto inkomen;
b. als wel een aanslag voor de inkomstenbelasting is opgelegd geldt het laatst bekende belastbare jaarinkomen; bewijsstuk is de daarop betrekking hebbende aanslag inkomstenbelasting;
c. het college kan verzoeken een zgn. IB-60 formulier over het meest recente kalenderjaar te overleggen ter controle van het inkomen;
d. als de aanvrager kan aantonen dat het inkomen, sinds de vaststelling hiervan volgens a) of b), is veranderd of binnen 13 weken zal veranderen, dan geldt dit actuele inkomen.
De omvang van het huishouden moet in redelijke verhouding staan tot de woninggrootte. De verhouding wordt getoetst als:
a. de huurprijs lager is dan de huurprijsgrens (woningen van corporaties
waarmee geen huisvestingsconvenant is afgesloten);
b. de huurprijs lager is dan het bedrag zoals is opgenomen in artikel 1, lid 1 van bijlage 1 van deze verordening (woningen van overige woningeigenaren).
In afwijking van het bovenstaande is onzelfstandige woonruimte ook passend voor de alleenstaande woningzoekende die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten of in het bezit is gesteld van een vergunning tot verblijf als bedoeld in die wet, als zij in verband hiermee woonruimte nodig hebben.
Bij selectie van kandidaten voor nieuwe of vrijkomende standplaatsen in de overige gemeenten in Zuid-Kennemerland en indien de standplaats in de gemeente Haarlem is gelegen en niet op grond van lid 1 is toegewezen, geldt de volgende prioriteitsvolgorde:
a. kandidaten, welke wonen op het centrum, waar de toe te wijzen standplaats op – of aansluitend aan – is gelegen;
b. kandidaten, welke wonen op één van de andere woonwagencentra in de regio Zuid-Kennemerland.
Als er meerdere kandidaten zijn binnen dezelfde prioriteitscategorie zoals bepaald in lid 2 of als er op grond van lid 1 meerdere kandidaten zijn voor één standplaats, dan geldt binnen deze categorie dat kandidaten met een huisvestingsvergunning voor een standplaats voorrang krijgen boven de onzelfstandige wonende kinderen. Vervolgens gaan kandidaten met de langste zoekduur voor. Indien er op grond van een zoekduurlengte geen voorrang tussen de kandidaten bestaat, wordt de woningzoekende met de hoogste leeftijd geselecteerd voor de standplaats.
In aanvulling op artikel 5 kan een huisvestingsvergunning voor een standplaats worden ingetrokken als:
a. de vergunninghouder niet binnen twee weken nadat de standplaats feitelijk beschikbaar is gekomen, de standplaats inneemt;
b. de vergunninghouder handelt in strijd met deze verordening, de voor de standplaats verstrekte huisvestingsvergunning en / of de daaraan verbonden voorschriften.
De huisvestingsvergunning voor een standplaats vervalt:
a. één maand nadat de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de standplaats geen gebruik meer te willen maken;
b. onmiddellijk nadat de huurovereenkomst voor een standplaats is beëindigd en de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten;
c. onmiddellijk nadat de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten, voor zover de betreffende standplaats niet ingevolge een huurovereenkomst door de vergunninghouder werd ingenomen.
De eigenaar moet de woonruimte binnen de in het vorige lid genoemde termijn tenminste zes maal door middel van een advertentie, geplaatst in één of meer regionaal verschijnende bladen, te huur of te koop hebben aangeboden. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
a. het adres van de woonruimte;
c. de mededeling dat woningzoekenden die voldoen aan artikel 6, de voorkeur hebben.
De in lid 1 genoemde termijn begint op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.
Het eerste lid is alleen van toepassing als:
a. de huur-of koopprijs redelijk is, gelet op de prijs in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimten, of
b. als de huurprijs niet hoger is dan de volgens deze wet maximaal redelijke huurprijs als bedoeld in de wet in onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Als een woningzoekende die voldoet aan artikel 9 lid 2 van de wet en artikel 8 van deze verordening, en ingezetene is van de regio Zuid-Kennemerland, dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan het college in de artikel 15 en 16 omschreven gevallen op schriftelijk verzoek een urgentieverklaring verlenen.
Een verklaring is geldig in alle regiogemeenten. Met de urgentieverklaring kan met voorrang gereageerd worden op alle woningen die voldoen aan het zoekprofiel dat is opgenomen in de verklaring. Uitgangspunt van het zoekprofiel is dat er met de verklaring geen sprong voor-of achteruit in de wooncarrière wordt gemaakt.
De eerste 13 weken kan men zelf reageren op het woningaanbod. De overige 13 weken kan, indien nodig, gericht worden gezocht door Woonservice. Ook tijdens deze tweede periode kan men zelf reageren op het aanbod. De verklaring vervalt als passende woonruimte is gevonden, of in de tweede periode is aangeboden.
Als een urgentieverklaarde binnen de termijn geen gebruik heeft gemaakt van de verklaring, terwijl er naar het oordeel van het college in deze termijn passende huisvesting beschikbaar is gekomen, hetzij via reageren op aanbod, hetzij door een passend aanbod van Woonservice, wordt op grond van dezelfde feiten of omstandigheden die hebben geleid tot de urgentieverklaring, niet opnieuw een verklaring afgegeven.
Het college kan met instanties die werkzaam zijn op sociaal, maatschappelijk of medisch terrein, afspraken maken over af te geven urgentieverklaringen voor cliënten van deze instellingen die wegens bijzondere omstandigheden een verklaring nodig hebben, maar aan de reguliere voorwaarden hiervoor niet voldoen.
De urgentieverklaring bevat in ieder geval:
a. de personalia van de urgentverklaarde;
b. de geldigheidstermijn van 26 weken;
c. een zoekprofiel: woningtypen waarvoor de verklaring geldig is, met als uitgangspunt de kenmerken van de achter te laten woning (indien van toepassing) en rekening houdend met de achtergrond van de urgentie.
De in artikel 14 eerste lid bedoelde urgentie kan worden verleend indien er sprake is van een medische of een psychosociale klacht in relatie met de huidige woning waaruit een dringende noodzaak tot (her)huisvesting op korte termijn voortvloeit. Deze noodzaak is alleen aanwezig als er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie.
Een verklaring wordt verleend als:
a. de huidige woonruimte waarover men zelfstandig beschikt in de regio Zuid-Kennemerland direct definitief moet worden verlaten door natuurgeweld of een niet door eigen opzet ontstane calamiteit;
b. woonruimte in het kader van een stadsvernieuwing-of herstructureringsproject op korte termijn moet worden verlaten. Daarbij geldt als voorwaarde dat er recht is op huurbescherming (op basis van het Burgerlijk Wetboek) ten opzichte van de eigenaar, niet zijnde de bewoner op het moment dat de woning moet worden
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle zelfstandige en onzelfstandige woonruimten, ongeacht de koopprijs of huurprijs.
Een woonruimte wordt geacht leeg te zijn als:
a. de gebruiker van de woonruimte het gebruik daarvan aan de eigenaar heeft opgezegd;
b. de eigenaar het gebruik aan de gebruiker heeft opgezegd en vaststaat dat ontruiming juridisch mogelijk is;
d. de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk
wordt gemaakt dat dit slechts voor korte tijd het geval is;
e. op andere wijze is gebleken dat een woonruimte te huur of – vrij van huur – te koop is.
Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kan het college aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot in de artikel 19, lid 1 aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door het college aangegeven woningzoekende doen.
Binnen twee weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen, zendt het college een voordracht van ten hoogste drie woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht worden desbetreffende woningzoekenden door het college schriftelijk in kennis gesteld.
Binnen twee weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende te benaderen en het college schriftelijk te berichten of met de voorgedragen woningzoekende een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Als de eigenaar de voorgedragen woningzoekende weigert, dient hij de reden daarvan aan het college te melden.
Het college stelt de voorgedragen woningzoekende hiervan in kennis en geeft daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal zijn. Als de voorgedragen woningzoekende de woonruimte weigert, dient hij de reden daarvan schriftelijk aan het college te melden.
Als de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3 heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende naar het oordeel van het college zonder gegronde redenen weigert, kan het college overeenkomstig hoofdstuk
4 van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.
Artikel 20 Vergunning voor onttrekken, samenvoegen en omzetten
Het is verboden om zonder onttrekkingvergunning woonruimte binnen de gemeentegrenzen:
a. geheel of gedeelte aan de woonbestemming te onttrekken. Onder ontrekken wordt verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder gedeeltelijk onttrekken wordt verstaan een zodanige onttrekking van woonruimte, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zondanige onttrekking geschikt is;
b. met andere woonruimte samen te voegen;
c. om te zetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte.
Indien het college heeft vastgesteld dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad, maar dat het belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kan zij de gevraagde vergunning verlenen indien de vergunningaanvrager voldoende compensatie als bedoeld in artikel 22 lid 4 of 5 biedt en overigens aan de door het college gestelde voorwaarden en voorschriften voldoet.
Een aanvraag voor een gedeeltelijke onttrekking wordt getoetst aan de verhouding tussen de grootte van de woonruimte en de omvang van het huishouden. Als bij deze vergunning de voorwaarde van tijdelijkheid en zelfbewoning conform artikel 22 lid 2 wordt opgelegd, wordt geen financiële compensatie verlangd. Hiermee wordt het tijdelijke karakter van de onttrekkingvergunning benadrukt.
a. Het college kan een tijdelijke vergunning verlenen voor onttrekking,
b. Een tijdelijke vergunning kan worden afgegeven voor maximaal 5 jaar.
c. Na het verstrijken van de periode, waarvoor vergunning is verleend, dient de onttrekking, de samenvoeging of omzetting weer ongedaan gemaakt te worden, tenzij een nieuwe, al dan niet tijdelijke, vergunning is verleend.
a.Een vergunning tot samenvoeging kan worden toegestaan als de woning gelegen is in het centrum en één van de woningen kleiner dan 60m2 is, tenzij de samengevoegde woning groter is dan 3 x de maat van de kleinste woning.
b. Een vergunning tot samenvoeging kan worden toegestaan als de woning gelegen is buiten het centrum en één van de woningen is kleiner dan 70m2, tenzij de samengevoegde woning groter wordt dan 3 x de maat van de kleinste woning of groter dan 180m2.
c. In afwijking van het hiervoor gestelde onder a en b voor wat betreft de grootte van de samengevoegde woning mag het aantal m2 binnenwerkse kernoppervlakte (BKO) in de samengevoegde woning maximaal 210m2 bedragen indien het huishouden, waarvoor de samenvoeging wordt aangevraagd, bestaat uit meer dan 6 personen.
d. Voorts geldt bij de in dit lid onder a t/m c gestelde dat de hier onderstaande grenzen niet worden overschreden:
Een vergunning tot samenvoegen wordt in elk geval verleend als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. als de samen te voegen woonruimten van zodanige kwaliteit zijn dat zij redelijkerwijs niet langer als zelfstandige woningen in de woningbehoefte kunnen voorzien (overwegingen van algemeen belang);
b. als de aanvrager volgens de normen in de vorige tabel te krap is gehuisvest en er binnen een door het college te bepalen aanvaardbare termijn geen passende woonruimte beschikbaar is. Voorwaarde daarbij is dat de aanvrager na samenvoegen de maximum grootte zoals bepaald in lid 6 niet overschrijdt;
c. als de behoefte aan de woonruimte die na samenvoeging ontstaat, in het kader van een evenwichtige opbouw van de woningvoorraad, groter is dan de behoefte aan de afzonderlijke woonruimten (overwegingen in het kader van herstructurering).
Ter compensatie van het verlies aan woonruimte kan een financiële voorwaarde aan de vergunning worden verbonden indien het verlies aan woonruimte voldoende kan worden gecompenseerd door het opleggen van een financiële compensatie.
Hierbij gelden de volgende tarieven voor een definitieve vergunning1:
- zelfstandige, te onttrekken woonruimte € 220,-per m2
- zelfstandige, samen te voegen woonruimte € 200,-per m2
- zelfstandige, om te zetten woonruimte € 110,-per m2
- onzelfstandige, te onttrekken woonruimte € 110,-per m2
- ondeugdelijke, te onttrekken woonruimte € 85,-per m2
Hierbij gelden de volgende tarieven per jaar voor een tijdelijke vergunning2:
-zelfstandige, te onttrekken woonruimte € 15,-per m2
-zelfstandige, samen te voegen woonruimte € 13,-per m2
-onzelfstandige te onttrekken / samen te voegen woonruimte € 10,-per m2
De bijdrage wordt berekend naar het aantal vierkante meters vloeroppervlakte van de te onttrekken, samen te voege of om te zetten woonruimte, inclusief de daarbij behorende gangen, keuken, toilet, en beschoten zolder. De tarieven worden jaarlijks aangepast met het CBS-prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte, ongeacht de huur-of de koopprijs.
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, zoals aangewezen in artikel 24, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, als één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:
a. het (gedeelte van een) gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest;
b. de huurprijs van één of meer van die (voormalige) woonruimten lager is dan de maximale huurgrens voor de huurtoeslag;
c. de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte(n) na de splitsing bestemd blijven, of de voormalige woonruimte(n) na de splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor de verhuur ter bewoning en
d. het belang dat de aanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woningvoorraad, voor zover die voor verhuur is bestemd. Bij de afweging worden ook de ligging en de te verwachten vraag naar de desbetreffende woonruimten betrokken.
e. De splitsing zou leiden tot woningen met een oppervlakte, die vanuit
volkshuisvestelijk standpunt als te klein worden aangemerkt.
Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:
a. voor het gebied, waarin het gebouw is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads-en dorpsvernieuwing of Leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, of een ontwerp voor een zodanig plan, zodanige verordening of een herziening daarvan in procedure is;
b. het ontwerp voor dat plan of verordening danwel de herziening daarvan, ter inzage is gelegd voordat de aanvraag voor de splitsingsvergunning is gedaan, of, als de aanvraag op basis van artikel 27 is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;
c. de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen heeft voor de met het plan of de verordening nagestreefde doeleinden en
d. het belang dat de aanvrager bij de splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmeringen van de stadsvernieuwing.
Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:
a. de toestand van het gebouw zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of gedeeltelijk tegen splitsing verzet;
b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, of onvoldoende is verzekerd dat de gebreken zullen worden opgeheven.
Van gebreken als bedoeld in lid 3 is in ieder geval sprake als:
a. het college op basis van artikelen 14-25 van de Woningwet een
aanschrijving heeft gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;
b. het gebouw één of meer woonruimten bevat die volgens de artikelen 29-38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verkaard.
Het college houdt de beslissing op de aanvraag aan als:
a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of een
b. dat besluit is genomen voordat de aanvraag werd ingediend en
c. redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de
Als het college de beslissing aanhoudt, vermeldt zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing hersteld moeten worden en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Als de in het besluit vermelde gebreken binnen de aangegeven termijn zijn hersteld, wordt vergunning verleend.
In aanvulling op artikel 25 kan het college een splitsingsvergunning intrekken als niet binnen 1 jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot inschrijving in de openbare registers van de acte van splitsing in appartementsrechten of tot het verlenen van
Het college kan één of meer artikelen uit de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 buien toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het in gebruik nemen of geven van woonruimte of het wijzigingen van de woonruimtevoorraad leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3, 20 en 25 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 30 van deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van de Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voorzover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen het college. Zij zal zich daarbij uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de regiogemeenten en de in de gemeente werkzame corporaties en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op
Als toepassing wordt gegeven aan artikel 2, zijn de criteria voor werving en selectie van kandidaten voor vrijkomende woningen ook van toepassing op zelfstandige woonruimte, die in het bezit is van een corporatie welke de overeenkomst niet heeft ondertekend, of welke deze eenzijdig opzegt.
Het college kan, na kennisgeving aan de betreffende raadscommissie, afwijken van deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting, mits niet in strijd met de wet.
Aanvragen en verzoeken die getoetst worden aan bepalingen in de
Huisvestingsverordening die zijn ingediend voor het van kracht worden van de verordening van 2007 worden getoetst aan de regels gesteld in de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2006, wanneer de toepassing voor de aanvrager gunstiger is.
In aanvulling op het eerste lid worden de aanvragen voor de passendheidstoets bij huurtoeslag, als omschreven in artikel 36, getoetst aan de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2006 wanneer de aanvrager is verhuisd in het laatste half jaar voor het van kracht worden van de verordening van 2007.
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening: artikel 20, artikel 25 lid 1 en 2 en artikel 29.
Binnen de overeenkomsten met eigenaren van woningen die gesloten worden door het college heeft het Convenant Woonruimteverdeling een aparte status. Om maatwerk te kunnen leveren en volkshuisvestelijke doelen te kunnen verwezenlijken wordt aan de corporaties ruimte geboden om weloverwogen af te wijken van de strikte toepassing van de
Huisvestingsverordening. Deze ruimte is vastgelegd in het Convenant Woonruimteverdeling. Alleen voor de artikelen van de Huisvestingsverordening waarvan in het Convenant Woonruimteverdeling staat beschreven dat er voor de corporaties andere regels gelden,
komen de artikelen van het Convenant in de plaats van de artikelen in de
In ieder geval gelijk gesteld aan economische binding is diegene die een dagstudie volgt aan een instituut voor dagstudie in de regio Zuid-Kennemerland en meerderjarig is.
Het is onwenselijk als een beschikking van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid te meer het in dit geval de veiligheid omtrent een woonruimte betreft.
1. Het bedrag in artikel 11, lid 1 van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland wordt vanaf 2007 gesteld op € 400,-per maand.
2. Op grond van artikel 10, lid 2 van de Huisvestingsverordening wordt voor
woonruimte van eigenaren waarmee geen Convenant is afgesloten waarin andere grenzen zijn afgesproken, de huurgrens waar beneden de verhouding inkomen/huur wordt getoetst, gesteld op het bedrag dat is genoemd als maximale huurgrens voor de huurtoeslag. Vergunning wordt slechts verleend aan een huishouden indien de verhouding inkomen/huur conform de volgende tabel passend is. Let wel artikel 36 van de Huisvestingsverordening bevat de criteria voor de passendheidstoets bij de