Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening 2011 versie 2 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Wijk bijDuurstede 2011 versie 2. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-06-2011 | 08-06-2015 | De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Wijk bij Duurstede 2011 wordt ingetrokken. | 31-05-2011 Wijkse Courant en www.wijkbijduurstede.nl | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 10
Artikel 1.2 Beslissingstermijn 11
Artikel 1.3 Indiening aanvraag 11
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen 11
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 11
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 11
Artikel 1.8 Weigeringsgronden 12
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.17 Veroorzaken van gladheid (gereserveerd) 17
Artikel 2.18 Winkelwagentjes. 17
Artikel 2.19 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp 17
Artikel 2.21 Openen straatkolken ed. 17
Artikel 2.22 Kelderingangen e.d. 17
Artikel 2.23 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 18
Artikel 2.24 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (gereserveerd) 18
Artikel 2.25 Vallende voorwerpen (gereserveerd) 18
Artikel 2.26 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 18
Artikel 2.27 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen) 18
Artikel 2.28 Verwijdering e.d. van voorzieningen voor verkeer en verlichting 18
Artikel 2.29 Verbod om de weg te gebruiken als slaapplaats 18
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.34 Begripsomschrijvingen 21
Artikel 2.35 Exploitatievergunning horecabedrijf 21
Artikel 2.36 Overdraagbaarheid exploitatievergunning 22
Artikel 2.38 Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting 23
Artikel 2.39 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 23
Artikel 2.40 Handel in horecabedrijven 23
Artikel 2.41 Ordeverstoring 23
Artikel 2.42 Het college als bevoegd bestuursorgaan 23
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.51 Betreden gesloten woning of lokaal 25
Artikel 2.52 Plakken en kladden 26
Artikel 2.53 Vervoer plakgereedschap e.d. 26
Artikel 2.54 Vervoer inbrekerswerktuigen 26
Artikel 2.55 Betreden van plantsoenen e.d. 26
Artikel 2.56 Rijden over bermen e.d. 27
Artikel 2.57 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 27
Artikel 2.58 Verboden drankgebruik of softdrugs 27
Artikel 2.59 Verboden gedrag bij of in gebouwen 27
Artikel 2.60 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten 28
Artikel 2.61 Neerzetten van fietsen e.d. 28
Artikel 2.62 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d. 28
Artikel 2.63 Bespieden van personen 28
Artikel 2.64 Bewakingsapparatuur (gereserveerd) 28
Artikel 2.65 Nodeloos alarmeren (gereserveerd) 29
Artikel 2.66 Alarminstallaties (gereserveerd) 29
Artikel 2.67 Loslopende honden 29
Artikel 2.68 Verontreiniging door honden 29
Artikel 2.68a Verontreiniging door paarden 30
Artikel 2.69 Gevaarlijke honden 30
Artikel 2.70 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 30
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.4 Seksinrichtingen 36
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder 36
Artikel 3.6 Sluitingstijden 37
Artikel 3.7 Tijdelijke afwijking sluitingsuur; (tijdelijke) sluiting 37
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 38
Artikel 3.9 Straatprostitutie 38
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotischpornografische
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 4.7 Begripsbepalingen 43
Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffen
Artikel 4.8 Aanwijzing inzamelende instanties 44
Artikel 4.9 Afzonderlijke inzameling 44
Artikel 4.10 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden 44
Artikel 4.11 Frequentie van inzamelen bij elk perceel 45
Artikel 4.12 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning 45
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
Artikel 4.14 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen 45
Artikel 4.15 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden 45
Artikel 4.16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via
een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel 46
Artikel 4.17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via
een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen 46
Artikel 4.18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via
een brengdepot op lokaal of regionaal niveau 47
Artikel 4.19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder
Artikel 4.20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden 47
Artikel 4.21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van
huishoudelijke afvalstoffen 48
Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën afvalstoffen
Artikel 4.22 Inzamelverbod andere categorieën afvalstoffen behoudens
Artikel 4.23 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de
Artikel 4.24 Ter inzameling aanbieden van andere categorieën afvalstoffen
Artikel 4.25 Verontreiniging van de weg en van terreinen 48
Artikel 4.26 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg 49
Artikel 4.27 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en
Artikel 4.28 Werwerpen van reclame- of strooibiljeten 50
Artikel 4.30 Natuurlijke behoefte doen 50
Artikel 4.31 Verbod op het doorzoeken van ter inzameling gereedstaande
Artikel 4.32 Toestand van sloten en andere wateren en niet- openbare riolen en
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE
Artikel 5.1 Begripsbepalingen 53
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 53
Artikel 5.3 Te koop aanbieden van voertuigen 53
Artikel 5.4 Defecte voertuigen 53
Artikel 5.5 Voertuigwrakken 53
Artikel 5.6 Kampeermiddelen e.a. 54
Artikel 5.7 Parkeren van reclamevoertuigen 54
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen 54
Artikel 5.9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen 54
Artikel 5.10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5.11 Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen 55
Artikel 5.12 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 55
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water 59
Artikel 5.25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 60
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats 60
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats 60
Artikel 5.28 Beschadiging van waterstaatswerken 60
Artikel 5.29 Reddingsmiddelen 60
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;
weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 ;
1.de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open
plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen,
ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
2.de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en
galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven
3.andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen,
portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij
niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn
wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld
overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet.
degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening.
gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een
de los- en laadplaatsen en opslagterreinen langs de havens en aanlegplaatsen
schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.
bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen
1.Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of
ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een
vergunning als bedoeld in artikel 2:13, vierde lid, artikel 2:15 en 2:16.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
1.Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan
drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig
heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2.Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen
kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
1.Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden
verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van
het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2.Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening
anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk
is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of
c.indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen
niet zijn of worden nagekomen;
d.indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin
gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing
anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan
worden geweigerd in het belang van::
Artikel 1:9 Lex silencio positivo wel van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet
tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
· Artikel 2:12: Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest;
Artikel 1:10 Lex silencio positivo niet van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet
tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
· Artikel: 2:32 Vergunning evenementen;
· Artikel 2:35 Exploitatievergunning horeca;
· Artikel 2:49: Exploitatievergunning speelgelegenheid;
· Artikel 3:4: Vergunning seksinrichting;
· Artikel 4:12 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen
· Artikel 4:41: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:l Samenscholing en ongeregeldheden
1.Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig
op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
2.Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden
ontstaan of dreigen te ontstaan, of hij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende
gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich
bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een
ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen
3.Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of
vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter
voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare
Artikel 2:2 Verblijfsontzeggingsgebied
1.De burgemeester kan degene van wie mag worden aangenomen dat hij hetzij alleen,
hetzij in groepsverband; de openbare orde verstoort dan wel dreigt te verstoren;door
het plegen van strafbare feiten, door baldadig of hinderlijk gedrag of anderszins
personen lastig valt of schade toebrengt, uit het oogpunt van het handhaven van de
openbare orde het bevel geven zich te verwijderen en zich verwijderd te houden van of
uit een door de burgemeester bij bevel gegeven plaats of gebied, gedurende de tijd, bij
2.Het is verboden zich op een plaats of in een gebied te bevinden in strijd met een
krachtens het eerste lid gegeven bevel;
3.Het in het eerste lid bedoelde bevel geldt niet voor zover de persoon tot wie het bevel
a.op de plaats of in het gebied blijkens opgave in het persoonsregister van de
Artikel 2:6 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
1.Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft
daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging
wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
3.Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de
4.Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur,
een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving
gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.
5.De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid, genoemde
termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN
Artikel 2:9 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of
1.Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek
te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen
gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
4.Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG
1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester ten behoeve van publiek als
straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op of aan de
weg door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid,
de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:13 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke
1.Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig
de publieke functie daarvan, als:
a.het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de
bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan
wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de
b.het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet
voldoet aan redelijke eisen van welstand.
2.Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en
leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen.
3.Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde
4.Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid
bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste
lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de
Artikel 2:14 Het plaatsen van (tijdelijke) reclame-, aankondigingsborden en/of
1.Het is verboden zonder, of in afwijking van een vergunning van het college (tijdelijke)
reclame-, aankondigingsborden en/of spandoeken te plaatsen.
2.Het college kan (beleids)regels opstellen met betrekking tot het aantal, de omvang, de
tijdsduur en de lokaties van tijdelijke reclame-, aankondigingsborden en/of
Artikel 2:15 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen
1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de
verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte
van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze
verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of
4.Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt
voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het
Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de
Artikel 2:16 Maken, veranderen van een uitweg
1.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken of een
verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een tijdelijke uitweg te
maken of tijdelijk een verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
3.Voor de toepassing van het eerste lid en tweede lid wordt onder weg verstaan hetgeen
artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
het bepaalde in het vierde lid onder b en d.
Rijkswaterstaatwerken, de provinciale Wegenverordening of de Waterschapskeur van
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
1.De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten
behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van
de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat
bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes
terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
2.Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp
Artikel 2:19 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze
dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder
1.Het is verboden binnen een afstand van 1.00m uit de uiterste rand van de weg
schrikdraad te plaatsen of te hebben.
2.Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de
Artikel 2:21 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of
een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te
Artikel 2:22 Kelderingangen e.d.
1.Kelderingangen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen
van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers
2.Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp
wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van
Artikel 2:23 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
1.Het is verboden te roken in bossen, of binnen een afstand van dertig meter daarvan
gedurende een door het college aangewezen periode.
2.Het is verboden in bossen, of binnen een afstand van honderd meter daarvan,
voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten
vallen, weg te werpen of te laten liggen.
3.Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het
4.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voorzover het roken plaatsvindt
Artikel 2:26 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
1.De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat
bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de
openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2.Het bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet
Artikel 2:28 Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting
1.Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een bord of een andere
voorziening ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting te
verwijderen, te wijzigen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te
2.Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van
Artikel: 2:29 Verbod om weg te gebruiken als slaapplaats
1.Het is verboden om de weg als slaapplaats te gebruiken en verder op of aan de weg
een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, tent,
aanhangwagen of auto als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel
gelegenheid daartoe te bieden.
2.Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid genoemde verbod
ontheffing verlenen en daarin in het belang van de openbare orde, veiligheid en
zedelijkheid en gezondheid voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en
beperking van hinder en overlast, het ten aanzien van de woon- en werkomgeving,
verontreiniging, voorkoming van besmettelijke ziekten en brandgevaar.
3.Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet op de Openluchtrecreatie
van toepassing is noch op de door burgemeester en wethouders speciaal daartoe
Artikel 2:30 Veiligheid op het ijs
versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar
b.bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder
a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige
andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale vaarwegenverordening.
1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke
verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a.activiteiten die binnen de reguliere bestemming vallen met betrekking tot
sportaccomodaties, verenigingsgebouwen, dorpshuizen, onderwijsinstellingen, het
gemeentehuis en de gemeentewerf,
artikel 5:22 van deze verordening;
f.betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare
1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te
2008 - zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 29
januari 2008 - geformuleerde toetsingscriteria voor evenementen.
3.Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg,
voorzover in het geregeld onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van
4.Geen vergunning is vereist voor een straatfeest of barbecue, hiertoe is een melding
melding heeft gedaan aan de burgemeester.
h.De aanvrager informeert de omwonenden schriftelijk één week van te voren
over het straatfeest of buurtbarbeque.
i.De aanvrager zorgt ervoor dat brandkranen- en putten vrij van obstakels zijn,
zodat deze doorlopend bereikbaar blijven.
j.Het drinken van zwak-alcoholische dranken tijdens het straatfeest mag, maar
overmatig alcohol gebruik wordt niet getolereerd. Worden er zwakalcoholische
dranken versterkt tegen betaling, dan heeft de aanvrager een
ontheffing nodig van de burgemeester op grond van artikel 35 van de Dranken
k.Na afloop van het straatfeest ruimt de aanvrager alles direct op en zorgt ervoor
dat de straat en de omgeving schoon geveegd zijn. Zwerfvuil mag na afloop
niet aanwezig zijn. Bij nalatigheid hierin zal de gemeente dit op de kosten van
n.Wordt er een straatbarbecue gehouden, dan voldoet de aanvrager aan het
a.Bij het gebruik van een gasbarbecue mag de oranje slang niet ouder
zijn dan twee jaar en het drukventiel niet ouder dan vijf jaar.
b.De aanvrager zorgt voor een goedgekeurde brandblusser, type ABC
met een minimale inhoud van 6kg op een duidelijke zichtbare plaats.
c.De aanvrager zorgt voor twee emmers koud water in de buurt van de
Artikel 2:34 Begripsomschrijvingen
1.Onder openbare inrichting wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek
toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren
of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een
horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café,
cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
2.Onder openbare inrichting als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij dit
bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.
3.Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de
inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden
en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor
directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.
4.Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een openbare inrichting
exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2:46
aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
b.de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het
c.de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen
d.Een nachtvergunning is een vergunning, waarbij aan de houder van een
horecabedrijf wordt toegestaan om op zaterdagen, zondagen en collectieve dagen
tussen 01.30 en 04.00 uur in een horecabedrijf publiek te laten verblijven.
Artikel 2:35 Exploitatie openbare inrichting
1.Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de
2.De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van de
openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
3.In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester kan de vergunning geheel of
gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de
woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op
ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
4.Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de
burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het
horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de
spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te
5.Het eerste lid geldt niet voor een openbare inrichting in een winkel als bedoeld in
artikel 1 van de Winkeltijdenwet voorzover de horeca een nevenactiviteit is van de
winkelactiviteit en voldoet aan de voorschriften van het rechtsgeldende
bestemmingsplan. Voor zowel de winkel als de openbare inrichting gelden de
sluitingstijden uit de Winkeltijdenwet.
6.De exploitant van een openbare inrichting laat niet toe dat een handelaar of een voor
hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig
worden genoemd en het aantal te verlenen vergunningen per catergorie worden
Artikel 2:36 Overdraagbaarheid exploitatievergunning
horecabedrijf plaatsvindt aan een rechtsopvolger, dan is de (vergunning)houder
verplicht hiervan direct schriftelijk melding te doen aan de burgemeester.
3.De rechtsopvolger moet direct een nieuwe exploitatievergunning aanvragen.
1.Het is de exploitant verboden de openbare inrichting voor bezoekers geopend te
hebben, of bezoekers in de openabare inrichting te laten verblijven: op maandag tot en
met vrijdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 01.30 uur
2.De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere
sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijke openbare inrichting of een daartoe
3.Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
4.De burgemeester kan de exploitant van een openbare inrichting die in het bezit is van
een drank- en horecavergunning als bedoeld in artikel 3 van de drank en Horecawet,
voor zaterdagen, zondagen en collectieve dagen een nachtvergunning verlenen, dat
aan de houder van de openbare inrichting toestaat om in zijn openbare inrichting
publiek te laten verblijven tussen 01.30 uur en 04.00 uur met dien verstande dat
bezoekers die voor 01.30 aanwezig zijn aldaar tot 04.00 uur mogen verblijven.
Artikel 2:38 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
1.De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of
gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer
horecabedrijven tijdelijk andere geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting
2.Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp
Artikel 2:39 Aanwezigheid in een gesloten openbare inrichting
Het is bezoekers verboden zich in een openbare inrichting te bevinden gedurende de tijd dat
het bedrijf krachtens artikel 2:37 of ingevolge een op grond van artikel 2:35 genomen besluit
Artikel 2:40 Handel binnen openbare inrichtingen
1.In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van
de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het
2.De exploitant van een openbare inrichting laat niet toe dat een handelaar of een voor
hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig
Artikel 2:42 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijhorend erf is
in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd
bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:35 tot en met 2:38.
Artikel 2:43 Toegang ambtenaren van politie
De houder van een openbare inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van de
politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf;
van de politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig
1.Het is de houder van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:34 verboden in
dat openbare inrichting toe te laten of te laten verblijven niet tot zijn gezin behorende
personen, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende
drank plegen te maken en van wie de namen als zodanig door de burgemeester
schriftelijk aan de houder zijn opgegeven.
2.De houder van een openbare inrichting is verplicht, indien een persoon als bedoeld in
het eerste lid die zich in zijn openbare inrichting bevindt, in gebreke blijft deze te
verlaten, hiervan terstond kennis te geven aan de politie.
3.Het is verboden inzage te verlenen in de opgave, bedoeld in het eerste lid of
daaromtrent mededelingen te doen aan anderen dan ambtenaren van de politie.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de
uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of
Artikel 2:46 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding
van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te
1.De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een
register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is
ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
2.De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht het in
het eerste lid bedoelde register aan de burgemeester of aan een door hem aangewezen
ambtenaar over te leggen op een door de burgemeester te bepalen wijze.
Artikel 2:48 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of
feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats,
geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:49 Speelgelegenheden
1.Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke
gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de
mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld
inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
2.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te
exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
a.speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van
de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
b.speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel
bevoegd is vergunning te verlenen;
c.speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel
als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op
speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen , of de
handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te
de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze
nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b.indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:51 Betreden gesloten woning of lokaal
1.Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van
de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij
die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
2.Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van
de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij
die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij
dat lokaal behorend erf te betreden.
3.Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het
lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.
4.De burgemeester is bevoegd van het in het eerste of tweede lid bedoelde verbod
Artikel 2:52 Plakken en kladden
1.Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf
die plaats zichtbaar is te bekrassen, te beplakken of te bekladden.
2.Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een
openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar
a.een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te
doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b.met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken
aan te brengen of te doen aanbrengen.
3.Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt
krachtens wettelijk voorschrift.
4.Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen
5.Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het
aanbrengen van handelsreclame.
6.Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en
bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de
meningsuitingen en bekendmakingen.
7.De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die
aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
8.Het is verboden om glasbakken, kledingboxen en papiercontainers te bekrassen en of
Artikel 2:53 Vervoer plakgereedschap e.d.
1.Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig
aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.
2.Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen
niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:52.
Artikel 2:54 Vervoer inbrekerswerktuigen
1.Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te
2.Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of
middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde
Artikel 2:55 Betreden van plantsoenen e.d.
1.Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het
college zich te bevinden in of op bij, en/of het in gebruik nemen van (de in) de
gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of
grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
2.Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:56 Rijden over bermen e.d.
1.Het is verboden met voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden te rijden over
de berm, de glooiing of de zijkant van een weg, tenzij dit door de omstandigheden
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
Artikel 2:57 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of
andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b.zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of
bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt
c.voor onbevoegden zich tussen 23.00 uur en 7.00 uur te bevinden op de speel- en
sportvoorziening langs de Karolingersweg nabij winkelcentrum De Heul en op het
Stijgbeugelterrein tussen de Hordenweg en de Overloop, dit in het kader van
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de
Artikel 2:58 Verboden drankgebruik of softdrugs
1.Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college
aangewezen gebied, drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke
met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
b.de plaats, niet zijnde een openbare inrichting, als bedoeld onder a, waarvoor een
ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
3.Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een
voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in lijst II, onderdeel b,
behorende bij de Opiumwet, te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen
daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen
Artikel 2:59 Verboden gedrag bij of in gebouwen
gebouw te zitten of te liggen.
2.Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen,
appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor
publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor
Artikel 2:60 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
1.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 424, 426 bis en 431 van het Wetboek van
Strafrecht is het verboden op of aan de weg, of in een voor het publiek toegankelijk
gebouw en/of ruimte, zoals een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel,
wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een
andere soortgelijke, op enigerlei wijze de orde te verstoren, zich zonder redelijk doel
op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden, op enigerlei wijze de orde te
verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen, te vechten, deel te
nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag
aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
2.Het is verboden om in het geval van wanordelijkheden of indien er ernstig gevaar voor
het ontstaan daarvan dreigt, op de in het eerste lid genoemde plaatsen een voorwerp of
stof, kennelijk meegebracht om die orde te verstoren, bij zich te hebben.
3.Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten,
wanneer deze door of vanwege de Politie of de Gemeente in het belang van de
openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
4.Het is verboden een voorwerp dat ter afzetting of afsluiting van een gedeelte van de
weg of vanwege het bevoegde gezag is aangebracht, te verplaatsen, te verwijderen of
Artikel 2:61 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan
tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van
a.dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat
Artikel 2:62 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich
met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen
terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die
publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:63 Bespieden van personen
1.Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel een gebouw,
woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan
wel een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te
2.Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een
zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindende persoon te bespieden.
Artikel 2:67 Loslopende honden
1.Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond verboden die hond te laten
kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een ander door het college
c.op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk
dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
verzorger van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat
begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar
Artikel 2:68 Verontreiniging door honden
1.De eigenaar, houder of verzorger van een hond is verplicht om de uitwerpselen van de
hond in de openbare ruimte binnen de bebouwde kom op te ruimen en deze te
deponeren in daartoe bestemde afvalbakken.
2.Het is verboden om zich binnen de bebouwde kom van de gemeente met een hond te
begeven zonder dat men aantoonbaar de beschikking heeft over adequaat materiaal om
hondenpoep op te ruimen; onder adequaat materiaal wordt verstaan dat minimaal
sprake is van een opruimzakje of schepje.
3.De eigenaar, houder of verzorger van een hond die zich met de hond op of aan de weg
bevindt, is verplicht de schep, het zakje of een ander doeltreffend hulpmiddel op
verzoek te laten zien aan de toezichthoudend ambtenaar.
4.De opruimplicht zoals bedoeld in lid 1, 2, en 3 van dit artikel is niet van toepassing
ingeval sprake is van personen die aantoonbaar een fysieke beperking hebbben, zoals
blinden en slechtzienden, rolstoelgebruikers en personen die zich moeten
voortbewegen met een rollator.
5.De opruimplicht zoals bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel is onverkort van toepassing
op de plaatsen die door het college zijn aangewezen zoals bedoeld in art. 2:67 lid 2.
Artikel 2:68a Verontreiniging door paarden
1.De eigenaar, houder of verzorger van een paard is verplicht om de uitwerpselen van
het paard in de openbare ruimte binnen de bebouwde kom op te ruimen.
2.Het is verboden om zich binnen de bebouwde kom van de gemeente met een paard te
begeven zonder dat men aantoonbaar de beschikking heeft over adequaat materiaal om
paardenpoep op te ruimen; onder adequaat materiaal wordt verstaan dat minimaal
sprake is van een opruimzak(je) of schep(je).
3.De eigenaar, houder of verzorger van een paard die zich met een paard op of aan de
weg bevindt, is verplicht de schep, het zakje of een ander doeltreffend hulpmiddel op
Artikel 2:69 Gevaarlijke honden
1.Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te
laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a.anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft
bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in
verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b.anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de
eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk
acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond
2.In afwijking van artikel 2:67, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste
lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, nietverwijderbaar
identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.
beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is
aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die
zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten
ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe
delen binnen de korf aanwezig zijn;
b.kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van
Artikel 2:70 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
1.Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen
aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de
openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming
van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter
aantal dan door het college is aangegeven.
3.Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een
krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat
niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen
dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
1.De rechthebbende op duiven is verplicht ervoor te zorgen dat die duiven niet kunnen
uitvliegen tussen 8.00 uur en 18.00 uur in een door het college te bepalen tijdvak dat
ligt tussen 1 maart en 1 juni.
zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter
hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit en invliegen van de bijen te
3.Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voorzover de
bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.
4.Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voorzover in het
daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement.
5.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de
algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van
Artikel 2:77 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1.De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde
goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een
door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij
soort, merk en nummer van het goed;
Artikel 2:78 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d.een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te
Artikel 2:81 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop
het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en
Artikel 2:82 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter
beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder
een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:83 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
1.Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het
belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
2.Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat
gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
3.De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het
Artikel 2:84 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten
of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te
bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als
bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen
betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN
Artikel 2:85 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het
tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem
aangewezen plaats indien deze personen het samenscholingsverbod, evenementen, verboden
drankgebruik en hinderlijk gedrag op openbare plaatsen van de huidige Algemene Plaatselijke
Artikel 2:86 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de
openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan
daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande
gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:87 Cameratoezicht op openbare plaatsen
1.De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot
plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op
2.De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten
aanzien van andere openbare plaatsen (door de gemeenteraad aan te wijzen).
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
b.prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding;
c.seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotischemassagesalon,
al dan niet in combinatie met elkaar;
d.escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een
andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e.sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk
goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of
f.exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die
een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot
vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke
g.beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding
uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
6.andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN
1.Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder
vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het
Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b.binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de
Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een
misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis
ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c.binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een
andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van
Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
-bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet , de Opiumwet , de
Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
-de artikelen 137c tot en met 137g , 140 , 240b , 242 tot en met 249 , 252 , 250a
(oud), 273a , 300 tot en met 303 , 416 , 417 , 417bis , 426 , 429quater en 453 van
-de artikelen 8 en 162, derde lid , alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto
artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
a.vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a
van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen , tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
op de aanvraag van de vergunning;
b.bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de
intrekking van deze vergunning.
5.De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of
beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een
maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning
bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake
1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin
bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.
3.Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende
de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens
artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.
4.Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin
geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
1.Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van
strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a.tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende
b.van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of
2.Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt
het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de
ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de
de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke
vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede
Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en
b.geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens
de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
1.Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze,
passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:
politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde
3.Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door
politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden
bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde
4.De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde
belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het
derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een
openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld
5.De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband
met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
6.Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te
exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische
goederen, afbeeldingen en dergelijke
1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen,
opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen
van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te
a.indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat
de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of
de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
b.anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van
de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen,
aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of
geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten
en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN, WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
1.Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld
in artikel 3:4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag
2.Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of
c.er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen
werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van
Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de
2.In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan
wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
1.De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde
exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft
2.Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant
1.Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting
of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een
week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd
2.Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd
bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning
overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13,
eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
3.In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden
uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld
in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
1.Op het exploiteren van een bestaande seksinrichting of escortbedrijf is het gestelde in
artikel 3:4, eerste lid, niet van toepassing:
een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, heeft ingediend,
totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen.
2.Gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd bestuursorgaan met
het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen de exploitant
aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a.het Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Stb 2007,
anderszins een inrichting drijft;
d.collectieve festiviteit: door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen
e.bijzondere activiteit: specifiek aan één inrichting gebonden activiteit met een
incidenteel karakter, die plaats vindt binnen de inrichting.
Artikel 4:2 Horeca-, sport en recreatie-inrichting
In deze paragraaf wordt verstaan onder ‘Horeca-, sport en recreatie-inrichting’: een inrichting
type A of type B zoals bedoeld in het Besluit waarbij:
1.uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van:
a een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis,
clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt
verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden
a het in een besloten ruimte dansen of geven van dansonderricht;
b het in een besloten ruimte onderrichten van muziek of toneel, of oefenen of
houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen;
c het in een besloten ruimte vertonen van films, houden van presentaties,
vergaderingen of congressen, of tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of
voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap;
d het in de open lucht of in een besloten ruimte beoefenen van sport in
wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve
e het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee
verwante uitvoeringen, of houden van tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of
Artikel 4:3 Collectieve festiviteiten
1.De waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor
op ten hoogste zes door de burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen
collectieve festiviteiten in de daarbij aangewezen gebieden gedurende de aangewezen
2.Burgemeester en wethouders maken de aanwijzing ten minste vier weken voor het
begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
3.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in bijzondere omstandigheden een activiteit
buiten de in het eerste lid bedoelde aanwijzing om aan te wijzen als collectieve
4.Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen voor het maximale
geluidsniveau als gevolg van de inrichting en voor maatregelen om het geluidsniveau
te beperken tijdens een collectieve festiviteit.
5.Bij de aanwijzing van collectieve festiviteiten kunnen burgemeester en wethouders
bepalen dat collectieve festiviteiten slechts gelden voor horeca-, sport- en recreatieinrichtingen.
Artikel 4:4 Vergunning bijzondere activiteiten
1.Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een inrichting vergunning
verlenen voor maximaal vier bijzondere activiteiten per kalenderjaar waarbij de
waarden die zijn genoemd in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet
2.De houder van de inrichting dient ten minste acht weken voor de aanvang van de
activiteit een schriftelijke aanvraag voor een vergunning in bij burgemeester en
3.Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen voor de volgende
a het aantal bijzondere activiteiten waarvoor vergunning kan worden verleend. In
deze nadere regels mag het in het eerste lid genoemde aantal niet wordt
b de dagen waarop en tijden waarbinnen een vergunning voor een bijzondere
activiteit kan worden verleend;
c de maximale tijdsduur waarvoor een vergunning voor een bijzondere activiteit kan
d voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor een bijzondere activiteit.
Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op het maximale geluidsniveau als
gevolg van de inrichting en maatregelen om het geluidsniveau te beperken;
4.In de in het vorige lid bedoelde nadere regels kan onderscheid gemaakt worden tussen:
a verschillende gebiedsdelen en locaties in de gemeente;
b activiteiten die plaatsvinden binnen een gesloten gebouw met gesloten ramen en
deuren en activiteiten die niet plaatsvinden binnen een gesloten gebouw met
c activiteiten met en zonder levende muziek;
d horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen en overige inrichtingen.
Artikel 4:5 Verboden bijzondere activiteiten
Het is verboden een bijzondere activiteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of
daaraan deel te nemen, indien de burgemeester het organiseren van een bijzondere activiteit
verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de
inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit
toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op
een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving
geluidhinder wordt veroorzaakt.
door artikel 2.4.16, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Vuurwerkbesluit of de
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
zoals proppen, papier, plastic bekertjes en blikjes, niet zijnde klein chemisch
afval (kca), ontstaan buiten een perceel;
c.'inzamelen': de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen
die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden;
d.'ter inzameling aanbieden': de wijzen van overdragen van afvalstoffen aan een
inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in
daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste
inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe ter beschikking gestelde
e.'inzamelmiddel': een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp-en/of
bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kcabox;
f.'inzamelvoorziening': een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e)
bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer,
g.'gebruiker van een perceel': degene die in de gemeente feitelijk gebruikmaakt
van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de Wet
milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke
h.'wegen': alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met
inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen
behorende paden en bermen of zijkanten;
i.'motorrijtuigen': alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te
worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of
aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met
2.Burgemeester en wethouders kunnen een omschrijving vaststellen van de categorieën
Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffen
Artikel 4:8 Aanwijzing inzamelende instanties
1.Als inzameldienst belast met het ter uitvoering van de wet, de provinciale
milieuverordening en deze afdeling inzamelen van afvalstoffen wordt aangewezen:
wethouders personen of instanties aanwijzen die zijn belast met het ter uitvoering van
de wet, de provinciale milieuverordening en deze afdeling afzonderlijk inzamelen van
Artikel 4:9 Afzonderlijke inzameling
Door de inzameldienst of de krachtens artikel 4:8, tweede lid aangewezen personen of
instanties worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk
Artikel 4:10 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
1.Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan
afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:
2.Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzen aan welke personen of instanties de in
het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen moeten worden
3.Het is verboden de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden
aan anderen dan de krachtens het tweede lid aangewezen personen of instanties.
Artikel 4:11 Frequentie van inzamelen bij elk perceel
1.Huishoudelijk restafval wordt ten minste eenmaal per 2 weken bij elk perceel
2.Groente-, fruit- en tuinafval wordt ten minste eenmaal per 2 weken afzonderlijk bij elk
3.Burgemeester en wethouders kunnen de frequentie van inzameling vaststellen van de
overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen
Artikel 4:12 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning
1.Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders huishoudelijke
2.De vergunning kan worden geweigerd in het belang van een doelmatige verwijdering
van huishoudelijke afvalstoffen.
3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de inzameldienst of de krachtens
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4:13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
1.Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander
dan de inzameldienst, de krachtens artikel 4:8 tweede lid aangewezen personen of
instanties en degenen aan wie krachtens artikel 4:12 een vergunning is verleend.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien huishoudelijke afvalstoffen ter
inzameling worden aangeboden aan personen of instanties die bij of krachtens de wet
Artikel 4:14Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
door anderen dan de gebruikers van percelen
1.Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen
ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of de krachtens artikel 4:8 tweede
lid aangewezen personen of instanties.
2.Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat het aan anderen dan gebruikers van
percelen verboden is om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan
Artikel 4:15 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
1.Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan
afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:
2.Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzen aan welke personen of instanties de in
het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen moeten worden
3.Het is verboden de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden
aan anderen dan de krachtens het tweede lid aangewezen personen of instanties.
Artikel 4:16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een
inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
1.Indien voor de gebruiker van een perceel voor een bepaalde categorie huishoudelijke
afvalstoffen krachtens artikel 4:10 tweede lid, een inzamelmiddel is aangewezen, is
het voor die gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan
via het daartoe aangewezen inzamelmiddel.
2.Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel
voor de gebruiker van een perceel aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit
inzamelmiddel krachtens artikel 4:10, tweede lid, is bestemd.
3.Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de plaatsen en wijzen
waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten
4.Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere plaatsen en wijzen ter
inzameling aan te bieden dan volgens dit artikel is bepaald.
5.Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen met betrekking tot het maximale
gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel en het maximale aantal
inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.
6.Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is
verstrekt, kunnen burgemeester en wethouders regels stellen omtrent het gebruik en
7.Indien het inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kunnen burgemeester en
wethouders eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.
8.Het is aan anderen dan de gebruiker van een perceel aan wie krachtens artikel 4:10,
tweede lid, een inzamelmiddel is toegewezen, verboden hun afvalstoffen ter
Artikel 4:17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een
inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
1.Indien voor de gebruiker van een perceel voor een bepaalde categorie huishoudelijke
afvalstoffen krachtens artikel 4:10, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een
inzamelvoorziening is aangewezen, is het voor de gebruiker verboden de betreffende
afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
2.Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een
inzamelvoorziening voor een aantal percelen aan te bieden, dan de categorie waarvoor
deze inzamelvoorziening krachtens artikel 4:10, tweede lid, is bestemd.
3.Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen ten aanzien van de wijzen waarop
huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep
percelen moet worden aangeboden.
4.Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijzen aan te bieden via een
inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen dan krachtens dit artikel is
5.Het is voor anderen dan de gebruikers van percelen voor wie krachtens artikel 4:10,
tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, verboden huishoudelijke
Artikel 4:18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een
brengdepot op lokaal of regionaal niveau
1.Het verbod in artikel 4:16, vierde lid en artikel 4:17, vierde lid, geldt niet voor het
aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal
niveau conform krachtens dit artikel is bepaald.
2.Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op
lokaal of regionaal niveau aan te bieden dan de categorie(ën) waarvoor het brengdepot
krachtens artikel 4:10 is bestemd.
3.Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de wijzen waarop
huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het
brengdepot op lokaal of regionaal niveau.
4.Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijzen via een brengdepot op
lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het derde lid is
5.Burgemeester en wethouders kunnen een door de aanbieder van huishoudelijke
afvalstoffen te betalen vergoeding vaststellen bij het door hem aanbieden van
huishoudelijke afvalstoffen bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.
6.Burgemeester en wethouders kunnen vaststellen op welke categorieën van
huishoudelijke afvalstoffen de in lid 5 genoemde vergoeding van toepassing is.
Artikel 4:19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder
1.Burgemeester en wethouders kunnen categorieën huishoudelijke afvalstoffen
aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 4:10 van deze verordening
ter inzameling moeten worden aangeboden.
2.Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de wijzen waarop de
krachtens het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter
inzameling moeten worden aangeboden.
3.Het is verboden de in het eerste lid bedoelde huishoudelijke afvalstoffen op andere
wijzen ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.
Artikel 4:20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
1.Burgemeester en wethouders stellen de dagen en tijden vast waarop huishoudelijke
afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
2.Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling
Artikel 4:21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kunnen burgemeester en wethouders
regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke
afvalstoffen aan de inzameldienst of krachtens artikel 4:8, tweede lid aangewezen personen
Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4:22 Inzamelverbod andere categorieën afvalstoffen behoudens vergunning
1.Burgemeester en wethouders kunnen andere categorieën van afvalstoffen dan
huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen waarvoor geldt dat het verboden is ze in te
zamelen zonder vergunning van burgemeester en wethouders.
2.Burgemeester en wethouders kunnen aan de in het eerste lid bedoelde vergunning
voorschriften verbinden met het oog op de doelmatige verwijdering van afvalstoffen.
3.De vergunning kan worden geweigerd in het belang van de doelmatige verwijdering
Artikel 4:23 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienst
Burgemeester en wethouders kunnen andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke
afvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 4:24 Ter inzameling aanbieden van andere categorieën afvalstoffen aan de
1.Het is verboden andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen
aan te bieden aan de inzameldienst.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor die categorieën afvalstoffen die
zijn aangewezen krachtens artikel 4:23, voorzover degene die gebruikmaakt van de
inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op
grond van de gemeentelijke belastingverordening).
3.Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en
plaatsen waarop de in artikel 4:23 bedoelde afvalstoffen aan de inzameldienst ter
inzameling kunnen worden aangeboden.
4.Het is verboden afvalstoffen die zijn aangewezen krachtens artikel 4:23 ter inzameling
aan te bieden in strijd met hetgeen krachtens dit artikel is bepaald.
5.Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover de Wet milieubeheer, de Destructiewet
Artikel 4:25 Verontreiniging van de weg en van terreinen
a.straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de
van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of
b. om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege
of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke
geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg,
dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu,
op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te
storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
b.andere afvalstoffen dan straatafval, als bedoeld in artikel 4:7, eerste lid onder b,
achter te laten in daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken.
3.Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het
ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, de
krachtens artikel 4:8, tweede lid aangewezen personen of instanties of houders van een
vergunning als bedoeld in artikel 4;12.
4.Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid, onder a, gestelde verbod
ontheffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter
5.Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het
thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval.
6.Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de
stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als
onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen
dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
7.Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt voorts niet voor zover:
a de Wet milieubeheer, de Meststoffenwet, de Destructiewet, de
Bestrijdingsmiddelenwet, de Kernenergiewet, of de Wet bodembescherming
voorziet in de beoogde bescherming van het milieu;
b de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken;
c het provinciaal wegenregelement of de provinciale
bodembeschermingsverordening of de provinciale milieuverordening van
Artikel 4:26 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
1.Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij
andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde
werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever
a.indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor
beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na het ontstaan van de
verontreiniging te reinigen of te doen reinigen;
b.indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor
beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de
werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na
beëindiging van de werkzaamheden op die dag te reinigen of te doen reinigen.
2.Het in het eerste lid gesteld verbod geldt niet voor zover de Wet beheer
Rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement van toepassing is.
Artikel 4:27 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
1.De houder of beheerder van een winkel, hal, kraam of andere dergelijke inrichtingen
waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht welke ter plaatse kunnen worden
a.een mand, bak of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk
zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek papier, etensresten,
verpakkingsmateriaal en ander afval kan achterlaten;
b.zorg te dragen dat die mand, die bak of dat soortgelijke voorwerp van een
zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die
mand, die bak of dat voorwerp steeds tijdig wordt geledigd.
2.De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te
zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval
terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de
naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg
achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting
3.De in het eerste en het tweede lid gestelde verplichting geldt niet voor zover de op de
Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 4:28 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
1.Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het
publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van
uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het
publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
2.Het in het eerste lid gestelde gebod geldt niet ten aanzien van het verspreiden van
reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften vanuit een luchtvaartuig.
Het is verboden op een door burgemeester en wethouders ten behoeve van de
werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een
voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide
Artikel 4:30 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen
Artikel 4:31 Verbod op het doorzoeken van ter inzameling gereedstaande afvalstoffen
Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:36 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
1.Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de
zin van de Wet milieubeheer , in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang
van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast
dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende
voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
a.onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of
vaartuigen of onderdelen daarvan;
plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of
anderszins voor een commercieel doel;
d.mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling
ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen
2.Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of
bepaalde stof:op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.
3.Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels
4.Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp
wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale Verordening.
Artikel 4:38 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door
middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt
Artikel 4:39 Vergunningsplicht lichtreclame
1 Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende
zaak verlichte handelsreclame te maken of te voeren die vanaf de weg zichtbaar is.
2 Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan een vergunning als bedoeld in het eerste
a indien de handelsreclame, op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet
aan de redelijke eisen van welstand;
b in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van
een inde de nabijheid gelegen onroerende zaak.
3 a De weigeringsgrond van het tweede lid onder a geldt niet voor bouwwerken;
b De weigeringsgrond van het tweede lid onder b geldt niet voor zover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor
geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of
opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:41 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
1.Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen
of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het
bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.
2.Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door
de rechthebbende op een terrein.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens
zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
b.parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
1.Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt
voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a.drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te
parkeren binnen een cirkel met een straal van 10 meter met als middelpunt een van
totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en
gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
1.Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met
het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen
gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de
1.Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en
tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen,
aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel
anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:
a langer dan op 3 achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op dezelfde
plaats, of met een verandering van plaats binnen 100 meter van die plaats op de
b langer dan 3 achtereenvolgende dagen op een vanaf de openbare weg zichtbare
plaats op eigen terrein te plaatsen of te hebben.
2 Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Provinciale caravan- en
tentenverordening, het Provinciaal wegenreglement of de provinciale
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
1.Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame,
op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van
meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren binnen de
bebouwde kom van respectievelijk Cothen, Langbroek en Wijk bij Duurstede, met
uitzondering van bedrijfsterrein Broekweg en Langshaven.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met
vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
3.Burgemeester en wethouders kunnen van de in het eerste en tweede lid gestelde
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer
dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor
bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor
het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt
belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
2.Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het
uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse
Artikel 5:11 Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen
1.Het is verboden om een voertuig dat wordt gebezigd voor het vervoer van meer dan 10
kilogram gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 2 van de Wet vervoer gevaarlijke
stoffen te parkeren indien zich binnen een straal van 250 meter gebouwen bevinden
waarbinnen zich personen plegen op te houden.
Artikel 5:12 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
1.Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een
park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
c.op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor
Artikel 5:13 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk
aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van
schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de
Artikel 5:14 Inzameling van geld of goederen
1.Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld
of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
2.Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het
aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte
stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen,
indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst
geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
3.Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
Artikel 5:14a Collecten van landelijke organisaties conform het collecterooster van het
Landelijke instellingen die voorkomen op het collecterooster dat jaarlijks door het Centraal
Bureau fondsenwerving (CBF) wordt vastgesteld zijn vrijgesteld van het verbod zoals bedoeld
in artikel 5.2.1. lid 1 APV, indien voldaan wordt aan de voorschriften neergelegd in artikel 6
Artikel 3 Collecten van landelijke organisaties die niet opgenomen zijn in het
Aan landelijke organisaties, die niet voorkomen op het rooster wordt vergunning verleend
mits de organisatie positief is beoordeeld door het CBF, door middel van een CBF-keur of een
verklaring van geen bezwaar. Zo’n vergunning wordt alleen verleend in de vrijgestelde
Artikel 5:14b Collecten plaatselijke organisaties
Een plaatselijke organisatie kan in aanmerking komen voor een collectevergunning indien:
a.De organisatie in de gemeente Wijk bij Duurstede is gevestigd of de organisatie buiten
de gemeente Wijk bij Duurstede is gevestigd maar een relatie bestaat tussen het
bestedingsdoel en de gemeente Wijk bij Duurstede;
Artikel 5:14c Termijn geldigheid vergunning
Een collectevergunning wordt maximaal voor één week verleend.
Artikel 5:14d Maximum aantal vergunningen
Per week wordt maximaal één vergunning verleend voor het houden van een collecte of een
Artikel 4:14e Wijze van collecteren
Het collecteren dient op de volgende wijze te geschieden:
de gemeente Wijk bij Duurstede, ondertekend door twee daartoe door het bestuur van
de organisatie aangewezen personen, waarin staat dat de inhoud is geteld en dat
daaruit een bruto- en netto-opbrengst is verkregen tot het in de verklaring genoemde
c.De gemeente neemt de resultaten van de collecten over op het jaaroverzicht van het
CBF. Het ingevulde jaaroverzicht wordt voor 1 maart van het daarop volgende jaar
Artikel 5:14g Initiatief van particulieren in geval van een ramp.
In geval van een ramp kan een extra collectevergunning worden verleend. Ten aanzien van
deze specifieke collecten gelden naast de voorschriften genoemd in artikel 4,6 en 7 de
a.Bij de aanvraag moet worden aangegeven wat het doel van de actie is;
b.Indien er sprake is van een gezamenlijke hulpactie, dan dient de opbrengst van de collecte
gestort te worden op het nationale gironummer.
toezicht/verantwoordelijkheid van een gemeenteambtenaar c.q. politiefunctionaris.
e.De opbrengst dient op een collectestaat te worden verantwoord en binnen één maand na
de collecte bij de gemeente Wijk bij Duurstede te worden ingediend.
f.Indien er geen gezamenlijke hulpactie is dient het geld overgemaakt te worden naar de
Artikel 5:14h Vergunning wervingsactie
Vergunning wordt alleen verleend aan bedrijven die donateurs/leden werven voor organisaties
die positief zijn beoordeeld door het CBF door middel van een CBF-keur of een verklaring
van geen bezwaar. Zo’n vergunning wordt alleen verleend in de vrijgestelde perioden van het
Artikel 5:15 Begripsbepalingen
1.In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante
handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te
bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;
exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
b.het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden
van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder
h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
c.het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden
van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:18.
1.Het is verboden te venten indien er overlast wordt veroorzaakt of door het venten de
openbare orde, de openbare veiligheid,de volksgezondheid of het milieu in gevaar
2.Het is verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 18.00 en 09.00
3.Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Artikel 5:17 Vrijheid van meningsuiting
1.Het verbod als bedoeld in artikel 5:16, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte
of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als
bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
2.Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken
door een verbod in te stellen:
1.In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een
openbare en in de openlucht gelegen plaats in de publieke ruimte te koop aanbieden,
verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend
van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
b.een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:31.
Artikel 5:19 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
1.Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te
Artikel 5:20 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning
1.In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek
toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden
verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te
2.Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en
voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
3.De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
1.Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp,
niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of
te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van
bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het
doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het
doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
2.Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een
permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk
twee weken tevoren een aan het college.
3.De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en
een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.
4.Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen
wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het
Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale
vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
1.Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een
ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen
2.Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met
dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van
a.nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid,
veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet
beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening of de
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
1.Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college
aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het
innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde,
volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
2.De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college
gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een
3.Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde
onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer
rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
1.Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de
toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken,
wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers,
pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer
rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water
aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
1.Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt,
verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER
1.Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld
in artikel 1, onderdeel z , en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter
voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen
houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets
met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
2.Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het
kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
bescherming van andere milieuwaarden;
c.in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde
wedstrijden en ritten of van het publiek.
3.Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van
de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4.Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp
wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden.
1.Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken,
plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te
bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i,
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
2.Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet
van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze
3.Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en
bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
a.ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere
krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b.die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de
terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c.die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift
d.van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn
binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e.voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d
b.binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen
stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening
zijn aangewezen als 'toestel'.
5.Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te
1.Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de
zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
c.vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder
bescherming van de flora en fauna.
5.Het verbod geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door
artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als
bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
3.Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond
van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid,
behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.
AFDELING 10 VAREN OP DE AFGESNEDEN RIJNARM
Artikel 5:38 Begripsbepalingen
1.Snelle boot: een mechanisch voortbewogen vaartuig dat met een maximum snelheid
van meer dan 9 km per uur kan varen.
2.Motorisch apparaat: elk mechanisch aangedreven apparaat dat een hogere snelheid kan
Artikel 5:39 Vrijheid van het verkeer te water
Het is verboden om met een boot, snelle boot of motorisch apparaat zich zodanig voort te
bewegen dat de vrijheid van het verkeer te water zonder noodzaak wordt belemmerd of de
veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of redelijkerwijs is aan te nemen dat de
veiligheid te water in gevaar kan worden gebracht of een andere vorm van recreatie op, of
Artikel 5:40 Maximumsnelheid snelle boot, motorisch apparaat
1.Het is verboden om met een snelle boot of motorisch apparaat met een grotere
snelheid dan 9 km per uur zich voort te bewegen of te varen.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet tussen zonsopgang en zonsondergang
voor het tracé met een lengte van 0,5 km dat met borden is aangegeven.
3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor patrouillevaartuigen van de politie
te water, rijkswaterstaat of brandweer.
4.Voor zover ingevolge een wettelijk voorschrift een maximum snelheid geldt lager dan
aangegeven in lid 1, blijft dit voorschrift voor het zich voortbewegen met een boot of
Het is verboden met de motor van een boot, snelle boot of ander motorisch apparaat onnodig
geluidhinder te veroorzaken of de motor van een stilliggende boot, snelle boot of motorisch
apparaat onnodig lang of zonder redelijk doel in werking te hebben.
Artikel 5:42 Houden van een wedstrijd of demonstratie
1.Het is verboden om een snelheidswedstrijd of een demonstratie met snelle boten of
motorische apparaten te houden of daaraan deel te nemen.
2.Van het in het eerste lid gestelde verbod kan door burgemeester en wethouders onder
nader te stellen voorschriften en beperkingen ontheffing worden verleend.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
1.Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van
artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis
van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast
de bij besluit van de burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de
bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van
de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen,
zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
1.De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Wijk bij Duurstede 2011 wordt