Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delfzijl

nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelfzijl
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingnadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk
Citeertitelnadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Nadere regels subsidie voor peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl, art. 3, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2017art. 7

02-12-2014

Eemsbode, 17-12-2014

Geen
01-01-201301-01-2015art. 2

20-11-2012

Eemsbode, 26-12-2012

Geen
01-01-201201-01-2013nieuwe regeling

13-12-2011

Eemsbode, 28-12-2011

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk

Burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl;

overwegende dat in de "Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl" de wettelijke grondslag voor de subsidieverstrekking ten behoeve van activiteiten is vastgelegd;

dat zij op grond van artikel 3, lid 2, van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl bevoegd zijn nadere regels te stellen waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein worden beschreven;

gelet op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

besluiten vast te stellen de volgende:

 

nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    peuterspeelzaalwerk: de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

  • b.

    peuterspeelzaal: voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt, anders dan gastouderopvang of kinderopvang in een kindercentrum;

  • c.

    houder: degene die een peuterspeelzaal in stand houdt;

  • d.

    peuterplaats: een rekeneenheid die overeenkomt met een peuterbezoek van minimaal vijf uur en maximaal zes uur, verdeeld over twee dagdelen per week aan de peuterspeelzaal, gedurende maximaal 40 weken per jaar;

  • e.

    bezettingsgraad: deelnemers aan de peutergroep gedeeld door de capaciteit van de groep x 100%;

  • f.

    ouderbijdrage: de bijdrage per maand die de houder vraagt aan ouders, gedurende 12 maanden per jaar voor twee dagdelen in de week;

  • g.

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie.

Artikel 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Subsidie op grond van deze regeling kan worden verstrekt voor peuterspeelzaalwerk.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover dit in overeenstemming is met beleid dat in nota's of programma's door de raad of het college is vastgelegd. Bedoeld beleid is richtinggevend bij de beslissing omtrent subsidieverstrekking.

  • 3.

    Subsidie richt zich op het aanbod van peuterspeelzaalwerk voor voornamelijk kinderen uit de gemeente Delfzijl, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a.

      reguliere kindplaatsen: wekelijks deelname gedurende twee dagdelen van 2,5 uur, voor 40 weken in het jaar, en;

    • b.

      kindplaatsen voor taalrisicokinderen: wekelijks deelname van 10 uur per week in drie of vier dagdelen, voor 40 weken in het jaar.

  • 4.

    De bezettingsgraad van de peuterspeelzaal bedraagt minimaal 10 per peutergroep. Het meetmoment is jaarlijks op 1 oktober. Wanneer een peuterspeelzaalgroep onder de bezetting van 10 deelnemers komt, kan het college besluiten voor deze groep toch subsidie te verlenen indien continuering van de peuterspeelzaal noodzakelijk wordt geacht. Dit ter beoordeling van het college.

Artikel 3 Subsidievereisten

Met de aanvraag tot subsidieverlening dient een activiteitenplan te worden meegezonden, dat voorzien is van ten minste:

  • a.

    het uit te voeren ambitieniveau (het aantal groepen en de capaciteit / grootte per groep);

  • b.

    informatie omtrent spreiding en bereik van de activiteiten;

  • c.

    welke acties de aanbieder uit gaat voeren om de samenwerking met het onderwijs en de jeugdgezondheidszorg te verbeteren dan wel te intensiveren. Er wordt tenminste iets gezegd over de overdracht van de peuterspeelzaal naar de basisschool en de toeleiding naar de peuterspeelzalen;

  • d.

    een uitleg of berekening hoe de kostprijs per kindplaats tot stand is gekomen;

  • e.

    een meerjarenonderhoudsplan voor het onderhouden van de peuterspeelzalen. Leidend voor het onderhoud zijn de inspectierapporten van de GGD. Door een meerjarenplan in te dienen, kan de subsidie hiervoor over meerdere jaren worden verspreid. Het is wenselijk om in het meerjarenplan rekening te houden met de wettelijke verzwaring van de inrichtingseisen aan de peuterspeelzaal. Vanuit het meerjareninvesteringsplan dient een vertaalslag naar de kostprijs per kindplaats gemaakt te zijn;

  • f.

    een overzicht van de kosten per peuterspeelzaallocatie.

Artikel 4 Subsidievoorwaarden

De subsidie op grond van deze regeling kan slechts worden verleend indien de houder in ieder geval voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het aanbod vindt plaats op één of meer vestigingen in de gemeente Delfzijl;

  • b.

    de houder heeft grondige kennis van de lokale situatie in de gemeente Delfzijl;

  • c.

    de houder heeft werkervaring in de plattelandsomgeving, bij voorkeur in de gemeente Delfzijl zelf;

  • d.

    de vestigingen zijn verbonden aan een basisschool, wat blijkt uit het feit dat ze zijn gevestigd in of nabij een basisschool waarmee afspraken zijn gemaakt over de pedagogische visie, afstemming van het educatieve aanbod en de doorgaande lijn;

  • e.

    de houder heeft een samenwerkingsrelatie met de jeugdgezondheidszorg over gerichte doorverwijzing van kwetsbare kinderen, waaronder tenminste kinderen waar thuis niet of nauwelijks Nederlands wordt gesproken (taalrisicokinderen);

  • f.

    de houder heeft ervaring in het uitvoeren van voorschoolse educatie;

  • g.

    op de aangewezen VVE locaties is er een voorschools educatie aanbod, dat voldoet aan de door de rijksoverheid gestelde eisen;

  • h.

    de houder heft een ouderbijdrage voor taalrisicokinderen die gelijk is aan de laagste bijdrage volgens de regeling voor de kinderopvangtoeslag;

  • i.

    de houder houdt een administratie bij waarin in ieder geval de volgende gegevens beschikbaar zijn:

    • 1.

      naam en adresgegevens van de peuterspeelzalen;

    • 2.

      wel of geen VVE locatie;

    • 3.

      gegevens van het kind, zoals de geboortedatum en het woonadres;

    • 4.

      capaciteit van de peuterspeelzaal;

    • 5.

      aantal geplaatste kinderen per groep, hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen wel of geen doelgroepkind;

    • 6.

      de in- en uitstroom per peuterspeelzaal;

    • 7.

      of een kind al dan niet onder de regeling zou kunnen vallen voor de kinderopvangtoeslag.

      Deze gegevens worden driemaal per jaar aangeleverd aan de gemeente, te weten op 1 maart, 31 juni en 1 oktober van ieder kalenderjaar;

  • j.

    de houder heeft een uitgesproken visie op de ontwikkelingen in de regio, met name de thema’s krimp en het in stand houden van voorzieningen;

  • k.

    de peuterspeelzaal werkt desgevraagd mee aan het realiseren van aanbod VVE en ontvangt daartoe in voorkomende gevallen een specifieke bijdrage uit OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) middelen.

Artikel 5 Berekening van de subsidie

  • 1.

    Voor peuterspeelzaalwerk wordt een structurele subsidie gegeven. Indien de subsidie voor een tijdvak langer dan één kalenderjaar wordt afgegeven, besluit het college over de lengte van dat tijdvak.

  • 2.

    Het bedrag per peuterplaats en het subsidiebedrag wordt als volgt berekend:

    In 2010 is het bedrag per peuterplaats vastgesteld op € 587,65. Dit is het basisjaar. De formule is € 587,65 x capaciteit = subsidie. Van dit bedrag wordt 80% geïndexeerd met de CAO ontwikkelingen per jaar en vanaf 1 januari 2010 is voor het 20% deel het CPI cijfer gehanteerd. Het CPI cijfer wordt gehanteerd door te kijken naar de totale stijging van 2 jaren daarvoor.

Artikel 6 Subsidieverplichtingen

De houder indexeert de ouderbijdrage met hetzelfde percentage als waarmee het subsidiebedrag is geïndexeerd.

Artikel 7 Verdeling van het subsidieplafond

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

Als meerdere subsidie aanvragen op hetzelfde tijdstip binnenkomen wordt er door middel van loting besloten aan welke subsidie aanvraag tegemoet wordt gekomen. Dit is alleen van belang wanneer het subsidieplafond bijna is bereikt en wanneer een van deze aanvragen het subsidieplafond zou overschrijden.

Artikel 8 Reservevorming en verrekening

Een reserve kan alleen gevormd worden vanuit de middelen voor regulier peuterspeelzaalwerk. Jaarlijks mag maximaal 10% van het reguliere subsidiebedrag aan de reserve worden toegevoegd. De gevormde reserve kan alleen aangewend worden om onvoorziene uitgaven te doen ten behoeve van het peuterspeelzaalwerk in de gemeente Delfzijl. Deze reserve mag niet groter zijn dan 50% van de jaarlijkse subsidie die de houder krijgt uit de middelen voor regulier peuterspeelzaalwerk. Indien de reserve wordt overschreden, wordt de overschrijding verrekend met het subsidiebedrag van het daarop volgende jaar. De middelen in deze reserve komen ten goede aan het peuterspeelzaalwerk in de gemeente Delfzijl.

De houder stelt vóór 1 juli een risicoanalyse op om te bepalen welke risico’s financieel in welke mate afgedekt moeten worden.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen beargumenteerd afwijken van bovenstaande bepalingen.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als: nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders op 13 december 2011.

 

E.A. Groot

(burgemeester)

 

K.J. Havinga

(secretaris)