Organisatie | Delfzijl |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk |
Citeertitel | nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Nadere regels subsidie voor peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) 2017.
Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl, art. 3, lid 2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2017 | art. 7 | 02-12-2014 Eemsbode, 17-12-2014 | Geen | |
01-01-2013 | 01-01-2015 | art. 2 | 20-11-2012 Eemsbode, 26-12-2012 | Geen | |
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 13-12-2011 Eemsbode, 28-12-2011 | Geen |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl;
overwegende dat in de "Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl" de wettelijke grondslag voor de subsidieverstrekking ten behoeve van activiteiten is vastgelegd;
dat zij op grond van artikel 3, lid 2, van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl bevoegd zijn nadere regels te stellen waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein worden beschreven;
gelet op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
Artikel 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
De bezettingsgraad van de peuterspeelzaal bedraagt minimaal 10 per peutergroep. Het meetmoment is jaarlijks op 1 oktober. Wanneer een peuterspeelzaalgroep onder de bezetting van 10 deelnemers komt, kan het college besluiten voor deze groep toch subsidie te verlenen indien continuering van de peuterspeelzaal noodzakelijk wordt geacht. Dit ter beoordeling van het college.
Met de aanvraag tot subsidieverlening dient een activiteitenplan te worden meegezonden, dat voorzien is van ten minste:
een meerjarenonderhoudsplan voor het onderhouden van de peuterspeelzalen. Leidend voor het onderhoud zijn de inspectierapporten van de GGD. Door een meerjarenplan in te dienen, kan de subsidie hiervoor over meerdere jaren worden verspreid. Het is wenselijk om in het meerjarenplan rekening te houden met de wettelijke verzwaring van de inrichtingseisen aan de peuterspeelzaal. Vanuit het meerjareninvesteringsplan dient een vertaalslag naar de kostprijs per kindplaats gemaakt te zijn;
De subsidie op grond van deze regeling kan slechts worden verleend indien de houder in ieder geval voldoet aan de volgende voorwaarden:
Artikel 5 Berekening van de subsidie
Het bedrag per peuterplaats en het subsidiebedrag wordt als volgt berekend:
In 2010 is het bedrag per peuterplaats vastgesteld op € 587,65. Dit is het basisjaar. De formule is € 587,65 x capaciteit = subsidie. Van dit bedrag wordt 80% geïndexeerd met de CAO ontwikkelingen per jaar en vanaf 1 januari 2010 is voor het 20% deel het CPI cijfer gehanteerd. Het CPI cijfer wordt gehanteerd door te kijken naar de totale stijging van 2 jaren daarvoor.
Artikel 6 Subsidieverplichtingen
De houder indexeert de ouderbijdrage met hetzelfde percentage als waarmee het subsidiebedrag is geïndexeerd.
Artikel 7 Verdeling van het subsidieplafond
Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.
Als meerdere subsidie aanvragen op hetzelfde tijdstip binnenkomen wordt er door middel van loting besloten aan welke subsidie aanvraag tegemoet wordt gekomen. Dit is alleen van belang wanneer het subsidieplafond bijna is bereikt en wanneer een van deze aanvragen het subsidieplafond zou overschrijden.
Artikel 8 Reservevorming en verrekening
Een reserve kan alleen gevormd worden vanuit de middelen voor regulier peuterspeelzaalwerk. Jaarlijks mag maximaal 10% van het reguliere subsidiebedrag aan de reserve worden toegevoegd. De gevormde reserve kan alleen aangewend worden om onvoorziene uitgaven te doen ten behoeve van het peuterspeelzaalwerk in de gemeente Delfzijl. Deze reserve mag niet groter zijn dan 50% van de jaarlijkse subsidie die de houder krijgt uit de middelen voor regulier peuterspeelzaalwerk. Indien de reserve wordt overschreden, wordt de overschrijding verrekend met het subsidiebedrag van het daarop volgende jaar. De middelen in deze reserve komen ten goede aan het peuterspeelzaalwerk in de gemeente Delfzijl.
De houder stelt vóór 1 juli een risicoanalyse op om te bepalen welke risico’s financieel in welke mate afgedekt moeten worden.