Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Fryslân

Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFryslân
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuurlijke organisatie
Externe bijlagebijlagen/file/RvO PS_TEKST EED EN BELOFTE.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Historie van de regeling: Nieuwe regeling vastgesteld op 21 december 2011, inwerking getreden op 5 januari 2013, Provinciaal Blad 2012, 02; 1e wijziging vastgesteld op 24 april 2013, inwerking getreden op 27 april 2013, Provinciaal Blad 2013, 28 (i.v.m. afstand koningschap).  

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Provinciewet, art. 16

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-04-201318-05-2016Toelichting

24-04-2013

Provinciaal Blad, 2013, 28

Statenvoorstel 14B
05-01-201227-04-2013Nieuwe regeling

21-12-2011

Provinciaal Blad, 2012, 02

Statenvoorstel 01B

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN PROVINCIALE STATEN VAN FRYSLAN

Provinciale staten van Fryslân Gelezen het voorstel van de werkgroep RvO+ en het presidium van 8 december 2011; Gelet op artikel 16 Provinciewet

Besluiten Het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011 als volgt vast te stellen:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen 

Voor dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van provinciale staten

  • b.

    amendement : een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement : een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: een op schrift gesteld voorstel, inhoudende een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • e.

    initiatiefvoorstel: een op schrift gesteld, met redenen omkleed, voorstel vanuit provinciale staten dat buiten de agenda valt en zo spoedig mogelijk op de agenda wordt geplaatst;

  • f.

    vragenuur: de gelegenheid voor leden van provinciale staten om vragen te stellen aan gedeputeerde staten of aan een lid van dat college over een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter draagt.

  • g.

    schriftelijke vraag: een op schrift gestelde vraag van een lid van provinciale staten aan gedeputeerde staten of een lid van dat college, de actualiteit betreffende, waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter draagt;

  • h.

    interpellatie: een verzoek van een lid van provinciale staten om inlichtingen aan het college van gedeputeerde staten dan wel van de voorzitter of de leden van dat college afzonderlijk ten aanzien van een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, betreffende het door hen gevoerde bestuur overeenkomstig de artikelen 167 en 179 van de Provinciewet.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het versturen van de uitnodiging;

    • b.

      het leiden van de vergadering;

    • c.

      het handhaven van de orde;

    • d.

      het doen naleven van dit reglement;

    • e.

      al hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2

    De vice-voorzitter vervangt de voorzitter bij afwezigheid . De functie van vice-voorzitter is niet verenigbaar met die van commissievoorzitter.

  • 3

    De vice-voorzitter van provinciale staten wordt gekozen door provinciale staten.

  • 4

    Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vice-voorzitter is de nestor van provinciale staten de voorzitter.

Artikel 3 De griffier

  • 1

    De griffier is bij elke vergadering van provinciale staten aanwezig.

  • 2

    Bij verhindering of ontstentenis wordt hij vervangen door een door provinciale staten daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 4 Fracties

  • 1

    Leden van provinciale staten kunnen zich verenigen tot een groep, fractie genaamd. Zij doen hiervan schriftelijk mededeling aan de voorzitter, onder vermelding van de namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden alsmede van de naam van de fractie.

  • 2

    Indien een lid zich als een fractie beschouwt, doet dit lid hiervan schriftelijk mededeling aan de voorzitter.

  • 3

    Indien twee of meer fracties als één fractie gaan optreden dan wel één of meer leden zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 4

    Met de omstandigheid ingevolge het tweede en derde lid wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering na de mededeling daarvan.

Artikel 5 Presidium

  • 1

    Provinciale staten hebben een presidium.

  • 2

    Het presidium bestaat uit:

    • a.

      de vice-voorzitter van provinciale staten als voorzitter

    • b.

      de fractievoorzitters, als lid

  • 3

    Elke fractievoorzitter wijst een vast statenlid aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt. Voor eenmansfracties is geen vervanging mogelijk.

  • 4

    Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium

  • 5

    Het presidium heeft tot taak:

    • a.

      Het vaststellen van de voorlopige agenda’s van de statenvergaderingen en de vergaderingen van de statencommissies

    • b.

      Bespreken van zaken die het functioneren van provinciale staten in zijn algemeenheid betreffen

    • c.

      Bespreken van zaken die het functioneren van de griffie betreffen.

Hoofdstuk II Toetsing van de leden

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven

  • 1

    Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door één of meer commissies, elk bestaande uit tenminste drie leden, daartoe telkenmale door de voorzitter te benoemen.

  • 2

    De commissie(s) brengt (brengen) na onderzoek bij monde van een door haar daartoe benoemd lid verslag uit, waarna de vergadering terstond over de toelating beslist.

  • 3

    Zijn met betrekking tot een geloofsbrief of de verkiezing zelf geschillen gerezen, dan brengt de desbetreffende commissie daarvan schriftelijk verslag uit. De behandeling van dat verslag en de beslissing omtrent de toelating kunnen - in afwijking van het bepaalde in het tweede lid - tot een volgende vergadering worden uitgesteld.

Artikel 7 Afleggen eed c.q. verklaring en belofte

De leden, tot wier toelating is besloten, nemen zitting na het afleggen van de eed c.q. verklaring en belofte, bij artikel 14 van de Provinciewet gevorderd.

Hoofdstuk III De vergaderingen

Par. 1. Voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderschema

  • 1

    Provinciale staten stellen, op voorstel van het presidium, voor de aanvang van het kalenderjaar een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen van provinciale staten en de statencommissies.

  • 2

    Het presidium besluit of er van dit schema moet worden afgeweken.

  • 3

    Verder vergaderen provinciale staten indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit provinciale staten bestaan schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 9 Oproep

  • 1

    De voorzitter zendt ten minste tien dagen vóór een vergadering de statenleden een oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de oproep minder dan tien dagen voor de vergadering verzenden. Het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.

  • 2

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende basisstukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de statenleden ter kennis gebracht. Eventueel achterliggende stukken liggen bij de griffier ter inzage.

  • 3

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij behorende basisstukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden toegezonden.

  • 4

    De stukken waaraan op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd worden verzonden in een gesloten envelop, voorzien van het predicaat ‘geheim’. Deze gesloten envelop wordt in een envelop gestoken die voorzien is van de naam van de geadresseerde.

Artikel 10 De agenda

  • 1

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast. Agendapunten kunnen als H(amer)-punt of als B(espreek)-punt worden geagendeerd. Over hamerpunten vindt geen verdere beraadslaging plaats maar wordt uitsluitend gestemd.

  • 2

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen. Het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.

  • 3

    Bij aanvang van de vergadering stellen provinciale staten de agenda vast.

  • 4

    Op voorstel van een statenlid of van de voorzitter kunnen provinciale staten de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 5

    Op advies van een statencommissie kan bij de vaststelling van de agenda een B(espreek)punt worden gewijzigd in een H(amer)punt.

  • 6

    Een lid van provinciale staten kan tot uiterlijk 48 uur voorafgaand aan de vergadering een gemotiveerd verzoek indienen bij de voorzitter om een H(amer)punt te wijzigen in een B(espreek)punt.

Artikel 11 Burgerinitiatiefvoorstel

Burgers hebben het recht een onderwerp op de agenda van provinciale staten te doen plaatsen volgens de bepalingen in de Verordening Burgerinitiatief zoals die door provinciale staten is vastgesteld op 20 maart 2003.

Artikel 12 Ter inzage legging van stukken

  • 1

    De daarvoor in aanmerking komende stukken die betrekking hebben op een in de vergadering aan de orde komend onderwerp, worden onmiddellijk na de verzending van het desbetreffende voorstel of ander stuk op de daarvoor aangewezen kamer ter inzage gelegd.

  • 2

    In afwijking van artikel 9, vierde lid worden, in uitzonderlijke gevallen waarom gedeputeerde staten expliciet en gemotiveerd hebben verzocht, stukken bedoeld in artikel 25, tweede lid van de Provinciewet, voor de leden van provinciale staten op een door of namens de griffier aangewezen plaats ter inzage gelegd. Van het ter inzage leggen wordt bij het ter kennis brengen van de agenda mededeling gedaan. Geheime stukken kunnen worden geraadpleegd onder toezicht van de griffier of een daartoe aangewezen griffiemedewerker.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1

    De vergadering wordt door aankondiging in de provinciale mededelingenadvertentie in de regionale bladen en door aankondiging op de internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.

  • 2

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd, plaats en voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien. De stukken liggen in ieder geval ter inzage op het provinciehuis. De stukken zijn tevens, te raadplegen via de provinciale internetsite.

Par. 2. De orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

  • 1

    Ieder lid tekent bij het binnenkomen in de vergaderzaal de presentielijst.

  • 2

    Na afloop van de vergadering wordt de presentielijst door de griffier gesloten.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1

    De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats. De zitplaatsen worden door de voorzitter, na overleg met het presidium bij iedere nieuwe zittingsperiode van de staten vastgesteld.

  • 2

    De indeling kan, zo daartoe aanleiding bestaat, na overleg met het presidium worden herzien.

Artikel 16 Opening vergadering / quorum

  • 1

    De vergadering wordt door de voorzitter niet geopend, voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2

    Indien één uur na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3

    Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Provinciale staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 17 Ingekomen stukken

  • 1

    De ingekomen stukken worden wekelijks ter kennis gebracht aan de leden van provinciale staten.

  • 2

    De ingekomen stukken worden met een aanduiding van datum van binnenkomst, de afzender, het onderwerp en een advies van de griffier, geplaatst op de agenda van provinciale staten.

  • 3

    De voorzitter is bevoegd om anonieme, onbegrijpelijke en beledigende stukken zonder nadere mededeling terzijde te leggen.

Artikel 18 Spreken door statenleden

De leden spreken van het spreekgestoelte. De leden richten zich tot de voorzitter.

Artikel 19 Volgorde van spreken

  • 1

    Geen lid voert het woord dan na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2

    De voorzitter verleent voor zoveel mogelijk het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd.

  • 3

    Deze volgorde kan worden verbroken wanneer een lid het woord vraagt:

    • a.

      over een persoonlijk feit, zulks ter beoordeling van de voorzitter;

    • b.

      over de vaststelling van het te beslissen vraagpunt, of

    • c.

      om, met toepassing van artikel 26 een voorstel van orde te doen.

  • 4

    Over een persoonlijk feit verleent de voorzitter het woord niet dan nadat het feit globaal is omschreven.

Artikel 20 Handhaving orde

  • 1

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      De voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren.

    • b.

      Een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat een spreker zonder verdere interrupties zijn betoog afrond.

  • 2

    Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker hinderlijk en/of herhaaldelijk interrumpeert, een plicht tot geheimhouding schendt dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.

  • 3

    Indien een lid, nadat hij door de voorzitter tot de orde is geroepen, daaraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter, onverminderd het bepaalde in artikel 26 derde lid van de Provinciewet, hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangig onderwerp het woord ontzeggen.

  • 4

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 5

    De voorzitter is bevoegd te bepalen dat in het verslag niet wordt opgenomen het gedeelte van het gesprokene, dat heeft geleid tot maatregelen overeenkomstig het derde en vierde lid.

Artikel 21 Aantal termijnen

  • 1

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de voorzitter, de staten gehoord, anders beslist.

  • 2

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel, tenzij de voorzitter, de staten gehoord, anders beslist.

  • 3

    Bij de bepaling hoe veel maal een lid over hetzelfde onderwerp heeft gesproken wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of een voorstel van orde.

Artikel 22 Beperking spreektijd

  • 1

    De spreektijd wordt geregeld volgens de door het presidium vastgestelde verdeelsleutel.

  • 2

    De voorzitter is bevoegd om, met inachtneming van de vastgestelde verdeelsleutel, na overleg met de vergadering, de spreektijd te regelen.

  • 3

    De spreektijdregeling is niet van toepassing op voorstellen van orde, interrupties en wanneer een lid het woord verlangt over een persoonlijk feit.

Artikel 23 Volgorde van beraadslaging

  • 1

    Bij elk in beraadslaging gebracht voorstel, dat in onderdelen of artikelen is gesplitst, wordt, indien provinciale staten dit wensen, eerst beraadslaagd over het voorstel in het algemeen en vervolgens over de onderdelen of artikelen afzonderlijk naar hun volgorde. Tenslotte wordt ten aanzien van het voorstel in zijn geheel zonder nieuwe beraadslaging een beslissing genomen.

  • 2

    De amendementen, sub-amendementen en voorstellen tot splitsing worden behandeld bij de beraadslaging over het onderdeel of artikel, waarop zij betrekking hebben.

Artikel 24 Schorsing vergadering voor nader beraad

De voorzitter kan de vergadering schorsen teneinde gedeputeerde staten of de leden gelegenheid tot onderling beraad te geven.

Artikel 25 Sluiting beraadslaging / stemverklaring

  • 1

    Wanneer de voorzitter meent dat de beraadslaging over een onderwerp kan worden gesloten, doet hij daartoe een voorstel.

  • 2

    Na het sluiten van de beraadslagingen en alvorens tot stemming wordt overgegaan,heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Par. 3 Rechten van leden

Artikel 26 Voorstellen van orde

  • 1

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen. Een voorstel van orde kan uitsluitend de werkzaamheden van de vergadering betreffen. De voorzitter beslist of het voorstel dit karakter draagt.

  • 2

    Over een voorstel van orde beslist de voorzitter terstond.

Artikel 27 Amendementen

  • 1

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een amendement voor te stellen op het aanhangig voorstel.

  • 2

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een sub-amendement voor te stellen op een ingevolge het tweede lid ingediend amendement.

  • 3

    Een (sub) amendement wordt in tweevoud ingediend bij de voorzitter. Het kan niet eerder worden ingediend dan op het moment waarop het agendapunt waarop het betrekking heeft aan de orde wordt gesteld. De indiening kan plaatsvinden zolang de beraadslaging over het onderwerp niet is gesloten.

  • 4

    Een (sub)amendement dient te worden ondertekend door een lid van provinciale staten.

  • 5

    Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel of indien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en het amendement. Een amendement wordt toelaatbaar geacht zolang provinciale staten het niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door de leden.

  • 6

    De ingediende amendementen en sub-amendementen maken onderwerp van beraadslaging uit. Zij kunnen door de indiener worden toegelicht.

  • 7

    De indiener van een amendement is te allen tijde bevoegd het amendement te wijzigen of in te trekken, tenzij daarover besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Artikel 28 Splitsing van voorstellen

  • 1

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd voor te stellen het voorstel te splitsen in een of meerdere onderdelen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2

    Het voorstel wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter. Het kan niet eerder worden ingediend dan op het moment waarop het agendapunt waarop het betrekking heeft aan de orde wordt gesteld. De indiening kan plaatsvinden zolang de beraadslaging over het onderwerp niet is gesloten.

  • 3

    Voorstellen tot splitsing maken onderwerp van beraadslaging uit. Zij kunnen door de verzoeker worden toegelicht.

Artikel 29 Moties

  • 1

    Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2

    Een motie moet bij de voorzitter in tweevoud worden ingediend.

  • 3

    Een motie dient te worden ondertekend door een lid van provinciale staten.

  • 4

    De tekst van de motie wordt door de indiener voorgelezen.

  • 5

    De behandeling van een motie vindt tegelijk met de beraadslaging over het aanhangig voorstel plaats.

  • 6

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 7

    Amendering van moties is niet toegestaan.

  • 8

    De indiener van een motie is te allen tijde bevoegd de door haar/hem ingediende motie te wijzigen of in te trekken, tenzij daarover besluitvorming heeft plaats gevonden.

Artikel 30 Initiatiefvoorstellen

  • 1

    Ieder lid heeft het recht voorstellen aan provinciale staten te doen.

  • 2

    Het voorstel moet bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3

    Het presidium plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering van een statencommissie en de daarop volgende vergadering van provinciale staten, indien dit voorstel tenminste zeven dagen voor de aanvang van de betreffende statencommissievergadering is ingediend. In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken, zulks ter beoordeling van de voorzitter.

  • 4

    De verdediging van het initiatiefvoorstel is opgedragen aan de initiatiefnemer(s).

  • 5

    Een initiatiefvoorstel wordt door de griffier zo spoedig mogelijk na het indienen ter kennis gebracht aan de leden van provinciale staten.

  • 6

    Gedeputeerde staten worden, conform artikel 143 lid 1 van de Provinciewet, eerst in de gelegenheid gesteld hun wensen en bedenkingen over het initiatiefvoorstel ter kennis van provinciale staten te brengen.

Artikel 30a Collegevoorstel

  • 1

    Een voorstel van het college aan provinciale staten, dat vermeld staat op de agenda van de statenvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de staten.

  • 2

    Indien provinciale staten van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepalen provinciale staten in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt. Indien dat niet gebeurt, geschiedt agendering via het presidium.

Par. 4 Stemmingen

 

Par. 4.1 Algemeen

Artikel 31 Tijdstip.

De stemmingen vinden plaats nadat de gehele agenda is afgehandeld of een tijdstip dat op verzoek van de voorzitter of een lid van provinciale staten door provinciale staten is vastgesteld.

Artikel 32 Stemquorum.

  • 1

    De voorzitter kondigt een te houden stemming duidelijk aan. Bij stemming nemen de leden hun plaats in de vergaderzaal in.

  • 2

    Een stemming is alleen geldig indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 3

    Het tweede lid is niet van toepassing in de gevallen als genoemd in artikel 29 tweede lid onder a en b van de Provinciewet.

Artikel 32a

  • 1

    Het stemmen gebeurt hoofdelijk of digitaal via een stemcomputer of door middel van handopsteking of via stembriefjes. Stemmen over personen gebeurt altijd door middel van stembriefjes.

  • 2

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 3

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 4

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 5

    De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, dan wel verzoekt hen digitaal te stemmen via de stemcomputer, dan wel bij handopsteking. Als hoofdelijk wordt gestemd, wordt door trekking van een nummer door de voorzitter bepaald bij welke naam op de presentielijst het afroepen van de namen zal worden begonnen.

  • 6

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7

    De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 33 Stemming over amendementen en moties

  • 1

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2

    Indien op een amendement een sub-amendement is ingediend, wordt eerst over het sub-amendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3

    Indien twee of meer (sub) amendementen op een voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid, de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat het meest verstrekkende (sub) amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, beslist de voorzitter of deze motie vóór of na de eindstemming over het voorstel in stemming wordt gebracht.

  • 5

    Indien aangaande een aanhangig voorstel twee of meer moties zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat de meest verstrekkende motie het eerst in stemming wordt gebracht.

Par. 4.2 Stemmen over personen

Artikel 34. Stemmen over personen

  • 1

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau, waarvan de eerst benoemde als voorzitter fungeert.

  • 2

    Ieder aanwezig lid dat zich niet ingevolge de Provinciewet van stemming moet onthouden is verplicht het hem uitgereikte stembriefje in te dienen.

  • 3

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter van provinciale staten besluiten dat meer dan één stemming op één stembriefje wordt samengevat.

  • 4

    Het stembureau onderzoekt of het aantal van de ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Is dat het geval dan bepaalt het de uitslag van de stemming en deelt dit aan de voorzitter van provinciale staten mee.

  • 5

    Er wordt een nieuwe stemming gehouden indien het stembureau concludeert dat de in het vorige lid bedoelde gelijkheid ontbreekt en de voorzitter van provinciale staten van oordeel is dat het vastgestelde verschil van invloed kan zijn op de uitslag van de gehouden stemming.

  • 6

    Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes tellen voor de bepaling van de meerderheid niet mee. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:

    • -

      een blanco stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de vergadering overeenkomstig het derde lid heeft besloten tot samenvatting van meer dan één stemming;

    • -

      een stembriefje dat, bij benoeming op voordracht, afwijkt van de voordracht;

    • -

      een stembriefje waarbij op een andere persoon is gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7

    In geval van twijfel over de geldigheid van een stembriefje beslist de voorzitter van het stembureau.

  • 8

    De voorzitter van provinciale staten maakt de hem door het stembureau meegedeelde uitslag van elke stemming bekend, met vermelding van het aantal leden dat, met inachtneming van artikel 30 van de Provinciewet, aan de stemming heeft deelgenomen en het aantal stemmen dat op iedere persoon is uitgebracht.

  • 9

    Na de vaststelling van de uitslag draagt de griffier zorg voor vernietiging van de stembriefjes.

Artikel 35. Herstemming

  • 1

    Indien bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2

    Wanneer ook bij deze herstemming niemand de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3

    Indien bij de tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 36. Beslissing door het lot

  • 1

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen, tussen wie de beslissing moet plaats hebben, door de voorzitter van het stembureau op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2

    De briefjes worden, nadat zij door een ander lid van het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembus gedeponeerd en omgeschud.

  • 3

    Vervolgens wordt door de voorzitter van provinciale staten één van de briefjes uit de stembus genomen. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Par. 4.3 stemmen over zaken

Artikel 37

Vervallen

Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen

Artikel 38 Vragenuur

  • 1

    Aan het begin van elke vergadering van provinciale staten is er een vragenuur. In bijzondere gevallen kan de voorzitter in overleg met de vergadering bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering het tijdstip van het einde van het vragenuur.

  • 2

    Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder nauwkeurige aanduiding van het onderwerp tenminste een uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering van die dag aan de orde komt.

  • 3

    Indien een vraag tenminste 24 uur voor aanvang van een vergadering van provinciale staten wordt aangemeld ontvangt de vragensteller in ieder geval antwoord in deze eerstvolgende vergadering. Zaterdagen, zon- en feestdagen worden hierbij niet meegerekend. De griffier brengt de vragen die tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering zijn ingediend ter kennis aan de statenleden.

  • 4

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 5

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6

    Na de beantwoording door gedeputeerde staten krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden in één instantie het woord verlenen om aan gedeputeerde staten of een lid van gedeputeerde staten vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8

    Het desbetreffende lid van gedeputeerde staten wordt tenslotte in de gelegenheid gesteld te reageren c.q. de aanvullende vragen te beantwoorden.

  • 9

    Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1

    Ieder lid kan aan gedeputeerde staten of een lid van dat college afzonderlijk schriftelijk vragen stellen. De vragen dienen kort en duidelijk geformuleerd te zijn.

  • 2

    De beantwoording vindt schriftelijk plaats, binnen dertig dagen na de dag van ontvangst. Een kennelijke overschrijding van deze termijn wordt aan de leden schriftelijk meegedeeld.

  • 3

    De vragen en de antwoorden worden aan alle leden ter kennis gebracht.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1

    Een verzoek om een interpellatie te mogen houden dient duidelijk het onderwerp waarop de te stellen vragen betrekking zullen hebben te omschrijven en wordt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste achtenveertig uren voor de vergadering waarin op het verzoek moet worden beslist, bij de voorzitter ingediend.

  • 2

    De griffier brengt de ingediende interpellatieverzoeken ter kennis aan de leden van provinciale staten.

  • 3

    Een verzoek om een interpellatie te houden kan alleen worden geweigerd wanneer hiertoe op voorstel van provinciale staten wordt besloten.

  • 4

    Provinciale staten kunnen het lid toestaan zijn verzoek toe te lichten.

  • 5

    Voor het houden van de interpellatie geeft de voorzitter het woord aan de vragensteller. Vervolgens geeft de voorzitter de overige leden gelegenheid aanvullende vragen te stellen.

  • 6

    Als regel geldt dat gedeputeerde staten in dezelfde vergadering de verlangde inlichtingen verstrekken. Is dit niet mogelijk dan wordt de behandeling uitgesteld tot een nader te bepalen tijdstip.

  • 7

    Nadat de inlichtingen zijn gegeven, kunnen de interpellant en daarna de overige leden over het onderwerp van die inlichtingen nog maximaal twee termijnen het woord voeren. Na elke termijn worden gedeputeerde staten in de gelegenheid gesteld te reageren.

  • 8

    Tijdens de interpellatie is het mogelijk moties in te dienen en worden interrupties toegelaten.

Artikel 41 Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.

Schriftelijk gestelde vragen dan wel verzoeken om een interpellatie over een onderwerp waarover een statenlid reeds een vraag heeft gesteld of aangekondigd of een verzoek heeft ingediend, maar waarop nog geen antwoord is gegeven, worden niet in behandeling genomen. Om te bepalen of over hetzelfde onderwerp reeds een vraag of een verzoek is ingediend, geldt het moment waarop een vraag of een verzoek ter kennis wordt gebracht van de voorzitter.

Artikel 42 Recht van onderzoek

  • 1

    Provinciale staten kunnen op voorstel van een statenlid een onderzoek instellen naar het door gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning gevoerde bestuur.

  • 2

    Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door provinciale staten worden gewijzigd.

  • 3
    • a.

      Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door provinciale staten in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit statenleden, niet zijnde gedeputeerden. Provinciale staten stellen de samenstelling en werkwijze van de commissie vast.

    • b.

      Bij de samenstelling van een statencommissie zorgen provinciale staten voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4

    De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van provinciale staten.

Hoofdstuk V Commissies

Artikel 43 Commissies

  • 1

    De samenstelling, taak en werkwijze van door provinciale staten in te stellen vaste en andere commissies uit provinciale staten wordt geregeld in het Reglement van de Statencommissies 2010, vastgesteld op 17 maart 2010.

  • 2

    De samenstelling, taak en werkwijze van de door provinciale staten ingestelde auditcommissie wordt geregeld in het Reglement van de Auditcommissie Fryslân 2011

Hoofdstuk VI Verslaglegging

Artikel 44 Besluitenlijst

  • 3

    De ontwerp-besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering van provinciale staten ter vaststelling aangeboden. Ten blijke van de vaststelling wordt de besluitenlijst door de voorzitter en de griffier gewaarmerkt. De griffier zorgt voor de bewaring van de besluitenlijst.

  • 4

    De besluitenlijst van een vergadering, voorzover die met gesloten deuren is gehouden, wordt afzonderlijk en met inachtneming van het vorenstaande opgemaakt en bij de griffier ter inzage gelegd en door deze in bewaring gehouden.

  • 5

    De beraadslaging over de vaststelling van deze besluitenlijst geschiedt in een vergadering met gesloten deuren. Aan de leden van provinciale staten wordt een digitale geluidsregistratie van het openbare gedeelte van de vergadering beschikbaar gesteld.

Hoofdstuk VII Toehoorders e.d.

Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 46 Ordeverstoring

  • 1

    De voorzitter is bevoegd toehoorders, die op enigerlei wijze de orde verstoren, deze, en zo nodig andere toehoorders, te doen vertrekken.

  • 2

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3

    Tekenen van goed- of afkeuring zijn aan de toehoorders verboden.

  • 4

    Tijdens de vergadering mag niet getelefoneerd worden.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 47 Uitleg reglement

In geval van twijfel omtrent de toepassing of de uitleg van enige bepaling van dit reglement, alsmede in gevallen waarin het niet voorziet, beslist de voorzitter.

Artikel 48 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    Dit reglement van orde treedt in werking met ingang van de eerste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van provinciale staten is geplaatst.

  • 2

    Met de inwerkingtreding van dit Reglement van Orde komt het Reglement van Orde voor de vergadering der provinciale staten van Fryslân, zoals vastgesteld bij besluit van 19 september 2007 te vervallen.

  • 3

    Dit reglement kan worden aangehaald al het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011.

Leeuwarden, 21 december 2011

Voorzitter J.A. Jorritsma

Griffier A. Oortgiesen

bijlagen/file/RvO PS_TEKST EED EN BELOFTE.pdf  

ALGEMENE TOELICHTING

In het reglement zijn ten opzichte van de vorige versie uit 2007 enkele wijziging doorgevoerd als gevolg van de keuze om vergaderstukken en dergelijke alleen digitaal ter beschikking te stellen aan de statenleden.

Daarnaast is artikel 5 over het presidium uitgebreid. De taken van het presidium zijn in het reglement van orde zelf aangegeven, in plaats van in de toelichting. De vice-voorzitter van provinciale staten is voortaan de voorzitter van het presidium. Hiermee wordt uiting gegeven aan het agenderingsrecht van provinciale staten. Dat geldt ook voor het nieuwe artikel 30a over de positie van een collegevoorstel.

Verder zijn de rechten van de individuele statenleden uitgebreid.

Als nieuw instrument is in artikel 29 lid 7 de motie vreemd aan de orde van de dag toegevoegd. Een dergelijke motie geeft een statenlid het recht om een onderwerp dat niet op de agenda staat aan de orde te stellen. Het maakt het mogelijk om het debat in de statenvergadering te voeren over actuele zaken.

In artikel 40 over het recht van interpellatie is de mogelijkheid om interrupties te plegen expliciet geregeld.

In de artikelsgewijze toelichting zijn de wijzigingen nader toegelicht.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING REGLEMENT VAN ORDE PROVINCIALE STATEN

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 BegripsbepalingenIn dit artikel worden omschrijvingen gegeven van in het reglement voorkomende begrippen. Hiervoor is grotendeels teruggegrepen om de omschrijvingen in de Provinciewet. Eerder werd in het betreffende artikel de begripsomschrijving herhaald. Omwille van de leesbaarheid en omvang van het reglement is dit nu verwijderd.

Artikel 2 De voorzitterArtikel 9 van de Provinciewet bepaalt dat de Commissaris van de Koning voorzitter is van provinciale staten. In de nieuwe leden 2 en 3 zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de benoeming en de taak van de vice-voorzitter. In artikel 4 is geregeld dat de bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vice-voorzitter de nestor in provinciale staten hun vervangt. De nestor is het statenlid met de meeste zittingsjaren. Bij een gelijk aantal zittingsjaren telt het eerste jaar van verkiezing en anders het oudste statenlid in leeftijd. Als een statenlid tussentijds een of meerdere jaren of termijnen geen lid van provinciale staten is geweest, telt die periode niet mee bij het bepalen van het aantal zittingsjaren. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 75 Provinciewet, waarin de waarneming van het commissarisambt is bepaald.

Artikel 3 De griffierDit betreft een uitwerking van artikel 104 e.v. van de Provinciewet. De vervanger van de griffier is de adjunct-griffier, die hiertoe, overeenkomstig artikel 104d Provinciewet is benoemd door provinciale staten.

Artikel 4 FractiesIn het tweede en derde lid van dit artikel is rekening gehouden met tussentijdse wijzigingen in de samenstelling van c.q. het aantal fracties in de staten. Het vierde lid geeft duidelijk aan wanneer een wijziging binnen de samenstelling van fracties reglementair in acht wordt genomen.

Artikel 5 PresidiumHet presidium bestaat uit de vice-voorzitter en alle fractievoorzitters. Er is voor gekozen om het voorzitterschap van het presidium bij de vice-voorzitter van provinciale staten neer te leggen. Deze rolverdeling past in het duale stelsel waarin provinciale staten, op voorstel van het presidium, hun eigen agenda bepalen. In lijn hiermee is opgenomen dat de voorzitter van provinciale staten en gedeputeerde staten voortaan adviseur is van het presidium en niet langer lid. Bij ontstentenis kan het presidium een ander lid van gedeputeerde staten uitnodigen om bij de presidiumvergaderingen aanwezig te zijn. Elke fractievoorzitter wijst een vast statenlid aan dat hem bij afwezigheid in het presidium vervangt. Dit is in principe de vice-fractievoorzitter. Eenmansfracties kunnen geen vervanger aanwijzen. In lid 4 zijn de stemverhoudingen in het presidium vastgelegd. Eerder werd gewerkt met gewogen stemming. Dit systeem is niet in overeenstemming met het feit dat ieder statenlid een individueel mandaat heeft en daarmee een eigen stem. Tevens zijn nu de taken van het presidium expliciet in dit artikel opgenomen.

Hoofdstuk II Toetsing van de leden

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrievenDit artikel naar hoofdstuk V van de Kieswet.

Artikel 7 Afleggen eed c.q. verklaring en belofte.Dit artikel verwijst naar artikel 14 van de Provinciewet. Eerder was in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om de eed dan wel de verklaring en belofte in het Fries af te leggen. Nu de wet deze mogelijkheid expliciet regelt, is er voor gekozen het tweede lid te verwijderen uit het Reglement van Orde. In een bijlage bij het Reglement van Orde is de volledige tekst van de eed c.q. verklaring en belofte zowel in de Nederlandse als de Friese taal bijgevoegd.

Hoofdstuk III De vergaderingen

Par. 1. Voorbereidingen

Artikel 8 VergaderschemaOp grond van artikel 17 Provinciewet stellen provinciale staten het aantal vergaderingen vast. Het presidium is het aangewezen orgaan om daarvoor met een voordracht te komen.

Artikel 9 OproepHet artikel is mede een uitwerking van artikel 19 Provinciewet, dat regels geeft m.b.t. de agenda. In dit artikel is vastgelegd binnen welke termijnen de voorlopige agenda en de daarbij behorende basisstukken ter kennis worden gebracht aan de statenleden. In het vierde is geregeld dat stukken waaraan door gedeputeerde staten, op grond van artikel 25 Provinciewet, geheimhouding is opgelegd, aan de statenleden worden toegestuurd in een envelop met daarop de aanduiding ‘geheim’. Artikel 25 Provinciewet regelt o.a. dat geheimhouding kan worden opgelegd op grond van een belang genoemd in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. De verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering wordt bekrachtigd. Schending van de geheimhouding kan in het uiterste geval leiden tot strafvervolging op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht (schending van ambtsgeheim).

Artikel 10 De agendaIn dit artikel is o.m. (nogmaals) de bevoegdheid van het presidium vastgelegd om de voorlopige agenda van de vergadering vast te stellen. Het eerste lid maakt het mogelijk dat de fracties directe zeggenschap krijgen over het vaststellen van de voorlopige agenda van de statenvergadering. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen Hamerpunten en Bespreekpunten. Als naar het oordeel van het presidium een statenvoorstel een uitsluitend technisch of formeel karakter heeft of eerdere bespreking in een commissievergadering voldoende wordt geacht kan een punt als hamerpunt worden geagendeerd. Een punt wordt als bespreekpunt geagendeerd als één of meer fracties daarom vragen. Lid 2 regelt dat de voorzitter in spoedeisende gevallen 48 uur voor de vergadering een aanvullende agenda kan opstellen. Hierbij is aangegeven dat het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd. De definitieve vaststelling van de agenda vindt uiteindelijk plaats door provinciale staten aan het begin van de statenvergadering. Dit is geregeld in het derde, vierde lid. In het vijfde en zesde lid is geregeld welke mogelijkheden er zijn om een hamer punt alsnog als bespreekpunt te agenderen of andersom. In het geval van het vijfde lid wordt er gezorgd voor het verzenden van een aangepaste agenda. Het artikel is tevens aangepast aan de werkwijze van het digitaal verzenden van vergaderstukken.

Artikel 11 Burgerinitiatief.De term burgerinitiatief houdt in dat de burgers eigen voorstellen bij provinciale staten kunnen indienen, die op de agenda van provinciale staten worden geplaatst, mits aan de procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. De aanvulling van het representatieve stelsel met de figuur van burgerinitiatief betekent, dat (groepen) burgers een mogelijkheid hebben om zelf en gericht op concrete onderwerpen deel te nemen aan het provinciebestuur. Het burgerinitiatief is een middel om de betrokkenheid van de burger bij de provinciale politiek te vergroten. De uitwerking van het recht van burgerinitiatief is een bevoegdheid van provinciale staten en is uitgewerkt in de verordening burgerinitiatief Fryslân, vastgesteld op 20 maart 2003.

Artikel 12. Ter inzage legging van stukkenIn dit artikel is de ter inzage legging van statenvoorstellen geregeld. In het tweede lid is toegevoegd dat kan worden afgeweken van de werkwijze om geheime stukken aan statenleden toe te sturen. Gedeputeerde staten dienen daartoe expliciet een gemotiveerd verzoek te doen.

Artikel 13. Openbare kennisgeving.Dit artikel is een uitwerking van artikel 19 Provinciewet. Het artikel is aangepast aan de werkwijze van het digitaal verzenden van vergaderstukken.

Par. 2. De orde der vergadering

Artikel 14. PresentielijstBij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder statenlid onmiddellijk de presentielijst. De presentielijst is bepalend voor de vaststelling van het quorum. Wanneer een statenlid tussentijds of voor de stemming de vergadering verlaat meldt hij dit aan de voorzitter en wordt hiervan aantekening gemaakt.

Artikel 15. Zitplaatsen.Dit artikel spreekt voor zichzelf. De vaststelling van de zitplaatsen behoort tot de taak van de voorzitter. De voorzitter laat zich hierbij adviseren door het presidium.

Artikel 16. Opening vergadering / quorumDit artikel is een uitwerking van artikel 20 Provinciewet.

Artikel 17. Ingekomen stukkenGeen wijzigingen

Artikel 18. Spreken door statenledenUit dit artikel is geschrapt dat statenleden vanaf hun zitplaats kunnen spreken. Op de zitplaatsen zijn geen microfoons aanwezig. Voor de beeld- en geluidsregistratie en de live uitzending via internet is het essentieel dat het gesprokene via een microfoon wordt versterkt.

Artikel 19. Volgorde van sprekenDe verwijzing in lid 3 sub c is gecorrigeerd.

Artikel 20. Handhaving van de ordeIn dit artikel is de bevoegdheid die de voorzitter heeft op grond van artikel 26 Provinciewet tot handhaving van de orde tijdens de vergadering nader uitgewerkt. Lid 5 van het artikel regelt dat de voorzitter kan bepalen dat een gedeelte van het gesprokene niet in het verslag wordt opgenomen. Deze bevoegdheid geldt nadrukkelijk ook voor de beeldregistratie. De aanduidingen tussen de leden 2 en 3, 3 en 4 en 4 en 5 zijn verwijderd.

Artikel 21. Aantal termijnenIn de vorige versie van het reglement van orde werd de term spreekbeurten gebruikt. De terminologie is aangepast aan de term termijn die in de praktijk wordt gebruikt. Voorheen was in dit artikel opgenomen dat de lid 2 geen betrekking had op leden van gedeputeerde staten. Dat is nu verwijderd.

Artikel 22. Beperking spreektijdIn dit artikel is de op dit ogenblik gebruikelijke gang van zaken geformaliseerd.

Artikel 23. Volgorde van beraadslagingOngewijzigd.

Artikel 24. Schorsing van de vergadering voor nader beraadOngewijzigd.

Artikel 25. Sluiting beraadslaging / stemverklaringOngewijzigd.

Par. 3 Rechten van ledenIn deze paragraaf zijn de rechten van de leden samengebracht. Het gaat hier om de onderwerpen: voorstellen van orde, (sub)amendementen, splitsing van voorstellen, moties en initiatiefvoorstellen.

Artikel 26. Voorstellen van ordeOngewijzigd.

Artikel 27. AmendementenDe definitie van het begrip amendement is in artikel 1 van het reglement opgenomen. Deze definitie komt overeen met artikel 143b van de Provinciewet. (Sub) amendementen moeten schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Om de positie van individuele statenleden in het duaal bestuur te versterken is de eis dat een (sub) amendement door een of meer andere statenleden moet worden mede ondertekend is komen te vervallen. Hert amendement dient wel door tenminste één lid van provinciale staten (de indiener) dient te zijn ondertekend. Omwille van een snelle verspreiding van de amendementen tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, dient het amendement in tweevoud te worden ingediend.

Artikel 28. Splitsing van voorstellenOok hier is het vereiste van mede-ondertekening vervallen. Een voorstel tot splitsing van een voorstel moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Het indienen moet voorafgaand aan de besluitvorming plaatsvinden, doch niet eerder dan nadat het onderwerp aan de orde is gesteld.

Artikel 29. MotiesIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn gedeputeerde staten formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen staten en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

In lid 7 is de mogelijkheid opgenomen om een motie vreemd aan de orde van de dag in te dienen. Het betreft hier een motie over een onderwerp dat niet op de agenda is opgenomen. Dit instrument is toegevoegd om fracties de mogelijkheid te geven in debat te gaan over een (actueel) onderwerp dat niet op de agenda staat.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

Over een motie wordt gestemd, tenzij de indiener van de motie besluit hem in te trekken. Wanneer een motie door het college wordt overgenomen, betekent dit een positief advies van het college over de motie. Een overgenomen motie wordt nog steeds in stemming gebracht, tenzij de indiener besluit deze in te trekken. In het geval de motie wordt ingetrokken, vervalt deze en kan deze niet meer in stemming worden gebracht. Fracties die bezwaren hebben tegen een door het college overgenomen motie, kunnen deze bezwaren desgewenst kenbaar maken door een eigen motie in te dienen.

Een motie moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door de indiener. Omwille van een snelle verspreiding van de moties tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet de motie in tweevoud worden ingediend.

Artikel 30. InitiatiefvoorstellenIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip initiatiefvoorstel genoemd. De termijn om een voorstel op de eerstvolgende agenda te doen plaatsen is vastgesteld op zeven dagen. Een initiatiefvoorstel moet worden ingediend bij de voorzitter van provinciale staten. De voorzitter kan in spoedeisende gevallen een kortere termijn toestaan. Aan het artikel is toegevoegd dat het presidium het initiatiefvoorstel eerst op de agenda van een commissievergadering plaatst, zodat de statenleden beter in staat zijn zich voor te bereiden op het voorstel. De commissie is vervolgens niet bevoegd om te besluiten dat het voorstel niet op de agenda van de eerstvolgende statenvergadering kan worden geplaatst. Hiermee is gewaarborgd dat een statenlid de mogelijkheid heeft zelf een voorstel op de agenda te plaatsen, zoals geregeld is in artikel 143a van de Provinciewet. De initiatiefnemer dient zelf de verdediging van het voorstel ter hand te nemen. De griffier brengt zo spoedig mogelijk na het indienen het initiatiefvoorstel ter kennis aan de leden van provinciale staten. Tevens worden gedeputeerde staten in de gelegenheid gesteld hun wensen en bedenkingen over het initiatiefvoorstel ter kennis van provinciale staten te brengen.

Artikel 30a CollegevoorstelDit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van provinciale staten. Provinciale staten is het enige orgaan dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Provinciale staten moeten hier toestemming voor geven. Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kunnen zij het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. Provinciale staten kunnen het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. Provinciale staten bepalen echter, op voorstel van het presidium, wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt.

Par. 4 Stemmingen Par. 4.1 Algemeen

Artikel 31. TijdstipIn dit artikel is de afspraak vastgelegd dat in principe stemming over alle punten van de agenda plaatsvindt nadat de gehele agenda is afgehandeld. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk.

Artikel 32. StemquorumOngewijzigd.

Artikel 32a Stemming algemeen Dit artikel is nieuw ingevoegd als een algemeen artikel over stemmingen. Dit artikel maakt tevens het stemmen via een stemcomputer mogelijk. In lid 7 is nog aangegeven dat elk in de vergadering aanwezig statenlid verplicht is zijn stem uit te brengen, tenzij hij zich van deelneming moet onthouden. Van dit laatste kan sprake zijn Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Provinciewet. In alle andere gevallen is een statenlid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

Artikel 33. Stemming over amendementen en motiesIn dit artikel zijn de tussenkoppen verwijderd.

Par. 4.2 Stemmen over personen Artikel 34 t/m 36.In deze artikelen zijn de bepalingen over het stemmen over personen bijeen gebracht. In artikel 34 zijn de tussenkoppen verwijderd. Artikel 34 regelt dat het stemmen over personen plaatsvindt met gebruik van stembriefjes. De stemcomputer wordt hier niet gebruikt vanwege de mogelijkheid om geheime stemmingen te houden en omdat het in het geval van vrije stemmingen mogelijk moet zijn dat een statenlid zelf een naam invult op het stembriefje. Indien het een ronde van vrije stemmingen betreft waar elk lid eigen kandidaten kan voordragen, geldt tevens dat de kandidaat voor een bepaalde functie (bijvoorbeeld gedeputeerde) zich niet van stemming hoeft te onthouden. Artikel 28 van de Provinciewet is dan niet van toepassing, aangezien de keuze niet tot zijn persoon is beperkt. Hij kan immers zelf een andere naam invullen.

Par. 4.3 Stemmen over zaken Artikel 37. Door invoeging van artikel 32a vervalt dit artikel.

Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen

In dit hoofdstuk zijn de bepalingen omtrent het verkrijgen van inlichtingen samengebracht. Het betreft het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen en het recht van interpellatie.

Artikel 38. VragenuurIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip vragenuur genoemd. Het vragenuur kan de controlerende taak van de statenleden ten goede komen. Het vragenuur verschilt van karakter met het recht van interpellatie ( zie hierna artikel 40). Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Bij het vragenuur kunnen statenleden aan gedeputeerde staten inlichtingen vragen over het door hen gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij de geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Statenleden vragen daarmee gedeputeerde staten zich te verantwoorden over het door hen gevoerde bestuur. Het is in tegenstelling tot het recht van interpellatie niet mogelijk om tijdens het vragenuur moties in te dienen. Het vragenuur is niet bedoeld om het debat aan te gaan.

Artikel 39. Schriftelijke vragenIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip schriftelijke vraag genoemd. Ook aan de leden van gedeputeerde staten afzonderlijk kunnen vragen worden gesteld. In het tweede lid is het beantwoordingstermijn vastgelegd. De passage ‘als regel’ is verwijderd, zodat duidelijk is dat de termijn 30 dagen bedraagt.

Artikel 40. InterpellatieIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip interpellatie genoemd. De termijn waarbinnen een verzoek om verlof tot het houden van een interpellatie bij de voorzitter moet worden ingediend bedraagt achtenveertig uur vóór de vergadering waarin over het verzoek moet worden beslist. Een interpellatie mondt doorgaans uit in een motie. De griffier brengt de ingediende interpellatieverzoeken zo spoedig mogelijk ter kennis brengt van de leden van provinciale staten. In het vijfde lid is de mogelijkheid toegevoegd voor andere statenleden om in de eerste termijn al aanvullende vragen te stellen, en om interrupties te plegen.

Artikel 41. Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.De situatie kan zich voordoen dat over hetzelfde onderwerp door verschillende statenleden in schriftelijke vragen worden gesteld of een verzoek wordt ingediend bij de voorzitter om een interpellatie te houden. Artikel 41 beoogt duidelijkheid te scheppen op welke wijze bij deze samenloop wordt omgegaan met de afhandeling van de gestelde vragen of ingediende verzoeken. De voorzitter bepaalt aan de hand van het moment van kennisneming van het verzoek of over het betreffende onderwerp al een ander verzoek is binnengekomen of een schriftelijke vraag is gesteld. Wanneer eerdere verzoeken nog niet op de daarvoor vastgelegde wijze zijn behandeld, worden latere verzoeken die over hetzelfde onderwerp handelen niet in behandeling genomen.

Artikel 42. Recht van onderzoek.Voor een gedualiseerde werkwijze is het van belang dat provinciale staten over voldoende controle-instrumenten beschikken. De mogelijkheid van een recht van onderzoek versterkt de controlerende functie van provinciale staten ten opzichte van het college. In dit artikel wordt het recht van onderzoek thans ook formeel vastgelegd.

Hoofdstuk V Commissies Artikel 43. CommissiesVerwezen wordt naar het reeds vastgestelde reglement voor de statencommissies. In het tweede lid wordt verwezen naar het reglement van orde voor de auditcommissie.

Hoofdstuk VI Verslaglegging Artikel 44. Besluitenlijst en verslagDit artikel is aangepast aan de op dit ogenblik gehanteerde werkwijze.

Hoofdstuk VII Toehoorders Artikel 45. Geluid- en beeldregistratiesGeen wijzigingen

Artikel 46. OrdeverstoringDit artikel is een uitwerking van de bevoegdheden van de Commissaris van de Koning, zoals hem gegeven artikel 26 Provinciewet. In lid vier is verduidelijkt dat tijdens de vergadering niet getelefoneerd mag worden. Dit geldt ook voor toehoorders van de vergaderingen.