Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
Externe bijlage | bijlagen/file/RvO PS_TEKST EED EN BELOFTE.pdf |
Historie van de regeling: Nieuwe regeling vastgesteld op 21 december 2011, inwerking getreden op 5 januari 2013, Provinciaal Blad 2012, 02; 1e wijziging vastgesteld op 24 april 2013, inwerking getreden op 27 april 2013, Provinciaal Blad 2013, 28 (i.v.m. afstand koningschap).
Provinciewet, art. 16
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-04-2013 | 18-05-2016 | Toelichting | 24-04-2013 Provinciaal Blad, 2013, 28 | Statenvoorstel 14B | |
05-01-2012 | 27-04-2013 | Nieuwe regeling | 21-12-2011 Provinciaal Blad, 2012, 02 | Statenvoorstel 01B |
REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN PROVINCIALE STATEN VAN FRYSLAN
Provinciale staten van Fryslân Gelezen het voorstel van de werkgroep RvO+ en het presidium van 8 december 2011; Gelet op artikel 16 Provinciewet
Besluiten Het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2011 als volgt vast te stellen:
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Voor dit reglement wordt verstaan onder:
interpellatie: een verzoek van een lid van provinciale staten om inlichtingen aan het college van gedeputeerde staten dan wel van de voorzitter of de leden van dat college afzonderlijk ten aanzien van een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, betreffende het door hen gevoerde bestuur overeenkomstig de artikelen 167 en 179 van de Provinciewet.
Hoofdstuk II Toetsing van de leden
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven
Zijn met betrekking tot een geloofsbrief of de verkiezing zelf geschillen gerezen, dan brengt de desbetreffende commissie daarvan schriftelijk verslag uit. De behandeling van dat verslag en de beslissing omtrent de toelating kunnen - in afwijking van het bepaalde in het tweede lid - tot een volgende vergadering worden uitgesteld.
Hoofdstuk III De vergaderingen
De voorzitter zendt ten minste tien dagen vóór een vergadering de statenleden een oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de oproep minder dan tien dagen voor de vergadering verzenden. Het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.
Artikel 11 Burgerinitiatiefvoorstel
Burgers hebben het recht een onderwerp op de agenda van provinciale staten te doen plaatsen volgens de bepalingen in de Verordening Burgerinitiatief zoals die door provinciale staten is vastgesteld op 20 maart 2003.
Artikel 12 Ter inzage legging van stukken
In afwijking van artikel 9, vierde lid worden, in uitzonderlijke gevallen waarom gedeputeerde staten expliciet en gemotiveerd hebben verzocht, stukken bedoeld in artikel 25, tweede lid van de Provinciewet, voor de leden van provinciale staten op een door of namens de griffier aangewezen plaats ter inzage gelegd. Van het ter inzage leggen wordt bij het ter kennis brengen van de agenda mededeling gedaan. Geheime stukken kunnen worden geraadpleegd onder toezicht van de griffier of een daartoe aangewezen griffiemedewerker.
Par. 2. De orde der vergadering
Artikel 16 Opening vergadering / quorum
Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Provinciale staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 18 Spreken door statenleden
De leden spreken van het spreekgestoelte. De leden richten zich tot de voorzitter.
Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker hinderlijk en/of herhaaldelijk interrumpeert, een plicht tot geheimhouding schendt dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.
Artikel 23 Volgorde van beraadslaging
Bij elk in beraadslaging gebracht voorstel, dat in onderdelen of artikelen is gesplitst, wordt, indien provinciale staten dit wensen, eerst beraadslaagd over het voorstel in het algemeen en vervolgens over de onderdelen of artikelen afzonderlijk naar hun volgorde. Tenslotte wordt ten aanzien van het voorstel in zijn geheel zonder nieuwe beraadslaging een beslissing genomen.
Artikel 24 Schorsing vergadering voor nader beraad
De voorzitter kan de vergadering schorsen teneinde gedeputeerde staten of de leden gelegenheid tot onderling beraad te geven.
Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel of indien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en het amendement. Een amendement wordt toelaatbaar geacht zolang provinciale staten het niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door de leden.
Artikel 30 Initiatiefvoorstellen
Het presidium plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering van een statencommissie en de daarop volgende vergadering van provinciale staten, indien dit voorstel tenminste zeven dagen voor de aanvang van de betreffende statencommissievergadering is ingediend. In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken, zulks ter beoordeling van de voorzitter.
De stemmingen vinden plaats nadat de gehele agenda is afgehandeld of een tijdstip dat op verzoek van de voorzitter of een lid van provinciale staten door provinciale staten is vastgesteld.
De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, dan wel verzoekt hen digitaal te stemmen via de stemcomputer, dan wel bij handopsteking. Als hoofdelijk wordt gestemd, wordt door trekking van een nummer door de voorzitter bepaald bij welke naam op de presentielijst het afroepen van de namen zal worden begonnen.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 33 Stemming over amendementen en moties
Indien twee of meer (sub) amendementen op een voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid, de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat het meest verstrekkende (sub) amendement het eerst in stemming wordt gebracht.
Par. 4.2 Stemmen over personen
Artikel 34. Stemmen over personen
De voorzitter van provinciale staten maakt de hem door het stembureau meegedeelde uitslag van elke stemming bekend, met vermelding van het aantal leden dat, met inachtneming van artikel 30 van de Provinciewet, aan de stemming heeft deelgenomen en het aantal stemmen dat op iedere persoon is uitgebracht.
Wanneer ook bij deze herstemming niemand de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen de derde stemming zal plaatshebben.
Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen
Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder nauwkeurige aanduiding van het onderwerp tenminste een uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering van die dag aan de orde komt.
Indien een vraag tenminste 24 uur voor aanvang van een vergadering van provinciale staten wordt aangemeld ontvangt de vragensteller in ieder geval antwoord in deze eerstvolgende vergadering. Zaterdagen, zon- en feestdagen worden hierbij niet meegerekend. De griffier brengt de vragen die tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering zijn ingediend ter kennis aan de statenleden.
Een verzoek om een interpellatie te mogen houden dient duidelijk het onderwerp waarop de te stellen vragen betrekking zullen hebben te omschrijven en wordt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste achtenveertig uren voor de vergadering waarin op het verzoek moet worden beslist, bij de voorzitter ingediend.
Artikel 41 Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.
Schriftelijk gestelde vragen dan wel verzoeken om een interpellatie over een onderwerp waarover een statenlid reeds een vraag heeft gesteld of aangekondigd of een verzoek heeft ingediend, maar waarop nog geen antwoord is gegeven, worden niet in behandeling genomen. Om te bepalen of over hetzelfde onderwerp reeds een vraag of een verzoek is ingediend, geldt het moment waarop een vraag of een verzoek ter kennis wordt gebracht van de voorzitter.
Hoofdstuk VII Toehoorders e.d.
Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Leeuwarden, 21 december 2011
Voorzitter J.A. Jorritsma
Griffier A. Oortgiesen
bijlagen/file/RvO PS_TEKST EED EN BELOFTE.pdf
In het reglement zijn ten opzichte van de vorige versie uit 2007 enkele wijziging doorgevoerd als gevolg van de keuze om vergaderstukken en dergelijke alleen digitaal ter beschikking te stellen aan de statenleden.
Daarnaast is artikel 5 over het presidium uitgebreid. De taken van het presidium zijn in het reglement van orde zelf aangegeven, in plaats van in de toelichting. De vice-voorzitter van provinciale staten is voortaan de voorzitter van het presidium. Hiermee wordt uiting gegeven aan het agenderingsrecht van provinciale staten. Dat geldt ook voor het nieuwe artikel 30a over de positie van een collegevoorstel.
Verder zijn de rechten van de individuele statenleden uitgebreid.
Als nieuw instrument is in artikel 29 lid 7 de motie vreemd aan de orde van de dag toegevoegd. Een dergelijke motie geeft een statenlid het recht om een onderwerp dat niet op de agenda staat aan de orde te stellen. Het maakt het mogelijk om het debat in de statenvergadering te voeren over actuele zaken.
In artikel 40 over het recht van interpellatie is de mogelijkheid om interrupties te plegen expliciet geregeld.
In de artikelsgewijze toelichting zijn de wijzigingen nader toegelicht.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING REGLEMENT VAN ORDE PROVINCIALE STATEN
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 BegripsbepalingenIn dit artikel worden omschrijvingen gegeven van in het reglement voorkomende begrippen. Hiervoor is grotendeels teruggegrepen om de omschrijvingen in de Provinciewet. Eerder werd in het betreffende artikel de begripsomschrijving herhaald. Omwille van de leesbaarheid en omvang van het reglement is dit nu verwijderd.
Artikel 2 De voorzitterArtikel 9 van de Provinciewet bepaalt dat de Commissaris van de Koning voorzitter is van provinciale staten. In de nieuwe leden 2 en 3 zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de benoeming en de taak van de vice-voorzitter. In artikel 4 is geregeld dat de bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vice-voorzitter de nestor in provinciale staten hun vervangt. De nestor is het statenlid met de meeste zittingsjaren. Bij een gelijk aantal zittingsjaren telt het eerste jaar van verkiezing en anders het oudste statenlid in leeftijd. Als een statenlid tussentijds een of meerdere jaren of termijnen geen lid van provinciale staten is geweest, telt die periode niet mee bij het bepalen van het aantal zittingsjaren. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 75 Provinciewet, waarin de waarneming van het commissarisambt is bepaald.
Artikel 3 De griffierDit betreft een uitwerking van artikel 104 e.v. van de Provinciewet. De vervanger van de griffier is de adjunct-griffier, die hiertoe, overeenkomstig artikel 104d Provinciewet is benoemd door provinciale staten.
Artikel 4 FractiesIn het tweede en derde lid van dit artikel is rekening gehouden met tussentijdse wijzigingen in de samenstelling van c.q. het aantal fracties in de staten. Het vierde lid geeft duidelijk aan wanneer een wijziging binnen de samenstelling van fracties reglementair in acht wordt genomen.
Artikel 5 PresidiumHet presidium bestaat uit de vice-voorzitter en alle fractievoorzitters. Er is voor gekozen om het voorzitterschap van het presidium bij de vice-voorzitter van provinciale staten neer te leggen. Deze rolverdeling past in het duale stelsel waarin provinciale staten, op voorstel van het presidium, hun eigen agenda bepalen. In lijn hiermee is opgenomen dat de voorzitter van provinciale staten en gedeputeerde staten voortaan adviseur is van het presidium en niet langer lid. Bij ontstentenis kan het presidium een ander lid van gedeputeerde staten uitnodigen om bij de presidiumvergaderingen aanwezig te zijn. Elke fractievoorzitter wijst een vast statenlid aan dat hem bij afwezigheid in het presidium vervangt. Dit is in principe de vice-fractievoorzitter. Eenmansfracties kunnen geen vervanger aanwijzen. In lid 4 zijn de stemverhoudingen in het presidium vastgelegd. Eerder werd gewerkt met gewogen stemming. Dit systeem is niet in overeenstemming met het feit dat ieder statenlid een individueel mandaat heeft en daarmee een eigen stem. Tevens zijn nu de taken van het presidium expliciet in dit artikel opgenomen.
Hoofdstuk II Toetsing van de leden
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrievenDit artikel naar hoofdstuk V van de Kieswet.
Artikel 7 Afleggen eed c.q. verklaring en belofte.Dit artikel verwijst naar artikel 14 van de Provinciewet. Eerder was in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om de eed dan wel de verklaring en belofte in het Fries af te leggen. Nu de wet deze mogelijkheid expliciet regelt, is er voor gekozen het tweede lid te verwijderen uit het Reglement van Orde. In een bijlage bij het Reglement van Orde is de volledige tekst van de eed c.q. verklaring en belofte zowel in de Nederlandse als de Friese taal bijgevoegd.
Hoofdstuk III De vergaderingen
Artikel 8 VergaderschemaOp grond van artikel 17 Provinciewet stellen provinciale staten het aantal vergaderingen vast. Het presidium is het aangewezen orgaan om daarvoor met een voordracht te komen.
Artikel 9 OproepHet artikel is mede een uitwerking van artikel 19 Provinciewet, dat regels geeft m.b.t. de agenda. In dit artikel is vastgelegd binnen welke termijnen de voorlopige agenda en de daarbij behorende basisstukken ter kennis worden gebracht aan de statenleden. In het vierde is geregeld dat stukken waaraan door gedeputeerde staten, op grond van artikel 25 Provinciewet, geheimhouding is opgelegd, aan de statenleden worden toegestuurd in een envelop met daarop de aanduiding ‘geheim’. Artikel 25 Provinciewet regelt o.a. dat geheimhouding kan worden opgelegd op grond van een belang genoemd in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. De verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering wordt bekrachtigd. Schending van de geheimhouding kan in het uiterste geval leiden tot strafvervolging op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht (schending van ambtsgeheim).
Artikel 10 De agendaIn dit artikel is o.m. (nogmaals) de bevoegdheid van het presidium vastgelegd om de voorlopige agenda van de vergadering vast te stellen. Het eerste lid maakt het mogelijk dat de fracties directe zeggenschap krijgen over het vaststellen van de voorlopige agenda van de statenvergadering. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen Hamerpunten en Bespreekpunten. Als naar het oordeel van het presidium een statenvoorstel een uitsluitend technisch of formeel karakter heeft of eerdere bespreking in een commissievergadering voldoende wordt geacht kan een punt als hamerpunt worden geagendeerd. Een punt wordt als bespreekpunt geagendeerd als één of meer fracties daarom vragen. Lid 2 regelt dat de voorzitter in spoedeisende gevallen 48 uur voor de vergadering een aanvullende agenda kan opstellen. Hierbij is aangegeven dat het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd. De definitieve vaststelling van de agenda vindt uiteindelijk plaats door provinciale staten aan het begin van de statenvergadering. Dit is geregeld in het derde, vierde lid. In het vijfde en zesde lid is geregeld welke mogelijkheden er zijn om een hamer punt alsnog als bespreekpunt te agenderen of andersom. In het geval van het vijfde lid wordt er gezorgd voor het verzenden van een aangepaste agenda. Het artikel is tevens aangepast aan de werkwijze van het digitaal verzenden van vergaderstukken.
Artikel 11 Burgerinitiatief.De term burgerinitiatief houdt in dat de burgers eigen voorstellen bij provinciale staten kunnen indienen, die op de agenda van provinciale staten worden geplaatst, mits aan de procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. De aanvulling van het representatieve stelsel met de figuur van burgerinitiatief betekent, dat (groepen) burgers een mogelijkheid hebben om zelf en gericht op concrete onderwerpen deel te nemen aan het provinciebestuur. Het burgerinitiatief is een middel om de betrokkenheid van de burger bij de provinciale politiek te vergroten. De uitwerking van het recht van burgerinitiatief is een bevoegdheid van provinciale staten en is uitgewerkt in de verordening burgerinitiatief Fryslân, vastgesteld op 20 maart 2003.
Artikel 12. Ter inzage legging van stukkenIn dit artikel is de ter inzage legging van statenvoorstellen geregeld. In het tweede lid is toegevoegd dat kan worden afgeweken van de werkwijze om geheime stukken aan statenleden toe te sturen. Gedeputeerde staten dienen daartoe expliciet een gemotiveerd verzoek te doen.
Artikel 13. Openbare kennisgeving.Dit artikel is een uitwerking van artikel 19 Provinciewet. Het artikel is aangepast aan de werkwijze van het digitaal verzenden van vergaderstukken.
Par. 2. De orde der vergadering
Artikel 14. PresentielijstBij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder statenlid onmiddellijk de presentielijst. De presentielijst is bepalend voor de vaststelling van het quorum. Wanneer een statenlid tussentijds of voor de stemming de vergadering verlaat meldt hij dit aan de voorzitter en wordt hiervan aantekening gemaakt.
Artikel 15. Zitplaatsen.Dit artikel spreekt voor zichzelf. De vaststelling van de zitplaatsen behoort tot de taak van de voorzitter. De voorzitter laat zich hierbij adviseren door het presidium.
Artikel 16. Opening vergadering / quorumDit artikel is een uitwerking van artikel 20 Provinciewet.
Artikel 17. Ingekomen stukkenGeen wijzigingen
Artikel 18. Spreken door statenledenUit dit artikel is geschrapt dat statenleden vanaf hun zitplaats kunnen spreken. Op de zitplaatsen zijn geen microfoons aanwezig. Voor de beeld- en geluidsregistratie en de live uitzending via internet is het essentieel dat het gesprokene via een microfoon wordt versterkt.
Artikel 19. Volgorde van sprekenDe verwijzing in lid 3 sub c is gecorrigeerd.
Artikel 20. Handhaving van de ordeIn dit artikel is de bevoegdheid die de voorzitter heeft op grond van artikel 26 Provinciewet tot handhaving van de orde tijdens de vergadering nader uitgewerkt. Lid 5 van het artikel regelt dat de voorzitter kan bepalen dat een gedeelte van het gesprokene niet in het verslag wordt opgenomen. Deze bevoegdheid geldt nadrukkelijk ook voor de beeldregistratie. De aanduidingen tussen de leden 2 en 3, 3 en 4 en 4 en 5 zijn verwijderd.
Artikel 21. Aantal termijnenIn de vorige versie van het reglement van orde werd de term spreekbeurten gebruikt. De terminologie is aangepast aan de term termijn die in de praktijk wordt gebruikt. Voorheen was in dit artikel opgenomen dat de lid 2 geen betrekking had op leden van gedeputeerde staten. Dat is nu verwijderd.
Artikel 22. Beperking spreektijdIn dit artikel is de op dit ogenblik gebruikelijke gang van zaken geformaliseerd.
Artikel 23. Volgorde van beraadslagingOngewijzigd.
Artikel 24. Schorsing van de vergadering voor nader beraadOngewijzigd.
Artikel 25. Sluiting beraadslaging / stemverklaringOngewijzigd.
Par. 3 Rechten van ledenIn deze paragraaf zijn de rechten van de leden samengebracht. Het gaat hier om de onderwerpen: voorstellen van orde, (sub)amendementen, splitsing van voorstellen, moties en initiatiefvoorstellen.
Artikel 26. Voorstellen van ordeOngewijzigd.
Artikel 27. AmendementenDe definitie van het begrip amendement is in artikel 1 van het reglement opgenomen. Deze definitie komt overeen met artikel 143b van de Provinciewet. (Sub) amendementen moeten schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Om de positie van individuele statenleden in het duaal bestuur te versterken is de eis dat een (sub) amendement door een of meer andere statenleden moet worden mede ondertekend is komen te vervallen. Hert amendement dient wel door tenminste één lid van provinciale staten (de indiener) dient te zijn ondertekend. Omwille van een snelle verspreiding van de amendementen tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, dient het amendement in tweevoud te worden ingediend.
Artikel 28. Splitsing van voorstellenOok hier is het vereiste van mede-ondertekening vervallen. Een voorstel tot splitsing van een voorstel moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Het indienen moet voorafgaand aan de besluitvorming plaatsvinden, doch niet eerder dan nadat het onderwerp aan de orde is gesteld.
Artikel 29. MotiesIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn gedeputeerde staten formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen staten en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
In lid 7 is de mogelijkheid opgenomen om een motie vreemd aan de orde van de dag in te dienen. Het betreft hier een motie over een onderwerp dat niet op de agenda is opgenomen. Dit instrument is toegevoegd om fracties de mogelijkheid te geven in debat te gaan over een (actueel) onderwerp dat niet op de agenda staat.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Over een motie wordt gestemd, tenzij de indiener van de motie besluit hem in te trekken. Wanneer een motie door het college wordt overgenomen, betekent dit een positief advies van het college over de motie. Een overgenomen motie wordt nog steeds in stemming gebracht, tenzij de indiener besluit deze in te trekken. In het geval de motie wordt ingetrokken, vervalt deze en kan deze niet meer in stemming worden gebracht. Fracties die bezwaren hebben tegen een door het college overgenomen motie, kunnen deze bezwaren desgewenst kenbaar maken door een eigen motie in te dienen.
Een motie moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door de indiener. Omwille van een snelle verspreiding van de moties tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet de motie in tweevoud worden ingediend.
Artikel 30. InitiatiefvoorstellenIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip initiatiefvoorstel genoemd. De termijn om een voorstel op de eerstvolgende agenda te doen plaatsen is vastgesteld op zeven dagen. Een initiatiefvoorstel moet worden ingediend bij de voorzitter van provinciale staten. De voorzitter kan in spoedeisende gevallen een kortere termijn toestaan. Aan het artikel is toegevoegd dat het presidium het initiatiefvoorstel eerst op de agenda van een commissievergadering plaatst, zodat de statenleden beter in staat zijn zich voor te bereiden op het voorstel. De commissie is vervolgens niet bevoegd om te besluiten dat het voorstel niet op de agenda van de eerstvolgende statenvergadering kan worden geplaatst. Hiermee is gewaarborgd dat een statenlid de mogelijkheid heeft zelf een voorstel op de agenda te plaatsen, zoals geregeld is in artikel 143a van de Provinciewet. De initiatiefnemer dient zelf de verdediging van het voorstel ter hand te nemen. De griffier brengt zo spoedig mogelijk na het indienen het initiatiefvoorstel ter kennis aan de leden van provinciale staten. Tevens worden gedeputeerde staten in de gelegenheid gesteld hun wensen en bedenkingen over het initiatiefvoorstel ter kennis van provinciale staten te brengen.
Artikel 30a CollegevoorstelDit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van provinciale staten. Provinciale staten is het enige orgaan dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Provinciale staten moeten hier toestemming voor geven. Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kunnen zij het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. Provinciale staten kunnen het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. Provinciale staten bepalen echter, op voorstel van het presidium, wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt.
Par. 4 Stemmingen Par. 4.1 Algemeen
Artikel 31. TijdstipIn dit artikel is de afspraak vastgelegd dat in principe stemming over alle punten van de agenda plaatsvindt nadat de gehele agenda is afgehandeld. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk.
Artikel 32. StemquorumOngewijzigd.
Artikel 32a Stemming algemeen Dit artikel is nieuw ingevoegd als een algemeen artikel over stemmingen. Dit artikel maakt tevens het stemmen via een stemcomputer mogelijk. In lid 7 is nog aangegeven dat elk in de vergadering aanwezig statenlid verplicht is zijn stem uit te brengen, tenzij hij zich van deelneming moet onthouden. Van dit laatste kan sprake zijn Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Provinciewet. In alle andere gevallen is een statenlid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
Artikel 33. Stemming over amendementen en motiesIn dit artikel zijn de tussenkoppen verwijderd.
Par. 4.2 Stemmen over personen Artikel 34 t/m 36.In deze artikelen zijn de bepalingen over het stemmen over personen bijeen gebracht. In artikel 34 zijn de tussenkoppen verwijderd. Artikel 34 regelt dat het stemmen over personen plaatsvindt met gebruik van stembriefjes. De stemcomputer wordt hier niet gebruikt vanwege de mogelijkheid om geheime stemmingen te houden en omdat het in het geval van vrije stemmingen mogelijk moet zijn dat een statenlid zelf een naam invult op het stembriefje. Indien het een ronde van vrije stemmingen betreft waar elk lid eigen kandidaten kan voordragen, geldt tevens dat de kandidaat voor een bepaalde functie (bijvoorbeeld gedeputeerde) zich niet van stemming hoeft te onthouden. Artikel 28 van de Provinciewet is dan niet van toepassing, aangezien de keuze niet tot zijn persoon is beperkt. Hij kan immers zelf een andere naam invullen.
Par. 4.3 Stemmen over zaken Artikel 37. Door invoeging van artikel 32a vervalt dit artikel.
Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen
In dit hoofdstuk zijn de bepalingen omtrent het verkrijgen van inlichtingen samengebracht. Het betreft het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen en het recht van interpellatie.
Artikel 38. VragenuurIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip vragenuur genoemd. Het vragenuur kan de controlerende taak van de statenleden ten goede komen. Het vragenuur verschilt van karakter met het recht van interpellatie ( zie hierna artikel 40). Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Bij het vragenuur kunnen statenleden aan gedeputeerde staten inlichtingen vragen over het door hen gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij de geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Statenleden vragen daarmee gedeputeerde staten zich te verantwoorden over het door hen gevoerde bestuur. Het is in tegenstelling tot het recht van interpellatie niet mogelijk om tijdens het vragenuur moties in te dienen. Het vragenuur is niet bedoeld om het debat aan te gaan.
Artikel 39. Schriftelijke vragenIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip schriftelijke vraag genoemd. Ook aan de leden van gedeputeerde staten afzonderlijk kunnen vragen worden gesteld. In het tweede lid is het beantwoordingstermijn vastgelegd. De passage ‘als regel’ is verwijderd, zodat duidelijk is dat de termijn 30 dagen bedraagt.
Artikel 40. InterpellatieIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip interpellatie genoemd. De termijn waarbinnen een verzoek om verlof tot het houden van een interpellatie bij de voorzitter moet worden ingediend bedraagt achtenveertig uur vóór de vergadering waarin over het verzoek moet worden beslist. Een interpellatie mondt doorgaans uit in een motie. De griffier brengt de ingediende interpellatieverzoeken zo spoedig mogelijk ter kennis brengt van de leden van provinciale staten. In het vijfde lid is de mogelijkheid toegevoegd voor andere statenleden om in de eerste termijn al aanvullende vragen te stellen, en om interrupties te plegen.
Artikel 41. Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.De situatie kan zich voordoen dat over hetzelfde onderwerp door verschillende statenleden in schriftelijke vragen worden gesteld of een verzoek wordt ingediend bij de voorzitter om een interpellatie te houden. Artikel 41 beoogt duidelijkheid te scheppen op welke wijze bij deze samenloop wordt omgegaan met de afhandeling van de gestelde vragen of ingediende verzoeken. De voorzitter bepaalt aan de hand van het moment van kennisneming van het verzoek of over het betreffende onderwerp al een ander verzoek is binnengekomen of een schriftelijke vraag is gesteld. Wanneer eerdere verzoeken nog niet op de daarvoor vastgelegde wijze zijn behandeld, worden latere verzoeken die over hetzelfde onderwerp handelen niet in behandeling genomen.
Artikel 42. Recht van onderzoek.Voor een gedualiseerde werkwijze is het van belang dat provinciale staten over voldoende controle-instrumenten beschikken. De mogelijkheid van een recht van onderzoek versterkt de controlerende functie van provinciale staten ten opzichte van het college. In dit artikel wordt het recht van onderzoek thans ook formeel vastgelegd.
Hoofdstuk V Commissies Artikel 43. CommissiesVerwezen wordt naar het reeds vastgestelde reglement voor de statencommissies. In het tweede lid wordt verwezen naar het reglement van orde voor de auditcommissie.
Hoofdstuk VI Verslaglegging Artikel 44. Besluitenlijst en verslagDit artikel is aangepast aan de op dit ogenblik gehanteerde werkwijze.
Hoofdstuk VII Toehoorders Artikel 45. Geluid- en beeldregistratiesGeen wijzigingen
Artikel 46. OrdeverstoringDit artikel is een uitwerking van de bevoegdheden van de Commissaris van de Koning, zoals hem gegeven artikel 26 Provinciewet. In lid vier is verduidelijkt dat tijdens de vergadering niet getelefoneerd mag worden. Dit geldt ook voor toehoorders van de vergaderingen.