Organisatie | Sliedrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2003 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Sliedrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht titel 4.2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2004 | 01-01-2010 | Nieuwe regeling | 03-03-2003 Het Kompas, 11 maart 2003 | Onbekend |
Deelverordening investeringssubsidies 2003.
Deelverordening exploitatiesubsidies 2003.
Bijlage: wettelijke bepalingen AWB
Toelichting algemene subsidieverordening 2003
De raad van de gemeente Sliedrecht;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 januari 2003;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a.de wet: de Algemene wet bestuursrecht;
b. de raad: de gemeenteraad van Sliedrecht;
c. burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van
d. Algemene Subsidieverordening: het wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23,
e.subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de wet;
f. boekjaar: het kalenderjaar;
g. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is
voor de verstrekking van subsidies;
h. programma: een jaarlijks door burgemeester en wethouders vast te stellen staat, met een
overzicht van hun besluiten tot subsidieverlening over één of meer boekjaren en van de
afgewezen subsidieaanvragen voor het desbetreffende jaar;
i. activiteit: de prestatie op basis waarvan subsidie wordt ontvangen of kan worden
j. activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de
daarmee nagestreefde doelstellingen met vermelding per activiteit van de daarvoor
benodigde personele en materiële middelen;
k. activiteitenverslag: een door de subsidieontvanger in te dienen verslag, dat de aard en
omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, de in verband daarmee
gemaakte kosten en ontvangen inkomsten beschrijft en een verklaring voor de (eventueel)
niet gerealiseerde activiteiten bevat;
l. beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene regel als bedoeld in artikel 1:3, vierde
m. deelverordening: een verordening waarin voor afzonderlijke subsidieterreinen bijzondere
bepalingen worden vastgelegd, die in rangorde boven de algemene bepalingen gaan;
n. activiteitsubsidie: een incidentele subsidie voor de uitvoering van een eenmalige activiteit,
die wordt verleend binnen vooraf vastgestelde beleidskaders en criteria;
o. budgetsubsidie: een voor één of meer boekjaren verleende subsidie, waarbij meetbare
activiteiten of prestaties worden gekoppeld aan de te verlenen subsidie, waarbij de
subsidieontvanger, met in achtneming van het bepaalde in deze verordening, vrij is in de
wijze waarop de subsidie wordt aangewend;
p. waarderingssubsidie: een voor één of meer boekjaren of incidenteel verleende subsidie,
die waardering uit voor het louter bestaan van de subsidieontvanger in relatie met één van
zijn activiteiten, waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de
aanvrager voor een activiteit maakt en de hoogte van de subsidie die hij ter stimulering
q. investeringssubsidie: een incidentele subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van de
aanschaf of (ver)bouw van accommodaties;
r. exploitatiesubsidie: een voor één of meer boekjaren verleende subsidie, die wordt
verstrekt op basis van het exploitatietekort van een organisatie om activiteiten tot stand te
brengen dan wel in stand te houden, nadat gebleken is dat ondersteuning van de
organisatie middels activiteitsubsidie of budgetsubsidie niet mogelijk of wenselijk is;
s. accommodatie: ruimtelijke voorziening voor het uitoefenen van activiteiten;
t. organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk
activiteiten ten doel stelt of mede ten doel stelt ter behartiging van belangen van ideële of
materiële aard, of een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid die is ingeschreven in
u. contributie: een geldelijke bijdrage van de gemeente aan een organisatie teneinde bij die
organisatie aangesloten te kunnen zijn ter verkrijging van een tegenprestatie;
v. donatie: een geldelijke bijdrage van de gemeente aan een organisatie, welke bijdrage een
eenzijdig karakter heeft, voor welke de organisatie geen directe tegenprestatie behoeft te
1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen van de gemeente Sliedrecht
voor activiteiten welke liggen op de beleidsterreinen: algemeen bestuur, democratie en
internationale betrekkingen, openbare orde en veiligheid, verkeer, vervoer en waterstaat,
volkshuisvesting, economische zaken, onderwijs, welzijn, cultuur, sport en recreatie, sociale
voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening, volksgezondheid en milieu.
2. Deze verordening is niet van toepassing voorzover bij of krachtens wettelijk voorschrift daarvan
3. Deze verordening is niet van toepassing op gelden die ingevolge regelingen van het rijk of
provincie door bemiddeling van de gemeente kunnen worden verstrekt, noch op instellingen als
bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.
4. Deze verordening is niet van toepassing op contributies en donaties.
1. De raad is bevoegd, voor één of meer beleidsterreinen of onderdelen daarvan, subsidieplafonds vast te stellen.
2. Tenzij de raad daarvan bij afzonderlijk besluit afwijkt, gelden als subsidieplafond de in de
gemeentebegroting of wijzigingen daarvan per onderwerp opgenomen inkomensoverdrachten.
3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld, voorzover verdeling niet reeds bij deelverordening door de raad is geregeld.
1.Activiteitinkomen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover deze naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate in het belang zijn van de gehele of een deel van
de lokale gemeenschap, althans in het belang van de gemeente Sliedrecht worden geacht.
2.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover de activiteiten passen
binnen het beleid van de gemeente.
3.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover die activiteiten niet ten
doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze,
levensbeschouwelijke of politieke aard.
4.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover die activiteiten niet
uitsluitend of in hoofdzaak worden ontplooid in het belang van een politieke partij, een
vakorganisatie, een bedrijf, een kerkgenootschap of een andere levensbeschouwelijke instelling.
5.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover naar het oordeel van
burgemeester en wethouders door de subsidieaanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast
alsmede over een zodanige organisatorische opzet en over zodanig gekwalificeerde medewerkers
beschikt, dat burgemeester en wethouders redelijkerwijs mag verwachten dat de beoogde
doeleinden kunnen worden bereikt.
6.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover de organisatie niet zelf in
de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, tenzij
burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de te verrichten activiteiten van dermate belang
zijn dat van deze regel kan worden afgeweken.
7.Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het vorige lid, worden onder meer verstaan
legaten, het eigen vermogen en het batig exploitatiesaldo van naar het oordeel van burgemeester
en wethouders aan de subsidie-aanvrager gelieerde rechtspersonen.
Artikel 7 Eisen gesteld aan de subsidieontvanger
beroepskrachten bij het beleid en de besluitvorming betrokken worden;
gestelde doelen te kunnen verwezenlijken;
in het eerste lid, onder c en onder d.
3.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover de organisatie niet een
Artikel 8 Wet en openbare orde
1.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover de organisatie niet een
doel nastreeft dat strijdig is met de wet of de organisatie niet in strijd met de wet of de openbare
2.Een eenmaal verleende subsidie kan op grond van handelingen in strijd met de wet of de
3.Een activiteitsubsidie wordt slechts als incidentele subsidie verstrekt, in de vorm van een
eenmalige financiële aanspraak.
4.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de subsidie nadere voorwaarden
3.Een budgetsubsidie kan als subsidie voor één of meer boekjaren, in de vorm van een periodieke
aanspraak op financiële middelen worden verstrekt.
6.Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een
uitwerkiingsovereenkomst sluiten.
de afgesloten uitwerkingsovereenkomst is de subsidie-ontvanger vrij in de wijze waarop de
Artikel 11 Waarderingssubsidie
het bestaan van die organisatie in relatie met één van haar activiteiten.
3.Een waarderingssubsidie kan als incidentele subsidie worden verstrekt, in de vorm van een
eenmalige financiële aanspraak, en als subsidie voor één of meer boekjaren, in de vorm van een
periodieke aanspraak op financiële middelen.
toepasselijk overeenkomstig van kracht.
6.Aan een waarderingssubsidie kunnen geen nadere voorwaarden worden gesteld.
Artikel 12 Investeringssubsidie
aankoop van accommodaties en daaraan gekoppeld een gemaximeerde renteloze lening, op basis
van een vastgestelde begroting, een vastgestelde tekening en een vastgesteld financieringsplan en
afgeleid van de totale bouwsom.
organisatie op grond van deze verordening voor subsidiëring van haar activiteiten in aanmerking
komt. 5. Een investeringssubsidie wordt slechts als incidentele subsidie verstrekt, in de vorm van een
eenmalige financiële aanspraak.
6.Een investeringssubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige
7.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de subsidie nadere voorwaarden
Artikel l3 Exploitatiesubsidie
oordeel van burgemeester en wethouders ondersteuning van de organisatie middels
budgetsubsidie of activiteitsubsidie niet mogelijk of wenselijk is gebleken.
3.De subsidie wordt verleend als een maximumbijdrage op basis van het exploitatietekort van een
organisatie aan de hand van een goedgekeurde exploitatiebegroting.
4.Een exploitatiesubsidie kan als subsidie voor één of meer boekjaren, in de vorm van een
periodieke aanspraak op financiële middelen worden verstrekt.
5.Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op exploitatiesubsidies. 6. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een
uitwerkingsovereenkomst sluiten. 7. Een organisatie komt de met haar afgesloten uitwerkingsovereenkomst na.
8.Een exploitatiesubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige
9.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de subsidie nadere voorwaarden
Hoofdstuk 4 Procedurevoorschrifren
Artikel l4 Verzoek om subsidie
acht a. de aanvraag wordt uiterlijk 3 maanden voor het tijdstip waarop een aanvang met de activiteit wordt gemaakt, ingediend; b. de aanvraag is voorzien van een begroting, met een duidelijke toelichting betreffende de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft; c. de aanvraag is voorzien van een beschrijving van de activiteit, het doel en de beoogde effecten; d. de aanvraag is voorzien van een overzicht van de financiële positie van de organisatie op het tijdstip van de aanvraag, op basis van de balans en rekening van baten en lasten van
het voorafgaande jaar met toelichting;
e.burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bepaalde onder a. en
3.Naast de in paragraaf 4.2.8.2 van de wet genoemde verplichtingen neemt de aanvrager die een
verzoek om een budgetsubsidie indient, het volgende in acht:
a.de aanvraag wordt vóór l april van het jaar voorafgaande aan dat waarin het te subsidiëren
activiteitenplan gerealiseerd wordt of een aanvang neemt, ingediend;
b.de aanvraag is voorzien van een overzicht welke reserves de organisatie meent te moeten
hebben, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag de organisatie deze
c.de aanvraag is voorzien van een overzicht van met de organisatie gelieerde
rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekking;
d.de aanvraag is voorzien van een bewijs van inschrijving bij de kamer van koophandel of
4.De aanvrager die een verzoek om een waarderingssubsidie indient, neemt daarbij het volgende in
a.de aanvraag wordt uiterlijk 3 maanden voor het tijdstip waarop een aanvang met de
activiteit wordt gemaakt, ingediend;
b.voorzover de aanvraag betrekking heeft op één of meer boekjaren, wordt de aanvraag vóór
1 april van het jaar voorafgaande ingediend;
c.de aanvraag is voorzien van een beschrijving van de activiteit, het doel en de beoogde
5.Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden nog
andere gegevens, van belang voor de beslissing op de aanvraag, moeten worden overlegd.
6.Bescheiden die worden ingeleverd, zijn gewaarmerkt door het bestuur van de organisatie.
Artikel l5 Informatie over de organisatie
1.Een organisatie die een activiteitsubsidie of budgetsubsidie aanvraagt, overlegt in aanvulling op het
bepaalde in artikel 4:64, eerste lid, aanhef en onder a van de wet bij de aanvraag de volgende
gegevens en de inhoud daarvan gedurende het boekjaar waarin een subsidie wordt genoten en bij een
Artikel l6 Gelieerde rechtspersonen
Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:
a.rechtspersonen waaraan in het verleden een bedrag om niet ter beschikking is gesteld,
waarover de organisatie op enig moment weer de beschikking kan krijgen;
b.rechtspersonen ten aanzien waarvan de organisatie een beslissende invloed heeft op de
besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer van de
c.rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan
de organisatie kunnen toevloeien;
d.rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de organisatie
1.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in deze
verordening te beslissen op een aanvraag.
aanvraag is ingediend, vangt de in het tweede lid genoemde termijn aan op de dag na die waarop
de gemeentebegroting voor dat boekjaar door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde,
zonodig door Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.
Artikel l9 Begrotingsvoorbehoud
Voorzover subsidie wordt verleend ten laste van een begroting welke nog niet is vastgesteld, vindt
verlening plaats onder de voorwaarde dat voldoende middelen ter beschikking worden gesteld.
Artikel 20 Subsidiegerechtigden
l.Subsidies worden, behoudens het bepaalde in het volgende lid, alleen verleend aan organisaties
met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht.
2.In bijzondere gevallen, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan in afwijking van
het bepaalde in het eerste lid incidenteel verleende subsidies worden toegekend aan natuurlijke
personen, aan een groep van natuurlijke personen, dan wel aan een rechtspersoon in oprichting,
onverminderd het bepaalde in artikel 4:66 van de wet en het bepaalde in hoofdstuk 3 van deze
3.In die gevallen als bedoeld in het tweede lid vindt het bepaalde in en krachtens deze verordening
1.Aan het verlenen van een subsidie is de voorwaarde verbonden dat alle benodigde vergunningen
door de subsidie-ontvanger worden aangevraagd en verkregen.
2.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,
bepalen dat de activiteit of de accommodatie bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor
gehandicapten en mindervaliden.
3.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,
voorwaarden verbinden inzake samenwerking met andere organisaties.
4.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,
voorwaarden verbinden inzake de hoogte van contributies, eigen bijdrage der deelnemers en te
5.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,
voorwaarden verbinden inzake prioritering van bevolkingscategorieën.
6.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,
voorwaarden verbinden inzake emancipatie- of non-discriminatiebeleid.
7.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,
Artikel 22 Subsidievoorwaarden rijksoverheid, provincie of Europese Unie (EU)
1.In het geval de organisatie behalve subsidie van de gemeente een subsidie van het Rijk, provincie
of EU ontvangt en de bepalingen van deze verordening wijken af van de voorwaarden waaronder
men de subsidie van het Rijk, provincie of EU ontvangt, gelden voor de betreffende afwijkende
bepalingen de voorwaarden van het Rijk, provincie of EU.
2.Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het vorige lid afwijken, als de
gemeentelijke subsidie hoger is dan de subsidie van het Rijk, provincie of EU.
Artikel 23 Vermogensontwikkeling
1.Burgemeester en wethouders zijn, voorzover niet nader bepaald in deze verordening of in
deelverordeningen, bevoegd maximumbedragen vast te stellen voor:
aanhouden van één of meer reserves en voorzieningen.
3.Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening rekening houden met de omvang
van de vermogensbestanddelen zoals genoemd in het eerste lid.
een egalisatiereserve welke niet meer bedraagt dan 50% van het risicobedrag buiten beschouwing
5.Voor de toepassing van dit artikel blijven bestemmingsreserves, voorzover burgemeester en
wethouders daartoe op grond van artikel 23 eerder instemming hebben verleend, buiten
6.Burgemeester en wethouders kunnen geen gebruik maken van hun bevoegdheid als bedoeld in
artikel 6, zesde lid, indien de aanwezige reserves de percentages genoemd in dit artikel
Artikel 25 Bestemmingsreserves
ter vervanging van vaste activa.
3.Voor de bepaling van de beschikbare eigen middelen als bedoeld in artikel 6, zesde lid, blijven
bestemmingsreserves, voorzover burgemeester en wethouders daartoe op grond van artikel 23
eerder instemming hebben verleend, buiten beschouwing.
4.Burgemeester en wethouders geven instemming voor de vorming van een bestemmingsreserve,
indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe is aangetoond.
5.De met instemming van burgemeester en wethouders gevormde bestemmingsreserves mogen
slechts worden aangewend voor het doel waarvoor ze zijn gevormd.
tegelijk met de subsidieaanvraag, ter instemming aan burgemeester en wethouders voor. Als de
in het vijfde lid genoemde risico's of verplichtingen in de loop van het subsidiejaar ontstaan,
verzoekt de organisatie zo snel mogelijk schriftelijk aan burgemeester en wethouders om met de
vorming van de voorziening in te stemmen.
3.Voor de bepaling van de beschikbare eigen middelen als bedoeld in artikel 6, zesde lid, blijven
voorzieningen, voorzover burgemeester en wethouders daartoe op grond van artikel 23 eerder
instemming hebben verleend, buiten beschouwing.
4.Burgemeester en wethouders geven instemming voor de vorming van een voorziening, indien
naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe is aangetoond.
5.Voorzieningen kunnen slechts voor instemming in aanmerking komen als zij gevormd worden
voorziening de voorwaarde verbinden dat vooraf een meerjarenplan en begroting wordt toegezonden.
7.De met instemming van burgemeester en wethouders gevormde voorzieningen mogen slechts
1.Naast de in artikel 4:25, tweede lid, van de wet en artikel 4:35van de wet genoemde
weigeringsgronden kan de subsidie worden geweigerd indien voldoende redenen bestaan om aan
a.niet voldaan wordt aan de algemene eisen zoals gesteld in hoofdstuk 2 en de voorwaarden
zoals opgenomen in deze verordening en in de nadere gestelde regels;
b.de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de
subsidie beschikbaar wordt gesteld;
verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben
b.failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek
1.Indien een subsidie voor meer dan één boekjaar wordt verleend kunnen burgemeester en
wethouders in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de subsidie jaarlijks wordt geïndexeerd.
2.Indien de subsidie wordt geïndexeerd delen burgemeester en wethouders de organisatie voor 1
februari voorafgaande aan het subsidiejaar de wijzigingen en de indexpercentages voor dat
subsidiejaar schriftelijk mede.
3.Indien wordt geïndexeerd, wordt het percentage gehanteerd zoals vermeld in de gemeentelijke
Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
Artikel 30 Financiële administratie
administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, te richten naar de
aanwijzingen van burgemeester en wethouders.
3.De subsidie-ontvanger is verplicht aan burgemeester en wethouders of aan de door hen daartoe
aangewezen ambtenaren of accountant inzage te verlenen in de administratie en alle gewenste
inlichtingen te verstrekken, voorzover dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders
nodig is in verband met de subsidieverlening of de subsidievaststelling.
1.Voor, tijdens en na afloop van de realisatie van een door de gemeente gesubsidieerde activiteit of
voorziening kunnen burgemeester en wethouders, de door hen aangewezen ambtenaren of een
door hen aan te wijzen accountant bij de organisatie of ter plaatse van de activiteit of de
voorziening een fysieke controle instellen.
Naast het in artikel 30 en 31 bepaalde kan de externe accountant van de gemeente bij de accountant van
de gesubsidieerde organisatie een accountantsreview instellen.
1.De subsidie-ontvanger is verplicht voor de subsidievaststelling een overzicht van de verrichtte
activiteiten in relatie tot het goedgekeurde activiteitenplan te verstrekken, alsmede de rekening en
verantwoording met toelichting over het betreffende boekjaar.
2.Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden nog
andere gegevens, van belang voor de vaststelling van de subsidie, moeten worden overlegd.
De subsidie-ontvanger is verplicht, naast het bepaalde in artikel 30, alle overige informatie te
verschaffen en medewerking te verlenen aan onderzoeken welke door burgemeester en wethouders
Artikel 35 Andere verplichtingen
1.Naast de in artikel 4:37 van de wet genoemde verplichtingen kunnen burgemeester en
wethouders de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen bij de subsidieverlening,
medewerking te verlenen aan activiteiten bij hoogtijdagen of grote evenementen.
1.In de gevallen als bedoeldin artikel 4:4l, tweede lid, van de wet is de subsidie-ontvanger aan
burgemeester en wethouders een vergoeding voor de vermogensvorming verschuldigd, tenzij
burgemeester en wethouders hiervan afzien.
2.Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de
goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd
wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of
beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de
subsidie-ontvanger wordt ontvangen.
3.Voorzover het onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk
4.Burgemeester en wethouders stellen de vergoeding na overleg met de subsidie-ontvanger vast.
Burgemeester en wethouders houden hierbij rekening met de mate waarin de subsidie heeft
bijgedragen tot vermogensvorming. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de
vermogenswaardevermeerdering geheel ten goede komt aan de gemeente, voor zover deze is
Artikel 37 Tussentijdse rapportage
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:70 van de wet geldt:
1.Uiterlijk op l september van het subsidiejaar brengt de ontvanger van een budgetsubsidie verslag
uit omtrent de voortgang van de activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en geeft een
prognose voor de tweede zes maanden. Indien de voortgang van de uitvoering van de activiteiten
niet correspondeert met de planning, wordt door de subsidie-ontvanger aangegeven op welke
wijze realisatie van de activiteiten alsnog zal worden bereikt. 2. Burgemeester en wethouders kunnen aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden.
1.Tenzij burgemeester en wethouders hiervan, geheel of gedeeltelijk, bij de subsidieverlening
ontheffing verlenen, behoeft de organisatie de in artikel 4:71, eerste lid van de wet bedoelde
toestemming van burgemeester en wethouders.
2.Tenzij burgemeester en wethouders hiervan, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen, behoeft
de organisatie toestemming van burgemeester en wethouders om bedragen om niet aan derden ter
Hoofdstuk 7 Subsidievaststelling
1.Een organisatie waaraan subsidie is verleend dient binnen 12 weken na realisering van de
gesubsidieerde activiteit of voorziening een verzoek in als bedoeld in artikel 4:44 van de wet.
2.Voorzover subsidie voor één of meer boekjaren is verleend, wordt de aanvraag tot vaststelling
van de subsidie binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar ingediend.
3.Burgemeester en wethouders kunnen in voorkomende gevallen ontheffing verlenen en een ander
Artikel 41 Termijn van vaststelling
1.Burgemeester en wethouders beschikken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen
drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
2.Burgemeester en wethouders stellen het subsidiebedrag voor één of meer boekjaren definitief
vast, zo mogelijk, voor 1 oktober van het jaar volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is
3.Burgemeester en wethouders kunnen zo nodig in voorkomende gevallen een andere termijn
bepalen en doen daarvan mededeling aan de betreffende organisatie.
Artikel 42 Ambtshalve vaststelling
Voorzover na de datum, op of waarvoor een aanvraag tot vaststelling van de subsidie gedaan kan
worden geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een organisatie verplicht is een jaarrekening op te
stellen, als bedoeld in artikel 4:75, tweede lid, van de wet.
Voorzover de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie is
artikel 4:76 van de wet van toepassing op het financiële verslag.
Artikel 45 Vrijstelling en ontheffing
Voor subsidies, die een bedrag van £ 10.000,-- niet te boven gaan, wordt vrijstelling verleend van de
verplichtingen, bedoeld in artikel 4:78, eerste tot en met vierde lid, van de wet.
Artikel 46 Controleverplichtingen
1.Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 van de wet, onderzoekt de accountant tevens de
naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. 2. Burgemeester en wethouders stellen een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de
controle, als bedoeld in artikel 4:78, tweede lid van de wet, vast.
Artikel 47 Vaststelling budgetsubsidie
Onverminderd het bepaalde over subsidievaststelling worden de volgende regels met betrekking tot
budgetsubsidie in acht genomen:
1.voorzover de subsidie-ontvanger de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen
activiteiten realiseert tegen een lager bedrag dan is verleend, wordt bij de vaststelling van de
subsidie uitgegaan van het verleende bedrag;
2.voorzover de subsidie-ontvanger de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen
activiteiten realiseert tegen een hoger bedrag dan is verleend, dekt de subsidie-ontvanger de extra
3.voorzover de subsidie-ontvanger meer werkzaamheden realiseert dan in de beschikking tot
subsidieverlening opgenomen, dekt zij de kosten van de extra activiteiten uit eigen middelen;
4.voorzover de subsidie-ontvanger minder werkzaamheden realiseert dan in de beschikking tot
subsidieverlening opgenomen, wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van een niveau
dat overeenkomt met het lagere prestatieniveau;
5.voorzover de subsidie-ontvanger, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, naar aard
en hoedanigheid andere werkzaamheden realiseert dan in de beschikking tot subsidieverlening
opgenomen, wordt bij de subsidievaststelling gehandeld overeenkomstig het bepaalde in het
6.subsidie-ontvanger kan niet bestede subsidies, voorzover deze op grond van het eerste lid mogen
worden behouden, naar eigen inzicht aanwenden voor het verrichten van activiteiten ter
verwezenlijking van de doelstelling van de organisatie of reserveren, zulks onverminderd het
Hoofdstuk 8 Wijziging en intrekking
Artikel 49 Intrekken en wijzigen
1.Burgemeester en wethouders kunnen een verleende of vastgestelde subsidie conform de artikelen
4:48, 4:49 en 450 van de wet intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen.
2.Een organisatie geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken, terugvorderen of
het beëindigen van de subsidie, onmiddellijk schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders.
3.Burgemeester en wethouders kunnen onverminderd afdeling 4.2.6 van de wet, besluiten tot
intrekking of wijziging van de subsidie als,
a.de organisatie schriftelijk te kennen heeft gegeven geen beroep meer te willen doen op de
b.de organisatie in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling is verleend of
c.conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de
d.sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze waarop de organisatie haar financiële
4.Burgemeester en wethouders horen de organisatie voordat wordt besloten tot intrekking of
Hoofdstuk 9 Subsidiebetaling en terugvordering
1.Burgemeester en wethouders kunnen besluiten één of meer voorschotten op een verleende
2.In de gevallen waarin sprake is van een uitwerkingsovereenkomst, gaan burgemeester en
wethouders niet tot uitbetaling van een voorschot over dan nadat deze overeenkomst door de
subsidie-ontvanger is ondertekend.
3.In het geval dat tegen de beschikking tot subsidieverlening bezwaar wordt gemaakt of beroep bij
de rechter wordt ingesteld, zijn burgemeester en wethouders bevoegd te besluiten tot het niet
1.Voorzover subsidie over meer boekjaren wordt verleend, wordt het verleende jaarlijkse
subsidiebedrag in de loop van het betreffende boekjaar volledig bevoorschot op basis van het
2.Burgemeester en wethouders kunnen van dit schema afwijken.
Hoofdstuk l l Overgangs- en slotbepalingen
1.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van subsidie ontheffing verlenen van de
bepalingen van deze verordening als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot
onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.
2.Bij de vaststelling van de subsidie kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de in deze
verordening genoemde bepalingen, als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot
Artikel 57 Uitleg van de verordening
Bij twijfel over de uitleg van deze verordening, en in de gevallen waarin de verordening niet voorziet,
1.Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze
verordening zijn verleend of vastgesteld.
2.Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze verordening verleende subsidies vindt plaats
overeenkomstig de voor inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen.
3.Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen voor subsidieverlening, ongeacht de datum
van indiening, met betrekking tot subsidies die worden verleend voor een tijdstip of periode
gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
verenigingen, welke in de gemeente Sliedrecht werkzaam zijn op het terrein van cultuur,
sport, jeugdwerk en vrijetijdsbesteding, d.d. 29 mei 1989;
b.de Verordening financiële steun bouw/verbouw/aankoop van verenigingsaccommodaties
c.de Regeling verenigingstarief muziekverenigingen na verdwijning Bonkelaar, 1997.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Sliedrecht op 3 maart 2003,
Deelverordening Investeringssubsidies
De raad van de gemeente Sliedrecht; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 januari 2003;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze deelverordening wordt verstaan onder
a.investeringssubsidie: een incidentele subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van de
aanschaf of (ver)bouw van accommodaties;
b. accommodatie: ruimtelijke voorziening voor het uitoefenen van activiteiten;
c. activiteit: de prestatie op basis waarvan op basis van de Algemene
Subsidieverordening Sliedrecht subsidie wordt ontvangen of kan worden ontvangen;
d. stichtingskosten: alle kosten van nieuwbouw, verbouw of aankoop van een
accommodatie, niet zijnde de kosten van inventaris;
e. organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk
activiteiten ten doel stelt of mede ten doel stelt ter behartiging van belangen van ideële
of materiële aard, of een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid die is
1.Deze verordening is een deelverordening in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Algemene
Subsidieverordening Sliedrecht.
2.De bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht zijn van toepassing, tenzij
hiervan in deze deelverordening wordt afgeweken.
3.Deze deelverordening is van toepassing op alle verstrekkingen van investeringssubsidies door
de gemeente Sliedrecht, als bedoelt in de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht.
Artikel 3 Doelstelling De regeling beoogt de mogelijkheden van plaatselijke verenigingen om investeringen te doen in
Artikel 4 Verdeling beschikbaar bedrag
1.Indien het totaal aan aangevraagde investeringssubsidies het subsidieplafond overstijgt, wordt
door burgemeester en wethouders bij de verdeling van het beschikbare budget voorrang
gegeven aan die aanvragen welke,
gehonoreerd, worden geacht voor het volgende jaar te zijn ingediend tenzij de aanvrager
3.Burgemeester en wethouders kunnen indien voorrang geven niet mogelijk of wenselijk is, in
afwijking van het bepaalde onder het eerste lid, bepalen dat het beschikbare bedrag naar rato
Hoofdstuk 3 Procedurevoorschrifen
Artikel 7 Andere procedurevoorschriften
Het bepaalde in Hoofdstuk 4 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht is niet van
1.De aanvrager die een verzoek om een investeringssubsidie indient, neemt daarbij het
dagtekening alsmede een aanduiding dat een investeringssubsidie wordt gevraagd;
c.de ondertekening geschiedt door degenen die de organisatie rechtsgeldig mogen
2.De aanvrager die een verzoek om een investeringssubsidie indient, neemt daarbij het
a.de aanvraag wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan dat waarin de te
subsidiëren investering een aanvang neemt, ingediend;
b.de aanvraag is voorzien van een raming van de investeringskosten, een dekkingsplan,
een gespecificeerde begroting met toelichting, een beschrijving van de geplande
investeringen, een beschrijving van de huisvestingsbehoefte van de organisatie,
gekoppeld aan haar activiteiten en nagestreefde doelstellingen en een tekening van de
te bouwen of te verbouwen accommodatie;
c.de aanvraag is voorzien van een overzicht van de samenstelling en de bestemming van
het vermogen van de organisatie;
d.de aanvraag is voorzien van een overzicht van met de organisatie gelieerde
rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekking;
e.de aanvraag is voorzien van een exploitatiebegroting voor het eerste jaar waarin naar
verwachting de financiële gevolgen van de investering geheel doorwerken.
3.Door de aanvrager wordt een bewijs overlegd waaruit blijkt dat aan hem het recht van opstal
dan wel het recht van erfpacht is verleend, indien de investering wordt gerealiseerd op grond
die niet in eigendom toebehoort aan de aanvrager.
4.Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden
nog andere gegevens, van belang voor de beslissing op de aanvraag, moeten worden
5.Bescheiden die worden ingeleverd, zijn gewaarmerkt door het bestuur van de organisatie.
Artikel 9 Informatie over de organisatie
deze laatstelijk zijn gewijzigd;
b.een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de
2.Een organisatie die een investeringssubsidie aanvraagt, overlegt bij de aanvraag de volgende
Artikel l0 Meerdere subsidieaanvragen
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven ook elders subsidie heeft aangevraagd,
doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met
betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Artikel 11 Gelieerde rechtspersonen
Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:
a.rechtspersonen waaraan in het verleden een bedrag om niet ter beschikking is gesteld,
waarover de organisatie op enig moment weer de beschikking kan krijgen;
b.rechtspersonen ten aanzien waarvan de organisatie een beslissende invloed heeft op de
besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer van
c.rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden
aan de organisatie kunnen toevloeien;
d.rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de
Artikel l2 Subsidiegerechtigden
1.Investeringssubsidies worden alleen verleend aan organisaties met rechtspersoonlijkheid naar
2.In afwijking van het bepaalde in artikel 20, tweede lid, van de Algemene
Subsidieverordening Sliedrecht kan van het bepaalde in het eerste lid niet worden afgeweken.
De in artikel 18, tweede lid, van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht genoemde termijn
vangt aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting voor het jaar waarin de te subsidiëren
investering een aanvang neemt, door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde, zo nodig door
Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.
1.Onverminderd het bepaalde in artikel 21 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht
kunnen burgemeester en wethouders aan het verlenen van een investeringssubsidie, in
geëigende gevallen, voorwaarden verbinden inzake het gebruik van milieuvriendelijke
materialen en het gebruik van milieuvriendelijke productiemethoden.
2.Aan de verlening van een investeringssubsidie is de voorwaarde verbonden dat alle
benodigde vergunningen door de subsidie-ontvanger worden aangevraagd en verkregen.
Artikel l5 Maximale subsidiebedrag
1.Onverminderd het bepaalde in artikel 12 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht
bestaat de investeringssubsidie uit een combinatie van een bedrag à fonds perdu en een
renteloze lening, elk voor een gelijk bedrag.
2.De investeringssubsidie kan een bijdrage ter grootte van eenderde van de stichtingskosten
bedragen tot maximaal € 22.690,-- met een daaraan gekoppelde renteloze lening ter grootte
van eenderde van de stichtingskosten tot maximaal
€ 22.690,-- op basis van de goedgekeurde stichtingskosten.
3.De eigen investering van de subsidieontvanger dient minimaal 33,3% te bedragen van de
Artikel l6 Subsidiabele kosten
1.Zaken en goederen welke in eigendom zijn bij de aanvrager of door de aanvrager in natura
worden ingebracht blijven buiten beschouwing bij de bepaling van de subsidiabele
stichtingskosten. Deze inbreng wordt niet meegeteld als eigen bijdrage in de investering;
2.Kosten verbonden aan verbouw van accommodaties welke niet in eigendom zijn bij de
aanvrager, komen niet voor subsidiëring op grond van deze deelverordening in aanmerking.
3.Onder ruimtelijke voorzieningen worden in het kader van deze deelverordening gebouwen
verstaan, als bedoeld in artikel 2 van het Bouwbesluit;
4.Bij de bepaling van de subsidiabele stichtingskosten blijven kosten verbonden aan ruimten
met een commercieel doel buiten beschouwing;
5.Bij de bepaling van de subsidiabele stichtingskosten blijven kosten die het niveau van een
sobere en adequate voorziening overstijgen of een redelijk kostenniveau te boven gaan buiten
Hoofdstuk 4 Subsidievaststelling
1.De organisatie waaraan een investeringssubsidie is verleend dient binnen een termijn van zes
maanden nadat de werkzaamheden zijn voltooid een verzoek tot vaststelling van de subsidie
in als bedoeld in artikel 4:44 van de wet.
1.Onverminderd het bepaalde in artikel 4:45 van de wet sluiten rekening en verantwoording
aan op de gespecificeerde begroting met toelichting op basis waarvan de investeringssubsidie
2.De toelichting op de rekening geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan
worden gevormd of de verleende investeringssubsidie overeenkomstig haar bestemming en
voorwaarden is gebruikt en behelst tevens een vergelijking tussen geraamde en gerealiseerde
uitgaven, waarbij een onderverdeling wordt gemaakt naar subsidiabele en niet-subsidiabele
Artikel 20 Vaststelling investeringsubsidie
Onverminderd het bepaalde over subsidievaststelling worden de volgende regels met betrekking tot
investeringssubsidie in acht genomen:
1.Indien uit de verstrekte gegevens blijkt dat de verleende subsidie overeenkomstig haar
bestemming en voorwaarden is gebruikt, vindt vaststelling dienovereenkomstig plaats.
2.Indien uit de verstrekte gegevens blijkt dat de verleende subsidie niet, of niet volledig
overeenkomstig haar bestemming en voorwaarden is gebruikt of de feitelijke stichtingskosten
lager zijn dan begroot, kan besloten worden tot vaststelling op een ander bedrag.
Hoofdstuk 5 Wijziging en intrekking
Artikel 21 Intrekken en wijzigen
1.In aanvulling op het bepaalde in artikel 49 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht
kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken indien binnen een
periode van 12 maanden, nadat de beschikking tot subsidieverlening is genomen, met de
realisering van de te bouwen of te verbouwen accommodatie nog geen aanvang is gemaakt.
2.Indien en voor zover bij de vaststelling het subsidiebedrag lager wordt vastgesteld als
verleend, worden het bedrag à fonds perdu en de renteloze lening naar rato verlaagd. De
aanvrager is alsdan verplicht mee te werken aan de totstandkoming van een nieuwe
Hoofdstuk 6 Subsidiebetaling en terugvordering
Onverminderd het bepaalde in artikel 51 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht worden
de volgende regels in acht genomen:
1.Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten in gedeelten uitbetalen. De omvang van
het voorschot en het tijdstip van betaling worden bij de bepaling van het voorschot afgestemd
op de te verrichten activiteiten en de financiële verplichtingen waaraan de subsidie-ontvanger
lening over dan nadat de overeenkomst van geldlening door de subsidie-onhanger is
Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
1.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van investeringssubsidie ontheffing
verlenen van de bepalingen van deze deelverordening als onverkorte toepassing daarvan naar
hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.
2.Bij de vaststelling van de subsidie kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de in
deze deelverordening genoemde bepalingen, als onverkorte toepassing daarvan naar hun
oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.
Artikel 24 Uitleg van de deelverordening
Bij twijfel over de uitleg van deze deelverordening, en in de gevallen waarin de Algemene
Subsidieverordening Sliedrecht en deze deelverordening niet voorzien, beslissen burgemeester en
1.Deze deelverordening is niet van toepassing op investeringssubsidies die voor de
inwerkingtreding van deze deelverordening zijn verleend of vastgesteld.
2.Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze deelverordening verleende
investeringssubsidies vindt plaats overeenkomstig de voor inwerkingtreding van deze
deelverordening geldende bepalingen.
3.Deze deelverordening is van toepassing op alle aanvragen voor subsidieverlening, ongeacht
de datum van indiening, met betrekking tot investeringssubsidies die worden verleend voor
een tijdstip of periode gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Sliedrecht op 3 maart 2003,
De raad van de gemeente Sliedrecht;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 januari 2003;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht;
Hoofdstuk l Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijving
1.Deze verordening is een deelverordening in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Algemene
Subsidieverordening Sliedrecht.
2.De bepalingen van de ~lgemene Subsidieverordening Sliedrecht zijn van toepassing, tenzij
hiervan in deze deelverordening wordt afgeweken.
3.Deze deelverordening is van toepassing op alle verstrekkingen van exploitatiesubsidies door
de gemeente Sliedrecht, als bedoelt in de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht.
De regeling beoogt plaatselijke organisaties te ondersteunen bij het tot stand brengen dan wel in
stand houden van activiteiten voor de Sliedrechtse bevolking.
Artikel 4 Aanvullend subsidie-instrument
1.Organisaties worden ondersteund door middel van budgetsubsidies en activiteitsubsidies,
waarvan de hoogte is gerelateerd aan aard en omvang van de te verrichten activiteiten, op
basis van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht en de nadere gestelde regels;
2.burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het gestelde in het vorige lid aan
organisaties onder voorwaarden subsidies in bepaalde kosten of subsidies in het nadelig
exploitatietekort tot een vooraf bepaald maximumbedrag verlenen indien ondersteuning
middels activiteitsubsidie of budgetsubsidie niet mogelijk of wenselijk is.
Artikel 5 Verdeling beschikbaar bedrag
1.Indien het totaal aan aangevraagde exploitatiesubsidies het subsidieplafond overstijgt, wordt
door burgemeester en wethouders bij de verdeling van het beschikbare budget voorrang
gegeven aan die aanvragen welke,
gehonoreerd, worden geacht voor het volgende jaar te zijn ingediend tenzij de aanvrager
3.Burgemeester en wethouders kunnen indien voorrang geven niet mogelijk of wenselijk is, in
afwijking van het bepaalde onder het eerste lid, bepalen dat het beschikbare bedrag naar rato
Hoofdstuk 2 Procedurevoorschrifen
Artikel 6 Andere procedurevoorschriften
Het bepaalde in Hoofdstuk 4 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht is niet van
1.De aanvrager die een verzoek om een exploitatiesubsidie indient, neemt daarbij het volgende
dagtekening alsmede een aanduiding dat een exploitatiesubsidie wordt gevraagd;
c.de ondertekening geschiedt door degenen die de organisatie rechtsgeldig mogen
2.De aanvrager die een verzoek om een exploitatiesubsidie indient, neemt daarbij het volgende
a.de aanvraag wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de
aanvraag betrekking heeft ingediend;
b.de aanvraag is voorzien van een werkplan met kostenverdeelstaat, waarbij de
voorgenomen activiteiten zoveel mogelijk gespecificeerd zijn naar aard, omvang,
intensiteit, doelgroep en verwacht aantal deelnemers en waarin in hoofdlijnen is
aangegeven op welke manier het aanbod van activiteiten en voorzieningen tot stand kan
c.de aanvraag is voorzien van een begroting, omvattend een overzicht van alle voor het
boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze
betrekking hebben op het werkplan waarvoor subsidie wordt aangevraagd; verder geeft
de begroting een globale vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de
gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende
d.de aanvraag is voorzien van de balans met toelichting van het jaar voorafgaande aan
e.de aanvraag is voorzien van een verslag van de in het aan de subsidie-aanvraag
voorafgaande boekjaar uitgevoerde activiteiten met een beschrijving van de gevolgde
werkwijze en het verkregen resultaat;
f.de aanvraag is voorzien van een plan, waarin aangegeven wordt welke voorzieningen
de aanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en
tot welk bedrag zij deze wenst te vormen, alsmede een overzicht van de samenstelling
en de bestemming van het vermogen van de organisatie en de omvang van de
g.de aanvraag is voorzien van een overzicht van met de organisatie gelieerde
rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekking.
3.Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden
nog andere gegevens, van belang voor de beslissing op de aanvraag, worden overlegd.
4.Bescheiden die worden ingeleverd, zijn gewaarmerkt door het bestuur van de organisatie.
Artikel 8 Informatie over de organisatie
deze laatstelijk zijn gewijzigd;
b.een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de
2.Een organisatie die een exploitatiesubsidie aanvraagt, overlegt bij de aanvraag de volgende
Artikel 9 Meerdere subsidieaanvragen
l.Voor zover de aanvrager voor dezelfde activiteiten ook elders subsidie heeft aangevraagd,
doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met
betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
2.Voor zover de aanvrager voor activiteiten ook budgetsubsidie of activiteitsubsidie heeft
aangevraagd of van plan is aan te vragen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder
vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of
Artikel l0 Gelieerde rechtspersonen
Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:
a.rechtspersonen waaraan in het verleden een bedrag om niet ter beschikking is gesteld,
waarover de organisatie op enig moment weer de beschikking kan krijgen;
b.rechtspersonen ten aanzien waarvan de organisatie een beslissende invloed heeft op de
besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer van
c.rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden
aan de organisatie kunnen toevloeien;
d.rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de
De in artikel 18, tweede lid, van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht genoemde termijn
vangt aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting voor het jaar waarin de te subsidiëren
investering een aanvang neemt, door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde, zo nodig door
Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.
Artikel l3 Subsidiegerechtigden
1.Exploitatiesubsidies worden alleen verleend aan organisaties met rechtspersoonlijkheid naar
2.In afwijking van het bepaalde in artikel 20, tweede lid, van de Algemene
Subsidieverordening Sliedrecht kan van het bepaalde in het eerste lid niet worden afgeweken.
Artikel l4 Goedkeuring werkplan
1.Burgemeester en wethouders kunnen een ingediend werkplan geheel of gedeeltelijk
goedkeuren. De basis voor subsidieverlening wordt gevormd door de goedgekeurde delen.
2.Burgemeester en wethouders stellen voor de goedgekeurde delen van het werkplan de
benodigde personeelsformatie vast.
3.Voor zover van toepassing stellen burgemeester en wethouders de accornrnodatiebehoefte
vast, benodigd voor en verbonden aan de uitvoering van de goedgekeurde delen van het
1.Bij verlening en vaststelling van de exploitatiesubsidie wordt onderscheid gemaakt tussen
b.vaste accommodatielasten welke betrekking hebben op de door B&W goedgekeurde
Arbeidsovereenkomst van toepassing. Zulks met dien verstande dat het subsidiabele volume
van de jaarlijkse loonkostenontwikkeling, voor lasten als bedoeld onder a in het eerste lid,
overeenkomt met het desbetreffende trendpercentage voor de salariscomponent in de kosten
van de gemeentelijke organisatie.
Alle overige personeelslasten zijn variabel.
Op de vaste personeelslasten worden bij vaststelling van de definitieve subsidie de
uitkeringen ingevolge de Ziektewet in mindering gebracht, behoudens in zoverre deze zijn
aangewend voor tijdelijk personeel, teneinde de uitvoering van de vastgestelde delen van het
werkplan niet in gevaar te brengen.
In afwijking van het bepaalde in het vierde lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd in
bijzondere gevallen de meerkosten, voor zover onvermijdelijk ter vervanging van de
betrokken werknemer, voor subsidie in aanmerking te brengen.
Met betrekking tot eigen bijdragen kunnen door burgemeester en wethouders nadere regels worden gesteld.
Artikel l9 Subsidiabele kosten
1.In de beschikking tot subsidieverlening wordt de hoogte van de te verlenen
exploitatiesubsidie bepaald aan de hand van een door burgemeester en wethouders
goedgekeurd werlcplan en een goedgekeurde exploitatiebegroting;
2.Kosten zijn slechts subsidiabel voor zover deze kosten zijn toe te rekenen aan de uitvoering
van het werkplan en het daarmee samenhangende gedeelte van het exploitatietekort en niet
reeds uit andere hoofde gesubsidieerd of door derden gedragen worden;
3.Ter dekking van de goedgekeurde vaste lasten wordt 100% subsidie verleend voor vaste
personeelslasten en wordt 40% subsidie verleend voor vaste accommodatielasten.
Burgemeester en wethouders kunnen een maximum subsidiebedrag vaststellen met betrekking
tot de subsidie voor vaste accomrnodatielasten. De subsidie wordt definitief vastgesteld op
basis van de werkelijke, subsidiabele lasten met betrekking tot artikel 15, tweede lid.
4.Als tegemoetkoming in de variabele lasten worden budgetten vastgesteld, waarvan de hoogte
is gerelateerd aan aard en omvang van de te verrichten activiteiten. Burgemeester en
wethouders kunnen normeringen vaststellen voor de berekeningsgrondslag van de hoogte van
5.Herschikking van middelen tussen de rubriek vaste lasten en de rubriek variabele lasten is
toegestaan na voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders. Herschikking
tussen de budgetten voor de variabele lasten is zonder toestemming toegestaan. Evenmin is
toestemming nodig voor herschikking binnen het budget voor vaste personeelslasten.
6.Het goedgekeurde werkplan en de goedgekeurde exploitatiebegroting zijn in hun geheel en op
7.In de beschikking tot subsidieverlening bepalen burgemeester en wethouders op welke wijze
1.Indien exploitatiesubsidie wordt verleend voor een langere periode dan een jaar, wordt het
besluit ter instemming voorgelegd aan de raad;
2.Exploitatiesubsidies kunnen ten hoogste voor een periode van vier jaren worden verleend.
Artikel 21 Wijziging van begroting of werkplan
1.Tenzij de wijziging van een begrotingspost het bedrag van £ 5.000,--niet te boven gaat,
worden voorgenomen wijzigingen van 10% of meer ten opzichte van de aan burgemeester en
wethouders toegezonden begroting niet eerder doorgevoerd dan nadat daarover het oordeel
van burgemeester en wethouders is verkregen.
2.Voordat wijzigingen in het werkplan worden aangebracht wordt daarover eerst het oordeel
Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
1.De subsidie-ontvanger is verplicht voor de subsidievaststelling een overzicht van de
verrichtte activiteiten in relatie tot het goedgekeurde werkplan te verstrekken, alsmede de
exploitatierekening en verantwoording met toelichting over het betreffende boekjaar.
2.Burgemeester en wethouders kunnen
bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden
nog andere gegevens, van belang voor de vaststelling van de subsidie, worden overlegd.
Artikel 23 Tussentijdse rapportage
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:70 van de wet geldt:
1.Uiterlijk op 1 september van het subsidiejaar brengt de subsidie-ontvanger verslag uit
omtrent de voortgang van de uitvoering van het werkplan in de eerste zes maanden van het
jaar en geeft een prognose voor de tweede zes maanden. Indien de voortgang van de
uitvoering van het werkplan niet correspondeert met de planning, wordt door de subsidie-
ontvanger aangegeven op welke wijze realisatie van het werkplan alsnog zal worden bereikt.
2.Burgemeester en wethouders kunnen aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te
Artikel 24 Urenverantwoordingssysteem
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 6 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht wordt
door de subsidie-ontvanger voor het aan de uitvoering van het werkplan toe te rekenen aantal
bestede uren een adequaat, controleerbaar, urenveranhvoordingssysteem toegepast.
Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling
Een organisatie waaraan exploitatiesubsidie is verleend, dient binnen zes maanden na afloop van
het subsidiejaar een verzoek in als bedoeld in artikel 4:44 van de wet.
Artikel 26 Vaststelling exploitatiesubsidie
Onverminderd het bepaalde over subsidievaststelling worden de volgende regels met betrekking tot exploitatiesubsidie in acht genomen:
l.De subsidie wordt op basis van het exploitatieresultaat van de activiteiten, zoals opgenomen
in het geheel of op onderdelen goedgekeurde werkplan, binnen de toegestane subsidiabele
2.De subsidie wordt niet hoger vastgesteld dan het tekort van de exploitatierekening over het
jaar waarvoor de subsidie is toegekend en tot maximaal het bij de subsidieverlening bepaalde
subsidiebedrag voor het geheel en op onderdelen.
3.Indien er, met de maximale exploitatiesubsidie, een tekort resteert dan wordt dit tekort
verrekend met de gevormde egalisatiereserve.
4.In de toelichting bij het financieel verslag of de jaarrekening wordt aangegeven hoe een
ongedekt tekort wordt ingelopen als de in het derde lid bedoelde reserve geen of onvoldoende
Artikel 27 Rente vermogen instelling
1.Opbrengsten van het vermogen van een organisatie worden aangemerkt als exploitatie-
2.Aan het vermogen van de organisatie mag geen rente toegevoegd worden, dan wel ten laste
Artikel 28 Afschrijvingslasten
1.De organisatie mag de werkelijke kosten van rente en afschrijving van materiële vaste activa
ten laste van de exploitatie brengen.
2.Afschrijvingen vinden volgens de voor de betreffende branche algemeen gebruikelijke
gedragslijnen plaats, zijn stelselmatig en niet afhankelijk van het exploitatieresultaat.
3.De organisatie neemt in het financieel verslag of de jaarrekening als afzonderlijke bijlage op
Artikel 29 Egalisatiereserve bij vaststelling
1.De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 15 % van de in dat
2.Bij de bepaling van het in artikel 26, tweede lid, bedoelde tekort worden dotaties aan de
egalisatiereserve meegenomen voor zover de egalisatiereserve daarmee niet meer bedraagt
dan 25 % procent van de totale jaarinkomsten van de organisatie tot een maximum van
3.Indien de bij lid 2 bedoelde grens wordt overschreden wordt het meerdere betrokken bij de
4.De met gemeentelijke middelen gevormde egalisatiereserve wordt, geheel of gedeeltelijk,
Artikel 30 Bestemmingsreserves bij vaststelling
1.De jaarlijkse toevoeging aan bestemmingsreserves, voorzover burgemeester en wethouders
daartoe op grond van artikel 23 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht eerder
instemming hebben verleend, bedraagt niet meer dan het bij de beschikking tot
subsidieverlening bepaalde percentage van de in dat jaar verstrekte subsidie.
2.Bij de bepaling van het in artikel 26, tweede lid, bedoelde tekort worden dotaties aan
bestemmingsreserves, waar burgemeester en wethouders mee hebben ingestemd,
meegenomen voor zover de bestemmingsreserves daarmee niet meer bedragen dan het bij de
beschikking tot subsidieverlening bepaalde percentage van de totale jaarinkomsten van de
organisatie of een bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald maximum bedrag.
3.Indien de bij lid 2 bedoelde grens wordt overschreden wordt het meerdere betrokken bij de
4.De met gemeentelijke middelen gevormde bestemmingsreserves worden, geheel of
Artikel 31 Voorzieningen bij vaststelling
1.De jaarlijkse toevoeging aan voorzieningen, voorzover burgemeester en wethouders daartoe
op grond van artikel 23 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht eerder instemming
hebben verleend, bedraagt niet meer dan het bij de beschikking tot subsidieverlening
bepaalde percentage van de in dat jaar verstrekte subsidie.
2.Bij de bepaling van het in artikel 26, tweede lid, bedoelde tekort worden dotaties aan
voorzieningen, waar burgemeester en wethouders mee hebben ingestemd, meegenomen voor
zover de bestemmingsreserves daarmee niet meer bedragen dan het bij de beschikking tot
subsidieverlening bepaalde percentage van de totale jaarinkomsten van de organisatie of een
bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald maximum bedrag.
3.Indien de bij lid 2 bedoelde grens wordt overschreden wordt het meerdere betrokken bij de
4.De met gemeentelijke middelen gevormde voorzieningen worden, geheel of gedeeltelijk,
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
1.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van exploitatiesubsidie ontheffing
verlenen van de bepalingen van deze deelverordening als onverkorte toepassing daarvan naar hun
oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.
2.Bij de vaststelling van de subsidie kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de in
deze deelverordening genoemde bepalingen, als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.
Artikel 33 Uitleg van de deelverordening
Bij twijfel over de uitleg van deze deelverordening, en in de gevallen waarin de Algemene
Subsidieverordening Sliedrecht en deze deelverordening niet voorzien, beslissen burgemeester en
1.Deze deelverordening is niet van toepassing op exploitatiesubsidies die voor de
inwerkingtreding van deze deelverordening zijn verleend of vastgesteld.
2.Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze deelverordening verleende
exploitati&ubsidies vindt plaats overeenkomstig de voor inwerkingtreding van deze
deelverordening geldende bepalingen.
3.Deze deelverordening is van toepassing op alle aanvragen voor subsidieverlening, ongeacht
de datum van indiening, met betrekking tot exploitatiesubsidies die worden verleend voor een
tijdstip of periode gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze
Afdeling 4.2.1. Inleidende bepalingen
1.Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaangeleverde goederen of diensten. 2. Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een
wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een
premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen.
3.Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op
grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die
krachtens publiekrecht zijn ingesteld.
4.Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste
beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
1.Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt
voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
2.Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende
algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden,
tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie
een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is
verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;
b.indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het
Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese
Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;
c.indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste
kan worden vastgesteld, vermeldt, of
toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.
Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren
een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk,
tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Afdeling 4.2.2. Het subsidieplafond
3.Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak
omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij
ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden
1.Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is
2.Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze
bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.
Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
a.de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge
wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is
b.het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de
c.bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging
en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.
Afdeling 4.2.3. De subsidieverlening
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een
beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend
voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
1.De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor
2.De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening
1.De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze
waarop dit bedrag wordt bepaald.
2.Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt
zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk
voorschrift anders is bepaald.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiëële middelen wordt verleend voor
een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of
uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde
a.de subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter
uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of
b.de subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het
bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden.
1.Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of
goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking
2.De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk
voorschrift waarop de subsidie berust.
3.De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de
vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan,
4.Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het
bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking
wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 450.
5.In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig
1.De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om
omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover
deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben
b.failliet is verklaard of aan hem sursééance van betaling is verleend of ten aanzien van hem
de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een
verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de
activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.
Afdeling 4.2.4. Verplichtingen van de subsidieontvanger
voor een beslissing omtrent de subsidie;
daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële
beheer en de financiële verantwoording daarover.
2.Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de
artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.
1.Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken
tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
2.Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij
wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.
3.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden
opgelegd bij de subsidieverlening.
1.Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts
aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.
2.Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze
waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking
tot subsidieverlening dit vermeldt.
1.In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken
van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het
a.dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust,
bij de subsidieverlening is bepaald, en
vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;
b.de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van
voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;
gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder
geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.
Afdeling 4.2.5. De subsidievaststelling
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op
betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.
1.Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot
subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.
2.De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.
1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop
van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van
ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is
c.de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid,
2.Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling
ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.
3.Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag
na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidie-
ontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.
4.Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve
1.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben
plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie
voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.
2.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent
de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van
1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie
overeenkomstig de subsidieverlening vast.
van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot
subsidieverlening zou hebben geleid, of
d.de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde
3.Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten
waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen
worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
a.bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de
subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;
ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.
Afdeling 4.2.6. Intrekking en wijziging
1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of
ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:
a.de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of
van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot
subsidieverlening zou hebben geleid;
d.de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde
e.met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat
voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend,
tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
1.Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger
a.op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling
redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan
overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;
b.indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te
c.indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de
subsidie verbonden verplichtingen.
2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld,
tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
3.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger
worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan
wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd
met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met
inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:
tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of
bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie
anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.
1.Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is
verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of
gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat
veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde
voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
2.Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking
van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is
verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in
afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering
1.Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van
2.Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij
wettelijk voorschrift anders is bepaald.
3.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of,
indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere
termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.
1.Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe
de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
2.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten
worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is
gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke
tijdstippen zij worden betaald.
1.Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk
voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.
2.De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze
waarop dit bedrag wordt bepaald.
voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang
van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het
ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met
de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag
waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor
zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49,
eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
Afdeling 4.2.8. Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Paragraaf 4.2.8.1. Inleidende bepalingen
l.Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk
voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
2.Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op
1.Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer
toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger
van die subsidie opgelegde verplichtingen.
2.De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5: 19.
Paragraaf 4.2.8.2. De aanvraag
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk
dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.
b.een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van
2.Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de
Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en
de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele
1.De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven
van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt
verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de
gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.
1.Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon,
gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd,
a.een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals
deze laatstelijk zijn gewijzigd, en
b.de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien
deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiëële positie van de aanvrager op het
2.De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiëële
positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid
onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.
3.Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing
worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een
of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding
van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Paragraaf 4.2.8.3. De subsidieverlening
De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die
voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
3.De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidieontvanger krachtens
het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden
Paragraaf 4.2.8.4. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-
ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1.De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de
voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de
betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.
2.De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.
Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de
werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger
daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de
1.Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-
ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:
indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten
daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;
d.het aangaan en beëëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of
bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen
geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven
daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij
hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;
1.Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een
2.Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor
subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.
ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de
subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.
Paragraaf 4.2.8.5. De subsidievaststeìüng
De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.
De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot
vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met
toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.
1.De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een
2.Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een
jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de
subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over,
onverminderd artikel 4:45, tweede lid.
1.Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het
fmanciëële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en
met vijfde lid van toepassing.
2.Het fmanciëële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als
aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden
liquiditeit van de subsidieontvanger.
3.De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de
samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.
4.De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van
het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.
5.Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een
vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het
Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij
wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van
overeenkomstige toepassing is.
1.De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiëële verslag aan een
accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.De accountant onderzoekt of het financiëële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet
gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met
het fmanciëële verslag verenigbaar is.
3.De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de
getrouwheid van het fmanciëële verslag.
4.De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde
5.Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden
verleend van het eerste tot en met het vierde lid.
1.Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78,
eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie
2.Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk
voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit
3.Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiëële verslag te~ensver~ezeld van een
schriftelijke verklaringvan de accountant over de naleving door de subsidieontvanger van de aan
de subsidie verbonden verplichtingen.
Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd
verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een
toelichting op de verschillen.
Toelichting op de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2003
Met ingang van 1 januari 1998 is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
kracht geworden. Thans is in de Awb een titel 4.2 opgenomen, welke een uitgebreide regeling
terzake van het verstrekken van subsidies bevat. Als gevolg van het van kracht worden van deze
wettelijke regeling dienen de gemeentelijke subsidieverordeningen van voor 1 januari 1998 te
De aanpassingen betreffen onder andere:
gesproken wordt over beschikkingen tot subsidieverlening en subsidievaststelling.
aansluiting dient te worden gezocht bij de procedurestappen, zoals deze in de Awb
subsidie mag -behoudens in de wet genoemde uitzonderingen- niet meer worden verstrekt
anders dan op grond van een wettelijke grondslag, waarin is geregeld de bevoegdheid van het
bestuursorgaan dat op de subsidieaanvragen dient te beschikken.
de wettelijke subsidieregeling is in beginsel een open-einde regeling, hetgeen wil zeggen dat
aanvragen om subsidie niet mogen worden afgewezen op de enkele grond dat onvoldoende
middelen beschikbaar zijn. De wettelijke regeling kent slechts twee instrumenten om het
bedoelde open-einde karakter te doorbreken, te weten: het begrotingsvoorbehoud en het
subsidieplafond. De wijziging van het karakter van subsidieverstrekking en de dualisering
van het gemeentebestuur heeft in de praktijk ook gevolgen voor de bevoegdheidsverdeling
tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De feitelijke
uitvoering van het subsidiebeleid komt te liggen bij burgemeester en wethouders. Zij zijn
daarin binnen de door de raad vastgestelde budgettaire grenzen autonoom. De financiële
eindverantwoordelijkheid berust nog wel bij de raad, daar de raad uiteindelijk de begroting
in de wettelijke regeling kan worden onderscheiden bepalingen met een 'dwingend', een
'aanvullend', een 'alternatief' en een 'facultatief' karakter. Met name de dwingende en
aanvullende bepalingen brengen met zich mee dat het anders dan in de 'oude'
subsidieverordeningen van voor 1998 niet meer voldoende is om kennis te nemen van de
gemeentelijke regels, maar dat tevens kennis genomen moet worden van de
subsidiebepalingen in de Awb. (In de onderhavige verordening is dit vergemakkelijkt door
direct te verwijzen naar sommige wettelijke bepalingen). Voorts is in de wettelijke
bepalingen de mogelijkheid opgenomen om regels te geven 'krachtens wettelijk voorschrift',
hetgeen betekent dat in beleidsregels nadere uitwerking van de wettelijke voorschriften (wet
en verordening) gegeven kan worden.
Dit maakt dat het proces van gemeentelijke subsidieverstrekking een gelaagde opbouw krijgt; de
dwingende wettelijke bepalingen in de Awb, de aanvullende, alternatieve en facultatieve bepalingen
in de verordening (en deelverordening) en een uitwerking hiervan naar specifieke beleidsgebieden