Organisatie | Epe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2012 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2012 (2e wijziging) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
1.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
1.Regeling gemeentelijke belastingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-02-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2014 | 2e wijziging; regels kwijtschelding zijn opgenomen in het Kwijtscheldingsbesluit; daarmee vervalt artikel 10 en artikel 19 | 14-02-2013 Veluws Nieuws, 19-02-2013 | 2013-00452 |
22-11-2012 | 21-02-2013 | nieuwe tarieventabel (1e wijz.) | 08-11-2012 Veluws Nieuws, 20-11-2012 | 2012-31478 | |
24-11-2011 | 22-11-2012 | nieuwe regeling | 10-11-2011 Veluws Nieuws, 22-11-2011 | 2011-68093 |
Raadsbesluit 2012 registratienummer: 2011-68093
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
Vast te stellen de volgende verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2012.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
a. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b. bepaalde.
b. Vangt de belastingplicht voor de 16e van de maand aan, dan is de belasting over die maand ten volle verschuldigd; vangt de belastingplicht op of na de 16e van de maand aan, dan is over die maand geen belasting verschuldigd.
a. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b. bepaalde.
b. Eindigt de belastingplicht voor de 16e van de maand, dan wordt over die volle maand ontheffing verleend; eindigt de belastingplicht op of na de 16e van de maand, dan wordt over die maand geen ontheffing verleend.
Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige, op wiens naam de belastingaanslag ter zake wordt of is gesteld, binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt, waarvoor hij een belastingaanslag zou ontvangen. Bij toepassing van dit lid wordt geacht ontheffing te zijn verleend alsof dit lid niet van toepassing was.
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking in zoverre van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 maar minder dan € 3.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen één maand later.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Met betrekking tot de tarieven die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
a. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b. bepaalde.
b. Vangt de belastingplicht voor de 16e van de maand aan, dan zijn de rechten over die maand ten volle verschuldigd; vangt de belastingplicht op of na de 16e van de maand aan, dan zijn over die maand geen rechten verschuldigd.
a. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b. bepaalde, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.
b. Eindigt de belastingplicht voor de 16e van de maand, dan wordt over die volle maand ontheffing verleend; eindigt de belastingplicht op of na de 16e van de maand, dan wordt over die maand geen ontheffing verleend.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 20 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.
Artikel 21 Overdracht van bevoegdheden
Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:
een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.
De ‘Verordening reinigingsheffingen 2011’ van 11 november 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 23, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening reinigingsheffingen 2012’.
de voorzitter, Ir. H. van der Hoeve MPA
TARIEVENTABEL 2013, bedoeld in artikelen 5 en 13 van de verordening reinigingsheffingen 2012.
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
Behoort bij raadsbesluit van 8 november 2012, nr. 2012-31478
Toelichting verordening reinigingsheffingen
Voor een uitgebreide toelichting verwijzen wij kortheidshalve naar de toelichting op de VNG-modelverordening van 1-7-2011, onder meer te vinden op www.modelverordeningen.nl.
De belangrijkste wijziging wordt hieronder vermeld.
Wijziging artikel 15.33 Wet milieubeheer
Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer wordt met ingang van 1 januari 2012 gewijzigd om problemen met de heffing van afvalstoffen, die zich vooral bij kamerbewoning voordoen, op te lossen (Wet van 17 maart 2011, Stb. 183).
In artikel 15.33 Wet milieubeheer verdwijnt het begrip ‘feitelijk’, waardoor degene in de heffing wordt betrokken die geen gebruik maakt van het perceel, maar delen van het perceel in gebruik geeft aan anderen. Dat is op grond van de huidige wetgeving niet mogelijk omdat de Hoge Raad in het Tegelen-arrest (Hoge Raad 23 mei 1990, nr. 26328, BNB 1990/239, Belastingblad 1990, blz. 470) heeft gesteld dat degene die een deel van een perceel in gebruik heeft gegeven, alleen in de heffing kan worden betrokken als hij zelf ook een deel van het perceel gebruikt. In lid 2 van het voorgestelde artikel 15.33 Wet milieubeheer wordt een aantal situaties beschreven waarin een gebruiker als zodanig wordt aangewezen. In artikel 4 van deze verordening zijn die situaties niet herhaald, omdat deze al in de Wet beschreven zijn.
Door in de verordening het begrip ‘gebruik maken’ te omschrijven als gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer is de belastingplicht in de verordening altijd in overeenstemming met de wet.
Artikel 21 is redactioneel in overeenstemming gebracht met de redactie van de vergelijkbare bepaling in de Legesverordening.