Organisatie | Bladel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidskader Welzijn, Maatschappelijke Ondersteuning en Zorg 2012-2015 |
Citeertitel | Beleidskader Welzijn, Maatschappelijke Ondersteuning en Zorg 2012-2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Voetnoten |
Vervallen. Datum uitwerkingtreding bij benadering. Datum ondertekening onbekend.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-04-2016 | 19-04-2016 | Intrekking regeling | 03-11-2011 Onbekend | R2011.122 | |
01-01-2012 | 19-04-2016 | Nieuwe regeling | 03-11-2011 De Lantaarn, 3 december 2011 | R2011.122 |
2. Huidige situatie – De Inventarisatiefase
b. POP en Expertgroepbijeenkomsten d.d. 28 februari 2011
Ambities Blok 1. Rendementsimpuls van formele en informele zorg-infrastructuur. 1. Investeren in (al bestaande) informele en collectieve participatiestructuren; 2. Verbetering van de toeleiding naar en onderlinge afstemming van formele en informele participatiestructuren via het MEEDOEN-loket Bladel.
4. Uitvoeringsplan – Maatschappelijke Agenda 2012-2015
5. Prestaties/ monitoring op outcome (via GGD- rapportages)
In zijn vergadering van 3 juli 2008 heeft de gemeenteraad van Bladel het Beleidskader Welzijn, Zorg en Maatschappelijke Ondersteuning 2008-2011 (WZM) vastgesteld. De directe aanleiding hiervoor was invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) waarin de verplichting van een beleidsplan, met een looptijd van 4 jaar, is vastgelegd. Vanaf 2012 moet de gemeente Bladel dus een nieuw (Wmo-)beleidsplan voor 4 jaar hebben.
Voor wat betreft de beleidsindeling van het nieuwe Beleidskader wordt voorgesteld om de 4 programma’s uit het Beleidskader WZM 2008-2011 aan te houden1. Dat is een goed werkbaar concept gebleken, ook voor de opbouw van de nota, omdat deze indeling het hele terrein van welzijn, zorg en maatschappelijke ondersteuning in Bladel dekt en dus meer omvat dan de 9 prestatievelden uit de Wet maatschappelijke ondersteuning2. De 9 prestatievelden uit de Wet vormen bovendien geen logisch geheel. De herijking van welzijn en zorg in de 9 prestatievelden is een tamelijk abstracte opdracht aan de gemeente. Bovendien is de opdracht niet uitputtend. Zo gaat prestatieveld 2 maar over een deel van het jeugdbeleid en zijn werk en inkomen, toch ook belangrijke voorwaarden om mee te doen in de samenleving, niet opgenomen in de prestatievelden. Dit alles maakt integrale Wmo-beleidsvorming lastig volgens de lijn van de 9 prestatievelden. Daarom gaat ook het nieuwe Beleidskader uit van de volgende 4 programma’s:
In hoofdstuk 2 ‘Huidige situatie’ wordt het vertrekpunt van beleidsvorming voor maatschappelijke participatie beschreven.
Hoofdstuk 3 van het Beleidskader gaat over de visie en ambities voor de nieuwe beleidsperiode. Wat willen we bereiken? Op welke manier? In welke volgorde? En waar leggen we de prioriteiten? Aan de hand van een algemene visie zullen eerst deze vragen worden beantwoord met vervolgens een verfijning in de 4 programma’s.
In Hoofdstuk 4 worden de ambities en speerpunten uit Hoofdstuk 3 uitgewerkt in een concreet uitvoerings- en actieplan met een financiële onderbouwing > de Maatschappelijke Agenda 2012-2015.
In Hoofdstuk 5 vertalen we de Maatschappelijke Agenda in een concreet outcome resultaat wat we willen behalen ultimo 2015.
NB:Daar waar in de nota ‘Bladel’ of ‘Bladelse’ (bv vrijwilligers) is vermeld wordt in principe de hele gemeente Bladel bedoeld dus naast de kern Bladel ook de kernen Netersel, Hoogeloon, Casteren en Hapert tenzij Bladel als expliciete kern wordt aangeduid.
Vanaf 2012 moet de gemeente Bladel een nieuw beleidsplan voor welzijn, maatschappelijke ondersteuning en zorg hebben.
Deze Inventarisatienotitie vormt het vertrekpunt voor een discussie de over prioriteiten van beleid voor 2012-2015 aan de hand van de volgende 5 onderwerpen/rapportages:
1 Wettelijke kaders (van rijksoverheid)
In deze paragraaf wordt stilgestaan bij dat het oorspronkelijke idee van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Naast een beschrijving van de wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente ihkv de Wmo en de praktische uitvoering hiervan wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan flankerende Wmo-(rijks-)initiatieven zoals De Kanteling en Welzijn Nieuwe stijl. Ook de verplichting voor een Centrum voor Jeugd en Gezin en de kabinetsplannen zijn als wettelijke kader in deze paragraaf geïnventariseerd.
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingevoerd.
Er waren vanuit de wetgever destijds verschillende redenen voor invoering van de Wmo. Het systeem van zorg en dienstverlening voldeed steeds minder aan de (hoge) verwachtingen van de burgers. De verscheidenheid aan regelingen was erg verwarrend en daarbinnen was –volgens de rijksoverheid- de balans zoek tussen zaken waarvoor de burger zelf verantwoordelijk is en zaken waarvoor de overheid een collectieve verantwoordelijkheid draagt. Bovendien was er een (rijks-)bezuinigingsopdracht. Het rijk stelde –met invoering van de Wmo- een radicale verandering voor in het denken over en de praktijk van de maatschappelijke ondersteuning en huishoudelijke hulp. Het zou geen eenvoudige decentralisatie van taken naar gemeenten moeten zijn. Het uitgangspunt was niet langer een recht op zorg dat de overheid voor de burger realiseert maar de eerste verantwoordelijkheid ligt bij de burger die moet nagaan hoe die zijn of haar beperkingen zelf kan compenseren, gesteund door zijn sociale omgeving en in laatste instantie de gemeente.
In de Wmo zijn de Wet voorzieningen gehandicapten, de Welzijnswet, een deel van de AWBZ en een deel uit de (toen nog) Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid samengevoegd in één wet. Een groot deel van de in de Wmo opgenomen taken voerde de gemeente ook al voor 1 januari 2007 uit. Echt nieuw was de uitvoering van de Hulp bij het huishouden die voorheen onder de AWBZ werd uitgevoerd. Bij veel gemeenten heeft de beleidsvorming en uitvoering zich in de eerste beleidsperiode vooral gericht op de implementatie van de Hulp bij het huishouden. Aan het ‘hogere’ doel van de Wmo werd –nog- weinig aandacht besteed. Dat doel van de Wmo was destijds – en nog steeds- MEEDOEN. ‘Meedoen over de volle breedte van de Nederlandse bevolking. Soms lukt dat meedoen niet op eigen kracht. Mensen indien nodig ondersteunen in hun bijdrage aan de samenleving, het herstellen van de zelfdredzaamheid, mensen toerusten om maatschappelijk te participeren, daar gaat het om : uit ‘Invoering van de Wmo 2007’. Met invoering van de Wmo werd ook het -onder de Wvg nog geldende- principe van zorgplicht ingewisseld voor compensatieplicht. Bij de compensatieplicht is het beoogde resultaat Zelfredzaamheid en Maatschappelijke participatie, de weg ernaartoe (in casu de voorziening) is naar/een keuze. De Wmo-praktijk van de afgelopen jaren was nog sterk gericht op de voorziening (rolstoel, taxi, woningaanpassing), zowel vanuit de gemeente als de burger, en minder op de manier van compensatie. Het project De Kanteling moet ervoor zorgen dat het oorspronkelijke doel van de Wmo –alsnog- wordt gehaald : de eerste verantwoordelijkheid ligt bij de burger die moet nagaan hoe die zijn of haar beperkingen zelf kan compenseren, gesteund door zijn sociale omgeving en in laatste instantie de gemeente.
Het VNG4-project ‘De Kanteling’ is bedoeld om de in de Wmo vastgelegde compensatieplicht in de praktijk handen en voeten te geven. De wet schrijft immers niet voor hoe gemeenten de compensatie vorm moeten geven. Nu gebeurt dat bijna altijd aan de hand van de voorzieningenlijst voor de individuele verstrekkingen ter compensatie van de –in de wet vastgelegde- 4 beperkingen die burgers ondervinden5.
Het doel van het project De Kanteling is ‘om gemeenten te stimuleren om de individuele compensatieplicht op een nieuwe wijze vorm te geven, zodat mensen met beperkingen betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Van een voorzieningenaanbod gerichte aanpak naar een vraaggerichte aanpak. Tegelijkertijd zal er een groter beroep gedaan worden op de eigen mogelijkheden en de omgeving’. De drie peilers van de Wmo blijven echter ook in de Kanteling overeind:
In het kader van de Kanteling is een grotere rol weggelegd voor algemene voorzieningen. Tijdens een ‘gesprek aan de keukentafel’ wordt bekeken wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn om de vraag/het probleem ‘te compenseren’ met algemene voorzieningen. De vraag/het probleem is bij De Kanteling niet langer beperkt tot de eerder vermelde 4 beperkingen (volgens de Wmo). De Kanteling is gerelateerd aan de compensatieplicht op 86 te bereiken resultaten (die ook als zodanig kunnen worden vastgelegd in een Wmo-verordening):
Het Kantelen moet gebeuren door –tenminste- te investeren op twee terreinen:
Met het landelijke programma Welzijn Nieuwe Stijl wil het Ministerie van VWS gemeenten stimuleren om de maatschappelijke ondersteuning, vraaggerichter, effectiever en efficiënter te organiseren. Dit moet gebeuren door met professionele organisaties (bv maatschappelijk werk) op 8 bakens7 van Welzijn Nieuwe Stijl te investeren.
De 3 hoofddoelstellingen van Welzijn Nieuwe Stijl zijn:
Gemeenschappelijker: :Gemeenten hebben een visie op de doelen die ze willen bereiken, op de inzet van het welzijnswerk daarbij en de te bereiken maatschappelijke doelen. Deze zijn vertaald in een maatschappelijke agenda, die tot stand komt door een dialoog met maatschappelijke instellingen en burgers.
In 2011 moeten alle gemeenten een operationeel Centrum voor Jeugd en Gezin hebben. In het CJG moeten de volgende instellingen samenwerken; Jeugdgezondheidszorg, onderwijs, Maatschappelijk werk, jongerenopbouwwerk, GGD, peuterspeelzalen, politie, kinderopvang en gemeente. Het CJG biedt alle kinderen en gezinnen ondersteuning en hulp bij het opvoeden en opgroeien. Het CJG wordt op termijn de front-office voor alle jeugdzorg.
Het CJG Bladel is al volop in ontwikkeling, zowel beleidsmatig als de bouw van het nieuwe onderkomen aan de Markt in Bladel. De opening van het CJG wordt verwacht na de zomervakantie van 2011.
Parallel aan de realisering van een CJG wordt ook de hele lokale zorgstructuur voor jeugd herontwikkeld in samenspraak met de betrokken partners. Er wordt in Bladel op dit moment veel geïnvesteerd in de relatie CJG – Onderwijs (ZAT’s) –gemeente.
Regeerakkoord (nieuwe) kabinet
In het regeerakkoord zijn de volgende voornemens opgenomen over de Wmo en AWBZ:
Uit het regeerakkoord over Zorg:
Uit het regeerakkoord over Jeugdzorg:
De effectiviteit van de jeugdzorg moet worden verbeterd door een stelselherziening. Het kabinet zal daartoe de volgende maatregelen nemen:
• Er moet één financieringssysteem komen voor het huidige preventieve beleid, de huidige vrijwillige provinciale jeugdzorg, de jeugd Licht Verstandelijk Gehandicapten en de jeugd-GGZ.
• Alle taken op het gebied van jeugdzorg worden gefaseerd overgeheveld naar de gemeenten. Het betreft hier: jeugd-GGZ (zowel AWBZ als Zorgverzekeringswet), provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugdreclassering, jeugdbescherming en licht verstandelijk gehandicapte jeugd.
Gemeentenworden dus financieel en uitvoeringstechnisch verantwoordelijk voor de uitvoering van alle jeugdzorg die nu onder het rijk, provincies, de gemeenten, de AWBZ en de ZvW valt. Alle gelden die hier momenteel in omgaan zullen (inclusief € 90 miljoen die provincies vanuit de algemene middelen inzetten voor jeugdzorg), verminderd met een efficiencykorting (€ 300 miljoen), worden overgeheveld naar gemeenten.
De nieuwe Wet werken naar vermogen (Wwnv) wordt op 1 januari 2013 ingevoerd. Het kabinet wil er met de nieuwe wet voor zorgen dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen gaan meedoen. Door de Wwnv ontstaat er één regime voor iedereen met ‘arbeidsvermogen’ die voorheen een beroep zou doen op de Wet Wajong, de WSW of de WWB/WIJ.
2 Evaluatie 2009/2010 van het Beleidskader Welzijn, Zorg en Maatschappelijke Ondersteuning 2008-2011
Het Beleidskader WZM 2008-2011 wordt/is jaarlijks geëvalueerd. In hoofdstuk 4 van de Evaluatie over 2009 zijn de volgende aandachtspunten voor de resterende jaren van het nu nog geldende Beleidskader WZM (2010-2011) en –indien nog niet uitgevoerd- het nieuwe Beleidskader opgenomen:
Wonen, zorg en welzijn Alexanderhof. Het project Alexanderhof staat al een tijdje op de (Wmo-)agenda en is nog niet gerealiseerd. De doelstelling van dit project is het realiseren van zorgwoningen in de kern Hapert voor intensieve 24-uurszorg aan thuiswonenden met ondersteuning vanuit De Kloostertuin.
Dienstencentrum Bladel (welzijns- en zorgondersteuning voor thuiswonenden ouderen). In 2010/2011 moet worden onderzocht wat met een ‘Dienstencentrum Bladel’ wordt beoogd. Daarbij moet niet op voorhand worden uitgegaan van een fysiek eindresultaat maar van de noodzakelijke functies in Bladel om een -sluitende- keten te vormen van zorg en welzijnsfuncties voor thuiswonenden (ouderen) met een beperking. De keuze voor een (fysieke) accommodatie/locatie is daarin volgend en niet leidend.
Doorontwikkeling Zorgloket. Het Zorgloket Bladel is (nu nog) een informatie- en adviesloket. Burgers zullen steeds langer en dus met een zwaardere zorgbehoefte zelfstandig moeten blijven wonen. De cliënt moet zelf zijn wonen-, welzijn-, en zorgarrangement organiseren. Dat vereist regie door de cliënt en/of zijn (vaak al overbelaste) mantelzorger. Het Zorgloket zal hierin, als onafhankelijke partij, een ondersteuningsrol moeten gaan vervullen omdat voorkomen moet worden dat thuiswonenden door gebrek aan regie alsnog moeten worden opgenomen in een instelling.
De GGD verzamelt periodiek gegevens over de inwoners van Bladel waardoor ‘de staat’/ het welbevinden van de Bladelse burger inzichtelijk wordt. Op die manier krijgt de gemeente inzicht in en informatie over kwetsbare groepen maar ook de ‘gewone’ burger. Wat is zijn gezondheidssituatie? Hoe is zijn leefstijl (roken/drinken/bewegen)? Hoe zit het met de sociale contacten?
In het nieuwe Beleidskader wordt geprobeerd om aan de hand van de GGD-monitors 2010/2011 een nul-situatie te beschrijven en een aantal objectief meetbare effecten van 4 jaar beleid te formuleren.
In de bijlage bij deze Inventarisatienotitie treft u de ‘nul-rapportage 2010’ van de GGD aan.
4 Bestaande gemeentelijke (beleids-) nota's
In de gemeente Bladel zijn (nog) (beleids-)nota’s ‘actief’ die directe raakvlakken hebben met maatschappelijke participatie en dus met het nieuwe Beleidskader. De –nog actuele- ambities uit die beleidsnota’s moeten overeenstemmen met de ambities uit het nieuwe Beleidskader en zijn dus belangrijk bij deze inventarisatie. Het gaat om de volgende nota’s/programma’s:
4a. Toekomstvisie Leven in de gemeente Bladel 2030
De belangrijkste onderwerpen uit de Toekomstvisie over zorg zijn:
4b. Begroting 2011, meerjarenperspectief t/m 2014
In het najaar van 2009 zijn er door het rijk ingrijpende bezuinigingen aangekondigd op het gemeentefonds. Voor de onderwerpen uit het (beoogde) Beleidskader heeft dat de volgende consequenties:
Korting op de subsidies van de Lumensgroep (Algemeen Maatschappelijk Werk), de GGD, het GOW, welzijn, de Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven, Novadic Kentron (verslavingszorg) en MEE Zuidoostbrabant van 20% in 20159, oplopend met 5% per jaar vanaf 2012. De gemeente Bladel hanteert voor de bezuiniging bij deze instellingen een bezuinigingsmatrix waarbij volgens een afpelmethode –in overleg met de instellingen- de subsidie wordt afgebouwd. De bezuinigingsmatrix gaat uit van bezuinigbare activiteiten (alles op het gebied van collectieve preventie) en niet bezuinigbare activiteiten (ondersteuning op individueel niveau van kwetsbare inwoners).
In het raadsprogramma 2010-2014 zijn de volgende –belangrijkste- ambities opgenomen over de onderwerpen uit het nieuwe Beleidskader:
4d. Advies rekenkamercommissie Eindrapport Onderzoek Vrijwilligersbeleid 2010
Op 4 november 2010 heeft de gemeenteraad van Bladel het Eindrapport onderzoek vrijwilligersbeleid van de Rekenkamer besproken. De gemeenteraad heeft besloten de aanbevelingen uit het Eindrapport volledig over te nemen en mee te nemen in de beleidsvorming voor het nieuwe Beleidskader WMZ. De aanbevelingen zijn:
Organiseer beter de innovatie van het vrijwilligersbeleid: 1. Door een investering in de ondersteuningsstructuur. Het vrijwilligersveld in de gemeente bestaat vooral uit kleine vrijwilligersorganisaties en heeft geen beroepskrachten in dienst. Zij hebben daardoor beperkte mogelijkheden om te werken aan vernieuwing of ondersteuning van hun vrijwilligers. De ondersteuningsstructuur in de vorm van een makelaarsfunctie kan zorgen voor kwalitatieve verankering; 2. Herijk het ondersteuningsaanbod en sluit aan op de behoefte van het vrijwilligersveld. Er moet een verbetering plaatsvinden bij de gemeentelijke aandacht, waardering en promotie van het vrijwilligerswerk, duidelijkheid omtrent het ondersteuningsaanbod, de procedures voor subsidies en vergoedingen, de collectieve verzekering, huisvesting en praktische faciliteiten.
5 Trends, ontwikkelingen en (nieuwe) initiatieven 2012-2015
In deze paragraaf zijn toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen beschreven die van invloed zijn op de beleidsvorming en uitvoering van het nieuwe Beleidskader.
Van verzorgingsstaat (door de overheid) naar participatiestaat
De rol van de gemeente/overheid is de afgelopen 10 jaar nogal veranderd. Soms wordt zelfs gesproken over het einde van de verzorgingsstaat. Dat heeft niet alleen met het kostenaspect te maken (zie verderop in de notitie) maar ook met de wens van individuele burgers om te beschikken over keuzevrijheid en eigen regelruimte. Een beroep doen op de (collectief) gefinancierde zorg is minder makkelijk en vanzelfsprekend aan het worden. Het eigen ‘zorgend vermogen’ van de samenleving en zelf- en samenredzaamheid zijn algemeen geaccepteerde (en onder de Wmo toegepaste) voorliggende voorzieningen geworden. De grenzen van de participatiestaat –als voorliggende voorziening- zijn nog onduidelijk. Door de verschuiving van ‘opvang’ in professionele (zorg-)instellingen (agv terugtredende verzorgingstaat) naar participatie in en door de samenleving zien lokale clubs en verengingen een ‘hulpverleningsvraag’ (jongeren/mensen met een psychische beperking10)
op hen afkomen. De sportclub of harmonie neemt daarmee de rol/taak van het buurthuis over (zie ook Toename hulpvraag Jeugdzorg).
In 2005 werden er bij de Bureau’s Jeugdzorg 58.000 aanvragen gedaan voor hulp; in 2009 was dat gestegen tot ruim 100.000 – een verschil van 70%. Maar het aantal mensen dat jongeren dat daadwerkelijk hulp kreeg van Bureau Jeugdzorg steeg ‘maar’ met ruim 20%. Uit nader onderzoek van door de MO-groep blijkt dat bijna 40 procent van de aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg niet wordt geaccepteerd. Ouders worden vaker doorverwezen naar lichte opvoedhulp (zie ook CJG). Toch is er duidelijk sprake van een substantiële stijging van het aantal hulpvragen van jongeren (en hun opvoeders) met een steeds complexere problematiek.
Steeds meer Awbz-geindiceerden kiezen voor een Persoonsgebonden budget. In de periode 2005-2009 is het aantal aanvragen voor een PGB gestegen van 33.650 in 2005 tot 72.000 in 2009. Dat is meer dan een verdubbeling.
In 2010 heeft de stijging zelfs geleid tot een stop op de ‘uitgifte’ van PGB’s (stop is per 1-1-2011 opgeheven). Het rijk heeft –mede nav de medio 2010 afgekondigde stop- besloten om de PGB-regeling aan te passen. Zo moet een strengere controle oneigenlijk en misbruik voorkomen en ook zal er geen PGB meer worden verstrekt aan personen zonder vaste woon- of verblijfplaats en mensen met (forse) schulden. De belangrijkste wijziging is ‘de mogelijkheid’ van een PGB vervangen door een ‘wettelijk recht’. Vanaf 2014 zal in de AWBZ het wettelijk recht op een PGB zijn vastgelegd.
Steeds meer Mantelzorgers (nodig)
Een op de vier Nederlanders zorgt voor een chronisch ziek of gehandicapt familielid. Deze 3,5 miljoen mantelzorgers verlenen samen met ruim 400 duizend vrijwillige zorgverleners 80 procent van de totale zorg in Nederland. Van de 3,5 miljoen mantelzorgers verlenen er 2,6 miljoen intensieve zorg: langer dan drie maanden meer dan 8 uur per week. Daarvan combineert 70 procent zijn zorgwerk met een betaalde baan. Gemiddeld besteden deze mensen 17 uur per week –twee werkdagen- aan hun zorgtaak. Eén op de 8 mantelzorgers, 450 duizend mensen, is niet opgewassen tegen zijn of haar taak. Deze cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau (2010) laten zien dat de zogenaamde informele zorg onmisbaar is geworden voor het in stand houden van ons zorgstelsel. De druk op de mantelzorg(er) zal nog meer toenemen door de bezuinigingen in de AWBZ.
Onder aanvoering van GOW, welzijn is in 2010 in de Kempen de Methode Familiezorg ‘uitgezet’.
De Methode Familiezorg richt zich op zorgsituaties van families die behoefte hebben aan langdurige, intensieve zorg. Door de professionele hulp/zorg af te stemmen om de vraag, behoefte en mogelijkheden van het hele gezin worden ook de mantelzorgers nadrukkelijk betrokken in het zorg- en ondersteuningsaanbod. Op microniveau krijgen gezinnen één professioneel aanspreekpunt (systeembegeleider) en op mesoniveau werken alle professionele hulpverleners en organisaties samen voor het gezin. De werkwijze van de systeembegeleiding richt zich dus op twee aandachtsgebieden: het begeleiden van families en daarnaast het samenwerken met andere organisaties die betrokken zijn bij de families.
Het aantal Nederlanders met Dementie zal binnen veertig jaar verdubbelen tot een half miljoen11. 70% van de groep mensen met dementie woont gewoon thuis. De zorg voor de dementerende naaste geldt als één van de zwaarste vormen van mantelzorg. Eén op de vier mantelzorgers van dementeren kampt met depressieve klachten12.
(Publieke aandacht voor) Eenzaamheid
30 procent van de Nederlandse bevolking is matig eenzaam. Ongeveer 10 procent is ernstig eenzaam. 6 procent van de Nederlandse bevolking behoort tot de sociaal geïsoleerden. Hoewel de maatschappelijke aandacht voor eenzaamheid is toegenomen blijkt uit wetenschappelijk onderzoek13
dat er geen sprake is van een toename van eenzaamheid. Wel vormen de alleenstaanden op leeftijd een risicogroep. Door het overlijden van de partner en gaten in familie- en vriendennetwerk en de ouderdom wordt de maatschappelijke participatie van deze groep nog eens extra belemmerd.
De verpleging en verzorging thuis (door professionele verpleegkundigen) wordt door Buurtzorg (weer) dicht bij de mensen thuis georganiseerd in kleinschalige zelfsturende teams. Buurtzorg gaat uit van de behoeften, mogelijkheden, wensen en voorkeuren van de cliënt en de professionaliteit en autonomie van de wijkverpleegkundige. Uitgangspunt is dat Buurtzorg vervangend, ondersteunend en aanvullend werkt op het ‘informele’ netwerk van de cliënt (gezin, vrienden, buurt) en het ‘formele’ netwerk rondom de cliënt (huisarts, welzijn, eerste en tweede lijn).
De omzet van Buurtzorg Nederland is in twee jaar tijd enorm gegroeid. Buurtzorg Nederland werkt met zelfstandig werkende teams van hoogopgeleide verpleegkundigen. Bijna de helft van alle (zelfstandige) wijkverpleegkundigen werkt inmiddels bij Buurtzorg.
Opkomst kleinschalige, particuliere, zorg- en wooninitiatieven
Er worden steeds vaker kleinschalige wooninitiatieven gestart. De kleinschalige wooninitiatieven gaan meestal uit van het principe van scheiden van wonen en zorg. De zorg wordt vaak via een PGB ingekocht. De huur wordt door de bewoners zelf betaald. Een voorbeeld van zo’n initiatief is het Wonen-in-Hapert project (zelfstandig wonen voor mensen met een verstandelijke beperking).
De groep chronisch zieken is de snelst groeiende groep binnen de gezondheidzorg. Ruim een kwart van de mensen heeft één of meer chronische ziekten. In totaal telt Nederland daarmee ongeveer 4,5 miljoen chronisch zieken. Een deel van de toename is te wijten aan de vergrijzing van de bevolking, waardoor leeftijdsgerelateerde aandoeningen vaker optreden zoals dementie. De grootste groep chronisch zieken is echter van middelbare leeftijd. Dit is vooral te verklaren door steeds eerdere diagnosestelling (bv van kanker) en betere behandel- en herstelmethoden. Ook de leefstijl (roken, drank, stress), gebrek aan beweging en (over-)gewicht spelen een rol in de toename van het aantal chronisch zieken.
Toename van kwetsbare ouderen (agv dubbele vergrijzing)
Het SCP heeft berekend dat er over 20 jaar naar verwachting meer dan 1 miljoen kwetsbare ouderen zijn, 300.000 meer dan nu. Een oudere is ‘kwetsbaar’ bij een opeenstapeling van verschillende klachten. Mensen die ‘kwetsbaar’ zijn lopen moeilijker, horen en zien slechter en raken vaak geïsoleerd. Bovendien lijden ze aan psychische klachten, geheugenverlies of eenzaamheid. Volgens het SCP is ruim een kwart van de ouderen kwetsbaar voor ernstige gezondheidsproblemen. In vergelijking met ‘normale’ ouderen hebben kwetsbare ouderen vier tot vijf keer zoveel kans om in een verzorgings- of verpleeghuis te worden opgenomen. Het risico om binnen 3 jaar te overlijden is, voor deze groep bovendien twee tot drie keer zo hoog. Een derde van ouderen met hooguit lager onderwijs is kwetsbaar, terwijl van ouderen met een hoge opleiding slechts één op de zeven kwetsbaar is. Van de 700.000 kwetsbare personen van 65 jaar of ouderen wonen er 550.000 zelfstandig. De rest woont in een verzorgings- of verpleeghuis.
Op dit moment zijn ongeveer 1,2 miljoen mensen werkzaam in de zorg. Dat is 14% van de totale arbeidsmarkt. Als de ontwikkelingen van de afgelopen jaren zich onveranderd zullen voortzetten, zullen er tot 2020 circa 480.000 werkenden in de zorg bij moeten komen terwijl de te verwachten instroom 250.000 bedraagt. De schaarste op de arbeidsmarkt zal zich met name voordoen bij verpleegkundigen en verzorgenden.
Volgens het CBS besteedt Nederland jaarlijks bijna 75 miljard aan gezondheidszorg. Deze kosten zullen de komende jaren nog toenemen. Het CPB verwacht een groei van 4,2%. Dit is twee keer zoveel als de gemiddelde groei van de economie. Nederland behoort met de zorguitgaven internationaal tot de middenmoot. Opvallend in vergelijking met andere landen zijn de hoge uitgaven in Nederland aan ouderenzorg, zorg in instellingen en aan psychische stoornissen.
Binnen de zorg is de AWBZ de grootste kostenpost. Veertig jaar geleden kostte de AWBZ minder dan 1 miljard euro, nu is dat 22 miljard euro – ruim 20 keer zo veel. De AWBZ-premie bedroeg een half procent van het bruto inkomen en was kostendekkend. Nu betaalt iedereen die in Nederland inkomen geniet bijna dertig keer zoveel; dat kan oplopen tot € 340,- per maand. Met de AWBZ-premie kan slechts 60 procent van de hele AWBZ worden betaald, de rest komt uit belastingen, eigen bijdragen van cliënten en uit de ziektekostenverzekeringen.
De belangrijkste oorzaak van de stijgende kosten is de intensievere zorgvraag van cliënten.
Een tweede oorzaak is dat mensen steeds vaker en langer thuis intensief verzorgd willen/moeten worden. In weerwil van de algemene gedachte is intensieve zorg thuis duurder en arbeidsintensiever dan zorg in verzorgings- en verpleeghuizen.
De derde oorzaak is gelegen in de uitdijende AWBZ. De AWBZ is in de loop der jaren stevig uitgedijd met tal van verstrekkingen. Veel mensen doen een beroep op AWBZ-voorzieningen die nauwelijks iets met de –oorspronkelijk bedoelde- langdurige zorg (‘onverzekerbare risico’s) te maken hebben.
Opkomst Zorgcirkels/Zorg op Afstand/Slimme zorg (E-health, domotica, telezorg, Viedome, screen-to-screen zorg)
Slimme zorg, zorg op afstand, telezorg, e-health, domotica. Het zijn verschillende termen, maar het gaat om het gebruik van informatie- en communicatietechniek (ICT) in de zorg. Het gebruik van techniek in de zorg is niet meer weg te denken en zal een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Denk aan alarmeringssystemen, een beeldschermverbinding met een arts, een verpleegkundige of mantelzorger, val- of dwaalsignalarmering. Naast ondersteuning bij de zorg kan ICT een rol spelen in welzijn. Ouderen kunnen via internet contact hebben met hun (klein-)kinderen of boodschappen bestellen. Ook voor de mantelzorger kan ICT een uitkomst zijn.
Het doel van een zorgcirkel is het gezamenlijk (lees: zorgaanbieders) organiseren van geplande en ongeplande welzijns- en (nacht)zorgdiensten.
Mensen die aangesloten zijn bij een zorgcirkel krijgen een beeldscherm in huis. Daarmee kunnen ze (in de nacht) contact maken met de zorgcentrale. De zorgcentrale kan zelf hulp leveren (screen-to-screen), contact opnemen met een mantelzorger/vrijwilliger of een medewerker van het nachtteam oproepen.
Mede in navolging van de Zorgcoöperatie Hoogeloon zijn er in den lande meer initiatieven ontstaan voor zorgcoöperaties. Een zorgcoöperatie heeft tot doel om te voorzien in de behoefte van de eigen leden in voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg zodat die leden zolang mogelijk in de eigen kern kunnen blijven wonen. Het doel van een zorgcoöperatie wordt bereikt door het aanbieden van een makelaarsfunctie voor de leden tussen vraag en aanbod op de eerder genoemde aandachtsgebieden.
Bespreking Inventarisatie met POP en Expertgroep In het traject om te komen tot besluitvorming van het nieuwe Beleidskader is de participatie van vertegenwoordigers uit de samenleving een belangrijk onderdeel geweest14.
Er is een Expertgroep van ‘deskundigen’ met kennis van en uit de Bladelse gemeenschap gevormd. Daarin hadden professionals die beroepsmatig zijn betrokken bij de beleidsvelden uit het Beleidskader zitting maar ook vrijwilligers en ‘gewone’ burgers zijn geconsulteerd. Parallel aan de Expertgroep is ook het Platform Ondersteuning Participatie nauw betrokken geweest bij de beleidsvorming. Met zowel de Expertgroep als het POP is voornoemde Inventarisatie besproken en zijn –op basis daarvan- de volgende prioriteiten geformuleerd.
Prioriteiten uit Inventarisatiefase na overleg met Platform Ondersteuning Participatie de Expertgroep
In onderstaand schema zijn de resultaten weergeven van de discussies in het Platform Ondersteuning Participatie en de Expertgroep Beleidskader Wmo over de prioriteiten
Hoofdstuk 3 Visie en ambities 2012-2015
In de door de raad vastgestelde Startnotitie Beleidskader Welzijn, Maatschappelijke Ondersteuning en Zorg periode 2012-2015 is de volgende visie voor het nieuwe beleidskader vastgelegd15:
Voornoemde visie is steeds het kader geweest waaraan de ambities uit dit hoofdstuk zijn getoetst waarbij, naar aanleiding van de overleggen met het Platform Ondersteuning Participatie en de Expertgroep WMoZ (op 28 februari 2011, 23 mei, 30 mei, 27 juni, 4 juli en 29 augustus), nog nadrukkelijker het als gemeente waarborgen van de vangnetfunctie voor individuele ondersteuning door verpersoonlijking van het aanbod is geagendeerd.
De ambities in dit hoofdstuk zijn opgedeeld in twee blokken. In het tweede blok van dit hoofdstuk worden de ambities behandeld die –conform de Startnotitie en het vorige Beleidskader- kunnen worden ondergebracht bij de 4 programma’s:
In het eerste blok van dit hoofdstuk worden de ambities beschreven die niet (kunnen) worden onderbracht bij een specifiek programma-onderdeel maar die wel wezenlijk zijn voor het invullen van de visie en het realiseren van de ambities uit het tweede deel.
Blok 1 : Rendementsimpuls van formele en informele (zorg-)infrastructuur
Het realiseren van de in dit hoofdstuk vermelde visie en de ambities in de 4 programma’s uit Blok 2, kan niet zonder aanpassing van de huidige infrastructuur voor lokale zorg- en welzijnsondersteuning. Dit wordt deels ingegeven door (van bovenaf opgelegde) initiatieven als De Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl maar ook door ervaringen en signalen van vrijwillige en professionele werkers in Bladel.
Een rendementsimpuls in de bestaande infrastructuur van zorg en welzijn is noodzakelijk.
Het denken in producten, projecten, (financiële)systemen, institutionele voorzieningen en specialistische professionele zorg heeft er de afgelopen jaren toe geleid dat –toeleiding naar- op het oog tamelijk eenvoudige (eerstelijns-) welzijns- en zorgdiensten voor de burger en professional zeer complex zijn geworden. De vraag: hoe en door wie wordt de burger het beste maatschappelijke ondersteund om te kunnen deelnemen aan de samenleving? kan door de complexiteit van financiële stromen en beperkte verantwoordelijkheid van professionals niet meer met een eenvoudige en goedkope oplossing in de directe omgeving van de burger beantwoord worden.
Een betere afstemming tussen en toeleiding naar de al bestaande (eerstelijns-) welzijns- en zorginfrastructuur zijn noodzakelijk. Dat willen we bereiken door de komende jaren de nu nog gefragmenteerde, formele en informele infrastructuur beter te benutten volgens de volgende twee sporen:
Spoor 1 : Investeren in de afstemming van bestaande informele en collectieve participatiestructuren.
In de participatie van mensen met beperkingen kun je drie domeinen onderscheiden: het domein van de familie, het domein van de directe omgeving (‘civil society’, volgens de Wmo) en het domein van de staat. Al bij invoering van de Wmo in 2007 heeft de wetgever beoogd dat ‘de staat’ het laatste domein zou moeten zijn waar (kwetsbare) burgers een beroep op doen. Tot nu toe is dit oorspronkelijke uitgangspunt van de Wmo nog maar in beperkte mate gerealiseerd, om twee redenen:
Het aanbodgerichte gedrag van de burger zal de komen jaren moeten verschuiven naar (nog meer) eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf maximale (financiële) inspanning leveren om een beperking te compenseren. De versobering van de Wmo en de (financiële) beperkte toegang tot individuele voorzieningen (bv ihkv De Kanteling) zullen bijdragen aan die ‘kanteling’ in denken.
Die beoogde eigen verantwoordelijkheid van burgers en zijn omgeving (eerste en tweede domein) moet gekoppeld worden aan een investering in het aanbod en de (infra)structuur van informele en collectieve ondersteuning.
Onze ambities voor de versterking van informele en collectieve participatiestructuren voor 2012-2015 zijn:
Ad 1. Realiseren van een Ketenplan Bladel van informele zorg per kern met afspraken over de afstemming van formele zorg en informele zorg in de kern.
De zorgbehoevende burger is vaak onbekend met het bestaande collectieve aanbod van formele en informele zorg in zijn kern. Ook aanbieders zijn vaak onvoldoende op de hoogte van elkaars aanbod. Hierdoor blijven initiatieven onbenut, is onvoldoende duidelijk of er hiaten zijn in het aanbod en –last but not least- blijkt er nogal eens sprake te zijn van een overlappend (zelfs concurrerend) aanbod. Een ketenplan moet zorgen voor die duidelijkheid. In dit ketenplan moeten praktische afspraken worden gemaakt voor samenwerking, partnerschap en een gezamenlijk dienstenaanbod zodat een netwerk van informele en formele zorg per kern ontstaat.
Ad 2. Plan per kern om 24-uurs formele zorg en welzijn (op afstand) te garanderen als achtervang en ondersteuning van keten van informele zorg.
In de Bladelse kernen is veel onduidelijkheid over de mogelijkheid om met beperkingen (zo lang mogelijk) in de eigen kern/eigen woning te kunnen blijven wonen. Essentieel voor het zelfstandig kunnen blijven wonen is een keten van informele zorg met als achtervang de beschikbaarheid van formele (24-uurs)zorg en welzijn (op afroep). Dat is primair een taak van de professionele zorgaanbieders. Maar ook de gemeente heeft als regievoerder op het terrein van wonen, zorg en welzijn nadrukkelijk een taak. Voor de zorgvrager zelf maar, vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid, ook voor zijn/haar omgeving (bv vanwege een toename van overlastsituaties voor de buurt van zelfstandig wonenden met psychische beperkingen). Om tot een sluitend voorzieningenaanbod te komen (zeker in de kleinere kernen van Bladel) is zorg op afroep een onmisbare schakel. De gemeente moet inzicht krijgen en hebben in de lokale ‘dekkingsgraad’ en moet, als deze onvoldoende zou zijn, andere partijen hierop aanspreken en samen zorgen voor een plan van aanpak voor een volledige dekking.
Om ad1. en ad2. te realiseren wordt per Bladelse kern in de periode 2012-2015 een analyse gemaakt, oplossingen aangedragen en afspraken gemaakt met formele en informele aanbieders over de inhoud van het (24-uurs) ketenplan. De ketenplannen zullen per kern verschillen. Afhankelijk van de ambitie en de mogelijkheden van en in een kern zal er een plan ‘op maat’ worden gemaakt. Het resultaat (ic het Ketenplan) zal goed moeten worden gecommuniceerd met de aanbieders maar zeker ook met inwoners van de kern zodat zij weten wat de mogelijkheden zijn in hun kern om zo lang mogelijk in de eigen kern te kunnen blijven participeren.
De Toekomstvisie Bladel 2030 zal bij de analyse het vertrekpunt zijn omdat daarin is aangegeven hoe kernen zich de komende jaren (zouden moeten) ontwikkelen.
We stellen voor om bij de analyse de volgende methodiek te hanteren:
Een meerjarenactieprogramma voor de periode 2012-2015 voor invulling van de hiaten met een aanvullend aanbod van informele en formele participatie en zorg. Daarbij gaat een collectief aanbod bij een bestaande voorziening/organisatie altijd boven een individuele of specifiek op de doelgroep gerichte voorziening.
Ad 3. Subsidieafspraken met professionele en vrijwillige subsidie-ontvangers, als onderdeel van de subsidietoekenning, over hun bijdrage aan het Ketenplan per kern en de Maatschappelijke Agenda 2012-2015.
De ambities van de gemeente voor de versterking van de informele zorg en het collectieve aanbod (en de concrete vertaling hiervan in de Maatschappelijke Agenda 2012-2015) moeten worden onderschreven door de subsidiënten. Dat moet zich niet beperken tot intenties maar het moet resulteren in concrete acties en maatschappelijke effecten. De gemeente zal daarvoor het instrument van subsidie inzetten. Dat geldt zowel voor de informele als formele subsidiënten. Op die manier neemt de gemeente nadrukkelijk(er) de regie over het door de gemeenteraad beoogde informele en formele aanbod (volgens de Maatschappelijke Agenda) en vooral de afstemming daarvan tussen de verschillende aanbieders in de kernen in het Ketenplan.
Ad 4. Nieuwe collectieve arrangementen per kern om hiaten in de (in)formele zorg en collectieve participatie structuren (op basis van het Ketenplan) te ondervangen.
De Kanteling kan niet zonder een investering in het aanbod van informele zorg. Dat doen we door de structuur aan te passen (met het ketenplan) maar ook met nieuwe initiatieven in het collectieve aanbod volgens het gemeentelijk subsidieprogramma (zie Blok 2). Daarbij zal –gelet op de beperkte subsidiebudgetten- in eerste instantie het uitgangspunt ‘nieuw voor oud’ gelden maar ook in aanvullende initiatieven zal worden geïnvesteerd om zo een claim op een duurdere, individuele voorziening te voorkomen.
Voor wat betreft de invulling van de arrangementen moet voorkomen worden dat de gemeente (eventuele) bezuinigingen in de Awbz ‘1 op 1’ gaat repareren. Een verschraling of aanscherping (door het rijk) van bijvoorbeeld de functie Begeleiding waardoor de dagopvang voor ouderen wordt versoberd kan niet volledig worden gerepareerd door de gemeente. Bestaande (gesubsidieerde) informele initiatieven moeten dat zo veel mogelijk opvangen. Desondanks is door het POP en de Expertgroep aandacht gevraagd voor een groep (voornamelijk) ouderen die weliswaar (nog) niet in aanmerking komen voor een Awbz-indicatie maar die te hulpbehoevend zijn om nog aan te kunnen sluiten bij bestaande initiatieven (bv Kbo-activiteiten). Voor deze groep zou een collectief arrangement ‘op maat’ mogelijk moeten zijn. Dat kan onder andere door nieuwe samenwerkingsvormen van informele en formele zorg waarbij de zorg (bv dagopvang) niet meer vanuit een professioneel systeem (door een zorgaanbieder) wordt verleend maar waarbij vrijwilligers(groepen) –bij voorkeur in de kern- met ondersteuning van een professional ‘op afstand’ zelf een aanbod opzetten en in stand houden.
Samenvattende conclusie Spoor 1
Voor iedere Bladelse kern wordt een Ketenplan gemaakt met een voor de kern passend en dekkend niveau van informele en formele participatie. Dit ketenplan wordt onder regie van de gemeente opgesteld in overleg met formele en informele aanbieders. Niet elke ‘problematiek’ leent zich voor een inventarisatie op kernniveau. Soms is een thematisch Ketenplan op de schaal van Bladel nodig. Denk dan bijvoorbeeld aan de (prioritaire) problematiek van schulden.
De implementatie van ‘Spoor 1’ kan worden geïnitieerd door aansluiting bij de –nu nog beperkte- pilot Welzijn Nieuwe Stijl gemeente Bladel.
Spoor 2. Verbetering van de toeleiding naar en onderlinge afstemming van formele en informele participatiestructuren via het Zorg- en Meedoen-loket.
Het meedoen aan activiteiten in de samenleving gaat niet voor iedereen vanzelfsprekend. Soms is een individueel gerichte begeleiding een oplossing, soms voldoet het bestaande collectieve aanbod met een kleine aanpassing of begeleiding van vrijwilligers en mantelzorgers. Het kan ook zijn dat mensen actief betrokken moeten worden bij activiteiten om uit hun isolement te komen. De rol van de gemeente is dan het toeleiden naar en versterken van reguliere meedoen-mogelijkheden.
Onze ambities voor het versterken van de toeleiding naar meedoen voor 2012-2015 zijn:
Ad 1. Doorontwikkeling Zorgloket tot Zorg- en Meedoen-loket om toegang en toeleiding tot en gebruik van algemene voorzieningen te verbeteren.
Het Zorgloket Bladel moet de belangrijkste verbinding worden tussen het voorzieningenaanbod en de participatievraag in brede zin. Het wordt de ‘voorpost’ van uitvoering van het beleid voor Welzijn, Maatschappelijke Ondersteuning en Zorg. Het Zorgloket Bladel wordt daardoor getransformeerd tot een Zorg- en Meedoen-loket.
Om het Zorg- en Meedoen-loket zo lokaal en laagdrempelig mogelijk te maken streven we naar ‘dislocaties’ in iedere kern. Zo’n dislocatie is geen fysiek loket maar wel een ‘gezicht’ (bv met een spreekuur). Samen met de Zorgcoöperatie Hoogeloon hebben we in 2011 al een succesvolle pilot gerealiseerd in Hoogeloon. De professionals uit het Zorg- en Meedoen-loket worden de verbinding tussen participatievraag en aanbod. Dat kan een individuele Wmo-voorziening zijn (zoals nu) maar ook toeleiding naar informele zorg of een sportvereniging.Door het Zorg- en Meedoen-loket Bladel ontstaat een werkvorm waarbij de participatievraag aan de ene kant wordt verbonden met een (soms nog te ontwikkelen) aanbod aan de andere kant.
Ad 2. Doorontwikkeling SPAR 18
Bladel tot professioneel casuïstiekoverleg voor alle kwetsbare burgers.
Voor burgers (met beperkingen) blijft het lastig om in het totale aanbod van wonen, zorg en welzijn de ondersteuning te vinden die aansluit op hun situatie. Voor de kwetsbare burgers met een psychische problematiek (en hun mantelzorger!) is dat nog veel moeilijker. Vaak zijn zij door hun situatie zodanig belast dat ze het overzicht kwijt zijn en het moeilijk vinden om zelf aan te geven wat ze nodig hebben.
In de Wet(mo) is daarom bepaald dat de taak van de gemeente niet beperkt moet blijven tot informatie en advies maar zich nadrukkelijk ook moet richten op cliëntondersteuning voor de (psychisch) kwetsbaren. Deze groep heeft behoefte aan één ingang voor het hele pakket dat ze nodig hebben en integrale afstemming van dat pakket tussen de verschillende aanbieders. Tegelijkertijd geeft dit (zorg-)aanbieders de mogelijkheid om hun zorginzet op elkaar af te stemmen.
Naar aanleiding van de Inventarisatie in Hoofdstuk 2 heeft de Expertgroep als prioritaire doelgroep de zelfstandig wonende met verstandelijke en psychische/psychiatrische beperking aangemerkt. Deze groep gaat o.a. door de verschraling van de AWBZ (bv beëindiging begeleiding met een IQ hoger dan 70) een nadrukkelijkere rol krijgen in de ‘normale’ samenleving. Dat levert zonder een professionele adequate begeleiding problemen op voor de cliënt zelf maar zeker ook voor zijn omgeving (overlast).
Eind 2007 hebben in de gemeente Bladel verschillende professionele organisaties de handen ineen geslagen om steun te geven aan deze groep van kwetsbare burgers met psychische problematiek. Dit ‘verbeterteam sociale participatie’, genaamd SPAR, heeft als doel kwetsbare burgers met een psychische problematiek uit hun geïsoleerde positie te halen. Zo’n netwerk wordt ook wel een Maatschappelijk Steunsysteem genoemd. De deelnemers aan het overleg zijn: Zorgloket van de gemeente Bladel (voorzitter) GOW Welzijnswerk, MEE, de Boei, Beschermd wonen Bladel, Lunetzorg en de Lumensgroep (maatschappelijk werk) en GGzE.
De medewerkers van het verbeterteam gaan bij de mensen langs. Ze gaan in gesprek met mensen over hun behoefte en drempels die ze tegenkomen als ze mee willen doen en ze geven steun. Soms wordt er een psychische problematiek gesignaleerd waar gespecialiseerde hulp voor nodig is. Daarover worden dan afspraken gemaakt in het SPAR.
Het SPAR is nu (nog) vooral gericht op het bevorderen van de sociale participatie. De problematiek van kwetsbare zelfstandig wonenden (met een psychische beperking) neemt echter toe. Zowel in aantallen, doelgroepen en ‘zwaarte’ en zowel voor de cliënt als zijn (woon-)omgeving. Het SPAR moet mee in deze veranderende vraag. De inzet moet niet langer uitsluitend gericht zijn op sociale participatie maar ook op afstemming op casusniveau van zorghulpverlening en het voorkomen van overlastsituaties van kwetsbaren. Dit veronderstelt een extra inzet van de deelnemende partijen. Zeker van het Zorg- en Meedoen-loket Bladel die als voorzitter het initiatief zal moeten nemen om deze veranderende rol van het SPAR te agenderen. Indachtig de opmerkingen van het POP en de Expertgroep zal het SPAR moeten uitgroeien tot het Bladelse afstemmingsoverleg voor professionals op casuïstiekniveau voor alle kwetsbaren19. Dat betekent dat het SPAR moet worden aangevuld met Novadic-Kentron en Jeugdpunt en/of de coördinator Centrum Jeugd en Gezin. De coördinator CJG is belangrijk om de verbinding te maken met het ketenoverleg van het CJG. De vertegenwoordiger van het Jeugdpunt is de verbinding naar het JOR-overleg20. (waar overlastsituaties van jongeren worden besproken).
Ad 3. Casuïstiekoverleg formele zorg op kernenniveau volgens Methode Familiezorg onder regie van het Zorg- en Meedoen-loket.
De organisatie en afstemming van wonen, welzijn en zorg is complex, juist omdat de verschillende aanbieders te maken hebben met verschillende (landelijke) beleidskaders en financiers. Het vraagt dan afstemming tussen de verschillende disciplines om schotten te overbruggen. Dat kan het beste op uitvoeringsniveau. De mensen die ‘zorgen voor de handen aan het bed’ moeten onderling afspraken maken. Dat begint met overeenstemming over de juiste methode voor het maken van die uitvoeringsafspraken. Die is er nu bij de Bladelse en regionale instellingen. De Methode Familiezorg heeft zich inmiddels bewezen als een goede methode om te komen tot werkafspraken. Een punt van (grote) zorg is de regierol bij de daadwerkelijke implementatie en uitrol van de Methode Familiezorg. Die zou bij het Zorg- en Meedoen-loket moeten liggen.
Ad 4. Versterking van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk en informele zorg door:
Ad 4a. een professionele vrijwilligersondersteuner en makelaar in de persoon van de Stagemakelaar.
Om de toegang van doelgroepen tot reguliere activiteiten te verbeteren en voor de ontwikkeling van aanbod van (preventieve) activiteiten voor doelgroepen en specifieke aandachtsgebieden (bv dementie, obesitas bij kinderen) is professionele ondersteuning van vrijwilligersorganisaties nodig. Dat kunnen vrijwilligersorganisaties niet alleen. Bovendien moeten zij bij de begeleiding van bijzondere doelgroepen in hun organisatie kunnen terugvallen op professionele ondersteuning (van de gemeente). Daarom wordt voorgesteld om aan het Zorg- en Meedoen-loket een vrijwilligersondersteuner toe te voegen in de persoon van de Bladelse Stagemakelaar. Deze Stagemakelaar/Vrijwilligersondersteuning wordt de verbinding tussen de individuele vraag en het collectieve aanbod van vrijwilligerorganisaties.
Ad 4b. breder aanbod vrijwilligersondersteuning > nieuw vrijwilligersbeleid.
Er moet een nieuw vrijwilligersbeleid voor de gemeente Bladel voor de periode 2012-2015 worden gemaakt met als basis het Rekenkameronderzoek van 31 mei 2010 en de aanbevelingen van het POP en de Expertgroep Welzijn, Maatschappelijke ondersteuning en Zorg. De vrijwilligersondersteuner (uit Ad 4b) krijgt de taak om het vrijwilligersbeleid bij de vrijwilligersorganisaties te implementeren. Het vrijwilligersbeleid van de gemeente Bladel wordt daarmee van een reactief beleid omgezet naar een pro-actief ‘verpersoonlijkt’ beleid. De vrijwilligersondersteuner wordt het aanspreekpunt voor de Bladelse vrijwilligersorganisaties.
Ad 5. Versterking van de ondersteuning van mantelzorgers door professionele 1 op 1 ondersteuning via het Zorg- en Meedoen-loket.
De gemeente Bladel ondersteunt nu al –via GOW Welzijnswerk- mantelzorgers maar de ondersteuning moet gelet op de toekomstige ondersteuningsvraag en het beslag op de mantelzorgers nog persoonlijker en makkelijker beschikbaar zijn. De mantelzorgondersteuner van het Zorg- en Meedoen-loket kan daar voor zorgen.
De belangrijkste taak van de mantelzorgondersteuner is dienstverlening in de vorm van het –tijdelijk- overnemen van regeltaken van mantelzorgers. Hiermee onderscheidt de mantelzorgondersteuner zich ten opzichte van bestaande initiatieven –GOW Welzijnswerk- die mantelzorgers ondersteunen. De mantelzorgondersteuner is complementair op de activiteiten van GOW Welzijnswerk.
De inzet van de mantelzorgondersteuner in het Zorg- en Meedoen-loket is gericht op:
De inzet van de mantelzorgondersteuner is in eerste instantie dus heel praktisch en pas in tweede instantie psycho-sociaal.
De beoogde activiteiten van de Bladelse mantelzorgondersteuner wijken niet wezenlijk af van de van de Mantelzorgmakelaar®. De Mantelzorgmakelaar is een geregistreerde franchiseformule. Veel ziektekostenverzekeraars vergoeden al consulten van de Mantelzorgmakelaar.
Desondanks blijkt uit de Bladelse praktijk dat het Zorg- en Meedoen-loket de beste toegang en ingang is voor mantelzorgondersteuning. Een nadeel is wel dat het Zorg- en Meedoen-loket ogenschijnlijk geen onafhankelijke partij is in geval van ondersteuning bij bezwaar en beroep. Van een professionele mantelzorgondersteuner mag echter onafhankelijke ondersteuning worden verwacht. Dit nadeel weegt niet op tegen het toevoegen van de mantelzorgondersteuner aan de 1-loketgedachte van het Zorg- en Meedoen-loket .
Ad. 6. Vereenvoudiging van de indicatiestelling van Awbz-functies en Wmo-voorzieningen voor zelfstandig wonenden.
De indicatiestelling voor Awbz-zorg (bv persoonlijke verzorging) wordt uitgevoerd door het Centrum indicatiestelling zorg (Ciz). Ook Wmo-voorzieningen kunnen worden geïndiceerd door het Ciz maar steeds meer gemeenten –waaronder de gemeente Bladel- doen zelf de indicatiestelling. Deze versnipperde indicatiestelling voor (Awbz/Wmo-)functies aan zelfstandigwonenden leidt tot afstemmingsproblemen en veel (administratieve) rompslomp bij verwijzers (met name huisartsen) en zorgaanbieders.
Vanuit de Expertgroep is het verzoek gekomen om de mogelijkheid te onderzoeken om de indicatiestelling van alle functies voor de Bladelse thuiswonenden te vergemakkelijken en via een ‘Bladelse route’ te laten lopen (bv een samenwerkingsverband van huisartsen en het Zorgloket Bladel). De medewerking van de Awbz-uitvoerder is voor zo’n Bladelse pilot wel noodzakelijk. Een belangrijk onderdeel van een eventuele Bladelse pilot moet de mate van onafhankelijkheid van de indicatiestelling en de rechtsbescherming van de aanvrager zijn. In het geval van een Wmo-aanvraag is de rechtsbescherming gewaarborgd via bestaande bezwaar- en beroepstrajecten. Tijdens de behandeling van dit Beleidskader in het POP van 29 augustus jl. is nogmaals benadrukt dat de rechtsbescherming van de aanvrager moet worden bewaakt door een onafhankelijke indicatiestelling in geval van een (mogelijke) afwijzing.
Samenvattende conclusie Spoor 2.
Het huidige Zorgloket Bladel gaat vanaf 2012 een doorontwikkeling maken van een traditioneel Wmo-loket naar een robuuster Zorg- en Meedoen-loket waar de verbinding wordt gelegd tussen de individuele participatie vraag en een -in eerste instantie- collectief en -in tweede instantie- individueel aanbod.
Blok 2: Doelstelling en ambities 2012-2015 per programma en beleidsonderdeel
In dit tweede blok van Hoofdstuk 3 zal, net als in het vorige Beleidskader Wmo, per programma en beleidsonderdeel worden aangegeven:
Voor een beschrijving van de beleidsonderdelen is aangesloten op de inhoud en opbouw van beleidsonderdelen uit het vorige Beleidskader22 met vanzelfsprekend aanpassing op basis van de Visie uit de Startnotitie, de prioriteiten naar aanleiding van de Inventarisatie Hoofdstuk 2 (o.a. bijdrage POP en de Expertgroep) en de in deel 1 van dit hoofdstuk vastgelegde Ambities.
De volgende programma’s worden in dit hoofdstuk behandelend:
Onder verwijzing naar Hoofdstuk 2 en de in Hoofdstuk 3 vermelde ambitie zal de nadruk van de 4 programma’s voor de periode 2012-2015 meer nog dan in de vorige beleidsperiode liggen op:
Juist in dit tweede Blok 2 van Hoofdstuk 3 zullen die 3 uitgangspunten geconcretiseerd moeten worden via het lokale (subsidie-)beleid van de gemeente Bladel.
Programma 1: Sociale samenhang en leefbaarheid
Het programma Sociale samenhang en leefbaarheid is gekoppeld aan prestatieveld 1 van de Wet maatschappelijk ondersteuning: het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in kernen en wijken.
Bij dit programma gaat het om alle voorzieningen die in Bladel kunnen bijdragen aan samenhang en leefbaarheid, dat zijn de volgende 8 beleidsonderdelen:
De gemeente Bladel wil in nauwe samenwerking met de sportverenigingen en andere partners invulling geven aan sportbeleid dat gericht is opvergroting van de sportdeelname en optimale benutting van de sociaal maatschappelijke waarde van sport door verbreding en verbetering van de toegankelijkheid van sportverenigingen voor mensen met beperkingen.
en in achteneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: Vluchtelingen en allochtonenbeleid
De gemeente trekt zich het lot aan van vluchtelingen en vervult in de opvang een actieve rol. De gemeente bevordert dat vluchtelingen over de juiste materiële hulp en immateriële ondersteuning kunnen beschikken om goed te kunnen inburgeren in onze gemeente. Daarvoor wordt onder andere het Vluchtelingenwerk gesubsidieerd en volgen vluchtelingen en allochtone inwoners van Bladel inburgeringstrajecten via ISD De Kempen in het kader van de Wet inburgering.
als subdoelstelling te realiseren:
de opvang van vluchtelingen en integratie van allochtonen.
dat de gemeente bevordert dat vluchtelingen en allochtonen over de juiste materiële en immateriële ondersteuning kunnen beschikken om goed te kunnen inburgeren in onze gemeente.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
dat vluchtelingen en allochtonen (nog) maar in beperkte mate deelnemen aan het Bladelse (verenigingsleven.
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: Recreatieve welzijnsvoorzieningen (speelvoorzieningen voor jong en oud)
als subdoelstelling te realiseren:
en in achtneming van de ontwikkelingen
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
De gemeente Bladel heeft drie vormen van onderwijs:
In de nog steeds geldende Nota lokaal onderwijsbeleid gemeente Bladel 2004 heeft de gemeenteraad de volgende prioriteiten van onderwijsbeleid:
als subdoelstelling te realiseren: kinderen en volwassenen kennis en vaardigheden bij te brengen die nodig zijn om als zelfstandige burgers in onze democratische samenleving te kunnen functioneren, zowel in sociaal-economisch als in sociaal-cultureel opzicht.
en in achtneming van de ontwikkelingen
Brede-scholen. De gemeente Bladel streeft naar brede scholen in iedere dorpskern. Actueel zijn de ontwikkelingen in de kernen Casteren, Hapert en Hoogeloon. In Casteren wordt in 2011 begonnen met de bouw van een school aan gemeenschapshuis Den Aord. In Hapert is de brede schoolontwikkeling meegenomen in het Centrumplan Hapert en in Hoogeloon is gestart met fase 1 uit het Integraal Dorps Ontwikkelings Plan Hoogeloon: onderzoek naar de behoefte aan kinderopvang en BSO. De resultaten van dit onderzoek zijn medio 2011 bekend. In fase 2 zal een uitspraak worden gedaan over de locatie van de brede school.
Invoering Passend onderwijs. De essentie van de stelselherziening Passend Onderwijs is dat (nieuw op te richten) samenwerkingsverbanden van basisscholen en speciaal onderwijs zorgplannen gaan maken die voorzien in passend onderwijs voor elke leerling. Over de zorgplannen vindt afstemming plaats met de gemeenten. De stelselherziening gaat wel gepaard met een bezuiniging die start in 2013. Vooral het (voortgezet) speciaal onderwijs is primair de dupe van de bezuinigingen, hier vallen de hardste klappen maar ook in het basis- en speciaal onderwijs staan banen op de tocht.
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: Muzikale en kunstzinnige vorming
In 2009 is het traditionele aanbod van muzikale vorming via de muziekschool definitief overgegaan op het nieuwe systeem van individuele subsidiëring volgens de volgende beleidslijn:
- leerlingen hebben de mogelijkheid om te kiezen uit meerdere aanbieders;
- aanbieders opereren in een open markt, concurrerend op kwaliteit, flexibiliteit en prijs;
- er wordt niet bijgedragen in de exploitatiekosten van muziekonderwijsinstellingen, maar er worden financiële tegemoetkomingen verstrekt aan leerlingen voor de door hen aan muziekonderwijsaanbieders verschuldigde lesgelden.
De individuele subsidieregeling van deelname aan muzikale en culturele vorming heeft zich inmiddels ‘gezet’ en na wat verbeteringen en aanpassingen van de uitvoeringsregeling in 2010 (aanvraagformulier, betaling voorschotten) kan de regeling worden aangemerkt als een goed en succesvol alternatief voor de muziekschool.
als subdoelstelling te realiseren:
een goede toegankelijkheid van het systeem van individuele subsidiëring van muzieklessen voor alle inwoners.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
dat kinderen van ouders met een laag inkomen in beperkte mate gebruik (kunnen) maken van muzieklessen (nav POP en Expertgroep) doordat de individuele muziekregeling geen inkomensdifferentiatie kent.
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Het stimuleren en bevorderen van deelname van bijzondere aandachtsgroepen aan muzikale vorming in het bijzonder kinderen van ouders met een laag inkomen. |
Beleidsonderdeel: Maatschappelijke vorming
De gemeente Bladel geeft structureel invulling aan dit beleidsonderdeel door het verstrekken van subsidies aan tal van Bladelse verenigingen en organisaties (werkend in Bladel). De subsidies worden jaarlijkse door de gemeenteraad vastgesteld in het Jaarprogramma Subsidies.
als subdoelstelling te realiseren: participatie-activiteiten die mensen handvatten bieden om volwaardig te kunnen deelnemen aan de Bladelse samenleving.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: Gemeenschaps- en dorpshuizen
Het gemeenschaps- en dorpshuizenbeleid van de gemeente Bladel is gebaseerd op de ‘Beleidsnota Gemeenschapshuizen’. De Beleidsnota Gemeenschapshuizen is onlangs geactualiseerd waardoor o.a. het multifunctioneel gebruik door verschillende doelgroepen een nog nadrukkelijker speerpunt is geworden.
als subdoelstelling te realiseren: om in elke kern van de gemeente Bladel het lokale gemeenschapshuis zodanig vorm te geven dat ruimten multifunctioneel gebruikt kunnen worden en dat optimaal invulling wordt gegeven aan de behoefte aan voldoende zaal-, oefen, vergader- en sportruimten in de eigen kern.
de Beleidsnota Gemeenschapshuizen waarin is bepaald:
* om voor verenigingsactiviteiten en niet-commerciële activiteiten door inwoners van onze gemeente, het gebruik om niet te laten plaatsvinden;
* voor commerciële activiteiten, verenigingsactiviteiten met een commerciële inslag en verenigingen van buiten de gemeente Bladel wel huur in rekening te brengen;
* dat ook jongeren van 12-15 jaar (met ondersteuning van de jongerenopbouwwerker) de mogelijkheid moeten hebben voor activiteiten in het lokale gemeenschapshuis in de eigen kern;
dat in elke kern van onze gemeente een gemeenschapshuis in stand wordt gehouden en dat de beherende instellingen financieel in staat worden gesteld te beheren en te exploiteren zodat in principe alle sociale, maatschappelijke, culturele (en sportieve) activiteiten en economische ontmoetingen van de betreffende kern in het lokale gemeenschapshuis terecht kunnen.
en met in achtneming van de volgende ontwikkelingen:
Gemeenschapshuis Den Tref is eigendom van Stichting Gemeenschapshuis Hapert. Den Tref is toe aan ingrijpende (renovatieachtige) onderhoudsmaatregelen. Bij die gelegenheid wil men naast uitbreiding van de opslagcapaciteit, de interne routing én de situering van bepaalde ruimten aanpassen, waarmee tevens een andere buitengevel (betere profilering) mogelijk wordt. De voornoemde planvorming van Stichting Gemeenschaphuis Hapert is in het kader van de Centrumontwikkelingen Hapert gekoppeld aan andere deelprojecten zoals de toekomst van Steunpunt De Kloostertuin (zie verderop), toekomst basisscholengebied en de herinrichting van de markt.
Voor de toekomstige invulling van gemeenschapshuis Den Herd in Bladel is een heroriëntatie nodig. Dat wordt mede ingegeven door de ontwikkelingen in het kader van het Dienstencentrum Bladel (zie verderop) en de beperkte capaciteit van Den Herd om de Kbo-activiteiten Bladel, die nu plaatsvinden in De Schouw/Den Herd Bladel onder te brengen. Gelet op de vergrijzing zal de druk op De Schouw in aantal (deelnemers), intensiteit (activiteiten) en diversiteit de komende jaren toenemen. Bovendien moeten de biljartactiviteiten, nu nog deels in de kelder van Huize Kempenland, ook nog worden toegevoegd aan de Kbo-accommodatie. Sowieso heeft de Kbo Bladel nu al de wens om een inloopfunctie te creëren in De Schouw. Kortom, samen met de Kbo moet een plan worden gemaakt om hun accommodatie toekomstbestendig te maken. Daarbij wordt de huidige locatie Den Herd/de Schouw als vertrekpunt genomen waarbij de financiële, ruimtelijke, bouwkundige en beheersmatige consequenties in kaart zullen worden gebracht.
Ook de wens om een 16+ jongerenaccommodatie in Bladel te realiseren en de wensen en problemen van de andere (huidige) intensieve gebruikers van Den Herd (bv l’Union) moeten in de toekomstplannen voor Den Herd worden meegenomen.
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: Cultuurbeleid
Met de aanstelling van de cultuurcoördinator/marktplaatscoördinator per 1 september 2009 heeft de cultuureducatie en participatie onder schoolgaande jongeren in Bladel een stevige impuls gekregen. Het cultuurbeleid van de gemeente Bladel concentreerde zich tot die tijd vooral op het faciliteren van een basisinfrastructuur van voorzieningen door het beschikbaar stellen van accommodaties en (budget)subsidies. Vernieuwende stimulering vindt voornamelijk plaats door middel van project- en waarderingssubsidies.
Het bestaande kunst- en cultuurbeleid zal in 2012 worden geëvalueerd en vormt de basis voor een nieuw beleidsplan gericht op:
Als subdoelstelling te realiseren:
en in achtneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: Openbare bibliotheken
In de kernen Casteren, Hoogeloon en Netersel zijn in de gemeenschapshuizen 3 servicepunten bibliotheek die worden verzorgd door Bibliotheek De Kempen. De kern Hapert heeft een bibliotheekpunt (in de voormalige jongensschool). De kern Bladel heeft een kernbibliotheek.
als subdoelstellingen te realiseren:
en met in achtneming van de ontwikkelingen
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Programma 2: Opgroeien en opvoeden
Het programma Opgroeien en opvoeden is gebaseerd op prestatieveld 2 uit de Wmo. De kenmerken van het programma zijn:
De gemeentelijke verantwoordelijkheid ingevolge prestatieveld 2 van de Wmo is bepaald op de volgende 5 functies:
Het programma Opgroeien en opvoeden van de gemeente Bladel is opgebouwd uit de volgende 4 beleidsonderdelen:
Beleidsonderdeel: Jeugd – en Jongerenwerk
Jeugd- en jongerenwerk is preventief jeugdbeleid dat zodanig flexibel is dat snel en adequaat kan worden ingespeeld op de voortdurende wijzigende behoeften in de leefwereld van jongeren.
Als subdoelstelling te realiseren:
Vrijetijdsbeleid voor alle jongeren. Ontspanning, talentontwikkeling, preventie (veiligheid en voorbereiding op toekomst), nevendoel aantrekkelijkere stad. Gestuurd vraaggericht.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
1. Herbezinning op jongerenwerk door Jeugdpunt indachtig de voornoemde ontwikkelingen (en locaties). |
Beleidsonderdeel: Preventieve jeugdzorg
Preventieve jeugdzorg is gericht op het voorkomen van psycho-sociale problemen onder jongeren.
als subdoelstelling te realiseren:
lokaal opgroei- en opvoedingsondersteuning te organiseren voor jeugdigen en ouders met lichtere opvoed- en opgroeiproblemen
met als uitgangspunten: De 5 functies van het preventieve lokale jeugdbeleid (en daarmee een taak van de gemeente) in het kader van de Wet op de jeugdzorg:
en in achtneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
NB: Centrum voor Jeugd en Gezin
In oktober 2011 wordt het Centrum voor Jeugd en Gezin Bladel geopend. Om die reden is het CJG Bladel, als fysieke, bouwkundige voorziening, niet meer als beleidsactie in deze nota opgenomen.
Beleidsonderdeel: Kinderopvang enPeuterspeelzaalwerk
Kinderopvang is bedoeld om het ouders of verzorgers makkelijker te maken om zorg en werk te combineren.
als subdoelstelling te realiseren: het scheppen van voorwaarden om binnen de gemeente Bladel een passend aanbod aan kinderopvang te kunnen bieden.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
Met invoering van de Wet OKE heeft de gemeente op het Beleidsonderdeel Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk vier wettelijke taken:
De Stichting Peuterspeelzalen Bladel (sinds 2006) beheert in de gemeente Bladel 5 peuterspeelzalen. Per peuterspeelzaal wordt invulling gegeven aan de basisfunctie: spelen, ontwikkelen, (sociaal-emotionele ontwikkeling, de taalontwikkeling, de ontwikkeling van creativiteit, de zintuigen, de motoriek en de cognitieve ontwikkeling) en ontmoeten. Het herkennen van problemen in de ontwikkeling van kinderen en het uitwisselen van ervaringen met ouders over (de opvoeding van) hun kinderen en het completeren de basisfunctie van de peuterspeelzaal.
Als subdoelstelling te realiseren: een aanbod mogelijk te maken dat ieder kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar gedurende twee dagdelen per week de peuterspeelzaal kan bezoeken.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
invulling van het Voor- en Vroegschoolse Educatiebeleid (VVE)-beleid, door:
deskundigheidsbevordering peuterspeelzaalleidsters
bezoek extra dagdelen doelgroepkinderen VVE
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren
Implementatie van de harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als uiteindelijke resultaat (in 2014) een sluitend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (kinderopvang/peuterspeelzaal). |
Beleidsonderdeel: Jeugdgezondheidszorg
Dit beleidsonderdeel is gericht op het stimuleren en bevorderen van een gezonde ontwikkeling van kinderen door het vroegtijdig onderkennen van afwijkingen in de lichamelijke ontwikkeling van het kind, het uitvoeren van wettelijk verplichte vaccinaties en het bieden van voorlichting, advies en ondersteuning aan ouders.
als subdoelstelling te realiseren:
Jeugdgezondheidszorg is preventieve gezondheidszorg gericht op de groei en ontwikkeling van het kind ter voorkoming van gezondheidsbedreigingen. De JGZ volgt de lichamelijke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen en geeft informatie aan ouders en kinderen over een gezonde ontwikkeling van het kind op al deze gebieden. Daarnaast signaleert JGZ (dreigende) stoornissen en zorgt voor adequate behandeling of doorverwijzing.
Het uniforme deel (wettelijke) van het basispakket bestaat uit een aantal JGZ- producten waarmee alle kinderen in Nederland periodiek dezelfde preventieve zorg aangeboden krijgen. Het maatwerkdeel bestaat uit (evidence-based) producten die worden afgestemd op de lokale zorgbehoefte van een gemeente.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
1. Integratie JGZ in Centrum voor Jeugd en Gezin Bladel. 2. Aandacht voor de volgende prioritaire problemen bij Bladelse jeugd (nav GGD-monitor, POP- en Expertgroepbijeenkomsten): |
Programma 3: Maatschappelijke Participatie
Het programma Maatschappelijke Participatie is opgebouwd uit de volgende 4 beleidsonderdelen:
Beleidsonderdeel: Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten > wonen, zorg en welzijn.
Onder dit beleidsonderdeel worden wonen, zorg en welzijn-initiatieven verstaan die ondersteunend zijn voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten.
Als subdoelstelling te realiseren:
- behoud van de zelfstandigheid voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten door ondersteuning door en via Steunpunten.
In Woonzorgcomplex De Kloostertuin zijn woon-, zorg- en welzijnsfuncties ondergebracht voor inwoners van Hapert die zorg nodig hebben en/of deel willen nemen aan welzijnsactiviteiten (voornamelijk ouderen). De vrijwilligers van Stichting Steunpunt De Kloostertuin beheren in het woonzorgcomplex het Steunpuntdeel. Het Steunpunt bestaat uit een aantal ruimtes waar welzijns- en zorgactiviteiten plaatsvinden. De toenemende vraag naar ouderenactiviteiten in het Steunpunt en de aanstaande nieuwbouw van intensieve zorgwoningen aan het Alexanderhof hebben geresulteerd in een heroriëntatie op de bestaande ruimtes/capaciteit en de toekomstige functie(s) van een Steunpunt in en voor alle inwoners van Hapert met bijzondere aandacht voor de zorgwoningen aan het Alexanderhof, het Pleintje en De Kloostertuin. Het (ver-)nieuw(d)e Steunpunt moet de uitvalsbasis worden voor vrijwillige en intensieve professionele 24-uurszorg. Tijdens de gedachtevorming over de toekomstige centrumontwikkeling voor Hapert zijn nieuwe mogelijkheden voor Steunpunt De Kloostertuin besproken die een alternatief zouden kunnen zijn voor vernieuwbouw op de huidige locatie. Deze mogelijkheden inclusief de mogelijkheid voor vernieuwbouw op de huidige locatie worden de komende maanden uitgewerkt 24.
In januari 2006 is –op advies van de gemeentelijke adviescommissie Wonen, Welzijn, Zorg- de Stichting Dienstencentrum Bladel opgericht. Het doel van de Stichting is: het bouwen/doen bouwen en beheren van een adequate accommodatie waarin ouderen, onafhankelijk van de plek waar zij in Bladel wonen, elkaar kunnen ontmoeten, deel kunnen nemen aan activiteiten en voorlichting en informatie kunnen krijgen.
De Stichting Dienstencentrum heeft destijds een voorkeur uitgesproken voor realisatie van het Dienstencentrum in samenwerking met en op het terrein van de RSZK. Mocht die (voorkeurs-)optie niet realiseerbaar zijn dan moet gekeken worden naar alternatieven. Nog in 2011 wil de gemeenteraad een keuzenotitie bespreken en een voorkeur uitspreken voor een locatie/accommodatie zodat in 2012 kan worden gestart met voorbereiding en realisatie van de gekozen optie.
Op advies van het POP en de Expertgroep moet onderzocht worden of het mogelijk is om de doelgroep van het Dienstencentrum te verbreden naar alle kwetsbaren (en dus niet uitsluitend ouderen). Te denken valt dan aan kwetsbaren met een verstandelijke (ism Lunetzorg) of psychische beperking (ism GGzE).
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel mantelzorgondersteuning (en vrijwilligersbeleid
Het beleidsonderdeel mantelzorgondersteuning is gericht op praktisch en emotionele ondersteuning van de mantelzorger.
Als subdoelstelling te realiseren:
ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg.
dat de ondersteuning gericht moet zijn op:
en in achtneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: Maatschappelijk werk
Bij het beleidsonderdeel Maatschappelijke werk wordt onderscheid gemaakt tussen algemeen maatschappelijk werk en specifiek maatschappelijk werk.
Algemeen maatschappelijk werk is een hulpaanbod waar iedereen gebruik van kan maken, die het even niet op eigen kracht redt. De probleemcategorieën zijn: materieel-sociaal/psycho-sociaal/relationeel en overig. De focus van het maatschappelijk werk ligt op ondersteuning van kwetsbaren en jeugd.
Van specifiek maatschappelijk werk spreken we, als door de aard van de problematiek of de aard van de doelgroep, de kwaliteit of de effectiviteit van de van de hulpverlening gebaat zijn bij de inzet van specifieke vormen van maatschappelijk werk. Voor Bladel: schoolmaatschappelijk werk (via het CJG), slachtofferhulp, jeugd preventie programma en huiselijk geweld.
De gemeente Bladel koopt het maatschappelijk werk in bij de Lumensgroep.
Als subdoelstelling te realiseren:
-een aanbod aan eerstelijns psychosociale hulp aanbieden.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: Individuele Wmo-voorzieningen enhet Zorg- en Meedoen-loket
De concrete invulling van de Wet maatschappelijke ondersteuning is het grootst bij dit beleidsonderdeel. Met een vangnet van Wmo-individuele verstrekkingen wordt door een collectief aanbod van voorzieningen de deelname aan de samenleving van ouderen, chronisch, zieken en gehandicapten gewaarborgd.
Als subdoelstelling te realiseren:
en in achtneming van de ontwikkelingen:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
1. Implementatie van de functie Begeleiding (2013). 2. Verbreding Zorgloket Bladel tot Zorg- en Meedoen-loket (zie blok 1) |
Programma 4: Preventie en opvang
Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg aan mensen die te maken hebben met een combinatie van problemen en niet zelf om hulp vragen of zorgverlening weigeren. De groep typeren we als zorgwekkende zorgmijders. Achterliggende problemen zijn verslavingen, psychiatrische of psychische ziektebeelden, sociaal isolement en/of geweld.
Het programma Preventie en opvang is opgebouwd uit de volgende 2 beleidsonderdelen:
Beleidsonderdeel: Lokaal gezondheidsbeleid
Als subdoelstelling te realiseren:
De taken die gemeente uitvoert, via de GGD, om deze doelstelling te bereiken zijn: (epidemiologie, bevolkingsonderzoeken, medische milieukunde, technische hygiënezorg, openbare geestelijke gezondheidszorg, infectieziektebestrijding en afstemming tussen collectieve preventie en curatieve gezondheidszorg)
Daarnaast subsidieert de gemeente de lokale EHBO-verenigingen en de extra kosten van een consultatiebureau in Hoogeloon en een preventiemedewerker van Novadic-Kentron.
De Wet preventie gezondheid en de volgende criteria voor wat betreft prioriteiten van beleid:
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
Beleidsonderdeel: OGGZ, maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid
Onder dit beleidsonderdeel wordt verstaan:
Als subdoelstelling te realiseren:
het bieden van hulp op maat, aan inwoners die dit nodig hebben, op de terreinen maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg.
en in achtneming van de ontwikkelingen:
- verslavingsproblematiek neemt toe in Bladel.
gedurende de looptijd van het beleidskader 2012-2015 de volgende ambities te realiseren:
1. Uitbouwen Bladels Maatschappelijk Steunsysteem (zie Blok 1.) 2. Meer aandacht voor verslavingsproblematiek (drugs en alcohol) in Bladel |
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsplan > de Maatschappelijke Agenda 2012-2015
In dit Hoofdstuk worden de ambities uit Hoofdstuk 3 uitgewerkt tot concrete actiepunten. In de Maatschappelijke Agenda wordt per programma en per jaar aangegeven welke acties worden ondernomen om de gemeentelijke visie op participatie en de speerpunten uit Hoofdstuk 3 te realiseren. De beleidsacties worden waar mogelijk benoemd per kern27.
In de Maatschappelijke Agenda is opgenomen:
Elke actie/speerpunt wordt beschreven. De verantwoordelijk portefeuillehouder zal de actie, na vaststelling van dit Beleidskader, met de beleidsafdeling gaan uitwerken en in –voorkomende gevallen- voorleggen aan de gemeenteraad. Dit geldt tenminste voor de Nota Jeugdbeleid, het nieuwe Subsidiebeleid en het Vrijwilligersbeleid waarvan de beleidsprioriteiten in dit beleidskader zijn genoemd.
De beleidsnota wordt ieder jaar geëvalueerd (op Smart en outcome). Bij iedere evaluatie wordt gekeken of de tijdsplanning is gehaald en zonodig wordt verklaard waarom de planning is overschreden.
Niet elke beleidsactie wordt door de gemeente –alleen- uitgevoerd. De gemeente zoekt partijen op waarmee gewerkt zal worden aan een beleidsactie.
Waar mogelijk wordt een kostenindicatie gegeven van een (nieuwe) beleidsactie.
De beleidsactie moet leiden tot een concreet resultaat. Dit zegt overigens (nog) niks over het uiteindelijke effect (de outcome).
Opstellen sluitend Ketenplan formele en informele (24-uurs) zorg voor de kernen Hapert, Netersel en Casteren.
Deelactie 1a: Subsidie-afspraken met formele en informele instellingen over hun bijdrage aan Ketenplan.
Deelactie 1b: (Collectieve) Arrangementen om hiaten in de (in)formele zorg en participatie structuren te ondervangen.
Voor iedere kern (te beginnen in Hapert, Netersel en Casteren) wordt een Ketenplan opgesteld waarin het aanbod aan formele en informele (24-uurs-) zorg in kaart is gebracht. Samen met professionele en lokale vrijwilligersorganisaties wordt gekeken wat de hiaten zijn in de zorgverlening en hoe deze kunnen worden ingevuld. Maar ook overlappingen in het aanbod worden met elkaar besproken. Met gesubsidieerde organisaties worden afspraken gemaakt over hun invulling aan het Ketenplan en keuze’s en prioriteiten in het lokale aanbod op basis van het Ketenplan.
Geen extra middelen. Inzet van GOW en gesubsidieerde instellingen op basis van nieuw voor oud.
Ketenplan Hapert, Netersel en Casteren.
2. Doorontwikkeling Zorgloket tot Zorg- en Meedoenloket om de toegang en toeleiding tot en gebruik van algemene participatie voorzieningen te verbeteren.
Deelactie 2a: Het realiseren vaneen laagdrempelige toegang tot het Zorg- en Meedoenloket in iedere kern.
Deelactie 2b: De toegang en verbinding naar algemene en collectieve participatie voorzieningen.
In 2010 is begonnen met de Pilot Zorgloket Hoogeloon. Met de Zorgcoöperatie Hoogeloon zijn afspraken gemaakt over het lokaliseren van de dienstverlening van het Zorgloket Bladel op het nivo van de kern Hoogeloon. Op verzoek van het POP wordt ook gestart met een pilot voor de kern Hapert maar die is vanwege de onduidelijke toekomst van De Kloostertuin nog even aangehouden. De Hoogeloonse pilot loopt af in 2012. In 2012 zal voor iedere kern gekeken worden welke (verder) gelokaliseerde vorm van dienstverlening door het Zorg- en Meedoenloket het meest geschikt is. Sowieso zal voor iedere kern worden aangegeven hoe de verbinding met het lokale participatie-aanbod vorm en inhoud in de kern kan krijgen. Het Ketenplan wordt daarin belangrijk maar ook de Vrijwilligersondersteuner (zie verderop) krijgt een belangrijke taak in dit onderdeel van de dooronwikkeling van het Zorgloket tot Zorg- en Meedoenloket
Incidenteel: € 5.000,- (scholing vrijwilligers en inrichting).
Structureel : Geen extra middelen.
3. Doorontwikkeling maatschappelijk steunsysteem SPAR tot professioneel casuïstiekoverleg voor alle kwetsbare Bladelnare31
Het huidige SPAR wordt verbreed van een maatschappelijk steunsysteem (voor mensen met een psychische/psychiatrische beperking) naar een breed casuïstiekoverleg voor alle Bladelnaren met een langdurig intensieve zorgsituatie32.
De casuïstiekbespreking gaat werken volgens de Methode Familiezorg. Het Ketenplan (per kern) wordt het professionele en informele uitvoeringskader van het casuïstiekoverleg. De deelnemers gaan zoveel mogelijk werken met digitale uitwisseling van informatie33.
De (oorspronkelijke) ondersteuningsfunctie van het SPAR blijft ook in het casuïstiekoverleg belangrijk. Kwetsbaren (en hun familie) moeten geholpen worden bij het opbouwen en versterken van hun informele (zorg-)netwerk.
Aan de casuïstiekbespreking gaan tenminste de volgende partijen deelnemen: Zuidzorg, RSZK, Lunetzorg, GGzE, GOW-de Kempen, Lumensgroep/Dommelregio en op afroep; de huisartsen/praktijkondersteuners, Novadic-Kentron, Stagemakelaar/vrijwilligersondersteuner (zie verderop).
In het casuïstiekoverleg wordt ook de verbinding gelegd tussen de professionele/formele zorg en de informele/vrijwilliger zorg en ondersteuning in de kernen. Het is echter onmogelijk om alle informele zorgpartijen aan te laten sluiten bij het casuïstiekoverleg. Het GOW krijgt een belangrijke taak in het casuïstiekoverleg door het ‘aanbieden’ van informele/vrijwillige ondersteuningsmogelijkheden (via het Platform Informele Zorg). De professionele achtervang van de informele zorg is gewaarborgd met de terugkoppeling door het GOW in het casuïstiekoverleg. Het GOW wordt de verbinding tussen formele en informele zorg.
Het voorzitterschap van de casuïstiekbespreking wordt ingevuld door de coördinator Zorg- en Meedoenloket Bladel. .
Extra inzet (coördinator) Zorg- en Meedoenloket € 10.000,- per jaar.
SPAR is professioneel casuïstiekoverleg voor alle kwetsbare Bladelnaren volgens Methode Familiezorg.
4. Versterking van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk door een professionele vrijwilligersondersteuner in de persoon van de Stagemakelaar/vrijwilligersondersteuner.
De Stagemakelaar/vrijwilligersondersteuner krijgt twee belangrijke (extra) taken vanaf 2012/2013:
* ISD De Kempen (als uitvoerder van het Zorgloket Bladel).
* Stagemakelaar/Vrijwilligersondersteuner.
Vooralsnog geen extra middelen. De Stagemakelaar/Vrijwilligersondersteuner is inmiddels voor 20 uren in dienst van de gemeente Bladel. Nu de infrastructuur voor Maatschappelijke stages en de samenwerking met het Pius X college en de lokale verenigingen steeds duidelijker wordt zal er ook ruimte komen om de rol van vrijwilligersondersteuner in te vullen. Vanaf 2013/2014 zal de inzet van de Vrijwilligersondersteuner door de overheveling van de functie Begeleiding uit de Awbz naar de gemeente echter toenemen. Het streven is om een mogelijke urenuitbreiding budgettair neutraal te financieren omdat de toeleiding naar algemene/collectieve voorzieningen door de Vrijwilligersondersteuner zorgt voor minder toekenningen van –dure- individuele Begeleidingstrajecten.
Professionele vrijwilligersondersteuning.
5. Ondersteuning –via subsidiepilots- van sportverenigingen bij het opzetten van programma’s en het uitvoeren van activiteiten om de deelname van doelgroepen (werklozen, ouderen, jongeren, vluchtelingen/allochtonen) aan het (reguliere) sportaanbod te bevorderen.
Bladelse verenigingen worden gedurende een periode van twee jaren, met het instrument van subsidies, uitgedaagd en in de gelegenheid gesteld om binnen de eigen vereniging te starten met initiatieven voor de participatie van bijzondere doelgroepen.
* Bladelse verenigingen en vrijwilligersorganisaties
Extra subsidiebudget van € 5.000,-. Vanaf 2014 –na inpassing in het reguliere subsidiestelsel (zie verderop)- budgettair neutraal (zie motivering uitbreiding taken Vrijwilligersondersteuner).
Een toename van deelname van bijzondere doelgroepen aan het reguliere sportaanbod.
6. Subsidieregeling waardering van de vrijwilligers van niet-gesubsidieerde organisaties.
In het kader van het Jaar van de vrijwilliger 2011 heeft de gemeente Bladel een tijdelijke subsidieregeling waardering vrijwilligers van niet-gesubsidieerde organisaties in het leven geroepen. De regeling heeft als doel niet-gesubsidieerde organisatie –met een subsidie- in staat te stellen hun vrijwilligers te waarderen.
€ 5.000,- subsidieplafond. Vanaf 2014 inpassing in het Jaarprogramma Subsidies.
Subsidieregeling voor de waardering van vrijwilligers van niet-gesubsidieerde organisaties.
7. Tennisaccommodatie Kern Bladel up tot date maken.
Reeds in 2009 heeft de vereniging verzocht om het paviljoen “winterhard” te maken. Voor een aantal isolerende maatregelen werd een krediet beschikbaar gesteld van € 57.500,=. Bij het vervangen van de banen heeft de vereniging een periode moeten wachten duidelijkheid over de contouren van het plan “Egyptische Poort”. Dit wachten werd gecompenseerd met een bedrag van € 50.000 uit de exploitatie van dat plan.
Opgeteld met de bedragen voor het geplande onderhoud aan het paviljoen gedurende de komende 10 jaar ( € 79.782 ) bedraagt het totale beschikbare bedrag om het bestaande paviljoen aan te pakken € 187.282,=.
Tennisvereniging V.L.T.B. wil in bouwteamverband bezien of met de beschikbare middelen vanuit de gemeente ( aangevuld met eigen middelen en bijdragen van derden ) nieuwbouw mogelijk is.
Inzet vereniging is om de gemeente te verleiden een zelfde bijdrage voor ver- dan wel nieuwbouw beschikbaar te stellen als bij de nieuwbouw van het onderkomen van toer- en wielerclub Het Snelle Wiel te Hapert
Wanneer? (in de periode 2012-2015)
Eind 2011 definitief uitsluitsel over de omvang de totale gemeentelijke middelen.
Een nieuw of opgeknapt onderkomen waarmee de vereniging ook vanuit energetisch oogpunt op de toekomst is voorbereid.
8. (nieuwe) Nota Speelruimtebeleid.
De "Nota Speelruimtebeleid" dateert van het jaar 1998. In de betreffende nota zijn de algemene beleidsuitgangspunten vastgelegd op basis waarvan concrete invulling aan het speelruimtebeleid wordt gegeven. De beleidsnota behoeft in verband met nieuwe inzichten, gewijzigd speelgedrag van kinderen en een gewijzigde spreiding van kinderen over de buurten binnen onze gemeente, spoedige herijking. Daarbij worden de bekende behoeften aan nieuwe speelruimten in de kernen Hoogeloon (De Speulwaai), Netersel en Casteren uiteraard betrokken.
De gemeente Bladel heeft veel grotere en kleinere speelterreintjes. Een aandachtspunt voor het nieuwe speelruimtebeleid kan zijn, om dit aantal terug te brengen. Zo kan versnippering voorkomen worden en kan de nadruk gelegd worden op de grotere speelterreinen. Verder zijn aandachtspunten van nieuw beleid: vernieuwende speel-(buiten)fitnessinitiatieven als onderdeel van het gemeentelijk gezondheidsbeleid voor jongeren, ouderen en mensen met beperkingen en meer aandacht voor vernieuwende speelconcepten zoals een speelbos.
Structureel zal minstens een budget van € 62.500,- nodig zijn ter vervanging van speeltoestellen en ondergrond. Dit hangt echter ook af van het nieuwe beleid.
Wanneer? (in de periode 2012-2015)
Het college van B&W kan in 2012 van start gaan met opstellen van een nieuwe nota speelruimtebeleid, mits het college van B&W een vraagpuntennotitie van de Raad heeft ontvangen.
9. Voorbereidingsfase Egyptische poort inclusief herinrichting sportaccommodatie Bladella
Tijdens de 1e fase ( 2011) worden twee kunstgrasvelden aangelegd ( 2 natuurgrasvelden verdwijnen ).
In fase 2 ( 2012 ) worden er lichtmasten verplaatst ( naar het hoofdveld ), een fietsenstalling en kassagebouw opgericht en een nieuw natuurgrasveld gerealiseerd.
Onderdeel van de totale deal met Ballast Nedam met betrekking tot de herontwikkeling van het zwembadgebied + omgeving.
Wanneer? (in de periode 2012-2015)
Realisering van die planonderdelen van het project Egyptische Poort, die rechtstreeks betrekking hebben op de gebruiksmogelijkheden van het sportpark door voetbalvereniging Bladella.
10. Voorbereidingsfase gemeenschapshuis Den Herd met inachtneming van de wensen voor een jongerenaccommodatie, (uitbreiding van de) welzijnsaccommodatie voor de Kbo Bladel (De Schouw) en de wensen en problemen van de andere (huidige) intensieve gebruikers van Den Herd.
In 2012 wordt gewerkt aan de voorbereidingen om gemeenschapshuis Den Herd toekomstbestendig te maken. Daarbij wordt gekeken naar de wensen en behoeftes van de huidige gebruikers maar ook toekomstige gebruikers. Daarbij wordt tenminste aandacht besteed aan het ruimtegebrek van de Kbo34
en de wens (nog uit het vorige Beleidskader) voor een jongerenaccommodatie in Bladel.
Voorbereidingsfase moet in 2012 zijn afgerond.
Besluit over toekomst gemeenschapsaccommodatie Den Herd.
Eventueel: programma van eisen, ontwerp en aanbesteding.
11. Voorbereidingsfase gemeenschapshuis Den Tref in het kader van de Centrumontwikkelingen Hapert.
In het kader van de centrumontwikkelingen Hapert wordt bezien in hoeverre – op een andere locatie – een nieuwe multifunctionele accommodatie kan worden gerealiseerd waarin behalve de gebruikelijke sociaal / culturele (verenigings-)activiteiten ook andere functies zoals het ouderensteunpunt, de bibliotheek, de basisscholen, de peuterspeelzaal en de kinderopvang ( deels ) een plek krijgen.
Het kostenplaatje is sterk afhankelijk van zowel de mate waarin meerdere functies een plek kunnen krijgen in de nieuwe MFA als van de plek / de accommodatie waarin deze moeten worden vormgegeven. Meerdere varianten worden onderzocht en evenzoveel verschillende kostenplaatjes zijn nog mogelijk.
Wanneer? (in de periode 2012-2015)
De gemeenteraad heeft op 7 juli 2011 besloten dat medio 2012 duidelijkheid moet worden geboden over de richting waarin de centrumplannen van Hapert verder ontwikkeld kunnen worden. Realisatie zal vervolgens zeker de gehele periode 2012-2015 in beslag nemen.
Een multifunctionele accommodatie waarmee de doelstellingen van de Nota gemeenschapshuizen ( zie elders ) kunnen worden gerealiseerd.
12. Voorbereidingsfase vernieuwd Steunpunt de Kloostertuin Hapert.
Naar aanleiding van de aanstaande bouw van 24-uurszorgwoningen aan het Alexanderhof in Hapert is ook de toekomstbestendigheid van Steunpunt De Kloostertuin bekeken. Het Steunpunt De Kloostertuin moet (nog meer dan nu) de uitvalsbasis worden voor intensieve 24-uurzorg in Hapert door een aanbod van zorg en ondersteunende (welzijns-)diensten. De huidige ruimte is daarvoor te klein. Er is ongeveer 750 m2 nog voor een toekomstbestendige accommodatie (eventueel met gedeeld gebruik van ruimtes). Het vernieuwde Steunpunt kan op de huidige locatie worden uitgebreid of (in combinatie met Den Tref maar met zelfstandig beheer) op een andere locatie. De afweging hierover vindt plaats binnen het project Centrumontwikkelingen Hapert.
Investeringssubsidie van € 400.000,-.
Toekomstbestendig Steunpunt De Kloostertuin Hapert.
13. Voorbereidingsfase Dienstencentrum/Zorgsteunpunt kern Bladel voor alle zelfstandig wonende ouderen, gehandicapten en kwetsbaren.
In de kern Bladel wordt een Dienstencentrum/Zorgsteunpunt gerealiseerd met de volgende drie kenmerken:
Tijdens de voorbereidingsfase wordt nadrukkelijk de samenwerking gezocht met lokale zorgaanbieders. De kern Bladel leent zich (qua grootte) voor een interessant aanbod aan ondersteuningsdiensten door (professionele) zorgaanbieders. Zowel Zuidzorg als de RSZK zijn al bezig met het ontwikkelen van initiatieven in Bladel die voldoen aan de kenmerken van een Dienstencentrum/Zorgsteunpunt. De gemeente moet ervoor zorgen dat deze initiatieven laagdrempelig zijn en voor iedere inkomensgroep toegankelijk. Dat zou kunnen door een bijdrage in de exploitatie (zoals bij de steunpunten De Kloostertuin in Hapert en D’n Bogerd in Hoogeloon) of op een andere –meer individuele- manier.
* Zorgaanbieders (Zuidzorg en RSZK)
Minimaal één Dienstencentrum/Zorgsteunpunt voor de kern Bladel.
14. Implementatie nieuwe Nota Gemeenschapshuizen met (nog) nadrukkelijker aandacht voor multifunctioneel gebruik door verschillende doelgroepen.
Op 7 juli 2011 is het “Algemeen beleidskader gemeenschapshuizen 2011” vastgesteld. De doelstelling van de gemeenschapshuizen is geactualiseerd en de subsidiegrondslagen zijn op die bijgestelde functie aangepast, teneinde de beherende instellingen ook financieel in staat te stellen de gestelde doelen te realiseren.
De beherende instellingen van de gemeenschapshuizen.
De subsidiëring van de 5 gemeenschapshuizen op grond van de bijgestelde grondlagen zou in principe budgettair neutraal moeten plaatsvinden ten opzichte van de beschikbare middelen over het jaar 2010.
Wanneer? (in de periode 2012-2015)
Het nieuwe beleid wordt van kracht ingaande 1 januari 2012.
Meer functies worden ondergebracht / samengebracht in de gemeenschapshuizen, waardoor behalve synergievoordelen voor wat betreft beheer en exploitatie, ook (programma-)inhoudelijke winst wordt geboekt, doordat de afzonderlijke functies gebruik gaan maken van elkaars aanbod.
15. (nieuw) Beleidsplan Kunst- en cultuur met aandacht voor de bevordering van participatie door en voor bijzondere doelgroepen en inwoners met beperkte financiën.
In het jaar 2012 wordt het bestaande kunst- en cultuurbeleid geëvalueerd.
De evaluatie vormt de basis voor de ontwikkeling van een vernieuwend beleid, gericht op:
- vergroten van de culturele participatie middels stimulering van kleinschalige en laagdrempelige initiatieven;
- verbinden van cultuurhistorie, monumenten en archeologie met kunst & cultuur.
De Cultuurpost Bladel met marktplaatscoördinator krijgt na afloop van het pilotproject in het jaar 2012 een structureel karakter.
Dit is afhankelijk van het op te stellen beleid. Het voortzetten van de marktplaats met 18 uur per week kost ongeveer € 45.000,-. In de begroting is vanaf 2013 € 20.000,- opgenomen.
Evaluatie kan plaatsvinden in 2012, waarna in 2013 een nieuw cultuurbeleid opgesteld kan worden.
16. Nieuwe budgetovereenkomst Maatschappelijk werk.
De huidige budgetovereenkomst loopt t/m 2012. Om tot een nieuwe overeenkomst te komen, zal de gemeente in overleg met Dommelregio de huidige overeenkomst evalueren. Van hieruit kan duidelijk worden wat nadrukkelijk aandacht verdient in de nieuwe overeenkomst.
Naar aanleiding van signalen is in ieder geval duidelijk geworden dat ondersteuning van het maatschappelijk werk zich meer zou moeten richten op budgettering in verband met toename van schuldenproblematiek.
± € 175.000,- (reguliere subsidie)
Wanneer? (in de periode 2012-2015)
Evaluatie en opstellen nieuwe overeenkomst in 2012.
Budgetovereenkomst Maatschappelijk Werk
17. Nieuw lokaal gezondheidsbeleidsplan periode 2012-2015.
In de voorbereidende bijeenkomsten over deze nota van zowel het Platform Ondersteuning Participatie (POP) als de Expertgroep Beleidskader Welzijn, Maatschappelijke ondersteuning en Zorg zijn, naar aanleiding van GGD-rapportages, drie prioriteiten van Lokaal gezondheidsbeleid voor Bladel genoemd:
1. psychische problemen bij (schoolgaande) jongeren.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft onlangs vastgesteld dat voor jongeren tussen de 10 en 25 jaar de grootste gezondheidslast geen dodelijke ziekte meer is maar psychische klachten zoals depressie, verslaving en schizofrenie. Tijdens de bijeenkomsten van het POP en de Expertgroep werd dit ook op de schaal van Bladel bevestigd.
2. overgewicht/gezonde voeding bij jongeren.
Het onregelmatige en ongezonde eetpatroon van jongeren en –daardoor- overgewicht wordt een steeds groter gezondheidsrisico.
3. verslaving (drugs/alcohol).
Ondanks talloze voorlichtingscampagne’s blijft het alcoholgebruik onder jongeren in de Kempen hoog. Voor Bladel geldt dat de drugsproblematiek steeds manifester wordt.
Door de gemeenteraad van Bladel is daar in het voorjaar van 2011 ‘Gezondheidseffecten intensieve veehouderij’ aan toegevoegd.
Voornoemde prioriteiten van het Bladels LGB-beleid zullen worden verwerkt in de Kempennota Lokaal Gezondheidsbeleid.
18. Ontwikkelen/uitbreiden nieuwe activiteiten voor ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg.
Bij alle toekomstscenario’s voor de (uitdijende) zorg wordt de inzet van mantelzorgers en vrijwilligers steeds als noodzakelijk genoemd. In de Wet maatschappelijke ondersteuning is die ondersteuning door mantelzorgers ook als een expliciet gemeentelijke taak genoemd.
In 2015 willen wij onze bijdrage aan die ondersteuning niet beperken tot de ‘menselijke’ ondersteuning van de mantelzorger/vrijwilliger (zie Actiepunt 2014 ‘Versterking en verpersoonlijking mantelzorgondersteuning’) maar uitbreiden met (pilots voor) digitale ondersteuning van de mantelzorger. Dat kan door slimme zorg-oplossingen te promoten die de mantelzorger ontlasten. In de praktijk blijkt dat zorgvragers nog steeds huiverig zijn voor slimme zorg en zorg op afstand-concepten en een voorkeur geven voor inzet van de mantelzorg. Maar het zijn juist deze digitale concepten die een enorme ontlasting voor de mantelzorger kunnen betekenen.
Intensieve promotie van slimme zorg- en zorg op afstandconcepten vanuit het perspectief van ontlasting van de mantelzorger/ vrijwilliger in de zorg.
De promotie kan bestaan uit voorlichtingsprogramma’s maar ook volledig gefinancierde slimme zorg-concepten bij zorgvragers thuis op voorwaarde van ambassadeurschap door de zorgvrager/mantelzorger.
19. Harmonisatie huurtarieven buitensportaccommodaties Bladel.
De ver-/nieuwbouw van enkele buitensportaccommodaties heeft aangetoond dat behoefte bestaat aan eenduidige richtlijnen voor het bepalen van de verschuldigde huur. Tegelijkertijd kan worden bezien in hoeverre er nog harmonisering in de gehanteerde tarieven voor vergelijkbare accommodaties moet plaatsvinden.
Uitgangspunt is dat harmonisering minimaal budgettair-neutraal dient te verlopen.
Wanneer? (in de periode 2012-2015)
Uniforme huurtarieven voor de buitensportaccommodaties.
Mogelijk dat herijking op onderdelen leidt tot een verhoging van de gehanteerde tarieven om de balans tussen kosten en baten te verbeteren.
20. Aanpak problematiek eenzaamheid onder ouderen
Met vaststelling van dit Beleidsplan wordt specifiek ouderenbeleid verlaten. De doelgroepen ouderen en gehandicapten maken zo’n wezenlijk onderdeel uit van het beleid voor welzijn, maatschappelijke ondersteuning en zorg dat categoraal ouderenbeleid overbodig is (geworden). Of anders gezegd; het Beleidskader Welzijn, Maatschappelijke ondersteuning en zorg is ouderenbeleid. Twee specifieke ouderenproblemen vergen echter wel bijzonder aandacht; de eenzaamheid onder ouderen en dementie (zie verderop). Hoewel de gemeente Bladel ten opzichte van andere gemeenten in de regio –volgens de GGD-monitor- minder slecht scoort bij eenzaamheid onder ouderen is uit de gesprekken met het POP en de Expertgroep de eenzaamheid onder ouderen als een prioritaire problematiek aangemerkt.
Geen extra middelen. Inzet van GOW en gesubsidieerde instellingen op basis van nieuw voor oud.
Project terugdringing eenzaamheid ouderen.
21. Ondersteuning dementerenden
De Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie heeft een behoeftekaart voor zelfstandig wonenden dementerenden ontwikkeld. Veel van die ondersteuningsbehoeftes vult de gemeente (nu) al in en worden met de beleidsacties uit dit programma nog verder geïntensiveerd (denk aan mantelzorgondersteuning, Ketenplan doorontwikkeling Zorg- en Meedoenloket). Desondanks willen we in 2012 en volgende jaren extra inzetten op de ondersteuning aan dementeren. Dat doen we door in 2012 de volgende 2 aanbevelingen uit het Brabants Actieprogramma Dementie uit te gaan voeren:‘Prikkel bewoners tot zelforganisatie en tot het oplossen van problemen of het realiseren van wensen. De coöperatie kan hierbij een goede organisatievorm zijn (een voorbeeld hiervan is de Zorgcooperatie Hoogeloon35).
‘Stimuleer de inzet van domotica bij woon- en verblijfsvormen voor mensen met dementie’. Samen met het Bladelse bedrijfsleven (installateurs en zorgaanbieders) willen pre-dementerenden en hun mantelzorgers vertrouwd maken met de (de mogelijkheid van) domotica. Dat doen we door een projectopzet waarbij we gratis/zeer goedkoop (financieel en technisch) laagdrempelige domotica aanbieden onder begeleiding van een gemak- en comfort thuisadviseur. Er is nog (veel) te veel koudwatervrees bij ouderen en hun mantelzorgers voor de inzet van domotica en zorg op afstand. Van de Bladelse ouderen/dementerenden en hun mantelzorgers die aan het project meedoen wordt als tegenprestatie verwacht dat zij ambassadeurs worden van domotica en slimme zorg.
Geen extra middelen. Inzet van GOW en gesubsidieerde instellingen op basis van nieuw voor oud.
Extra ondersteuningsinitiatieven voor dementie.
1. Opstellen Ketenplan formele en informele 24-uurs zorg voor de kernen Bladel en Hoogeloon.
Deelactie 1a : Subsidie-afspraken met formele en informele instellingen over hun bijdrage aan Ketenplan.
Deelactie 1b : (Collectieve) Arrangementen om hiaten in de (in)formele zorg en participatie structuren te ondervangen.
Voor iedere kern wordt een Ketenplan opgesteld waarin het aanbod aan formele en informele (24-uurs-) zorg in kaart is gebracht. Samen met professionele en lokale vrijwilligersorganisaties wordt gekeken wat de hiaten zijn in de zorgverlening en hoe deze kunnen worden ingevuld. Maar ook overlappingen in het aanbod worden met elkaar besproken. Met gesubsidieerde organisaties worden afspraken gemaakt over hun invulling aan het Ketenplan en keuze’s en prioriteiten in het lokale aanbod op basis van het Ketenplan.
Geen extra middelen. Inzet van GOW en gesubsidieerde instellingen op basis van nieuw voor oud.
Ketenplan Bladel en Hoogeloon.
2. Nieuw vrijwilligersbeleid en vereenvoudiging van de aanvraag- en verantwoordingsprocedure voor subsidies.
Wat ?Er wordt in 2013 nieuw vrijwilligersbeleid ontwikkeld voor de ondersteuning en waardering van vrijwilligersorganisaties. Een onderdeel van het (ver)nieuw(d)e vrijwilligersbeleid is ten minste de vereenvoudiging van de aanvraag- en verantwoordingsprocedure voor subsidie-aanvragen van lokale verenigingen en de toevoeging van de bestuursaansprakelijkheid aan de gemeentelijke Vrijwilligersverzekering37.
Deze worden vooruitlopend op het nieuwe vrijwilligersbeleid al in 2012 uitgevoerd.
Ondersteuning en waardering van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties.
4. Vrijwilligersondersteuner als verbinding tussen participatievrager en informeel aanbod.
De Stagemakelaar/vrijwilligersondersteuner gaat zich in het Zorg- en Meedoenloket actief bezig houden met het ‘makelen’ van de participatievraag van een individu naar het informele aanbod.
Informele- en vrijwilligersorganisaties
Vooralsnog geen extra middelen. De Stagemakelaar/vrijwilligersondersteuner is inmiddels voor 20 uren in dienst van de gemeente Bladel.
Verbinding tussen individuele participatievrager en informeel aanbod.
5. Vereenvoudiging van de indicatiestelling van Awbz-functies en Wmo-voorzieningen voor zelfstandig wonenden.
Om in aanmerking te komen voor een Awbz- en/of Wmo-voorziening moet een indicatie worden gesteld. Bij de indicatiestelling wordt aan de hand van een protocol het recht op een voorziening vastgesteld. Veel zelfstandig wonenden met een beperking hebben zowel een Awbz- (bv persoonlijke verzorging) als een Wmo-voorziening (Hulp bij het huishouden). In geval van een Awbz-voorziening stelt het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) de indicatie vast. Bij Wmo-aanvragen stelt het Zorgloket Bladel meestal de indicatie, bij complexe aanvragen wordt het CIZ ingeschakeld. Voor zowel zorgvragers als eerstelijns hulpverleners is deze gescheiden indicatiestelling lastig want veel (administratieve) rompslomp en dubbele rapportages. Zeker als de indicatiestelling via het CIZ moet lopen. Vanuit de Expertgroep Beleidskader Bladel is daarom het verzoek gekomen om de indicatiestelling voor alle voorzieningen voor thuiswonenden te vereenvoudigen. Dat kan door de indicatiestelling voor de zelfstandig wonenden altijd via het Zorgloket Bladel af te handelen (dus ook die voor de Awbz) of door eerstelijnszorg (huisartsen)/zorgaanbieders te mandateren voor (eenvoudige) indicatiestellingen. In 2013 wordt hiervoor in Bladel in samenwerking met zorgaanbieders en eerstelijnszorg een experiment opgestart.
Geen extra kosten. Eventuele experimentkosten ten laste van de AWBZ.
Resultaten experiment einde 2013
Experiment vereenvoudigde en geïntegreerde indicatiestellingen Awbz/-Wmo-voorzieningen.
6. Ondersteuning –via pilots- van (sport)verenigingen bij het opzetten van programma’s en het uitvoeren van activiteiten om de deelname van doelgroepen (werklozen, ouderen, jongeren, vluchtelingen/allochtonen) aan het (reguliere) sportaanbod te bevorderen.
7. Realisatiefase Egyptische poort inclusief herinrichting sportaccommodatie Bladella.
Vervolg op voorbereidingsfase in 2013.
8. Implementatie Functie Begeleiding per 1-1-2013 (van de AWBZ naar de Wmo).
Vanaf 1-1-2013 wordt de gemeente verantwoordelijk voor alle nieuwe aanvragen voor extramurale Begeleiding. Per 1-1-2014 komen ook de bestaande Awbz-cliënten Begeleiding over naar de gemeenten. Tot Begeleiding worden de volgende activiteiten gerekend: vervoer, woonbegeleiding, praktische pedagogische thuishulp, begeleiding tijdens speciaal voortgezet onderwijs (alle Begeleiding Jeugd < 18 jaar valt tot 2016 onder de Wmo daarna de Transitie Jeugdzorg), thuisbegeleiding, dagactiviteiten voor GGZ, dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking, logeerhuizen, sport voor mensen met een verstandelijke beperking, vakantie activiteiten voor mensen met een verstandelijke beperking, belevenis en uitgaanscentrum, inloophuizen, activerende psychiatrische thuiszorg en zorgboerderijen. Het doel van de wetgever van extramurale Begeleiding is: ‘het bevorderen van zelfredzaamheid teneinde opname of verwaarlozing te voorkomen’. De compensatieplicht van de Wmo (=opdracht gemeenten) wordt daarvoor per 1-1-2013 uitgebreid met ‘het bieden van ondersteuning zodat een burger dagelijkse levensverrichtingen kan uitvoeren en het persoonlijk leven structureert en daarover regie voert’. Dat hoeft niet langer met een individuele/doelgroep voorziening (zoals nu onder de Awbz). Dat kunnen ook –voorliggende- algemene, collectieve voorzieningen zijn zoals een ‘normale’ sportvereniging. Het Meedoenloket Bladel krijgt een belangrijke taak in het doorleiden van de Begeleidingsvraag naar het algemene, collectieve aanbod.
Op dit moment (juli 2011) hebben 267 Bladelnaren een indicatie voor de functie Begeleiding.
Met de huidige aanbieders van Begeleiding zal intensief moeten worden overlegd. Voor de gemeente Bladel, met een centrumfunctie voor Begeleidingsactiviteiten (samen met Eersel), zijn dat (tenminste):
Vanwege het primaat van het bestaande algemene aanbod (zie Visie van deze nota) zal bij de invulling van de Begeleidingsactiviteiten ook het Bladelse vrijwilligers- en verenigingsleven nadrukkelijk worden betrokken.
Dekking: (invoerings-)gelden in het gemeentefonds voor Begeleiding zijn taakstellend.
Geïmplementeerde functie Begeleiding.
9. Mogelijkheden (uitbouw) time-out/rebound project onderzoeken.
Time-Out/Rebound biedt ondersteuning voor leerlingen uit het reguliere voortgezet onderwijs die
tijdelijk niet in hun ‘eigen’ school te handhaven c.q. te begeleiden zijn.
Opvang niet schoolgaande jongeren
10. Realisatiefase gemeenschapshuis Den Herd met inachtneming van de wensen voor een jongerenaccommodatie, (uitbreiding van de) welzijnsaccommodatie voor de Kbo Bladel (De Schouw) en de wensen en problemen van de andere (huidige) intensieve gebruikers van Den Herd.
Vervolg op voorbereidingsfase in 2013.
11. Realisatiefase gemeenschapshuis Den Tref in het kader van de Centrumontwikkelingen Hapert.
Vervolg op voorbereidingsfase in 2013.
12. Realisatiefase vernieuwd Steunpunt de Kloostertuin Hapert.
Vervolg op voorbereidingsfase in 2013.
13. Realisatiefase Dienstencentrum kern Bladel voor ouderen en kwetsbaren.
Vervolg op voorbereidingsfase in 2013.
14. Actieplan voor (steeds groter wordende groep van) mensen met schulden o.a. door preventieve activiteiten op scholen (budgettering).
Tijdens de voorbereidende bijeenkomsten van het POP en de Expertgroep Beleidskader is aandacht gevraagd voor de groeiende groep mensen met schulden. Met name wordt aandacht gevraagd voor preventieprogramma’s voor jongeren (met schulden)
Terugdringen schulden (onder jongeren).
1. Versterking en verpersoonlijking van de mantelzorgondersteuning, met bijzondere aandacht voor de Jonge mantelzorger, door intensivering van de professionele 1 op 1 ondersteuning en aanhaking bij het Zorg- en Meedoenloket.
De mantelzorgactiviteiten in Bladel worden (nu nog) uitgevoerd door het Steunpunt Mantelzorg (in Eersel en onderdeel van het GOW Welzijnswerk).
Wij gaan in 2014 met name de praktische en emotionele ondersteuning van mantelzorgers intensiveren en professionaliseren door aanhaking bij het Zorg- en Meedoenloket. Via ‘verpersoonlijking’ en professionalisering van de ondersteuning gaan we ervoor zorgen dat de Bladelse mantelzorgondersteuning ‘een gezicht’ krijgt waar mantelzorgers een beroep op kunnen doen. Niet de zorg voor partner, ouder of kind leidt tot overbelasting van de mantelzorger maar de administratieve/praktische rompslomp en de emotionele belasting.
Dekking: vermindering subsidie GOW De Kempen.
Professionele mantelzorgondersteuner in Zorg- en Meedoenloket.
2. Invoering van een nieuw basissubsidiestelsel voor (sport)verenigingen uit het Jaarprogramma Subsidies met aanvullende subsidiemogelijkheden voor (sport-)verenigingen die deelname aan (reguliere) (sport-)activiteiten en/of inzet als vrijwilliger van mensen met beperkingen (lichamelijk, psychisch) en bijzondere aandachtsgroepen (werklozen, ouderen, jongeren, vluchtelingen/allochtonen) initiëren en stimuleren.
Het huidige subsidieprogramma wordt herzien waarbij de inzet voor mensen met beperkingen in de subsidietoekenning wordt beloond. De ervaringen opgedaan in de pilots in 2013 en 2014 worden gebruikt voor dit nieuwe subsidiestelsel.
Budgettair neutraal ten opzichte van het huidige subsidieniveau.
3. Bevordering van participatie en cultuureducatie onder schoolgaande jeugd.
Zie Beleidsplan Kunst en Cultuur
4. Ondersteuning van minimaal 3 projecten per jaar die gericht zijn op innovatieve cultuuruitingen.
Zie Beleidsplan Kunst en Cultuur
1. Aanpak problematiek eenzaamheid onder ouderen
Met vaststelling van dit Beleidsplan wordt specifiek ouderenbeleid verlaten. De doelgroepen ouderen en gehandicapten maken zo’n wezenlijk onderdeel uit van het beleid voor welzijn, maatschappelijke ondersteuning en zorg dat categoraal ouderenbeleid overbodig is (geworden). Of anders gezegd; het Beleidskader Welzijn, Maatschappelijke ondersteuning en zorg is ouderenbeleid. Twee specifieke ouderenproblemen vergen echter wel bijzonder aandacht; de eenzaamheid onder ouderen en dementie (zie verderop). Hoewel de gemeente Bladel ten opzichte van andere gemeenten in de regio –volgens de GGD-monitor- minder slecht scoort bij eenzaamheid onder ouderen is uit de gesprekken met het POP en de Expertgroep de eenzaamheid onder ouderen als een prioritaire problematiek aangemerkt.
Project terugdringing eenzaamheid ouderen.
2. Ondersteuning dementerenden
De Programmaraad Zorgvernieuwing Psychogeriatrie heeft een behoeftekaart voor zelfstandig wonenden dementerenden ontwikkeld. Veel van die ondersteuningsbehoeftes vult de gemeente (nu) al in en worden met de beleidsacties uit dit programma nog verder geïntensiveerd (denk aan mantelzorgondersteuning, Ketenplan doorontwikkeling Zorg- en Meedoenloket). Desondanks willen we in 2015 extra investeren op de ondersteuning aan dementeren. Dat doen we door in 2015 de volgende aanbeveling uit het Brabants Actieprogramma Dementie uit te gaan voeren:
‘Doorbreek het taboe van dementie door informatie, voorlichting en kwartiermaken’. We willen dat gaan doen met een lokaal Alzheimercafé. Nu nog moeten de demente Bladelnaren en hun verzorgers naar Eersel. De schaal van Bladel is (dan) groot genoeg voor een eigen Alzheimercafé. We gaan daarvoor de samenwerking opzoeken met Alzheimer Nederland en de Bladelse Kbo’s, de RSZK en de Zuidzorg.
Maatschappelijke Agenda 2012-2015 > doorlopend
In aanvulling op de programma’s per jaar zijn er ook acties/programma’s die doorlopend en continu onderwerp zijn van beleidsontwikkeling en/of uitvoering.
1. Het initiëren en stimuleren van bredescholen met maatwerk per kern.
Voor de scholen in de kern Bladel gaat de voorkeur uit naar de vorming van zogenaamde netwerk-brede-scholen, waarbinnen de functies onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang ter versterking van het onderwijs- en jeugdbeleid structureel op inhoud samenwerken.
In Hapert zal onderzoek gedaan worden naar de haalbaarheid van een nieuwe te bouwen MFA in of nabij de omgeving van de kerk en het onderwijsgebied, waarin minimaal de functies gemeenschapshuis en dienstencentrum voor ouderen zijn ondergebracht. Daarbij zal ook onderzocht worden of ook andere functies toegevoegd kunnen worden waarbij in ieder geval peuterspeelzaalwerk, buitenschoolse opvang, bibliotheekwerk en de twee basisscholen betrokken worden.
In Netersel is het bestaande schoolgebouw van basisschool Lambertus onlangs opgeknapt en geschikt gemaakt voor de huisvesting van een brede school; de functies onderwijs, peuterspeelzaalwerk en buitenschoolse opvang zijn ondergebracht in het gebouw. Kinderdagopvang nog niet, hiervoor is nog te weinig belangstelling.
In Casteren gaat de voorkeur uit naar realisering van een brede school met de functies onderwijs, peuterspeelzaal en kinderopvang. Er zijn vergevorderde plannen om een nieuwe, brede, basisschool te bouwen aan het gemeenschapshuis. In deze brede school worden dezelfde functies ondergebracht als in Netersel, inclusief een bibliotheekvoorziening. Ook hier geldt dat er nog te weinig animo is voor kinderdagopvang.
In Hoogeloon gaat de voorkeur uit naar realisering van een brede school met de functies onderwijs, bibliotheek, kinderopvang en buitenschoolse opvang, met een netwerkrelatie richting bestaande peuterspeelzaal. In het kader van IDOP Hoogeloon (brede school, fase 1) vindt onderzoek plaats naar de behoefte aan kinderopvang en buitenschoolse opvang.
De kernpartners brede school: onderwijs, voorschoolse voorzieningen, bibliotheek.
In Bladel betreft het regievoeren. In Hapert zijn nog geen kosten bekend. In Netersel is de school onlangs opgeknapt, hiervoor heeft de gemeente een tweetal kredieten beschikbaar gesteld: een krediet van € 260.000,- en een krediet van € 50.000,-. In Casteren zijn nog geen kosten bekend, evenmin in Hoogeloon.
In Netersel in 2011 gerealiseerd, in Casteren wordt gestreefd naar realisatie in 2013, in Hapert na 2015, evenals in Hoogeloon.
Brede scholen in elke kern van de gemeente.
2. Betere afstemming van de CJG-ontwikkeling en de Zorg Advies Teams (op scholen).
Het ZAT en het centrum voor jeugd en gezin zorgen dat kinderen (en hun ouders) de extra hulp krijgen die ze nodig hebben. Om de zorg zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de behoeften van kind en ouders, wil men de toegang naar het aanbod zo laagdrempelig mogelijk organiseren. Om die reden wil men het aanbod (ZAT en CJG) zo dicht mogelijk organiseren bij de plekken waar kinderen (en hun ouders) ‘van nature’ veel komen, de zogenaamde‘vindplaatsen’. Voor kinderen tot vier jaar is dat vooral het consultatiebureau, voor de schoolgaande jeugd is dat het onderwijs. De verbinding tussen ZAT en CJG verloopt via jeugdgezondheidszorg (GGD) en het schoolmaatschappelijk werk (Lumens Groep), organisaties die in beide organen deelnemen. Hiermee wordt een directe en heldere lijn en dus afstemming gerealiseerd tussen het ZAT als beoordelaar en uitzetter van de acties en CJG(-partners) als de uitvoerders van die actie.
Concreet worden de ZAT’s op dit moment doorgelicht, opdat ze effectief gaan werken. Goed signaleren en op tijd doorverwijzen en opschalen. Bekeken wordt of in de ZAT’s in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs de juiste organisaties participeren of dat er de mogelijkheid moet zijn voor het basisonderwijs om op afroep het ZAT uit te breiden met een psycholoog en/ of orthopedagoog. Voor het voorgezet onderwijs geldt dat de slagvaardheid en de opschaling onder de loep wordt gehouden.
Projectleider CJG, beleidsmedewerker jeugd en beleidsmedewerker onderwijs in samenspraak met GGD en Lumens Groep.
Effectieve, slagvaardige ZAT’s met een directe verbinding met het CJG.
3. Implementatie Passend Onderwijs.
Het kabinet wil het huidige stelsel van passend onderwijs aan leerlingen die extra zorg nodig hebben herzien. Het nieuwe stelsel passend onderwijs moet zo goed mogelijk onderwijs bieden aan kinderen met een extra zorgbehoefte. Voorwaarden hiervoor zijn een zorgplicht voor scholen, betrokken ouders, bekwame docenten en goede samenwerking tussen scholen en gemeenten.
Het is de bedoeling dat de (nieuw op te richten) samenwerkingsverbanden zorgplannen gaan maken die voorzien in passend onderwijs voor elke leerling. De zorgplannen moeten in een op overeenstemming gericht overleg met de gemeenten worden besproken. Gemeenten kunnen dan afspraken maken over de aansluiting van de gemeentelijke voorzieningen hierbij.
Scholen, docenten, ouders en gemeenten.
Het kabinet wil 300 miljoen euro te bezuinigen op het passend onderwijs. De rugzak wordt afgeschaft, maar daar staat tegenover dat een deel van het budget voor zorgleerlingen rechtstreeks naar de schoolbesturen gaat. Hierdoor kunnen de samenwerkingsverbanden meer maatwerk bieden aan leerlingen.
De inwerkingtreding van de wet passend onderwijs is afhankelijk van goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer en publicatie in het Staatsblad. Naar verwachting zal het wetsvoorstel eind augustus 2011 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het is de bedoeling dat het nieuwe stelsel op 1 augustus 2012 in werking treedt. De voorgenomen bezuinigingen zijn een jaar verschoven, naar 1 augustus 2013.
Elk kind zo dicht mogelijk bij huis passend onderwijs. Dat kan op de school van inschrijving zijn, op een andere school als daar de begeleiding van het kind beter georganiseerd kan worden, of op een school voor speciaal onderwijs. Het speciaal onderwijs blijft bestaan en wordt verbeterd.
4. Ontwikkelingen Bibliotheek.
De komende jaren staan voor bibliotheek Bladel in het teken van de nieuwe locatie en de mogelijkheden die deze biedt. Zo wordt in de nieuwe locatie gewerkt volgens het retailconcept. Dit houdt in dat een totaalpakket van inrichting, assortiment en dienstverlening is afgestemd op klantgroepen en omgeving. Hoge stellingen maken plaats voor lagere boekenkasten en meubels waarop de boeken en andere materialen worden gepresenteerd. Op deze wijze wordt het voor bezoekers makkelijker iets van hun gading te vinden.
Daarnaast biedt de nieuwe locatie samenwerkingsmogelijkheden met het CJG. Vanaf 2012 starten zij daarom met het project Boekstart. Dit project heeft tot doel ouders van baby’s aan de bibliotheek te binden door hen intensief met boeken en het (voor)lezen daarvan in aanraking te brengen. De eerste stap wordt gezet als ouders van baby’s een brief ontvangen van de gemeente/bibliotheek met een Boekstart Waardebon en een uitnodiging om langs te komen bij de bibliotheek. Ook besteedt het consultatiebureau tijdens het zeven-maanden consult aandacht aan Boekstart.
Een belangrijk punt de komende jaren is de huisvesting van de bibliotheek in Hapert. Mede in het kader van bezuinigingen wordt overwogen de bibliotheek onder te brengen in Den Tref (12+ collectie) en basisschool Het Palet (12- collectie). Deze ontwikkeling wordt bezien in het kader van de Centrumontwikkeling Hapert.
± € 410.000,- reguliere subsidie
Wanneer? (in de periode 2012-2015)
Bibliotheek met retailconcept en samenwerking met partners, zoals CJG.
6. Implementatie Transitie Jeugdzorg.
Met de plannen van de regering om de provinciale jeugdzorg, GGZ-jeugd en de LVG-jeugd te decentraliseren onder de verantwoordelijkheid te brengen van de gemeenten, staan de gemeenten voor een uitdaging. Enerzijds omdat zij verantwoordelijk gaan worden voor nieuwe werkvelden, anderzijds om de ondersteuning aan ouders en jeugdigen te verbeteren en vereenvoudigd vorm te geven. De voorgestane decentralisatie van de taken, bevoegdheden en middelen van de zorg voor jeugdigen naar de gemeenten biedt de mogelijkheid om écht een fundamentele verandering ten goede aan de werking van het stelsel rond de zorg voor jeugdigen aan te brengen, zeker als dit in goede afstemming gebeurt met de andere decentralisaties (AWBZ en Arbeidsmarkt) en met de veranderingen Passend Onderwijs.
De centrale vraag is hoe de zorg voor jeugd er straks uit moet gaan zien en wat het de burgers en cliënten op moet leveren. De gemeenten erkennen dat de ondersteuning van en zorg voor de jeugd en de gezinnen (in Zuidoost-Brabant) beter moet. Het is te versnipperd, heeft te weinig samenhang, er is onvoldoende zicht op de effectiviteit en op het veld van aanbieders. Er is ook geen balans tussen zwaardere vormen van zorg enerzijds en preventieve maatregelen en de mogelijkheden die het gezin zelf en zijn netwerk kunnen bieden anderzijds. Het is de uitdaging om écht een fundamentele verandering ten goede aan de werking van het stelsel rond de zorg voor jeugdigen aan te brengen. De inhoud dient bij dit grote veranderingsproces centraal te staan.
In het regeerakkoord is opgenomen dat de Centra voor Jeugd en Gezin als frontoffice gaan dienen voor alle jeugdzorg binnen de gemeente. Het Centrum voor Jeugd en Gezin heeft in deze een centrale en coördinerende rol in de organisatie en de toegankelijkheid van de zorg. Hoe deze rol er in de praktijk precies gaat uitzien zal gaandeweg het transitieproces duidelijk worden.
Het proces van transitie veronderstelt van de gemeenten een duidelijke koersbepaling en een strakke regie. De gemeenten in Zuidoost-Brabant zijn overeengekomen dat het verstandig lijkt kleine stappen te formuleren en steeds opnieuw te bekijken wat, hoe en met wie de volgende stap gezet zal worden. Gekozen is om de eerste maanden gezamenlijk regionaal op te trekken. Daarom is er een werkgroep geformeerd op SRE-niveau bestaande uit ambtenaren (met vertegenwoordiging uit SRE- subregio’s en grote steden Eindhoven en Helmond) en een bestuurlijk trekker en een bestuurlijke sparringspartner. De werkgroep wordt gecoördineerd en ondersteund vanuit het SRE. Voor procesmatig en inhoudelijk advies of ondersteuning wordt K2 betrokken. Het motto is “Maximaal lokaal”. De transitie dient als het fundament is gelegd vooral lokaal te worden geimplementeerd door de beleidsmedewerker jeugd in samenspraak met de CJG-Coordinator. Een aantal zaken zal op SRE-niveau te worden vastgelegd. (Bijvoorbeeld in convenant met organisaties).
Welke middelen overgeheveld worden door het rijk, wordt bekend in septembercirculaire. Dit zegt nog niets over wat het nieuwe stelsel daadwerkelijk gaat kosten voor onze gemeente.
De jeugdzorg (vrijwillige provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugd geestelijke gezondheidszorg en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen) gaat gefaseerd, maar integraal over naar gemeenten. De gemeenten zullen voor diverse taken zoals inkoop van zorg en zorgverlening aan bijzondere doelgroepen afspraken moeten maken. Het CJG dient als frontoffice.
7. Integratie JGZ (Jeugdgezondheidzorg) in Centrum voor Jeugd en Gezin.
Door gewijzigde wet-en regelgeving (Wet Publieke Gezondheid, Wet op de Jeugdzorg, Wmo) hebben gemeenten de afgelopen jaren een veel grotere verantwoordelijkheid gekregen voor de zorg voor de jeugd. Met de JGZ heeft de gemeente in potentie een heel krachtig instrument in handen om de preventieve zorg voor jeugd goed te organiseren. JGZ is verantwoordelijk voor signalering en inschatting van zorgbehoeften, screening en vaccinatie, het bieden van opvoedingsondersteuning tot het toeleiden naar een passend hulpaanbod.
De JGZ vormt in feite de spil in de preventieve zorg voor jeugd. De JGZ richt zich, vanuit het CJG, op alle kinderen en jeugdigen (van -9 maanden tot 23 jaar) en hun ouders/verzorgers. Per kern is het aanbod afgestemd op de behoefte en schaalgrootte.
Uitvoering door kernpartners van het CJG: Zuidzorg, GGD, Dommelregio en Jeugdpunt. De integratie van de JGZ heeft ook gebouwelijk vorm gekregen doordat Zuidzorg, GGD, Dommelregio en Jeugdpunt gezamenlijk een ruimte in het CJG bemannen.
De bedoeling van de wetgever bij het samenbrengen van bevoegdheden over de gehele JGZ bij gemeenten is het verbeteren van de samenwerking en afstemming tussen de 0-4-jarigen zorg en de 4-tot-19 jarigen zorg. Het uitgangspunt hierbij is een doorgaande lijn van zorg, zonder knip. Kort gezegd: één integrale JGZ. Daarnaast is de intentie dat door de bestuurlijke aansturing van de JGZ op een 'lager' niveau neer te leggen er een sterkere verbinding ontstaat met het lokale jeugd(beleids)veld
8. Aandacht voor de volgende prioritaire problemen bij de Bladelse jeugd (nav GGD-monitor, POP- en Expertgroepbijeenkomsten):
Uitwerking komt terug in de nieuwe (regionale) Nota Lokaal gezondheidsbeleid 2013-2016
Financiering Uitvoeringsplan (en samenvattend overzicht van alle beleidsacties).
Per Beleidsactie is aangegeven ‘wat het kost’. Aan de raad wordt voorgesteld om de kosten van zoals vermeld in onderstaand schema te nemen in (de overwegingen van) de Perspectiefnota 2012.
Beleidsacties meenemen in de Perspectiefnota 2012
De overige beleidsacties uit de Beleidsnota worden als volgt gefinancierd:
Beleidsacties overige financiering (al begroot)
Hoofdstuk 5 Resultaten/monitoring beleidsacties op outcome
Met de beleidsacties uit Hoofdstuk 4 van de voorliggende Beleidsnota willen wij in 2016 de volgende prestaties hebben gerealiseerd (prestaties uit het verleden op basis van de GGD-monitors38):
Mist één of meer ontmoetingsplaatsen in de buurt (12 t/m 18 jaar) |
|||
Ontevreden over voorzieningen in de buurt voor jongeren ( ingevuld door 19 t/m 64 jaar) |
Wil informatie over de Wmo maar weet voor 1 of meer Wmo-voorzieningen niet waar deze te verkrijgen zijn (65+) |
|||
Heeft nog geen extra hulp maar weet niet waar men deze hulp kan aanvragen (65+) |
Bijlage 1. uit Startnotitie Hoofdstuk 3 Nieuwe visie en ambities
De essentie van het nieuwe Beleidskader ligt in de uitwerking van de visie naar concrete doelen (output en outcome) per programma. Het is vervolgens belangrijk om zo concreet mogelijk duidelijk te maken wat we over vier jaar bereikt willen hebben. Maar om concrete resultaten te kunnen formuleren in het beoogde beleidskader moet eerst een aantal essentiële vragen worden beantwoord. Wat is onze visie op maatschappelijke participatie? Wat voor doelen willen we bereiken? Wat houdt het programma concreet in? Hoe breed of smal bakenen we het af? Welke punten geven we prioriteit?
Visie, doelstelling en resultaat
In het huidige Beleidskader WZM 2008-2011 zijn visie en doelstelling op maatschappelijke ondersteuning als volgt geformuleerd (samengevat):
‘De gemeente Bladel is een zorgzame gemeente die de verantwoordelijkheid van burgers voor het eigen welzijn bevordert. Daarnaast is er zorg voor diegenen die te kwetsbaar zijn om die zorg voor zichzelf te bewerkstellingen. De rol van de gemeente is ondersteunend en voorwaardenscheppend. De gemeente Bladel stelt zich ten doel om een zo goed mogelijk pakket van zorg aan de burger aan te bieden waarbij er een goede balans zal zijn tussen eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burger en verantwoordelijkheid van de overheid. Op het moment dat burgers het niet meer op eigen kracht en met ondersteuning van het maatschappelijk middenveld kunnen bolwerken, vormt de gemeente het vangnet’.
Deze visie is nog steeds actueel en hoeft niet te worden aangepast maar wel aangevuld. Want hoewel de gemeente Bladel er destijds voor heeft gekozen om een breder beleidsplan dan de 9 Wmo-prestatievelden op te stellen gaat het denken –en daarmee het beleid en de uitvoering- toch nog vooral uit van probleemtyperingen van (groepen van) mensen. Dat is niet onlogisch omdat het rijk en de VNG bij invoering van de Wmo 7 hoofdcategorieën van mensen met problemen heeft benoemd (zogenaamde klantprofielen) waarvoor de Wmo een compensatie zou moeten bieden39. De Bladelse visie voor het nieuwe beleidskader stapt af van die medicalisering en stigmatisering van de Wmo-doelgroepen. In de nieuwe beleidsvisie wordt het primaat gelegd bij het creëren van een zo algemeen toegankelijk aanbod voor participatie boven het denken in en verstrekken van individuele voorzieningen aan mensen met problemen/beperkingen. Hiermee komt de invulling van de vangnetfunctie van de gemeente niet aan het einde van keten40 te liggen maar juist aan het begin. Voor burgers die –desondanks- toch geen gebruik kunnen maken van het algemene aanbod, en zonder individuele ondersteuning niet kunnen meedoen aan de Bladelse samenleving, zal de gemeente (blijven) streven naar een zo individueel mogelijk maatwerkaanbod41.
De beoogde basiskwaliteit van het algemene aanbod (=resultaat) zal per programma(onderdeel) moeten geformuleerd en afgebakend aan de hand van nog te bepalen kwantiteits- en kwaliteitscriteria waarbij parameters als fysieke toegankelijkheid, financiële toegankelijkheid (is het voor iedereen betaalbaar), inhoudelijke toegankelijkheid (sluit het aanbod aan op de vraag?) en beschikbaarheid (is er een voorziening?) het toetsingskader vormen.
Eerst zal per programma-onderdeel het aanbod worden getoetst op algemene toegankelijkheid. Vervolgens moeten de aandachtspunten bij de herijking van het (bestaande) beleid worden benoemd (zie hoofdstuk 1, wettelijk kader, ontwikkelingen, bestaande nota’s). Dan zal de ambitie worden aangegeven voor de situatie die in 2015 bereikt moet zijn ten opzichte van 2011.
In het vorige Beleidskader zijn daarvoor per programmaonderdeel heel concrete speerpunten van beleid genoemd. Ook in het nieuwe Beleidskader zal de output worden benoemd aan de hand van concrete speerpunten per programma.
Het programmaonderdeel Sociale Samenhang en Leefbaarheid is gericht op het initiëren en ondersteunen van voorzieningen die bijdragen aan sociale samenhang en leefbaarheid in Bladel. Denk dan aan sport, recreatie, scholen, gemeenschapshuizen, bibliotheken, verenigingen enzovoort. De gemeente ondersteunt de organisaties die actief zijn op die terreinen met subsidie of randvoorwaarden zoals een gebouwelijke voorziening.
In de nieuwe beleidsperiode zal de nadruk bij dit programma-onderdeel veel meer komen te liggen op de effecten (voor het individu) van het normale aanbod aan voorzieningen die –in algemene zin- bijdragen aan sociale samenhang en leefbaarheid. Het instrument van (verenigingen-)subsidie kan hierin sturend kunnen zijn.
NB: Ter illustratie van de nieuwe visie zijn bij de verschillende programma’s (in het kadertje) voorbeelden genoemd van toepassing van de visie op programma-onderdelen.
Het programmaonderdeel Jeugd en gezin is gericht op ondersteuning van jeugdigen en hun opvoeders. Niet alleen van jeugdigen met een verhoogd risico of probleem maar op alle Bladelse jeugd en hun gezinnen.
Met de realisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin in 2011 heeft de gemeente Bladel de basisinfrastructuur voor een optimale fysieke toegankelijkheid gerealiseerd (speerpunt uit Beleidskader 2008-2011). In de nieuwe beleidsperiode zal de nadruk (moeten) komen te liggen op een toegankelijk programma-aanbod.
Het programma-onderdeel Maatschappelijke participatie is nu nog vooral gericht op specifieke ondersteuning van mensen met beperkingen en problemen
In het nieuwe Beleidskader zal de aandacht ook hier veel meer komen te liggen op het algemeen toegankelijk maken, normaliseren, van het participatie-aanbod en het voorkomen van individuele ondersteuning.
Het programma-onderdeel Preventie en Opvang is op te splitsen in de preventieprogramma’s uit het lokale gezondheidsbeleid42 en de (regionale) opvangtaken in het kader van maatschappelijke opvang, OOGZ en verslavingszorg.
In het nieuwe beleidskader zal het algemene, regionale, preventie-aanbod worden getoetst op de toegankelijkheid en beschikbaarheid voor Bladel. De opvangtaken kunnen vanwege de noodzakelijke regionale schaalgrootte moeilijker worden ‘gelokaliseerd’. Wel zal het nieuwe beleidskader –geheel in lijn met de visie- meer investeren in het voorkomen dat mensen een beroep moeten doen op opvang en intensieve zorg.
Notulen Expertgroep WmoZ op 28 februari 2011
Lokaal verenigingsleven en vrijwilligers
Inzet verenigingen bij bijzondere doelgroepen
Verenigingsleven kan zeker een bijdrage leveren aan de participatie van (bijzondere) doelgroepen maar ‘beslag’ op de vrijwilligers is beperkt. Vijf problemen:
Notulen POP op 28 februari 2011
Lokaal verenigingsleven en vrijwilligers
De inzet van vrijwilligers bij/voor de opvang van kwetsbaren en mensen met een beperking in het reguliere aanbod is begrensd tot mensen met gedragsproblemen. Voor die laatste categorie blijft professionele inzet/ondersteuning –vaak 1 op 1- noodzakelijk, dat kan niet worden afgewend op vrijwilligers.
Het inkomen is een onderschatte factor in de participatie van burgers/lidmaatschap verenigingen. Het POP stelt vast dat steeds meer mensen schulden hebben en moeite hebben met budgettering. De deelname aan maatschappelijke activiteiten wordt daardoor ernstig belemmerd. Als prioritaire groepen worden genoemd; mensen met een psychiatrische beperking/verslavingsproblematiek, vluchtelingen en jongeren (voldoen aan verwachtingspatroon van consumptiemaatschappij > kleding ed).
Zijn meteen verwerkt in de nu voorliggende versie van het Beleidsplan.
Zijn meteen verwerkt in de nu voorliggende versie van het Beleidsplan.
Notulen POP d.d. 29 augustus 2011
Zijn meteen verwerkt in de nu voorliggende versie van het Beleidsplan.
Opmerkingen Expertgroep Beleidskader Welzijn, Maatschappelijke ondersteuning en Zorg d.d 30 mei 2011.
Zijn meteen verwerkt in de nu voorliggende versie van het Beleidsplan.