Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldambt

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldambt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2016
CiteertitelVerordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-2016-

26-09-2016

Elektronisch gemeenteblad

Vernieuwde regeling
01-01-201506-10-2016-

17-11-2014

Elektronisch gemeenteblad

Vernieuwde regeling
01-01-201201-01-2015-

21-12-2011

Streekblad

Vernieuwde regeling

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2016

De raad van de gemeente Oldambt;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 augustus 2016;

Gezien de adviezen van de WMO Raad en het Cliëntenpanel Oldambt;

Gezien het advies van de raadscommissie Samenleving, Werk en Inkomen d.d. 13 september 2016;

Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

B E S L U I T: 

vast te stellen de navolgende:

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2016

luidende als volgt:

Artikel 1 Begrippen

  • 1.
    • In deze verordening wordt verstaan onder:

      a. inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene

      bijstand;

      b. peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

      c. referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum;

      d. bijstandsnorm: zoals genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet

  • 2.
    • Van een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet is sprake als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen van een persoon niet

      hoger is dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 2 Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 3 Voorwaarden individuele inkomenstoeslag

  • 1.
    • Het college kent een individuele inkomenstoeslag toe, indien een persoon:

      a. een langdurig laag inkomen heeft en

      b. geen zicht heeft op inkomensverbetering. Het geen zicht hebben op inkomensverbetering is

      afhankelijk van de krachten en bekwaamheden van de persoon alsmede van de inspanningen

      die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen en

      c. een maatschappelijke bijdrage levert of heeft geleverd in de vorm van een tegenprestatie, zoals

      omschreven in de Verordening tegenprestatie gemeente Oldambt 2016 en

      d. in een periode van twaalf maanden niet eerder een individuele inkomenstoeslag heeft ontvangen

      en

       e. in de referteperiode de bijstand niet is verlaagd wegens een gedraging van de tweede of derde

      categorie als bedoeld in artikelen 7, onder b en c, en 8, onder b en c, van de

      Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oldambt 2016 of wegens

      schending van de verplichtingen, genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, en

      f. geen uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt.

  • 2.
    • Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing indien:

      a. het college op grond van de artikelen 4 lid 1, 6 en 7 van de Verordening tegenprestatie gemeente

      Oldambt 2016 geen tegenprestatie opdraagt of heeft opgedragen;

      b. de persoon blijvend niet in staat is naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, of

      c. de persoon gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de

      Verordening re-integratie Participatiewet gemeente Oldambt 2016.

Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar 40% van het nettobedrag van de voor die persoon van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantietoelage.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een bepaling of bepalingen bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6 Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening kan het college nadere regels stellen.

Artikel 7 Onvoorziene gevallen

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt – na behoorlijk te zijn bekend gemaakt - in werking met ingang van 6 oktober 2016 onder gelijktijdige intrekking van de verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2015.

 

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Oldambt 2016’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oldambt d.d. 26 september 2016

De griffier, De voorzitter,

P. Norder. P. Smit.

 

Toelichting  

Algemeen

 

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

- de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

- de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

 

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

 

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.

 

Peildatum

De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

 

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Het tweede lid schrijft voor wat onder ‘langdurig en laag inkomen’ wordt verstaan.

 

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.

 

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

 

Artikel 2 Indienen verzoek

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.

 

Artikel 3 Voorwaarden individuele inkomenstoeslag

De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd.1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5,00 of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten. 2

 

Maatschappelijke bijdrage in de vorm van een tegenprestatie

Om voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen, moet de persoon aan het college tonen dat er een maatschappelijke bijdrage is verricht in de vorm van een tegenprestatie voor de uitkering. Hierin is een link naar de verordening Tegenprestatie en verordening afstemming. Participatiewet. Het college beoordeelt of voldoende aan de tegenprestatie is voldaan.

 

Overige voorwaarden

De individuele inkomenstoeslag kan slechts een keer per jaar worden aangevraagd. Verder is deze toeslag aan te merken als een soort 'beloning' voor goed gedrag; het leveren van een maatschappelijke bijdrage door het verrichten van een tegenprestatie wordt beloond. Ook is het van belang dat degene die in aanmerking wil komen voor de individuele inkomenstoeslag geen verwijtbaar gedrag heeft getoond waardoor in de referteperiode de bijstand is verlaagd - een maatregel is opgelegd - wegens zwaardere verwijtbare gedragingen. Het betreft schending van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen, genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet en gedragingen van de tweede en derde categorie als bedoeld in artikelen 7, onder b en c, en 8, onder b en c, van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ.

 

Het legaliteitsbeginsel brengt mee dat gedragingen die zijn begaan of maatregelen die zijn opgelegd voor de inwerkingtreding van deze verordening geen gevolgen kunnen hebben voor het recht op individuele inkomenstoeslag na inwerkingtreding van de verordening (1 oktober 2016). Daarom is in het derde lid bepaald dat het eerste lid, onderdeel d, op voornoemde situaties niet van toepassing is.

 

Het tweede lid schrijft voor dat het verrichten van een tegenprestatie geen voorwaarde is voor de individuele inkomenstoeslag in de volgende gevallen:

- Indien het college geen tegenprestatie opdraagt of heeft opgedragen, omdat de persoon mantelzorg

verricht of geen werkzaamheden voorhanden zijn, bedoeld in de artikelen 6 en 7 van de Verordening

tegenprestatie Participatiewet;

- De persoon is blijvend niet in staat naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, of

- Een tegenprestatie is niet aan de orde, omdat de persoon al gebruik maakt van een re- integratievoorziening.

 

Inkomensverbetering

Het zicht hebben op inkomensverbetering is afhankelijk van de krachten en bekwaamheden van de persoon alsmede van de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Dit is een individuele afweging.

 

Voor iedereen die op grond van de Participatiewet een uitkering ontvangt wordt, ongeacht de afstand tot de arbeidsmarkt een actieve houding verwacht ten aanzien van re integratie en participatie. Zij moeten hun krachten en bekwaamheden zodanig benutten en zich zodanig inspannen dat dit uiteindelijk leidt tot inkomensverbetering en uiteindelijk volledige uitkeringsonafhankelijkheid.

 

Voor de groep personen met een geringe afstand tot de arbeidsmarkt is een actieve houding vereist ten aanzien van participatie en re-integratie door middel van het naar vermogen solliciteren en arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen. Voor de groep personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ligt de nadruk meer op een actieve houding ten aanzien van participatie en het daarmee een bijdrage leveren aan de maatschappij (tegenprestatie). Voor de laatste groep is een inkomensverbetering op voorhand niet te verwachten.

 

Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

 

De hoogte is gebaseerd op de norm die geldt op het moment van aanvraag. De norm is het bedrag dat iemand in een maand netto aan bijstand heeft ontvangen (exclusief vakantietoeslag).

 

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag. 3

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

 

1 CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB,

ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.

2 (CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB,

ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.

3 CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529.