Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Teylingen

Algemene Subsidieverordening Teylingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTeylingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Teylingen
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Teylingen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Teylingen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht titel 4.2 
  2. Gemeentewet, art. 149 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-05-2017nieuwe regeling

15-12-2011

De Teylinger, 21-12-2011

205967

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Teylingen

RAADSBESLUIT

Voorstelnummer 2011-64,registratienummer 205967

De raad der gemeente Teylingen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 2011 inzake de Algemene subsidieverordening Teylingen 2012;

gelet op

  • -

    het nieuwe subsidiebeleid van de gemeente, zoals verwoord in de nota”Back to Basics”;

  • -

    het rapport van de Rekenkamercommissie inzake de effectiviteit van het subsidiebeleid;

  • -

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING TEYLINGEN

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen;

  • b.

    raad: raad van de gemeente Teylingen;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    De raad stelt vast dat voor alle beleidsterreinen, die zijn opgenomen in de zeven programma’s van de programmabegroting, subsidie kan worden verstrekt;

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Algemene eisen

  • 1.

    Alleen activiteiten die door rechtspersonen georganiseerd en uitgevoerd worden, komen in aanmerking voor subsidie.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan door het college subsidie worden verleend ten behoeve van activiteiten die door (een groep van) natuurlijke personen worden georganiseerd. De in deze verordening opgenomen bepalingen worden overeenkomstig toegepast.

  • 3.

    De begroting van een instelling moet zijn gebaseerd op het prijspeil van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd en zijn voorzien van een toelichting.

  • 4.

    Indien een instelling gebruik maakt van vrijwilligers verplicht dit de instelling in ieder geval om mogelijkheden op te nemen om vrijwilligers financieel tegemoet te komen met betrekking tot onkostenvergoedingen en een WA- en ongevallenverzekering voor hen af te sluiten.

Artikel 4. Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan, met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde programmabegroting en regels, nadere regels stellen over de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de nog vast te stellen subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van wijziging van de subsidieplafonds en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college weigert een subsidie die op wettelijk voorschrift berust wegens het ontbreken van voor verlening beschikbare middelen, indien het subsidieplafond bij verlening zou worden overschreden.

  • 2.

    Het college weigert een subsidie indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd naar het oordeel van het college :

    • -

      er geen sprake is van een direct gemeentelijk belang;

    • -

      er geen of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • -

      niet passen in het gemeentelijke ondersteuningsbeleid zoals vastgelegd in wettelijke voorschriften, beleidsplannen, beleidsnota’s en beleidsregels;

  • 3.

    Het college kan een subsidie weigeren indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • 1.

      de aanvrager dan wel gelieerde rechtspersonen ook zonder subsidieverlening over eigen middelen beschikt om de activiteiten uit te voeren;

    • 2.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • 3.

      de aanvrager in strijd met de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorschriften zal handelen;

    • 4.

      de aanvrager naar het oordeel van het college niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen over de verrichte acti-viteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • 5.

      de gelden niet of niet geheel besteed zullen worden voor het doel;

    • 6.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, de openbare orde of het maatschappelijke ondersteuningsbeleid van de gemeente.

    • 7.

      het hier handelt om activiteiten die worden verricht in het belang van een politieke partij, een vakorganisatie of religieuze genootschappen.

Artikel 10. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 12. Betaling en bevoorschotting

Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 13. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies aan professionele organisaties welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 14. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, deels niet of geheel niet zullen worden verricht of dat deels niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 15. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16. Verantwoording subsidies vrijwilligersorganisaties

  • 1.

    Indien de subsidieverlening wordt verstrekt aan een vrijwilligersorganisatie wordt uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies professionele organisaties

  • 1.

    Een professionele organisatie is een instelling die meer dan één beroepskracht in dienst heeft en waarvan de personeelslasten hoger zijn dan € 25.000,00 per jaar.

  • 2.

    Indien de subsidieverlening wordt verleend aan een professionele organisatie, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 4 en 9 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21. Intrekking

De Subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning van 5 februari 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend in 2011 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning 2009.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Teylingen 2012.

Aldus besloten in de openbare vergadering van d.d. 15 december 2011

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

R. van Dijk drs. S.W.J.G. Schelberg

I. ALGEMENE TOELICHTING

De Algemene subsidieverordening is een verordening die is opgesteld om het subsidiebeleid van de gemeente te stroomlijnen en te actualiseren. De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent in titel 4.2 een uitgebreide regeling voor subsidieverstrekking door bestuursorganen. Deze regeling in de Awb biedt gemeenten veel vrijheid bij de invulling van hun lokale subsidiebeleid.

Ook de gemeente Teylingen heeft gebruik gemaakt van deze autonome bevoegdheid.

Subsidiebeleid

De tijd is voorbij dat de overheid bepaalt wat goed is voor haar burgers. De overheid vindt dat burgers meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen.

De burger zelf wordt gevraagd om meer eigen inzet te plegen op gebieden die voorheen werden gezien als taak van de overheid.

De voornoemde ontwikkelingen en de komst van de WMO vragen om een herbezinning op de taakopvatting en positie van de gemeente en de beleidsprioriteiten die de gemeente zichzelf stelt.

In het collegebeleidsprogramma 2010-2013 heeft het college dit vertaald door te stellen dat zij haar financieel ondersteunende rol wil beperken en haar regisserende en faciliterende rol wenst te versterken. De gemeente wil dat de organisaties voor het uitvoeren van de activiteiten niet afhankelijk zijn van gemeentelijke subsidies en dat verenigingen op eigen kracht in staat moeten zijn hun doelen te bereiken.

In het collegebeleidsprogramma is opgenomen dat het college streeft naar meer financiële zelfredzaamheid van organisatie en dat de gemeente zich richt op preventie die immers van belang is om de toeloop naar professionele hulp te verminderen. Daarom heeft de gemeente besloten dat instellingen die zich hierop richten wel financieel worden ondersteund. Het gaat hier om organisaties met een vangnet en preventieve functie.

De gemeente beperkt zich tot het bereikbaar houden van accommodaties (de facilterende rol).

In diverse beleidsnota’s zoals bijvoorbeeld de cultuurnota, de jongerennota, het WMO beleidsplan, de sportnota, de nota vrijwilligersbeleid, de bibliotheekvisie, de recreatievisie, zijn de speerpunten van het beleid uitgezet. Bij het aanvragen en ook verlenen van subsidie speelt dit een rol.

In de nota Back to Basics (augustus 2011), de herijking van het subsidiebeleid, is bepaald dat sport- en culturele organisaties niet meer in aanmerking komen voor een jaarlijkse (structurele) subsidie. Maar deze organisaties kunnen wel in aanmerking komen voor een incidentele subsidie.

Daarvoor komt dan de cultuurnota of sportnota in beeld. Teylingen geeft een prioriteit aan actieve cultuurparticipatie. Dus een incidentele subsidie, voor actieve cultuurparticipatie, behoort tot de mogelijkheden.

Minder regels

De gemeente Teylingen streeft ook naar de deregulering en vereenvoudiging van al haar verordeningen. Bij de ontwikkeling van deze nieuwe subsidieverordening is nadrukkelijk ook gekeken naar dereguleringsmogelijkheden binnen het subsidieproces. Vooral is gekeken naar het verminderen van de indieningvereisten, maar ook naar de mogelijkheden van een andere verantwoordingswijze en beter financieel beheer van subsidies.

Een belangrijk aspect in het subsidietraject is gelegen in vereenvoudiging van de regels voor de verantwoording van de subsidie. Ter vermindering van de administratieve en bestuurlijke lasten op dit punt is net zoals in de subsidieverordening maatschappelijke ondersteuning, vrijwilligersorganisatie voor een periode van maximaal vier jaar (een raadsperiode) subsidie te verstrekken. Deze verenigingen behoeven dan niet jaarlijks een begroting en jaarrekening in te dienen. Wel een verantwoording voor de besteding van de verleende subsidie.

Professionele organisaties dienen wel ieder jaar een begroting en jaarrekening in.

Grondslag verordening

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd.

Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf.

In de praktijk blijkt er veel onduidelijkheid te bestaan over het gebruik van nadere regels in het kader van subsidieverstrekking. Hiervoor gebruiken gemeenten zowel de vorm van deelverordeningen, maar ook vaak beleidsregels of beleidsnota’s. Op grond van artikel 1:3, derde lid Awb wordt onder een beleidsregel verstaan: ”een bij besluit vastgestelde, algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”. De opzet van de Algemene subsidieverordening is dusdanig dat alle algemene regels over subsidieverstrekking in de Algemene subsidieverordening zijn opgenomen.

Het begrip subsidie

Om de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd.

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a.

    het betreft een aanspraak op financiële middelen;

  • b.

    die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • d.

    anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

In de praktijk kan het voorkomen, dat er afwijkende termen worden gebruikt, zoals bijdrage, uitkering of vergoeding, terwijl het in feite een subsidie betreft. De gekozen benaming is voor de toepasselijkheid van de subsidietitel niet van belang; ze is gewoon van toepassing als aan de voorwaarden is voldaan.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hieronder wordt ingegaan op enkele artikelen waarvan het relevant is, een toelichting op te geven.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Er is in de definities een onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van subsidie. De jaarlijkse subsidie, die bij voorkeur voor meerdere jaren wordt verleend en veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking heeft. Hierbij kan worden gedacht aan exploitatiesubsidies en subsidie in de loonkosten. In de onderhavige verordening is bepaald dat deze voor een periode van ten hoogste vier jaren worden verstrekt. Na het verstrijken van die periode kan uiteraard opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken. Voor de periode van 4 jaar is gekozen, omdat deze termijn én aansluit bij de zittingstermijn van de raad (hoewel die termijnen uiteraard niet gelijk hoeven te lopen) én het een goede termijn lijkt om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en, zo ja, die met de verstrekte subsidies worden gediend. Als deze subsidie voor langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie, zoals beschreven in artikel 4:51 van de Awb en dient bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak een redelijke termijn in acht te worden genomen.

Eenmalige subsidies zijn subsidies die voor een eenmalige activiteit of een activiteit, waarvoor het college slechts voor een van te voren bepaalde tijd van maximaal 4 jaar subsidie wil verlenen. Te denken valt aan een project dat bijvoorbeeld 4 jaar zal gaan duren maar daarna stopt. Dat is dus het verschil met jaarlijkse subsidies .

Eenmalige subsidies hebben een looptijd, afhankelijk van de duur van het project en kunnen onder omstandigheden dus een looptijd hebben van langer dan een jaar.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

In het eerste lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt. Het ligt voor de hand dat de opsomming van beleidsterreinen aansluit bij de indeling van de programmabegroting. Daarom heeft Teylingen gekozen voor de zeven programma’s uit de programmabegroting. Deze zijn:

  • 1.

    Ruimte, Wonen en Duurzaamheid

  • 2.

    Toerisme en Economie

  • 3.

    Sport, Onderwijs en Cultuur

  • 4.

    Leefomgeving

  • 5.

    Welzijn en Zorg

  • 6.

    Dienstverlening

  • 7.

    Bestuur, Veiligheid en Financiën

Er is voor gekozen om alle programma’s op te nemen in deze algemene verordening. Op die manier wordt bereikt dat zowel burger als bestuur direct en zonder zich teveel in onderliggende zaken als beleidsregels en raadsbesluiten, hoeven te verdiepen om na te gaan aan welke voorwaarden zij moeten voldoen om voor verlening van een subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 3. Algemene eisen

De gemeente Teylingen geeft in principe geen subsidie aan natuurlijke personen. Mede gelet op de eigen verantwoordelijkheid voor de financiële huishouding wordt bij voorkeur alleen subsidie verstrekt aan rechtspersonen. Toch geeft het tweede lid aan dat wij bij hoge uitzondering ook aan natuurlijke personen subsidie verstrekken, mits zij in alle opzichten zich houden aan de bepalingen uit deze verordening.

Artikel 4. Bevoegdheid college

Het college besluit als gevolg van het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels en beleidsnota’s.

Ook de bevoegdheid om aan een subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te verbinden, berust bij het college.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Awb zijn in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven. Als gevolg van het eerste lid van artikel 5 kan de raad subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast per programma en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Eventueel kan het college nadere regels opstellen over de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat de subsidieplafonds bekend worden gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond. Vandaar dat de VNG het publiceren van subsidieplafonds aanbeveelt.

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. Volgens de Awb is aan het vereiste van ondertekening door een elektronische handtekening voldaan, indien de methode, die daarbij voor authentificatie is gebruikt, voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en inhoud van het elektronische bericht en het doel, waarvoor het wordt gebruikt.

Artikel 8. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht. Indien deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvragen, wordt deze beslistermijn tot tweeëntwintig weken verlengd.

Nu de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen per 1 oktober 2009 in werking is getreden, bestaat het risico dat bestuursorganen, die zich niet aan de door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. In gevallen, waarin de behandeling van aanvragen (denk aan complexe, omvangrijke subsidies, zoals voor het bouwen van een gebouw en dergelijke) zeker meer tijd zal vergen dan de hiervoor genoemde termijnen, ligt het voor de hand in nadere regels te bepalen hoe en onder welke voorwaarden het risico van de overschrijding van termijnen kan worden beperkt. Onder omstandigheden kan het college zich een termijn van een half jaar gunnen om tot een beslissing te komen. Gezien de complexiteit van bepaalde subsidieaanvragen en de daarmee gemoeide gelden en nagestreefde beleidsdoelen is deze termijn verdedigbaar. De termijnen lijken redelijk royaal. Uitgangspunt moet zijn, dat afhandelen binnen 13 weken de maximale termijn is, in principe wordt de aanvraag zo servicegericht dus zo snel mogelijk afgehandeld.

Artikel 10. Wet Bibob

Een bijzondere weigeringgrond is opgenomen in artikel 10. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is.

Artikel 11. Verlening van de subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kan het college daarvan eenvoudig afzien. In gevallen, dat het college van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn. Een uitputtende opsomming in de verordening van alle mogelijke aan een subsidiënt op te leggen verplichtingen komt de overzichtelijkheid, noch de doelmatigheid van de verordening ten goede.

Het is van belang voor de verantwoording, dat op een heldere manier wordt aangegeven wat met de verlening van de subsidie wordt verlangd. Oftewel: welke indicatoren leiden tot beantwoording van de vraag of de prestatie is geleverd of het maatschappelijke effect is bereikt.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vrijwilligersorganisaties

Kenmerkend voor subsidies die aan vrijwilligersorganisaties worden verstrekt is dat deze organisaties één maal een begroting, overzicht financiële huishouding (balans) indienen en daarna voor een (raads) periode van vier jaar een subsidiebudget ontvangen. De subsidieontvanger hoeft achteraf niet standaard ieder jaar verantwoording af te leggen aan de subsidieverstrekker in de vorm van jaarrekeningen etc. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling in te dienen maar wel een verantwoording over de ontvangen subsidie Hierdoor worden de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger worden al stukken opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.

Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen. Zo kan uit een algemeen jaarverslag genoegzaam blijken, dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel, waarvoor de subsidie werd verstrekt.

Artikel 17. Verantwoording subsidies professionele organisaties

Bij subsidies aan professionele organisaties wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording zal de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk vragen.

Het is van belang dat de gemeente en de subsidieontvanger vooraf goede afspraken maken over de wijze van verantwoorden en over de aspecten, die in de controle worden betrokken. In de regel worden drie niveaus van controle onderscheiden:

  • 1. een getrouwheidsverklaring bij een financiële verantwoording;

  • 2. een rechtmatigheidverklaring bij een financiële verantwoording;

  • 3. een rechtmatigheidverklaring bij een financiële verantwoording plus een Assurance-rapport bij het activiteitenverslag.

Vooralsnog gaat Teylingen uit van de eerste twee niveaus.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie. Als gevolg van het derde lid kan het college, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Artikel 20. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor en bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidieverordening te worden neergelegd.