Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dordrecht

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht:Financiële verordening gemeente Dordrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDordrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht:Financiële verordening gemeente Dordrecht
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Dordrecht
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 212
  2. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201318-04-2013Onbekend

13-11-2012

Gemeentenieuws, 2012-11-28

SBC/875713
12-01-201201-01-201201-01-2013Onbekend

20-12-2011

Gemeentenieuws, 2012-01-11

2010, SBC/2010/366698 II

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht:Financiële verordening gemeente Dordrecht

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

 

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 29 november 2011, Nr. SBC/693604;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht:

Financiële verordening gemeente Dordrecht

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling:iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    administratie:het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Dordrecht en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2 Kiezen, sturen en verantwoorden

Artikel 2 Kadernota

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks een kadernota ter vaststelling aan waarin de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren zijn opgenomen.

  • 2.

    De basis voor de kadernota vormen:

    • a.

      de hoofddoelstellingen van het gemeentelijk beleid

    • b.

      informatie over de financiële positie en verwachte inkomsten en uitgaven van de gemeente

  • 3.

    De prognose van de exploitaties grondbedrijf maakt deel uit van de kadernota.

Artikel 3 Programmabegroting en jaarverslag

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling vast en kan deze wijzigen als hier behoefte aan is.

  • 2.

    Bij de begroting wordt op programmaniveau een overzicht gegeven van de productramingen en bij het jaarverslag wordt op programmaniveau een overzicht gegeven van de productenrealisatie.

  • 3.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten alsook de stortingen en onttrekkingen aan reserves per programma. Daarnaast autoriseert hij het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 4.

    Vervangingsinvesteringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 5.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een  voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 4 Bestuursrapportage

 

  • 1.

    Het college informeert de raad door een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste zes maanden van het begrotingsjaar.

  • 2.

    Deze bestuursrapportage bevat een uiteenzetting van de afwijkingen in uitvoering en de benodigde bijsturing en bijstelling van het beleid.

  • 3.

    In de bestuursrapportage worden substantiële afwijkingen op beleid, voortgang en financiën (ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten) toegelicht.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 5 Lokale heffingen

 

  • 1.

    Het college biedt beleid over lokale heffingen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In dit beleid staat de samenstelling van het pakket belastingen, de belastingdruk, kostendekkendheid en het tarieven- en kwijtscheldingsbeleid. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is dit beleid te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.

  • 2.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en begrafenisrechten.

Artikel 6 Risicomanagement en weerstandsvermogen

Het college biedt een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico's door het treffen van adequate preventieve maatregelen. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald. De nota maakt onderdeel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is deze nota te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.

 

Artikel 7 Onderhoud kapitaalgoederen

Het college biedt beleid over onderhoud aan kapitaalgoederen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In dit beleid wordt ingegaan op het beoogde onderhoudsniveau, de planning voor het onderhoud en de kosten van onderhoud voor de openbare ruimte, gebouwen en riolering. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is dit beleid te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.

Artikel 8 Financiering en treasury

  • 1.

    De uitvoering van de financieringsfunctie is belegd bij het Service Centrum Drechtsteden.

  • 2.

    Het college biedt het financieringsstatuut aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Deze nota bevat de meerjarige kaders op voor de financierings­activiteiten van de gemeente. Dit statuut bevat tevens de taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatie­voorziening van de financieringsfunctie. Het financieringsstatuut maakt deel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is dit statuut te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.

Artikel 9 Verbonden partijen

Het college biedt de nota verbonden partijen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op de kaders voor deelname aan en het oprichten van verbonden partijen. De nota maakt onderdeel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is deze nota te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.

 

Artikel 10 Grondbeleid

Het college biedt de nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op de vormen en doelen van grondbeleid, de bijbehorende instrumenten en risico's. De nota maakt onderdeel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is deze nota te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.

Artikel 11 Waardering en afschrijving vaste activa

Het college stelt in de nota waarderen en afschrijven gemeentelijke beleid op voor het waarderen en afschrijven van vaste activa. Het college biedt de nota aan de raad aan ter behandeling en vaststelling. De nota maakt onderdeel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is deze nota te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer, interne controle en financiële organisatie

Artikel 12 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden,vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 13 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 14 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college draagt zorg voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 15 Financiële organisatie

 

1. Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2.

    De "Financiële verordening gemeente Dordrecht", laatstelijk vastgesteld door de raad op 29 juni 2010, wordt ingetrokken.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Dordrecht’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 20 december 2011.

 

De griffier,                                                     De voorzitter,

 

 

 

M. van Hall                                                    A.A.M. Brok

Bijlage BIJLAGE BIJ ARTIKEL 11

Nota waardering en afschrijving

 

 

NOTA WAARDERING EN AFSCHRIJVING

 

Gemeente Dordrecht

 

Inhoudsopgave

1.

 

Inleiding

3

 

1.1

Aanleiding

3

 

1.2

Doelstelling

3

 

1.3

Wettelijk kader

3

 

1.4

Leeswijzer

3

2.

 

Criteria voor activa

4

 

2.1

Onderscheid economisch en maatschappelijk nut

4

 

2.2

Investeringen met een beperkte omvang

5

3.

 

Indeling vaste activa

6

4.

 

Toerekening van kosten en baten aan activa

7

 

4.1

Bijdragen van derden

7

 

4.2

Activeerbare indirecte kosten

7

 

4.3

Rentetoerekening aan activa in ontwikkeling

7

 

4.4

Voorbereidingskosten

7

 

4.5

Reserve Afschrijving Activa met Economisch Nut

8

 

4.6

Overige onderwerpen

9

5.

 

Afschrijving van activa

10

 

5.1

Algemeen

10

 

5.2

Afschrijvingsmethoden

10

 

5.3

Moment van aanvang afschrijving

11

 

5.4

Afschrijvingstermijnen

11

 

5.5

Afschrijven onafhankelijk van resultaat

12

 

5.6

Overige onderwerpen

12

6.

 

Waarderingsgrondslagen activa

13

 

6.1

Waarderingsgrondslagen gemeente Dordrecht

113

 

6.2

Wijziging van de grondslagen

14

7.

 

Samenvatting uitgangspunten

15

 

Bijlage I: Kernpassages Besluit Begroting en Verantwoording 

 18

 

Bijlage II: Tabel afschrijvingstermijnen

20

 

 

1.    Inleiding  

 

1.1 Aanleiding

Op grond van artikel 212 van de Gemeentewet stelt de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid en beheer vast. Dit heeft gestalte gekregen in de "Financiële Verordening" van de gemeente Dordrecht. Deze verordening is door de gemeenteraad op 20 december 2011 vastgesteld. In artikel 11 van deze verordening is bepaald dat het college in een nota "Waardering en afschrijving" de regels voorstelt die zij wil hanteren voor de waardering en afschrijving van vaste activa. Wij bieden u deze nota aan ter behandeling en vaststelling.

 

De huidige Nota Waardering en Afschrijving stamt uit 2006. In de afgelopen jaren hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan op basis waarvan een actualisatie van de Nota Waardering en Afschrijving gewenst is. Te denken valt hierbij aan:·      

  • .

    De vorming van het Vastgoedbedrijf, waarmee de waardering en onderhoud van gemeentelijke panden meer gestandaardiseerd is;

  • .

    De vorming van het Service Centrum Drechtsteden (SCD), waardoor een aantal activa (hard- en software, meubilair) zijn verdwenen uit de balans van de gemeente Dordrecht;

  • .

    De Brede Doorlichting, waarbij lineaire afschrijving in veel gevallen is vervangen door afschrijving op basis van annuïteiten. Tevens is in sommige gevallen een restwaarde ingevoerd.

  • .

    De realisatie van een aantal omvangrijke investeringen (zoals de Sportboulevard, het Energiehuis, de aanstaande verbouwing van Kunstmin en de bouw van verschillende parkeergarages) waardoor het financieel belang van deze investeringen in de begroting toeneemt.

1.2 Doelstelling

De doelstelling van de nota Waardering en Afschrijving is het formuleren van beleid en het vastleggen van uniforme regels voor:

  • >

    Waardering van activa;

  • >

    Investeringen;

  • >

    Kapitaallasten.

     

 1.3 Wettelijk Kader

De nota Waardering en Afschrijving is primair bedoeld als kaderstellend instrument voor de raad. Deze nota is een uitwerking van artikel 212 van de Gemeentewet en van de bepalingen uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De belangrijkste kernpassages uit het BBV die relevant zijn voor deze nota, zijn opgenomen in bijlage 1.

 1.4 Leeswijzer

In de volgende hoofdstukken zal nader worden ingegaan op de uitgangspunten die de gemeente Dordrecht hanteert ten aanzien van investeringen. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde:

  • >

    Criteria voor activa;

  • >

    Indeling van vaste activa;

  • >

    De toerekening van kosten en baten aan activa;

  • >

    Afschrijving van activa;

  • >

    Waarderingsgrondslagen van activa;

 

In deze nota worden belangrijke uitgangspunten weergegeven in omkaderde tekstvakken. In de voorafgaande teksten wordt een onderbouwing gegeven van het betreffende uitgangspunt. Een samenvatting van de uitgangspunten is opgenomen in hoofdstuk 7.

 

2.    Criteria voor activa

 

Voor het realiseren van bepaalde doelen zijn soms investeringen noodzakelijk. Algemeen gesteld kan worden dat van een investering sprake is als het gaat om een uitgave boven een bepaalde omvang waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt (het zogenaamde nuttigheidscriterium).

 

Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan meerjarige bezittingen, ofwel vaste activa. De waarde van deze bezittingen wordt bepaald (waardering) en op de balans van de gemeente verantwoord (activering). De vaste activa (geactiveerde investeringen) vormen daarmee een onderdeel van het eigen vermogen van de gemeente. Met uitzondering van gronden verminderen de vaste activa in waarde. Met andere woorden, er wordt op de investeringen afgeschreven. Deze afschrijvingen worden als lasten in de exploitatie van de gemeente verantwoord. Zo wordt gedurende de afschrijvingsperiode als het ware gespaard voor de vervanging van het betreffende bezit en is er tegelijk een compleet overzicht van de exploitatiekosten.

 

De beleidsregels voor waardering en afschrijving bewegen zich binnen de contouren die in hogere regelgeving zijn vastgelegd met het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Artikel 64 lid 3 van de BBV stelt dat "op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur". Uit dat artikel kan het volgende worden afgeleid:

  • >

    Op slijtende vaste activa moet worden afgeschreven;

  • >

    De methode van afschrijving moet stelselmatig zijn (dus niet jaarlijks wijzigen);

  • >

    De verwachte levensduur bepaalt de afschrijvingstermijn.

 

De leden 4 en 6 van artikel 64 bevatten vervolgens uitzonderingsbepalingen op deze regel voor investeringen in uitsluitend maatschappelijk nut enerzijds en voor de tot de immateriële activa te rekenen onderzoeks- en ontwikkelingskosten anderzijds.

 

In dit hoofdstuk worden drie aspecten behandeld, te weten: het onderscheid tussen economisch en maatschappelijk nut van een investering, investeringen met een beperkte omvang en het onderscheid tussen investeringen en kosten van (groot) onderhoud.

 

2.1 Onderscheid economisch en maatschappelijk nut

In het BBV wordt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch dan wel een maatschappelijk nut. Investeringen hebben een economisch nut indien zij verhandelbaar zijn of indien ze bijdragen aan het genereren van middelen.

 

Investeringen met een maatschappelijk nut zijn activa die geen economisch, maar uitsluitend een maatschappelijk nut hebben. Voorbeelden van dergelijke activa zijn wegen, rotondes, pleinen, bruggen, speelvoorzieningen en openbaar groen. Deze voorzieningen dienen duidelijk een maatschappelijk nut, maar ze genereren geen middelen en er is geen markt voor.

 

In het BBV is bepaald dat investeringen met een economisch nut geactiveerd moeten worden.

In afwijking hiervan mogen kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om schilderijen van beroemde schilders in eigendom van de gemeenten.

 

Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd, hoewel het BBV er de voorkeur aan geeft dat deze investeringen niet op de balans voorkomen. De gemeente Dordrecht heeft in het verleden nagenoeg geen investeringen met een maatschappelijk nut geactiveerd.  Hierop gelden slechts enkele uitzonderingen waarvan de verkeersregelinstallaties, verlichtingsinstallaties en reconstructies aan bruggen de belangrijkste zijn. De gemeente Dordrecht houdt vast aan deze bestendige gedragslijn, tenzij de raad in een raadsbesluit anders beslist.

 

1. De gemeente Dordrecht verstaat onder de materiële vaste activa met maatschappelijk nut investeringen in de aanleg en de inrichting van wegen, waterwegen, civiele kunstwerken en openbaar groen.

 

 

2. De gemeente Dordrecht activeert van de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut slechts enkele uitzonderingen waarvan de verkeersregelinstallaties, verlichtingsinstallaties en reconstructies aan bruggen de belangrijkste zijn.

 

 

3. Voor de investeringen in kunstwerken met cultuurhistorische waarde houdt de gemeente een actuele registratie bij van de boekwaarde (nihil) ten opzichte van de geschatte marktwaarde.

 

2.2 Investeringen met een beperkte omvang

Investeringen met een geringe omvang worden om praktische redenen niet geactiveerd, maar in één keer ten laste gebracht van de exploitatie. Dit is op grond van algemeen aanvaarde bedrijfseconomische beginselen toegestaan. De praktische redenen bestaan onder meer uit:

  • -

    Het activeren brengt extra werkzaamheden met zich mee;

  • -

    Draagt niet bij aan het inzicht in de vermogenspositie van de gemeente;

  • -

    Toename van het aantal boekingen en lange investeringslijsten die niet bijdragen aan de leesbaarheid van verslagleggingstukken.

 

Activeringsgrens van enkelvoudige investeringen

De grens van het activeren van enkelvoudige investeringen met economisch nut (zie 1.2) wordt gesteld op € 15.000 exclusief BTW. Wanneer een investering met economisch nut het bedrag van € 15.000 overstijgt, zal activering op de balans plaats moeten vinden. Investeringen met een lagere aanschafwaarde worden niet geactiveerd, maar direct in het jaar van aanschaf ten laste van de exploitatie verantwoord. De grens van € 15.000 exclusief BTW geldt per bestelling (opdrachtverstrekking). Uit vergelijking met andere gemeenten blijkt dat dit een voor de omvang van de gemeente Dordrecht gangbaar grensbedrag is.

 

Activeringsgrens van samengestelde (gelijksoortige) investeringen

Wanneer investeringen ook verzameld kunnen plaatsvinden, is het totaalbedrag op jaarbasis bepalend voor het al dan niet activeren. Het uitgangspunt daarbij is dat deze investeringen gelijksoortig zijn. Te denken valt hierbij aan vervoersmiddelen, meubilair, hard- en software, kopieermachines en verlichting. De grens van activeren voor gelijksoortige investeringen wordt gesteld op € 40.000 exclusief BTW.

 

Wanneer er goede redenen zijn om af te wijken van het grensbedrag, zal dit in een raadsvoorstel worden toegelicht.

 

Een uitzondering vormen de investeringen in gronden, terreinen en effecten (aandelen). Deze worden altijd geactiveerd, onafhankelijk van het bedrag.

 

4. De gemeente Dordrecht hanteert een grensbedrag van € 15.000 exclusief BTW per eenheid. Voor (gelijksoortige) aanschaffingen die ook verzameld kunnen worden gedaan is activering verplicht bij een hogere aanschafwaarde dan € 40.000 exclusief BTW. Effecten, gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

 

3.    Indeling vaste activa

 

De indeling van de vaste activa moet conform het BBV verplicht in de (toelichting op de) balans worden opgenomen. De indeling van de vaste activa is als volgt (art. 33 – 36 en 52 BBV):

 

  • *

    Immateriële vaste activa

    • -

      kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en (dis)agio

    • -

      kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

 

  • *

    Materiële vaste activa

    • a.

      investeringen met een maatschappelijk nut:

      • -

        grond-, weg- en waterbouwkundige werken

      • -

        machines, apparaten en installaties

      • -

        overige materiële vaste activa

    • b.

      investeringen met een economisch nut:

      • -

        gronden en terreinen

      • -

        woonruimten

      • -

        bedrijfsgebouwen (veruit de grootste balanscomponent bij gemeente Dordrecht)[1]

      • -

        grond-, weg- en waterbouwkundige werken

      • -

        vervoermiddelen

      • -

        machines, apparaten en installaties

      • -

        overige materiële vaste activa

  •  

  • *

    Financiële vaste activa

    • -

      kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen

    • -

      leningen aan woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen

    • -

      overige langlopende geldleningen

    • -

      overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer

    • -

      bijdrage aan activa in eigendom van derden

 

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden gerekend tot de financiële vaste activa. Het BBV stelt ten aanzien van deze categorie een aantal specifieke regels. Bijdragen aan activa in eigendom van derden (art. 61) kunnen worden geactiveerd indien:

  • -

    er sprake is van een investering door een derde;

  • -

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • -

    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren;

  • -

    de bijdrage kan worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft.

 

Voorbeelden van activa in eigendom aan derden zijn de bekostiging van de eerste inrichting van meubilair in het primair onderwijs, de kosten verbonden aan een onderwijsleerpakket en een investeringsbijdrage aan een bibliotheek. Activering van deze kosten draagt bij aan het juiste inzicht in de vermogenspositie van de gemeente.

 

Over het algemeen geldt echter dat activering van bijdragen in eigendom van derden niet bijdraagt aan een juist inzicht in de vermogenspositie. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de gemeente zelf geen baten ondervindt van de investering, zolang de instelling zich aan de overeenkomst houdt, en er ook niet economisch over kan beschikken.

 

 

5.    De gemeente activeert in de regel geen activa in eigendom van derden. Slechts in het geval van bijzondere projecten met grote bedragen kan hierbij in de vorm van een raadsvoorstel worden afgeweken.

 

4.        Toerekening van kosten en baten aan activa

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de  toerekening van kosten en baten aan investeringen, waarbij onder andere (voorbereidings)uren van eigen personeel en externe voorbereidingskosten aandachtspunten zijn. In het BBV zijn bepalingen opgenomen over de toerekening van uitgaven en inkomsten aan investeringen. Deze regelgeving laat enige ruimte. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de gemeente Dordrecht deze ruimte invult.

 

4.1 Bijdragen van derden

De bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief worden in mindering gebracht op de waardering van dat actief. Dit wordt dus toegepast op de activa met economisch nut (het BBV geeft hiervoor een keuzemogelijkheid) en de investeringen met maatschappelijk nut die volgens een specifiek raadsbesluit bij uitzondering geactiveerd moeten worden.

 

 

6.    Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief worden op de waardering daarvan in mindering gebracht.

 

4.2 Activeerbare indirecte kosten

Met activeerbare indirecte kosten wordt bedoeld de inzet van gemeentelijk personeel voor de realisatie van het actief. De personele kosten worden berekend aan de hand van uurtarieven op basis van de urenregistratie per persoon. Deze kosten maken, indien van toepassing, onderdeel uit van het investeringsvoorstel.

 

 

7.    Ambtelijke kosten die deel uitmaken van het investeringsvoorstel worden geactiveerd op basis van de verantwoording in het tijdsregistratiesysteem.

 

4.3 Rentetoerekening aan activa in ontwikkeling

In tegenstelling tot de aanschaf van complete activa, is er soms sprake van vervaardiging van een actief. In dit geval komt het actief gedurende een langere periode (meerdere jaren) tot stand. Deze activa in ontwikkeling kent dus een oplopende boekwaarde tot het moment van gereedkomen van het actief.

 

Aan de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa in ontwikkeling wordt rente berekend op basis van de renteomslag methode. Het is, vanwege de overzichtelijkheid tussen voor- en nacalculatie, niet gebruikelijk om rentelasten tijdens de vervaardiging van een actief te registreren en als component toe te voegen aan de investering op de balans.

 

 

8.    Rentetoerekening aan de vaste activa in ontwikkeling vindt plaats volgens de renteomslag methodiek op basis van de boekwaarde per 1 januari.

 

 

4.4 Voorbereidingskosten

Voorbereidingskosten zijn kosten die gemaakt worden voordat overgegaan wordt tot het aanschaffen of vervaardigen van een actief. Het betreft bijvoorbeeld de kosten van bodemonderzoek, de kosten van een onderzoeksbureau of architect, en de voorbereiding (ureninzet) door eigen personeel. Het volgende onderscheid is hierbij van belang:

  • -

    voorbereiding door eigen personeel;

  • -

    overige voorbereidingskosten.

 

Voorbereiding door eigen personeel

De ingezette uren ambtelijke voorbereidingsuren worden geactiveerd voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel. De overige uren worden verantwoord op de exploitatie. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

 

Overige voorbereidingskosten

Alle overige voorbereidingskosten worden geactiveerd. Dit is conform het BBV (artikel 63, lid 3): "de vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend".

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een actief kunnen worden geactiveerd indien:

  • -

    het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • -

    de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

  • -

    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

  • -

    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Voorbereidingskredieten

In sommige gevallen dient eerst enig onderzoek plaats te vinden voordat er voldoende inzicht (in de kosten) is om een krediet aan te vragen. Dan wordt veelal eerst een voorbereidingskrediet aangevraagd. Op dit krediet worden de voorbereidingskosten verantwoord.

In veel gevallen zal dit voorbereidingskrediet (en de daarop verantwoorde kosten) overgaan naar het definitieve (uitvoerings)krediet. Bij de aanvraag van het uitvoeringskrediet worden de voorbereidingskosten dus mee begroot. Indien het voorbereidingskrediet niet leidt tot een definitief krediet dient dekking gezocht te worden voor de op het voorbereidingskrediet geboekte uitgaven.

 

[1] Op basis van de jaarrekening 2011

 

4.4 Voorbereidingskosten

Voorbereidingskosten zijn kosten die gemaakt worden voordat overgegaan wordt tot het aanschaffen of vervaardigen van een actief. Het betreft bijvoorbeeld de kosten van bodemonderzoek, de kosten van een onderzoeksbureau of architect, en de voorbereiding (ureninzet) door eigen personeel. Het volgende onderscheid is hierbij van belang:

  • -

    voorbereiding door eigen personeel;

  • -

    overige voorbereidingskosten.

 

Voorbereiding door eigen personeel

De ingezette uren ambtelijke voorbereidingsuren worden geactiveerd voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel. De overige uren worden verantwoord op de exploitatie. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.3.

 

Overige voorbereidingskosten

Alle overige voorbereidingskosten worden geactiveerd. Dit is conform het BBV (artikel 63, lid 3): "de vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend".

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een actief kunnen worden geactiveerd indien:

  • -

    het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • -

    de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

  • -

    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

  • -

    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Voorbereidingskredieten

In sommige gevallen dient eerst enig onderzoek plaats te vinden voordat er voldoende inzicht (in de kosten) is om een krediet aan te vragen. Dan wordt veelal eerst een voorbereidingskrediet aangevraagd. Op dit krediet worden de voorbereidingskosten verantwoord.

In veel gevallen zal dit voorbereidingskrediet (en de daarop verantwoorde kosten) overgaan naar het definitieve (uitvoerings)krediet. Bij de aanvraag van het uitvoeringskrediet worden de voorbereidingskosten dus mee begroot. Indien het voorbereidingskrediet niet leidt tot een definitief krediet dient dekking gezocht te worden voor de op het voorbereidingskrediet geboekte uitgaven.

 

 

9.    De voorbereidingskosten voor de aanschaf of vervaardiging van het actief worden verantwoord op dat actief (en dus geactiveerd), voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel. De kosten van onderzoek en ontwikkeling moeten voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn in het BBV.

 

4.5 Reserve Afschrijving Activa met Economisch Nut

In de begroting van Dordrecht nemen de (voorgenomen) Strategische Investeringen (SI) nog steeds een belangrijke plaats in. Hoewel de omvang van de reserve SI afneemt door de uitvoering van (grote) projecten, neemt de omvang van de Reserve Activa Afschrijving met Economisch Nut (RAAMEN) juist toe.

 

Conform BBV worden investeringen met economisch nut geactiveerd, wat betekent dat de kapitaallasten na ingebruikname onderdeel zullen zijn van de betreffende programma's. Om dit lastenverhogende effect te compenseren zullen tegenover de afschrijvingslasten van geactiveerde investeringen die gedekt zijn uit SI, onttrekkingen aan de Reserve Afschrijving Activa Economisch Nut van dezelfde omvang staan.

 

RAAMEN wordt gevoed door het overhevelen van de totale investeringssom vanuit de reserve SI. Dit bedrag zal naar rato van de geschatte levensduur van het betreffende actief vrijvallen als dekking voor de jaarlijkse afschrijvingslasten. Aan het einde van het boekjaar is de omvang van RAAMEN altijd even hoog als de boekwaarde van de betreffende activa.

 

 

10.  Onttrekkingen aan de reserve SI voor een investering met economisch nut worden voor het bedrag van de investering toegevoegd aan Reserve Activa Afschrijving met Economisch Nut. Deze reserve wordt ingezet voor de dekking van de afschrijvingslasten van deze investeringen.

 

Omdat de kapitaallasten naast afschrijvingslasten tevens bestaan uit rentelasten, zal er nog een tweede compensatie nodig zijn. Via de renteomslag wordt over de totale omvang van RAAMEN een bedrag aan rentekosten berekend die vervolgens tot hetzelfde bedrag als rente-inkomsten worden doorberekend via de door de gemeente gehanteerde renteomslagmethode.

 

De in deze paragraaf weergegeven werkwijze voor RAAMEN geldt tevens voor de geactiveerde onderwijsgebouwen. De kapitaallasten van deze categorie activa worden gedekt door een jaarlijkse onttrekking uit de reserve Onderwijshuisvesting.

 

4.6 Overige onderwerpen

Onttrekkingen aan reserves

De artikelen 62 en 63 van het BBV geven aan dat onttrekkingen aan reserves niet in mindering gebracht mogen worden op het actief. Een uitzondering geldt voor investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Onttrekkingen aan reserves mogen op deze activa wel in mindering gebracht worden.

Ten aanzien van voorzieningen zijn in het BBV voorwaarden gesteld (artikel 44), waaronder dat zij gevormd zijn voor een bepaald doel. Dat doel mag niet zijn de aanschaf of vervaardiging van een actief. Onttrekkingen aan voorzieningen kunnen dus niet in mindering gebracht worden op een actief.

 

Boekwinsten en -verliezen

Indien bij de vervanging van een actief een boekwinst wordt behaald (bij verkoop of inruil), dan wordt deze boekwinst verantwoord in de exploitatie. Indien er sprake is van boekverliezen worden deze ten laste van de exploitatie gebracht. Deze winsten of verliezen mogen dus niet (gesaldeerd) worden geactiveerd.

 

Activeren tekorten

Het activeren van tekorten is op grond van het BBV niet toegestaan, evenmin als kosten voor het afsluiten van geldleningen.

 

Groot onderhoud

Tot slot is het van belang het verschil tussen groot onderhoud en investeringen te onderscheiden. Groot onderhoud leidt niet in alle gevallen tot activeerbare kosten. De richtlijnen voor de jaarverslaggeving geven hieromtrent de volgende aanwijzing:

"Als activeerbare kosten van vernieuwing dienen uitsluitend te worden aangemerkt bestedingen die leiden tot een waardeverhoging van het actief. Dit betreffen o.a. uitbreidingen van capaciteit en kwalitatieve verbeteringen (besparing energieverbruik, verbeteren productieproces etc.)"

 

5.           Afschrijving van activa

 

5.1             Algemeen

De waardevermindering van vaste activa wordt door middel van afschrijving tot uitdrukking gebracht. De wijze waarop de gemeente afschrijft heeft invloed op haar exploitatie en vermogenspositie.

 

Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Vaste activa met een onbeperkte gebruiksduur worden niet afgeschreven. Het meest aansprekende voorbeeld van vaste activa met onbeperkte gebruiksduur is grond.

 

 

11.  Op activa met een onbeperkte gebruiksduur, zoals gronden, wordt niet afgeschreven.

 

Tijdens de levensduur neemt de behoefte aan onderhoud toe. Dit zal vooral bij gebouwen een rol van betekenis spelen. Het Vastgoedbedrijf hanteert voor het meerjarenonderhoud een planning en een onderhoudsvoorziening voor de gemeentelijke gebouwen in de balans.

Voor materiële vaste activa met een kortere levensduur (zoals bedrijfswagens) is in veel gevallen sprake van een gespreide vervanging, waardoor de onderhoudskosten niet in belangrijke mate in de tijd fluctueren.

 

5.2             Afschrijvingsmethoden

Er zijn diverse afschrijvingsmethoden, waarvan de lineaire methode en afschrijving op basis van annuïteiten de meest voorkomende zijn. Hieronder worden de kenmerken van beide methoden beschreven.

 

Lineaire afschrijving

Bij de lineaire afschrijving zijn de jaarlijkse afschrijvingsbedragen gelijk (vast bedrag per jaar). De totale kapitaallasten zullen dus per jaar afnemen, want de aan de investering toegerekende rente over de boekwaarde zal dalen.

 

De voordelen van deze methode zijn:

  • -

    Een evenredige spreiding van de afschrijvingslasten over de gebruiksperiode.

  • -

    Een dalende rentelast over de gebruiksperiode, waarmee de budgetruimte die hierdoor ontstaat, ingezet kan worden voor de kapitaallasten van vervangingsinvesteringen.

 

De nadelen van deze methode zijn:

  • -

    In het jaar van vervanging kunnen er budgettaire problemen ontstaan. De totale kosten van de nieuwe investering (onderhoud, afschrijving en rente) kunnen veel hoger zijn dan van de oude te vervangen investering. Immers de rentelasten van de oude investering zijn (zeer) laag. Als echter sprake is van een "ideaalcomplex" (=evenwichtige verdeling van de investeringen in de tijd, waardoor voor- en nadelen elkaar opheffen) is van dit probleem geen sprake.

  • -

    Het totaal van de rente- en afschrijvingslasten is niet jaarlijks gelijk, maar neemt af.

 

Gelijkblijvende annuïteit

Bij deze methode wordt de som van de jaarlijkse last van rente en afschrijving gelijk gehouden.

 

Het voordeel van deze methode is:

  • -

    Een jaarlijks gelijkblijvende som van de jaarlijkse last van rente en afschrijving, wat van belang kan zijn bij tariefstellingen en interne doorberekeningen. Dit dient idealiter gecombineerd te worden met een jaarlijks gelijkblijvende post voor onderhoudskosten.

     

Het nadeel van deze methode is:

  • -

    In de eerste jaren van de levensduur vindt nauwelijks afschrijving plaats, waardoor de boekwaarde geflatteerd is ten opzichte van de bedrijfseconomische waarde.

 

 

12.  De gemeente Dordrecht hanteert in het algemeen de methode van afschrijving op basis van annuïteiten toe. Afwijkingen van deze regel worden in het raadsvoorstel gemotiveerd.

 

5.3            Moment van aanvang afschrijving

Het moment van aanvang van afschrijving is van belang voor de hoogte van de kapitaallasten. Er wordt gestart met afschrijving op een actief in het begrotingsjaar dat volgt op de datum van ingebruikname. Bij de gemeente Dordrecht is dat moment van ingebruikname, om praktische redenen, gelijkgesteld aan de administratieve afsluiting van een investering. Met deze afschrijvingsregel wordt aangesloten op de component van de rentelasten. Ook de rentelasten worden voor het eerst toegerekend per 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van ingebruikname.

 

Wanneer een (groot) project bestaat uit meerdere onderdelen, zal de datum van ingebruikname van dat specifieke onderdeel worden gevolgd.

 

 

13.  Er wordt gestart met afschrijving in het begrotingsjaar dat volgt op het moment van ingebruikname.

 

5.4             Afschrijvingstermijnen

In paragraaf 4.1 is aangegeven dat op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde.

 

Verwachte toekomstige gebruiksduur

De afschrijvingstermijn dient zo goed mogelijk aan te sluiten op de feitelijke waardedaling dan wel het feitelijke gebruik van het actief. De verwachte levensduur van activa is de bepalende factor voor de te hanteren afschrijvingstermijn.

Bij het bepalen van de afschrijvingstermijn is het belangrijk de grondslag stelselmatig te bepalen. Dit houdt in dat de gemeente zoveel mogelijk van het ene op het andere jaar dezelfde grondslagen gebruikt. Alleen als er gegronde redenen zijn mag de wijze van waarderen en afschrijven worden veranderd. Verder houdt dit vereiste in dat gelijksoortige activa gemeentebreed op dezelfde wijze worden gewaardeerd en afgeschreven. Dit komt tot uitdrukking in een tabel met voorgeschreven afschrijvingstermijnen, die als bijlage 2 bij deze Nota is opgenomen.

 

 

14.  Gemeente Dordrecht hanteert afschrijvingstermijnen zoals deze zijn opgenomen in bijlage 2 van deze Nota. De tabel is niet limitatief en kan aangevuld worden met nieuwe soorten activa.

 

Technische en Economische Levensduur

Bij de waardedaling van vaste activa moet rekening gehouden worden met de technische en economische levensduur (of gebruiksduur).

 

  • -

    De technische levensduur is de periode dat de activa technisch in staat zijn om te worden gebruikt.

  • -

    De economische levensduur is de periode waarbij naar schatting de totale kosten van gebruik van het actief het laagste zijn (dus kapitaallasten en de onderhoudskosten). Zo kunnen de onderhoudskosten na een bepaalde periode dermate hoog worden dat vervanging van het actief goedkoper is dan doorgaan met het bestaande actief, terwijl het actief technisch nog wel bruikbaar is.

 

Conform het voorzichtigheidsprincipe, de regelgeving vanuit BBV en de voorkeur van de provincie Zuid-Holland als financieel toezichthouder, hanteert de gemeente Dordrecht de economische levensduur ter bepaling van de verwachte toekomstige gebruiksduur.

 

15.  De verwachte toekomstige gebruiksduur wordt gelijk gesteld aan de economische levensduur van een actief.

 

5.5             Afschrijven onafhankelijk van resultaat

In het BBV is bepaald dat het afschrijven onafhankelijk geschiedt van het resultaat van het boekjaar (zie bijlage I, punt 5).

 

In afwijking van bovenvermelde kan er op investeringen met een maatschappelijk nut extra worden afgeschreven. Om een duidelijk herkenbaar afschrijvingsbeleid te voeren, kiest de gemeente Dordrecht ervoor om geen extra (resultaatafhankelijke) afschrijvingen te plegen.

 

 

16.  Investeringen met een maatschappelijk nut worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar afgeschreven (dus niet extra afschrijven).

 

5.6             Overige onderwerpen

Duurzame waardeverminderingen

Duurzame waardeverminderingen kunnen zich voordoen bij nieuwe inzichten in de gebruiksduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen. Conform BBV dienen verwachte duurzame waardeverminderingen van vaste activa onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar te worden verwerkt.

 

Het toetsen van de waarde van deelnemingen geschiedt op basis van overzichten van derden, bijvoorbeeld bankinstellingen. Eventuele inhaalafschrijvingen komen ten laste van de exploitatie.

In de jaarrekening bij de toelichting op de balans worden de aard en omvang van de duurzame waardeverminderingen vermeld.

 

Buitengebruikstelling

BBV schrijft voor is voorgeschreven dat een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgeschreven. Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot nihil, hetzij tot de restwaarde (indien dit redelijkerwijs verwacht kan worden). Bij een gedeeltelijke buitengebruikstelling wordt het actief naar rato afgewaardeerd.

 

Restwaarden

Bij de bepaling van de afschrijving wordt rekening gehouden met de restwaarde, dat wil zeggen dat een eventuele restwaarde zal leiden tot een lagere (totale) afschrijving.

De gemeente Dordrecht hanteert voor de activa waarop wordt afgeschreven de volgende restwaarden:

  • -

    Onderwijsgebouwen: de restwaarde is bepaald op 25% van de WOZ-waarde op het moment van ingebruikname, tenzij de staat van het gebouw slecht en de ligging economisch ongunstig is. Dan is de restwaarde bepaald op nihil.

  • -

    Kantoorpanden: de restwaarde is bepaald op 50% van de WOZ-waarde op het moment van ingebruikname.

  • -

    Woningen, sportcomplexen, multifunctionele accommodaties, buurthuizen en ateliers: de restwaarde is bepaald op 25% van de WOZ-waarde op het moment van ingebruikname.

  • -

    Parkeergarages, gymlokalen, garageboxen, Kerktoren, schouwburg en kunstgrasvelden: de restwaarde is bepaald op nihil.

  • -

    Vervoermiddelen: de restwaarde is bepaald op 10% van de aanschafwaarde.

 

6      Waarderingsgrondslagen activa

 

In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is voorgeschreven dat:

  • -

    Alle activa worden gewaardeerd op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs;

  • -

    Passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Een uitzondering geldt ten aanzien van voorzien

  • ingen, zij mogen ook tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

6.1            Waarderingsgrondslagen gemeente Dordrecht

Hieronder volgen de door de gemeente Dordrecht te hanteren grondslagen:

 

Algemeen

De balans wordt opgesteld in overeenstemming met het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) provincies en gemeenten, welke op een aantal uitzonderingen na is gebaseerd op de verslaggevingsvoorschriften volgens het Burgerlijk Wetboek, boek 2, titel 9.

 

De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Alle lasten en baten, die betrekking hebben op het boekjaar en ten tijde van het opstellen van de jaarrekening bekend zijn, worden in het betreffende verslagjaar verwerkt.

 

Vaste activa

  • -

    Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde.

  • -

    Vaste activa met een onbeperkte gebruiksduur worden niet afgeschreven.

  • -

    Afschrijven geschiedt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

  • -

    Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

 

Immateriële vaste activa

Dit betreffen eventuele kosten van onderzoek en ontwikkeling  en het saldo van (dis)agio. De kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de op deze basis berekende afschrijvingen. De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair afgeschreven in ten hoogste vijf jaar.

 

Materiële vaste activa

Dit betreffen voornamelijk investeringen met een meerjarig economisch nut. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden volgens de financiële beheerverordening met uitzondering van (onder andere) de verkeersregelinstallaties, verlichtingsinstallaties en reconstructies aan bruggen niet geactiveerd, tenzij de raad in bijzondere gevallen anders beslist.

 

De materiële vaste activa met een economisch nut zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de op deze basis berekende afschrijvingen. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de onttrekkingen aan reserves in verband met dit actief.

 

Tevens zijn de berekende afschrijvingen (op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met onttrekkingen aan reserves) in mindering gebracht. De materiële vaste activa worden veelal afgeschreven volgens de annuïtaire methode.

 

Financiële vaste activa

Het betreffen kapitaalverstrekkingen, verstrekte leningen met een looptijd langer dan een jaar en bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De leningen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

 

De bijdragen aan activa in eigendom van derden zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs verminderd met de op deze basis berekende afschrijvingen. De bijdragen aan activa in eigendom worden lineair afgeschreven.

 

Voorraden

De onderhanden werken grondexploitatie zijn opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met een eventuele verkoopopbrengst. Indien de marktwaarde duurzaam lager is, vindt afwaardering naar de marktwaarde plaats. Een belangrijke recente uitspraak van de commissie BBV luidt dat het activeren van kosten bij niet in exploitatie genomen gronden alleen is toegestaan wanneer middels een raadsbesluit een stellig voornemen bestaat dat deze gronden in de nabije toekomst zullen worden bebouwd.

Ook de overige voorraden tot slot zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of duurzaam lagere marktwaarde.

 

Vorderingen

De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van de voorziening voor oninbaarheid van debiteuren.

 

Liquide middelen

De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Indien niet anders vermeld, zijn zij direct opvraagbaar.

 

Overlopende activa

De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

 

Passiva

De verplichtingen op de lange en korte termijn zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

 

6.2            Wijziging van de grondslagen

Indien de grondslagen op enig moment wijzigen ten opzichte van het voorgaande jaar, dient dit te worden opgenomen in de waarderingsgrondslagen onder vermelding van:

  • -

    de aard van de wijziging;

  • -

    de reden van de wijziging;

  • -

    de (financiële) gevolgen van de wijziging.

 

7.             Samenvatting uitgangspunten

 

 

1.    De gemeente Dordrecht verstaat onder de materi ë le vaste activa met maatschappelijk nut investeringen in de aanleg en de inrichting van wegen, waterwegen, civiele kunstwerken en openbaar groen.

 

 

2.    De gemeente Dordrecht activeert van de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut slechts enkele uitzonderingen waarvan de verkeersregelinstallaties, verlichtingsinstallaties en reconstructies aan bruggen de belangrijkste zijn.

 

 

3.    Voor de investeringen in kunstwerken met cultuurhistorische waarde houdt de gemeente een actuele registratie bij van de boekwaarde (nihil) ten opzichte van de geschatte marktwaarde.

 

 

4.    De gemeente Dordrecht hanteert een grensbedrag van € 15.000 exclusief BTW per eenheid. Voor (gelijksoortige) aanschaffingen die ook verzameld kunnen worden gedaan is activering verplicht bij een hogere aanschafwaarde dan € 40.000 exclusief BTW.  Effecten, gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

 

 

5.    De gemeente activeert in de regel geen activa in eigendom van derden. Slechts in het geval van bijzondere projecten met grote bedragen kan hierbij in de vorm van een raadsvoorstel worden afgeweken.

 

 

6.    Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief worden op de waardering daarvan in mindering gebracht.

 

 

7.    Ambtelijke kosten die deel uitmaken van het investeringsvoorstel worden geactiveerd op basis van de verantwoording in het tijdsregistratiesysteem.

 

 

8.    Rentetoerekening aan de vaste activa in ontwikkeling vindt plaats volgens de renteomslag methodiek op basis van de boekwaarde per 1 januari.

 

 

9.    De voorbereidingskosten voor de aanschaf of vervaardiging van het actief worden verantwoord op dat actief (en dus geactiveerd), voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel. De kosten van onderzoek en ontwikkeling moeten voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn in het BBV.

 

 

10.  Onttrekkingen aan de reserve SI voor een investering met economisch nut worden voor het bedrag van de investering toegevoegd aan Reserve Activa Afschrijving met Economisch Nut. Deze reserve wordt ingezet voor de dekking van de afschrijvingslasten van deze investeringen.

 

 

11.  Op activa met een onbeperkte gebruiksduur, zoals gronden, wordt niet afgeschreven.

 

 

12.  De gemeente Dordrecht hanteert in het algemeen de methode van afschrijving op basis van annuïteiten toe. Afwijkingen van deze regel worden in het raadsvoorstel gemotiveerd.

 

 

13.  Er wordt gestart met afschrijving in het begrotingsjaar dat volgt op het moment van ingebruikname. Om praktische redenen is het moment van ingebruikname gelijkgesteld aan het moment van administratieve afsluiting.

 

  

14.  Gemeente Dordrecht hanteert afschrijvingstermijnen zoals deze zijn opgenomen in bijlage 2 van deze Nota. De tabel is niet limitatief en kan aangevuld worden met nieuwe soorten activa.

 

 

15.  De verwachte toekomstige gebruiksduur wordt gelijk gesteld aan de economische levensduur van een actief.

 

 

16.  Investeringen met een maatschappelijk nut worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar afgeschreven (dus niet extra afschrijven).

 

 

BIJLAGEN  

 

  • I.

    Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

 

  • II.

    Tabel afschrijvingstermijnen

 

Bijlage I: Kernpassages Besluit Begroting en Verantwoording

 

Met ingang van 1 januari 2004 is het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) van kracht. In het BBV zijn veel richtlijnen gegeven omtrent de waardering van vaste activa. De belangrijkste passages worden hieronder beschreven:

 

  • 1.

    Investering met economisch en maatschappelijk nut (art. 59)

    Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. Investeringen hebben een economisch nut indien zij verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. In afwijking hiervan worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd. Investeringen in de openbare ruimte (o.a. wegen, straten, pleinen en bruggen) met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd.

 

  • 2.

    Kosten onderzoek en ontwikkeling (art. 60)

    De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een actief kunnen worden geactiveerd indien:- 

    • -

      het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

    • -

      de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

    • -

      het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

    • -

      de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

       

  • 3.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden (art. 61)

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien:   

    • -

      er sprake is van een investering door een derde;

    • -

      de investering bijdraagt aan de publieke taak;

    • -

      de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen; en

    • -

      de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

       

 

  • 4.

    Te activeren kosten en/of baten (art.62 en 63)

    Alle vaste activa worden gewaardeerd op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs.   

    • -

      De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

    • -

      De vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

  • Er gelden twee afwijkingen:

    • -

      Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief mogen op de waardering daarvan in mindering gebracht worden.

    • -

      Reserves mogen in mindering worden gebracht op investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (zie punt 1.1).

 

  • 5.

    Afschrijven (art. 64 en 65)

  • Afschrijven geschiedt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar en volgens een stelsel dat is afgestemd op de toekomstige gebruiksduur. Tevens geldt ten aanzien van de immateriële vaste activa dat:   

    • -

      de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief in ten hoogste vijf jaar worden afgeschreven;

    • -

      de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio worden afgeschreven in een termijn maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

  • In afwijking van bovenvermelde kan er op investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut extra worden afgeschreven. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

 

  • 6.

    Indeling vaste activa (art. 33 – 36 en 52)

    In het besluit wordt aangegeven dat in de (toelichting op de) balans afzonderlijk moet worden opgenomen:

    Immateriële vaste activa   

  • - Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en (dis)agio

  • - Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

 

  • Materiële vaste activa

    • a.

      Investeringen met een economisch nut

    • b.

      Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

      - Gronden en terreinen

      - Woonruimten

      - Bedrijfsgebouwen

      - Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

      - Vervoermiddelen

      - Machines, apparaten en installaties

      - Overige materiële vaste activa

  • Financiële vaste activa

    • -

      Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen

    • -

      Leningen aan woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen

    • -

      Overige langlopende geldleningen

    • -

      Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer

    • -

      Bijdragen aan activa in eigendom aan derden

 

  • 7.

    Voorzieningen (artikel 44)

    Voorzieningen worden gevormd wegens:

    • a.

      Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

    • b.

      Op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

    • c.

      Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren. 

  • Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden.

     

  • Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.

 

 

Bijlage II: Tabel afschrijvingstermijnen

 

De afschrijvingstabel geeft invulling aan de betreffende uitgangspunten uit de nota Waardering en afschrijving. De afschrijvingstermijnen zijn richtinggevend en niet bindend. Wanneer wordt afgeweken van aangegeven afschrijvingstermijnen dient dit (bij de kredietaanvraag) te worden gemotiveerd. De tabel is niet limitatief en kan desgewenst aangevuld worden met nieuwe soorten activa en hun afschrijvingstermijnen.

 

 

 

 Soort investering / activa

 Afschrijvingstermijn

 

 

Immateriële vaste activa

 

(Dis) agio

Maximaal looptijd lening

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

5 jaar

 

 

Materiële vaste activa

 

Gronden en terreinen:

 

- Gronden

-

- Recreatiegrond

-

- Terreinen

-

- Bouwgrondexploitatie

-

- Erfpachtgronden

-

- Grond (uitbreiding) begraafplaats

Gelijk aan gebruiksduur

- Uitbreiding begraafplaats

Gelijk aan gebruiksduur

- Beschoeiing

20 jaar

- Aanpassing / aanleg infrastructuur

20-30 jaar

- Renovatie / aanleg sportcomplexen

10-20 jaar

 

 

Woonruimten:

 

- (Geëxploiteerde) woningen

40 jaar

- Verbouwing / renovatie woning

20-50 jaar

- Woonwagens

20 jaar

- Woonchalets

20 jaar

 

 

Bedrijfsgebouwen:

 

- Bedrijfsgebouwen (algemeen)

40 jaar

- Schoolgebouwen (nieuwbouw)

40 jaar

- Brandweerkazerne

40 jaar

- Bedrijfsgebouwen (tijdelijk)

Gelijk aan gebruiksduur

- Verbouwing / renovatie van gebouw

20-40 jaar

- Gebouwen Essenhof

40 jaar

 

 

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken (voorzover te activeren):

 

- Reconstructie / aanleg wegen, kruising of splitsing wegen

30 jaar

- Reconstructie / aanleg riolen

40 jaar (vóór 2005) en 60 jaar (vanaf 2005)

- Reconstructie / aanleg (voetgangers)brug

20 jaar

- Reconstructie / aanleg voetpad

20 jaar

- Reconstructie / aanleg fietspad

20 jaar

- Reconstructie / aanleg parkeerterreinen

20 jaar

- Reconstructies aan betonnen en stalen kademuren, keermuren en damwanden

40 jaar

- Reconstructies aan houten kademuren, keermuren en damwanden

25 jaar

- Reconstructie / aanleg betonnen en stalen bruggen

40 jaar

- Reconstructie / aanleg houten bruggen

25 jaar

- Rioolgemaal

60 jaar

- Drukriolering

20 jaar

- Mechanisatie

10 jaar

- Drainage

25-50 jaar (uitgangspunt is 50 jaar)

- Openbare verlichting: lichtmasten, kabelnet en voeding

25 jaar

- Armaturen

15 jaar

- Duikers

25 jaar

- Steigers

20 jaar

- Aanleg keldergraven

60 jaar

- Urnenmuur

20 jaar

- Ruimingen Essenhof

20 jaar

- Spoorwegverbinding

40 jaar

 

 

Vervoermiddelen:

 

- Personenauto

5 jaar

- Bestelbus

7 jaar

- Tractoren en overige tractiemiddelen

10 jaar

- Aanbouwwerktuigen

7 jaar

- Aanhangwagen

10 jaar

- Grasmaaimachines

5 jaar

- Boten

20 jaar

- Aandrijflijn (boten)

5 jaar

 

 

Machines, apparaten en installaties:

 

- Technische installaties (algemeen)

10-20 jaar

- Antennemast

25 jaar

- Verkeersregelinstallaties

20 jaar

- Verlichtingsinstallaties

15 jaar

- Rateltikkers (VRI’s)

5 jaar

- Lektriever

15 jaar

- (Hulpverlenings)gereedschappen / apparatuur

5-10 jaar

- Speelvoorzieningen

10 jaar

- Telefooninstallatie en –toestellen

10 jaar

- Snij- en bindmachines

5 jaar

- Kopieermachines

5 jaar

- Foto- en video

5 jaar

- Meubilair e.d.

5-15 jaar

- Hardware

3-5 jaar

- Software

3-5 jaar

- Noodstroomvoorziening

10 jaar

- Netwerk apparatuur

10 jaar

- Gereedschappen

5 jaar