Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht:Financiële verordening gemeente Dordrecht |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Dordrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 18-04-2013 | Onbekend | 13-11-2012 Gemeentenieuws, 2012-11-28 | SBC/875713 | |
12-01-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2013 | Onbekend | 20-12-2011 Gemeentenieuws, 2012-01-11 | 2010, SBC/2010/366698 II |
De RAAD van de gemeente Dordrecht;
gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 29 november 2011, Nr. SBC/693604;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;
vast te stellen de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht:
Het college biedt beleid over lokale heffingen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In dit beleid staat de samenstelling van het pakket belastingen, de belastingdruk, kostendekkendheid en het tarieven- en kwijtscheldingsbeleid. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is dit beleid te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.
Artikel 6 Risicomanagement en weerstandsvermogen
Het college biedt een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico's door het treffen van adequate preventieve maatregelen. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald. De nota maakt onderdeel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is deze nota te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.
Artikel 7 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt beleid over onderhoud aan kapitaalgoederen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In dit beleid wordt ingegaan op het beoogde onderhoudsniveau, de planning voor het onderhoud en de kosten van onderhoud voor de openbare ruimte, gebouwen en riolering. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is dit beleid te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.
Artikel 8 Financiering en treasury
Het college biedt het financieringsstatuut aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Deze nota bevat de meerjarige kaders op voor de financieringsactiviteiten van de gemeente. Dit statuut bevat tevens de taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie. Het financieringsstatuut maakt deel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is dit statuut te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.
Het college biedt de nota verbonden partijen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op de kaders voor deelname aan en het oprichten van verbonden partijen. De nota maakt onderdeel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is deze nota te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.
Het college biedt de nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op de vormen en doelen van grondbeleid, de bijbehorende instrumenten en risico's. De nota maakt onderdeel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is deze nota te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.
Artikel 11 Waardering en afschrijving vaste activa
Het college stelt in de nota waarderen en afschrijven gemeentelijke beleid op voor het waarderen en afschrijven van vaste activa. Het college biedt de nota aan de raad aan ter behandeling en vaststelling. De nota maakt onderdeel uit van deze verordening. Het college beziet tenminste iedere 4 jaar of er aanleiding is deze nota te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.
Hoofdstuk 4 Financieel beheer, interne controle en financiële organisatie
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 14 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Het college draagt zorg voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 20 december 2011.
De griffier, De voorzitter,
M. van Hall A.A.M. Brok
Nota waardering en afschrijving
NOTA WAARDERING EN AFSCHRIJVING
Op grond van artikel 212 van de Gemeentewet stelt de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid en beheer vast. Dit heeft gestalte gekregen in de "Financiële Verordening" van de gemeente Dordrecht. Deze verordening is door de gemeenteraad op 20 december 2011 vastgesteld. In artikel 11 van deze verordening is bepaald dat het college in een nota "Waardering en afschrijving" de regels voorstelt die zij wil hanteren voor de waardering en afschrijving van vaste activa. Wij bieden u deze nota aan ter behandeling en vaststelling.
De huidige Nota Waardering en Afschrijving stamt uit 2006. In de afgelopen jaren hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan op basis waarvan een actualisatie van de Nota Waardering en Afschrijving gewenst is. Te denken valt hierbij aan:·
De doelstelling van de nota Waardering en Afschrijving is het formuleren van beleid en het vastleggen van uniforme regels voor:
De nota Waardering en Afschrijving is primair bedoeld als kaderstellend instrument voor de raad. Deze nota is een uitwerking van artikel 212 van de Gemeentewet en van de bepalingen uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De belangrijkste kernpassages uit het BBV die relevant zijn voor deze nota, zijn opgenomen in bijlage 1.
In de volgende hoofdstukken zal nader worden ingegaan op de uitgangspunten die de gemeente Dordrecht hanteert ten aanzien van investeringen. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde:
In deze nota worden belangrijke uitgangspunten weergegeven in omkaderde tekstvakken. In de voorafgaande teksten wordt een onderbouwing gegeven van het betreffende uitgangspunt. Een samenvatting van de uitgangspunten is opgenomen in hoofdstuk 7.
Voor het realiseren van bepaalde doelen zijn soms investeringen noodzakelijk. Algemeen gesteld kan worden dat van een investering sprake is als het gaat om een uitgave boven een bepaalde omvang waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt (het zogenaamde nuttigheidscriterium).
Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan meerjarige bezittingen, ofwel vaste activa. De waarde van deze bezittingen wordt bepaald (waardering) en op de balans van de gemeente verantwoord (activering). De vaste activa (geactiveerde investeringen) vormen daarmee een onderdeel van het eigen vermogen van de gemeente. Met uitzondering van gronden verminderen de vaste activa in waarde. Met andere woorden, er wordt op de investeringen afgeschreven. Deze afschrijvingen worden als lasten in de exploitatie van de gemeente verantwoord. Zo wordt gedurende de afschrijvingsperiode als het ware gespaard voor de vervanging van het betreffende bezit en is er tegelijk een compleet overzicht van de exploitatiekosten.
De beleidsregels voor waardering en afschrijving bewegen zich binnen de contouren die in hogere regelgeving zijn vastgelegd met het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Artikel 64 lid 3 van de BBV stelt dat "op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur". Uit dat artikel kan het volgende worden afgeleid:
De leden 4 en 6 van artikel 64 bevatten vervolgens uitzonderingsbepalingen op deze regel voor investeringen in uitsluitend maatschappelijk nut enerzijds en voor de tot de immateriële activa te rekenen onderzoeks- en ontwikkelingskosten anderzijds.
In dit hoofdstuk worden drie aspecten behandeld, te weten: het onderscheid tussen economisch en maatschappelijk nut van een investering, investeringen met een beperkte omvang en het onderscheid tussen investeringen en kosten van (groot) onderhoud.
2.1 Onderscheid economisch en maatschappelijk nut
In het BBV wordt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch dan wel een maatschappelijk nut. Investeringen hebben een economisch nut indien zij verhandelbaar zijn of indien ze bijdragen aan het genereren van middelen.
Investeringen met een maatschappelijk nut zijn activa die geen economisch, maar uitsluitend een maatschappelijk nut hebben. Voorbeelden van dergelijke activa zijn wegen, rotondes, pleinen, bruggen, speelvoorzieningen en openbaar groen. Deze voorzieningen dienen duidelijk een maatschappelijk nut, maar ze genereren geen middelen en er is geen markt voor.
In het BBV is bepaald dat investeringen met een economisch nut geactiveerd moeten worden.
In afwijking hiervan mogen kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om schilderijen van beroemde schilders in eigendom van de gemeenten.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd, hoewel het BBV er de voorkeur aan geeft dat deze investeringen niet op de balans voorkomen. De gemeente Dordrecht heeft in het verleden nagenoeg geen investeringen met een maatschappelijk nut geactiveerd. Hierop gelden slechts enkele uitzonderingen waarvan de verkeersregelinstallaties, verlichtingsinstallaties en reconstructies aan bruggen de belangrijkste zijn. De gemeente Dordrecht houdt vast aan deze bestendige gedragslijn, tenzij de raad in een raadsbesluit anders beslist.
1. De gemeente Dordrecht verstaat onder de materiële vaste activa met maatschappelijk nut investeringen in de aanleg en de inrichting van wegen, waterwegen, civiele kunstwerken en openbaar groen. |
3. Voor de investeringen in kunstwerken met cultuurhistorische waarde houdt de gemeente een actuele registratie bij van de boekwaarde (nihil) ten opzichte van de geschatte marktwaarde. |
2.2 Investeringen met een beperkte omvang
Investeringen met een geringe omvang worden om praktische redenen niet geactiveerd, maar in één keer ten laste gebracht van de exploitatie. Dit is op grond van algemeen aanvaarde bedrijfseconomische beginselen toegestaan. De praktische redenen bestaan onder meer uit:
Activeringsgrens van enkelvoudige investeringen
De grens van het activeren van enkelvoudige investeringen met economisch nut (zie 1.2) wordt gesteld op € 15.000 exclusief BTW. Wanneer een investering met economisch nut het bedrag van € 15.000 overstijgt, zal activering op de balans plaats moeten vinden. Investeringen met een lagere aanschafwaarde worden niet geactiveerd, maar direct in het jaar van aanschaf ten laste van de exploitatie verantwoord. De grens van € 15.000 exclusief BTW geldt per bestelling (opdrachtverstrekking). Uit vergelijking met andere gemeenten blijkt dat dit een voor de omvang van de gemeente Dordrecht gangbaar grensbedrag is.
Activeringsgrens van samengestelde (gelijksoortige) investeringen
Wanneer investeringen ook verzameld kunnen plaatsvinden, is het totaalbedrag op jaarbasis bepalend voor het al dan niet activeren. Het uitgangspunt daarbij is dat deze investeringen gelijksoortig zijn. Te denken valt hierbij aan vervoersmiddelen, meubilair, hard- en software, kopieermachines en verlichting. De grens van activeren voor gelijksoortige investeringen wordt gesteld op € 40.000 exclusief BTW.
Wanneer er goede redenen zijn om af te wijken van het grensbedrag, zal dit in een raadsvoorstel worden toegelicht.
Een uitzondering vormen de investeringen in gronden, terreinen en effecten (aandelen). Deze worden altijd geactiveerd, onafhankelijk van het bedrag.
De indeling van de vaste activa moet conform het BBV verplicht in de (toelichting op de) balans worden opgenomen. De indeling van de vaste activa is als volgt (art. 33 – 36 en 52 BBV):
investeringen met een economisch nut:
bedrijfsgebouwen (veruit de grootste balanscomponent bij gemeente Dordrecht)[1]
Bijdragen aan activa in eigendom van derden
Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden gerekend tot de financiële vaste activa. Het BBV stelt ten aanzien van deze categorie een aantal specifieke regels. Bijdragen aan activa in eigendom van derden (art. 61) kunnen worden geactiveerd indien:
Voorbeelden van activa in eigendom aan derden zijn de bekostiging van de eerste inrichting van meubilair in het primair onderwijs, de kosten verbonden aan een onderwijsleerpakket en een investeringsbijdrage aan een bibliotheek. Activering van deze kosten draagt bij aan het juiste inzicht in de vermogenspositie van de gemeente.
Over het algemeen geldt echter dat activering van bijdragen in eigendom van derden niet bijdraagt aan een juist inzicht in de vermogenspositie. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de gemeente zelf geen baten ondervindt van de investering, zolang de instelling zich aan de overeenkomst houdt, en er ook niet economisch over kan beschikken.
4. Toerekening van kosten en baten aan activa
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de toerekening van kosten en baten aan investeringen, waarbij onder andere (voorbereidings)uren van eigen personeel en externe voorbereidingskosten aandachtspunten zijn. In het BBV zijn bepalingen opgenomen over de toerekening van uitgaven en inkomsten aan investeringen. Deze regelgeving laat enige ruimte. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de gemeente Dordrecht deze ruimte invult.
De bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief worden in mindering gebracht op de waardering van dat actief. Dit wordt dus toegepast op de activa met economisch nut (het BBV geeft hiervoor een keuzemogelijkheid) en de investeringen met maatschappelijk nut die volgens een specifiek raadsbesluit bij uitzondering geactiveerd moeten worden.
6. Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief worden op de waardering daarvan in mindering gebracht. |
4.2 Activeerbare indirecte kosten
Met activeerbare indirecte kosten wordt bedoeld de inzet van gemeentelijk personeel voor de realisatie van het actief. De personele kosten worden berekend aan de hand van uurtarieven op basis van de urenregistratie per persoon. Deze kosten maken, indien van toepassing, onderdeel uit van het investeringsvoorstel.
7. Ambtelijke kosten die deel uitmaken van het investeringsvoorstel worden geactiveerd op basis van de verantwoording in het tijdsregistratiesysteem. |
4.3 Rentetoerekening aan activa in ontwikkeling
In tegenstelling tot de aanschaf van complete activa, is er soms sprake van vervaardiging van een actief. In dit geval komt het actief gedurende een langere periode (meerdere jaren) tot stand. Deze activa in ontwikkeling kent dus een oplopende boekwaarde tot het moment van gereedkomen van het actief.
Aan de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa in ontwikkeling wordt rente berekend op basis van de renteomslag methode. Het is, vanwege de overzichtelijkheid tussen voor- en nacalculatie, niet gebruikelijk om rentelasten tijdens de vervaardiging van een actief te registreren en als component toe te voegen aan de investering op de balans.
8. Rentetoerekening aan de vaste activa in ontwikkeling vindt plaats volgens de renteomslag methodiek op basis van de boekwaarde per 1 januari. |
Voorbereidingskosten zijn kosten die gemaakt worden voordat overgegaan wordt tot het aanschaffen of vervaardigen van een actief. Het betreft bijvoorbeeld de kosten van bodemonderzoek, de kosten van een onderzoeksbureau of architect, en de voorbereiding (ureninzet) door eigen personeel. Het volgende onderscheid is hierbij van belang:
Voorbereiding door eigen personeel
De ingezette uren ambtelijke voorbereidingsuren worden geactiveerd voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel. De overige uren worden verantwoord op de exploitatie. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.3.
Alle overige voorbereidingskosten worden geactiveerd. Dit is conform het BBV (artikel 63, lid 3): "de vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend".
Kosten van onderzoek en ontwikkeling
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een actief kunnen worden geactiveerd indien:
In sommige gevallen dient eerst enig onderzoek plaats te vinden voordat er voldoende inzicht (in de kosten) is om een krediet aan te vragen. Dan wordt veelal eerst een voorbereidingskrediet aangevraagd. Op dit krediet worden de voorbereidingskosten verantwoord.
In veel gevallen zal dit voorbereidingskrediet (en de daarop verantwoorde kosten) overgaan naar het definitieve (uitvoerings)krediet. Bij de aanvraag van het uitvoeringskrediet worden de voorbereidingskosten dus mee begroot. Indien het voorbereidingskrediet niet leidt tot een definitief krediet dient dekking gezocht te worden voor de op het voorbereidingskrediet geboekte uitgaven.
[1] Op basis van de jaarrekening 2011
Voorbereidingskosten zijn kosten die gemaakt worden voordat overgegaan wordt tot het aanschaffen of vervaardigen van een actief. Het betreft bijvoorbeeld de kosten van bodemonderzoek, de kosten van een onderzoeksbureau of architect, en de voorbereiding (ureninzet) door eigen personeel. Het volgende onderscheid is hierbij van belang:
Voorbereiding door eigen personeel
De ingezette uren ambtelijke voorbereidingsuren worden geactiveerd voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel. De overige uren worden verantwoord op de exploitatie. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.3.
Alle overige voorbereidingskosten worden geactiveerd. Dit is conform het BBV (artikel 63, lid 3): "de vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend".
Kosten van onderzoek en ontwikkeling
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een actief kunnen worden geactiveerd indien:
In sommige gevallen dient eerst enig onderzoek plaats te vinden voordat er voldoende inzicht (in de kosten) is om een krediet aan te vragen. Dan wordt veelal eerst een voorbereidingskrediet aangevraagd. Op dit krediet worden de voorbereidingskosten verantwoord.
In veel gevallen zal dit voorbereidingskrediet (en de daarop verantwoorde kosten) overgaan naar het definitieve (uitvoerings)krediet. Bij de aanvraag van het uitvoeringskrediet worden de voorbereidingskosten dus mee begroot. Indien het voorbereidingskrediet niet leidt tot een definitief krediet dient dekking gezocht te worden voor de op het voorbereidingskrediet geboekte uitgaven.
4.5 Reserve Afschrijving Activa met Economisch Nut
In de begroting van Dordrecht nemen de (voorgenomen) Strategische Investeringen (SI) nog steeds een belangrijke plaats in. Hoewel de omvang van de reserve SI afneemt door de uitvoering van (grote) projecten, neemt de omvang van de Reserve Activa Afschrijving met Economisch Nut (RAAMEN) juist toe.
Conform BBV worden investeringen met economisch nut geactiveerd, wat betekent dat de kapitaallasten na ingebruikname onderdeel zullen zijn van de betreffende programma's. Om dit lastenverhogende effect te compenseren zullen tegenover de afschrijvingslasten van geactiveerde investeringen die gedekt zijn uit SI, onttrekkingen aan de Reserve Afschrijving Activa Economisch Nut van dezelfde omvang staan.
RAAMEN wordt gevoed door het overhevelen van de totale investeringssom vanuit de reserve SI. Dit bedrag zal naar rato van de geschatte levensduur van het betreffende actief vrijvallen als dekking voor de jaarlijkse afschrijvingslasten. Aan het einde van het boekjaar is de omvang van RAAMEN altijd even hoog als de boekwaarde van de betreffende activa.
Omdat de kapitaallasten naast afschrijvingslasten tevens bestaan uit rentelasten, zal er nog een tweede compensatie nodig zijn. Via de renteomslag wordt over de totale omvang van RAAMEN een bedrag aan rentekosten berekend die vervolgens tot hetzelfde bedrag als rente-inkomsten worden doorberekend via de door de gemeente gehanteerde renteomslagmethode.
De in deze paragraaf weergegeven werkwijze voor RAAMEN geldt tevens voor de geactiveerde onderwijsgebouwen. De kapitaallasten van deze categorie activa worden gedekt door een jaarlijkse onttrekking uit de reserve Onderwijshuisvesting.
De artikelen 62 en 63 van het BBV geven aan dat onttrekkingen aan reserves niet in mindering gebracht mogen worden op het actief. Een uitzondering geldt voor investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Onttrekkingen aan reserves mogen op deze activa wel in mindering gebracht worden.
Ten aanzien van voorzieningen zijn in het BBV voorwaarden gesteld (artikel 44), waaronder dat zij gevormd zijn voor een bepaald doel. Dat doel mag niet zijn de aanschaf of vervaardiging van een actief. Onttrekkingen aan voorzieningen kunnen dus niet in mindering gebracht worden op een actief.
Indien bij de vervanging van een actief een boekwinst wordt behaald (bij verkoop of inruil), dan wordt deze boekwinst verantwoord in de exploitatie. Indien er sprake is van boekverliezen worden deze ten laste van de exploitatie gebracht. Deze winsten of verliezen mogen dus niet (gesaldeerd) worden geactiveerd.
Het activeren van tekorten is op grond van het BBV niet toegestaan, evenmin als kosten voor het afsluiten van geldleningen.
Tot slot is het van belang het verschil tussen groot onderhoud en investeringen te onderscheiden. Groot onderhoud leidt niet in alle gevallen tot activeerbare kosten. De richtlijnen voor de jaarverslaggeving geven hieromtrent de volgende aanwijzing:
"Als activeerbare kosten van vernieuwing dienen uitsluitend te worden aangemerkt bestedingen die leiden tot een waardeverhoging van het actief. Dit betreffen o.a. uitbreidingen van capaciteit en kwalitatieve verbeteringen (besparing energieverbruik, verbeteren productieproces etc.)"
De waardevermindering van vaste activa wordt door middel van afschrijving tot uitdrukking gebracht. De wijze waarop de gemeente afschrijft heeft invloed op haar exploitatie en vermogenspositie.
Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Vaste activa met een onbeperkte gebruiksduur worden niet afgeschreven. Het meest aansprekende voorbeeld van vaste activa met onbeperkte gebruiksduur is grond.
Tijdens de levensduur neemt de behoefte aan onderhoud toe. Dit zal vooral bij gebouwen een rol van betekenis spelen. Het Vastgoedbedrijf hanteert voor het meerjarenonderhoud een planning en een onderhoudsvoorziening voor de gemeentelijke gebouwen in de balans.
Voor materiële vaste activa met een kortere levensduur (zoals bedrijfswagens) is in veel gevallen sprake van een gespreide vervanging, waardoor de onderhoudskosten niet in belangrijke mate in de tijd fluctueren.
Er zijn diverse afschrijvingsmethoden, waarvan de lineaire methode en afschrijving op basis van annuïteiten de meest voorkomende zijn. Hieronder worden de kenmerken van beide methoden beschreven.
Bij de lineaire afschrijving zijn de jaarlijkse afschrijvingsbedragen gelijk (vast bedrag per jaar). De totale kapitaallasten zullen dus per jaar afnemen, want de aan de investering toegerekende rente over de boekwaarde zal dalen.
De voordelen van deze methode zijn:
De nadelen van deze methode zijn:
In het jaar van vervanging kunnen er budgettaire problemen ontstaan. De totale kosten van de nieuwe investering (onderhoud, afschrijving en rente) kunnen veel hoger zijn dan van de oude te vervangen investering. Immers de rentelasten van de oude investering zijn (zeer) laag. Als echter sprake is van een "ideaalcomplex" (=evenwichtige verdeling van de investeringen in de tijd, waardoor voor- en nadelen elkaar opheffen) is van dit probleem geen sprake.
Bij deze methode wordt de som van de jaarlijkse last van rente en afschrijving gelijk gehouden.
Het voordeel van deze methode is:
Het nadeel van deze methode is:
12. De gemeente Dordrecht hanteert in het algemeen de methode van afschrijving op basis van annuïteiten toe. Afwijkingen van deze regel worden in het raadsvoorstel gemotiveerd. |
5.3 Moment van aanvang afschrijving
Het moment van aanvang van afschrijving is van belang voor de hoogte van de kapitaallasten. Er wordt gestart met afschrijving op een actief in het begrotingsjaar dat volgt op de datum van ingebruikname. Bij de gemeente Dordrecht is dat moment van ingebruikname, om praktische redenen, gelijkgesteld aan de administratieve afsluiting van een investering. Met deze afschrijvingsregel wordt aangesloten op de component van de rentelasten. Ook de rentelasten worden voor het eerst toegerekend per 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van ingebruikname.
Wanneer een (groot) project bestaat uit meerdere onderdelen, zal de datum van ingebruikname van dat specifieke onderdeel worden gevolgd.
13. Er wordt gestart met afschrijving in het begrotingsjaar dat volgt op het moment van ingebruikname. |
In paragraaf 4.1 is aangegeven dat op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde.
Verwachte toekomstige gebruiksduur
De afschrijvingstermijn dient zo goed mogelijk aan te sluiten op de feitelijke waardedaling dan wel het feitelijke gebruik van het actief. De verwachte levensduur van activa is de bepalende factor voor de te hanteren afschrijvingstermijn.
Bij het bepalen van de afschrijvingstermijn is het belangrijk de grondslag stelselmatig te bepalen. Dit houdt in dat de gemeente zoveel mogelijk van het ene op het andere jaar dezelfde grondslagen gebruikt. Alleen als er gegronde redenen zijn mag de wijze van waarderen en afschrijven worden veranderd. Verder houdt dit vereiste in dat gelijksoortige activa gemeentebreed op dezelfde wijze worden gewaardeerd en afgeschreven. Dit komt tot uitdrukking in een tabel met voorgeschreven afschrijvingstermijnen, die als bijlage 2 bij deze Nota is opgenomen.
14. Gemeente Dordrecht hanteert afschrijvingstermijnen zoals deze zijn opgenomen in bijlage 2 van deze Nota. De tabel is niet limitatief en kan aangevuld worden met nieuwe soorten activa. |
Technische en Economische Levensduur
Bij de waardedaling van vaste activa moet rekening gehouden worden met de technische en economische levensduur (of gebruiksduur).
De economische levensduur is de periode waarbij naar schatting de totale kosten van gebruik van het actief het laagste zijn (dus kapitaallasten en de onderhoudskosten). Zo kunnen de onderhoudskosten na een bepaalde periode dermate hoog worden dat vervanging van het actief goedkoper is dan doorgaan met het bestaande actief, terwijl het actief technisch nog wel bruikbaar is.
Conform het voorzichtigheidsprincipe, de regelgeving vanuit BBV en de voorkeur van de provincie Zuid-Holland als financieel toezichthouder, hanteert de gemeente Dordrecht de economische levensduur ter bepaling van de verwachte toekomstige gebruiksduur.
15. De verwachte toekomstige gebruiksduur wordt gelijk gesteld aan de economische levensduur van een actief. |
5.5 Afschrijven onafhankelijk van resultaat
In het BBV is bepaald dat het afschrijven onafhankelijk geschiedt van het resultaat van het boekjaar (zie bijlage I, punt 5).
In afwijking van bovenvermelde kan er op investeringen met een maatschappelijk nut extra worden afgeschreven. Om een duidelijk herkenbaar afschrijvingsbeleid te voeren, kiest de gemeente Dordrecht ervoor om geen extra (resultaatafhankelijke) afschrijvingen te plegen.
16. Investeringen met een maatschappelijk nut worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar afgeschreven (dus niet extra afschrijven). |
Duurzame waardeverminderingen kunnen zich voordoen bij nieuwe inzichten in de gebruiksduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen. Conform BBV dienen verwachte duurzame waardeverminderingen van vaste activa onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar te worden verwerkt.
Het toetsen van de waarde van deelnemingen geschiedt op basis van overzichten van derden, bijvoorbeeld bankinstellingen. Eventuele inhaalafschrijvingen komen ten laste van de exploitatie.
In de jaarrekening bij de toelichting op de balans worden de aard en omvang van de duurzame waardeverminderingen vermeld.
BBV schrijft voor is voorgeschreven dat een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgeschreven. Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot nihil, hetzij tot de restwaarde (indien dit redelijkerwijs verwacht kan worden). Bij een gedeeltelijke buitengebruikstelling wordt het actief naar rato afgewaardeerd.
Bij de bepaling van de afschrijving wordt rekening gehouden met de restwaarde, dat wil zeggen dat een eventuele restwaarde zal leiden tot een lagere (totale) afschrijving.
De gemeente Dordrecht hanteert voor de activa waarop wordt afgeschreven de volgende restwaarden:
6 Waarderingsgrondslagen activa
In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is voorgeschreven dat:
6.1 Waarderingsgrondslagen gemeente Dordrecht
Hieronder volgen de door de gemeente Dordrecht te hanteren grondslagen:
De balans wordt opgesteld in overeenstemming met het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) provincies en gemeenten, welke op een aantal uitzonderingen na is gebaseerd op de verslaggevingsvoorschriften volgens het Burgerlijk Wetboek, boek 2, titel 9.
De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Alle lasten en baten, die betrekking hebben op het boekjaar en ten tijde van het opstellen van de jaarrekening bekend zijn, worden in het betreffende verslagjaar verwerkt.
Dit betreffen eventuele kosten van onderzoek en ontwikkeling en het saldo van (dis)agio. De kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de op deze basis berekende afschrijvingen. De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair afgeschreven in ten hoogste vijf jaar.
Dit betreffen voornamelijk investeringen met een meerjarig economisch nut. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden volgens de financiële beheerverordening met uitzondering van (onder andere) de verkeersregelinstallaties, verlichtingsinstallaties en reconstructies aan bruggen niet geactiveerd, tenzij de raad in bijzondere gevallen anders beslist.
De materiële vaste activa met een economisch nut zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de op deze basis berekende afschrijvingen. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de onttrekkingen aan reserves in verband met dit actief.
Tevens zijn de berekende afschrijvingen (op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met onttrekkingen aan reserves) in mindering gebracht. De materiële vaste activa worden veelal afgeschreven volgens de annuïtaire methode.
Het betreffen kapitaalverstrekkingen, verstrekte leningen met een looptijd langer dan een jaar en bijdragen aan activa in eigendom van derden.
Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De leningen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.
De bijdragen aan activa in eigendom van derden zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs verminderd met de op deze basis berekende afschrijvingen. De bijdragen aan activa in eigendom worden lineair afgeschreven.
De onderhanden werken grondexploitatie zijn opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met een eventuele verkoopopbrengst. Indien de marktwaarde duurzaam lager is, vindt afwaardering naar de marktwaarde plaats. Een belangrijke recente uitspraak van de commissie BBV luidt dat het activeren van kosten bij niet in exploitatie genomen gronden alleen is toegestaan wanneer middels een raadsbesluit een stellig voornemen bestaat dat deze gronden in de nabije toekomst zullen worden bebouwd.
Ook de overige voorraden tot slot zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of duurzaam lagere marktwaarde.
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van de voorziening voor oninbaarheid van debiteuren.
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Indien niet anders vermeld, zijn zij direct opvraagbaar.
De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
De verplichtingen op de lange en korte termijn zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
6.2 Wijziging van de grondslagen
Indien de grondslagen op enig moment wijzigen ten opzichte van het voorgaande jaar, dient dit te worden opgenomen in de waarderingsgrondslagen onder vermelding van:
7. Samenvatting uitgangspunten
1. De gemeente Dordrecht verstaat onder de materi ë le vaste activa met maatschappelijk nut investeringen in de aanleg en de inrichting van wegen, waterwegen, civiele kunstwerken en openbaar groen. |
3. Voor de investeringen in kunstwerken met cultuurhistorische waarde houdt de gemeente een actuele registratie bij van de boekwaarde (nihil) ten opzichte van de geschatte marktwaarde. |
6. Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief worden op de waardering daarvan in mindering gebracht. |
7. Ambtelijke kosten die deel uitmaken van het investeringsvoorstel worden geactiveerd op basis van de verantwoording in het tijdsregistratiesysteem. |
8. Rentetoerekening aan de vaste activa in ontwikkeling vindt plaats volgens de renteomslag methodiek op basis van de boekwaarde per 1 januari. |
12. De gemeente Dordrecht hanteert in het algemeen de methode van afschrijving op basis van annuïteiten toe. Afwijkingen van deze regel worden in het raadsvoorstel gemotiveerd. |
14. Gemeente Dordrecht hanteert afschrijvingstermijnen zoals deze zijn opgenomen in bijlage 2 van deze Nota. De tabel is niet limitatief en kan aangevuld worden met nieuwe soorten activa. |
15. De verwachte toekomstige gebruiksduur wordt gelijk gesteld aan de economische levensduur van een actief. |
16. Investeringen met een maatschappelijk nut worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar afgeschreven (dus niet extra afschrijven). |
Bijlage I: Kernpassages Besluit Begroting en Verantwoording
Met ingang van 1 januari 2004 is het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) van kracht. In het BBV zijn veel richtlijnen gegeven omtrent de waardering van vaste activa. De belangrijkste passages worden hieronder beschreven:
Investering met economisch en maatschappelijk nut (art. 59)
Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. Investeringen hebben een economisch nut indien zij verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. In afwijking hiervan worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd. Investeringen in de openbare ruimte (o.a. wegen, straten, pleinen en bruggen) met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd.
Bijlage II: Tabel afschrijvingstermijnen
De afschrijvingstabel geeft invulling aan de betreffende uitgangspunten uit de nota Waardering en afschrijving. De afschrijvingstermijnen zijn richtinggevend en niet bindend. Wanneer wordt afgeweken van aangegeven afschrijvingstermijnen dient dit (bij de kredietaanvraag) te worden gemotiveerd. De tabel is niet limitatief en kan desgewenst aangevuld worden met nieuwe soorten activa en hun afschrijvingstermijnen.