Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening gemeente Westland 2012 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening gemeente Westland 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Artikel 21 bevat een overgangsbepaling.
Deze regeling vervangt de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2011, zoals vastgesteld op 31 mei 2011, de Afstemmingsverordening Wwb, Ioaw en Ioaz, zoals vastgesteld op 29 juni 2010 en de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren Westland, zoals vastgesteld op 24 november 2009.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | intrekking | 28-05-2013 Gemeenteblad Westland, 13-06-2013 | Gbw 2013, 27 | |
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 20-12-2011 Gemeenteblad Westland, 29-12-2011 | Gbw 2011, 62 |
De raad van de gemeente Westland;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2011, betreffende de vaststelling van de Afstemmingsverordening gemeente Westland 2012;
Gelet op het positieve advies van de raadcommissie […] van […];
Overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van uitkeringen bij verordening te regelen;
Vast te stellen de Afstemmingsverordening gemeente Westland 2012
De aanpassing van deze verordening vloeit voort uit de wetswijziging per 1 januari 2012. Door het intrekken van de Wet investeren in jongeren is er niet langer een grondslag voor verschillende afstemmingsverordeningen (één voor jongeren tot 27 jaar en één voor personen in de leeftijd van 27 tot 65 jaar).
Als gevolg van de wetswijziging zijn er verschillende nieuwe grondslagen om over te gaan tot afstemming van de uitkering. Zo kent de WWB per 1 januari 2012 een aantal nieuwe verplichtingen in relatie tot arbeidsinschakeling (verplichte zoektermijn voor jongeren, de introductie van een plan van aanpak en een re-integratieplicht voor alleenstaande ouders die ontheven zijn van de plicht tot arbeidsinschakeling). Deze verordening bevat de grondslag voor het afstemmen van de uitkering indien de belanghebbende deze nieuwe verplichtingen niet of niet naar behoren nakomt.
Verder is in deze verordening gekomen tot één regime ten aanzien van personen met een uitkering op grond van de WWB, de IOAW en de IOAZ. Tot de invoering van de WWB in 2004, gold voor deze personen een Rijksregeling, maar sinds het jaar 2004 zijn gemeenten verplicht een afstemmingsverordening WWB te hebben. Sinds het jaar 2010 zijn gemeenten tevens verantwoordelijk voor het opstellen van een Afstemmingsverordening ten aanzien van de IOAW en de IOAZ.
Op dit moment kent de gemeente Westland verschillende verordeningen ten aanzien van personen met een WWB-uitkering en personen met een IOAW- danwel IOAZ-uitkering. Ten aanzien van de Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ is de kanttekening gemaakt dat hier nog een kwaliteitsslag gemaakt moest worden. Met deze nieuwe verordening is hier aan voldaan. In de voorliggende verordening geldt één regime voor personen met een uitkering, ongeacht of dit een uitkering betreft op grond van de WWB, IOAW of IOAZ.
Voor wat betreft de inhoud is deze verordening volledig gebaseerd op de Afstemmingsverordening WWB die in mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening worden de volgende afkortingen gebruikt:
In deze verordening wordt verstaan onder:
zeer ernstig misdragen jegens het college: het op een dusdanige wijze benaderen van het college, dan wel onder haar ressorterende personen die belast zijn met de uitvoering van de wet, dat dezen zich op een fysieke of psychische wijze dan wel een combinatie van beiden, bedreigd voelen, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet.
HOOFDSTUK 2. HET OPLEGGEN VAN EEN VERLAGING
Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit als bedoeld in het eerste lid, zich voor de vierde maal schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als genoemd in deze verordening, kan het college de hoogte en de duur van de verlaging nader bepalen. Hierbij neemt het college het bepaald in artikel 2, tweede lid van deze verordening in acht.
HOOFDSTUK 3. ARBEIDSINSCHAKELING
Gedragingen met betrekking tot arbeidsinschakeling die leiden tot een verlaging, worden onderscheiden in de volgende vier categorieën:
HOOFDSTUK 4. INLICHTINGENPLICHT
Gedragingen met betrekking tot schending van de inlichtingenplicht, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
HOOFDSTUK 5. OVERIGE GEDRAGINGEN
Indien een belanghebbende in de periode van maximaal één jaar voorafgaande aan de aanvraag om een uitkering een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond, wordt bij de volgende gedragingen een verlaging van 100% van de uitkering gedurende één maand opgelegd:
Indien een belanghebbende voorafgaande aan de aanvraag om een bijstandsuitkering een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond in verband met onverantwoorde vermogensbesteding besteding van middelen, stemt het college de verlaging af op de hoogte van het benadelingsbedrag.
Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid, laat onverlet de mogelijkheid om onder toepassing van artikel 40, tweede lid, onderdeel b van de WWB, het na aftrek van de verlaging resterende recht op bijstand in de vorm van een geldlening te verstrekken tot aan de dag waarop zonder het betoonde tekortschietende besef pas recht op bijstand zou zijn ontstaan.
Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid, laat onverlet de mogelijkheid om onder toepassing van artikel 48, tweede lid, onderdeel b van de WWB het na aftrek van de verlaging resterende recht op uitkering in de vorm van een geldlening te verstrekken tot aan de dag waarop zonder het betoonde tekortschietende besef pas recht op uitkering zou zijn ontstaan.
Indien een belanghebbende niet meewerkt aan de opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 57 van de WWB tot het in zijn naam verrichten van noodzakelijke betalingen uit de algemene bijstandsuitkering voor levensonderhoud, wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, een verlaging opgelegd van 10% van de uitkering gedurende één maand.
Indien een belanghebbende niet of in onvoldoende mate de opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de WWB nakomt, verlaagt het college de uitkering, onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, met 25% gedurende één maand.
HOOFDSTUK 6. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Op gedragingen die plaatsvonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, is de op het moment van de gedraging geldende verordening van toepassing, tenzij de huidige verordening leidt tot een minder zware verlaging.
Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2011, zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 31 mei 2011, de Afstemmingsverordening Wwb, Ioaw en Ioaz, zoals vastgesteld op 29 juni 2010 en de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren Westland, zoals vastgesteld op 24 november 2009.