Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning Gouda 2012 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning Gouda 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | bijlage standaard woonvoorzieningen |
Geen
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, art. 2.4 en art. 2.5
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 20-12-2011 De Goudse Post, 28 december 2011 | 724682 | |
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 20-12-2011 De Goudse Post, 28 december 2011 | 724682 | |
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 20-12-2011 De Goudse Post, 28 december 2011 | 724682 |
Artikel 2 Verplichtingen persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden
Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden zoals genoemd in artikel 3.1 van de Verordening worden aan de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
een declaratie van een instantie die aan de budgethouder de hulp bij het huishouden levert, bevat het BTW nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren en de naam en het adres van de instantie en wordt namens die instantie ondertekend.
de budgethouder informeert het college elk jaar over het gebruik van de verleende voorschotten en eventueel eerder verleende voorschotten voor zover deze nog niet voor betalingen als bedoeld in lid 1 onder a waren gebruikt. De budgethouder doet dit binnen 6 weken na 31 december van het voorafgaande jaar en gebruikt daarvoor een door het college vastgesteld formulier;
-naam, adres en Burger Service Nummer (BSN) respectievelijk BTW-nummer van de zorgaanbieder;
-het in dat kalenderjaar aan die zorgaanbieder betaalde bedrag.
Dit formulier dient de budgethouder te voegen bij de gevraagde informatie zoals bedoeld onder f van dit lid;
Artikel 3 Verplichtingen persoonsgebonden budget overige voorzieningen
Bij de verlening van een persoonsgebonden budget bij overige voorzieningen worden aan de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
de voorziening die wordt aangeschaft voldoet aan het programma van eisen welke is opgesteld door de gemeente en de voorziening voldoet indien van toepassing aan het Kwaliteiten Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmidden (KBOH) keurmerk en/of komt voor op de lijsten van het TNO-keurmerk dan wel een gelijkwaardig keurmerk goedgekeurde hulpmiddelen;
De eigen bijdrage of het eigen aandeel is van toepassing op de voorzieningen zoals genoemd in artikel 3.1 a, b en c, artikel 4.1 onder a tot en met e, artikel 5.1 lid 2 en 3 en artikel 6-a van de Verordening.
Artikel 7 Bedragen persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
De uurtarieven van het persoonsgebonden budget bedragen:
Artikel 8 hoogte persoongebonden budget
Het college stelt een bruto persoonsgebonden budget vast. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen zoals beschreven in artikel 1.1 onder u van de Verordening en wordt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) vastgesteld en geïnd. De verrekening van de eigen bijdragen vindt plaats tussen het CAK en de gemeente Gouda.
Artikel 9 kosten van woningaanpassing
Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (volgens artikel 4.1, lid 1, onder b van de Verordening) wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:
in gevallen dat het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA: de kosten van het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;
De afschrijving zoals bedoeld in artikel 4.7 van de Verordening is als volgt: de terugbetaling bedraagt in het eerste jaar na definitieve toekenning van de woonvoorziening 100% en wordt vervolgens jaarlijks verminderd met een afschrijvingspercentage van 20% van de vastgestelde meerwaarde van de woning.
Artikel 11 verhuiskostenvergoeding
Het primaat van de verhuizing wordt in ieder geval niet toegepast indien de kosten van een noodzakelijke woonvoorziening, als bedoeld in artikel 4.1 onder b van de Verordening, lager zijn dan € 8.124,17-. Indien het bedrag lager is dan € 3.123,90 mag de belanghebbende niet kiezen, maar wordt de beschikking afgegeven voor woningaanpassing.
De kosten voor onderhoud en reparatie, als genoemd in artikel 4.1 onder e van de Verordening, worden volledig vergoed, mits naar het oordeel van het college geen sprake is van nalatigheid van de zijde van de belanghebbende. Het betreft de volgende voorzieningen:
elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.
Voor andere dan in de bovenstaande opsomming genoemde niet bouwkundige- of niet woontechnische woonvoorzieningen, geldt dat de kosten van onderhoud en reparatie van in bruikleen verstrekte voorzieningen voor vergoeding in aanmerking komen.
Artikel 12 persoongebonden budget vervoersmiddelen
Het persoonsgebonden budget voor vervoersmiddelen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie.
Artikel 13 collectief vraagafhankelijk vervoer
Het gereduceerde tarief voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoerssysteem (artikel 5.1 lid 1 onder a van de Verordening) wordt voor alle leeftijden bepaald op € 0,52 per zone in de regio Midden-Holland.
Voor de sociaal begeleider van de gebruiker van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer gelden de volgende voorwaarden:
De inkomensgrens waaronder mensen in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage in de aanschafkosten van een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten, bedraagt € 21.549,50 voor alleenstaanden en € 27.802,90 voor echtparen. Dit is 150% van het verzamelinkomen op het sociaal minimum.
Artikel 16 financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen
voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi, indien de persoon met beperkingen geen gebruik kan maken van het CVV en niet rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 3055,43 op declaratiebasis of op verzoek van de persoon met beperkingen een financiële bijdrage van € 722,30;
.Het sportbudget wordt verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.383,35 en is bijvoorbeeld bedoeld voor de aanschaf van een sportrolstoel of handbike, inclusief onderhoud, aanpassingen en andere met het gebruik van de sportrolstoel of handbike samenhangende kosten of het lidmaatschap van een sportvereniging.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Gouda 2012.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van
Burgemeester en wethouders van Gouda,
Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning
In de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gouda 2010” wordt in een aantal artikelen verwezen naar het Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht,die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Bijstelling van het Besluit gebeurt door het College.
Artikel 2, 3 en 4 Regels rond verstrekking en verantwoording
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgesteld. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoongebonden budget, dit zal als contra-indicatie worden opgevat. Daarnaast worden ook de duurdere woningaanpassingen niet via een persoonsgebonden budget verstrekt.
In deze artikelen wordt tevens bepaald dat gemeente de mogelijkheid heeft om, wanneer een voorziening niet meer wordt gebruikt, deze terug te halen. De voorziening is immers met gemeenschapsgeld aangeschaft en het is niet de bedoeling dat de opbrengst van de voorziening ten gunste komt van de gebruiker. Door de voorziening terug te halen is de gemeente in staat tot herverstrekking van deze voorziening, waardoor het gemeenschapsgeld optimaal wordt gebruikt. De
budgethouder is verplicht meldingen over het niet meer gebruiken van voorzieningen aan het college te doen. Uiteraard worden extra eigen middelen, door de budgethouder besteed bij de aanschaf van de voorziening, op afschrijvingsbasis, terugbetaald.
Tenslotte kunnen houders van een persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden het persoonsgebonden budget aanwenden voor het inkopen van ondersteuning bij het voldoen aan de verantwoordelijkheden die samenhangen met het persoonsgebonden budget. Dit wordt geregeld in artikel 2, eerste lid, onder b.
Artikel 5 en 6 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel
In artikel 15 en 19 van de (landelijke) Wmo is de mogelijkheid gecreëerd om de voorzieningen af te stemmen op de draagkracht van de aanvrager. Dit kan door aan de aanvrager van voorzieningen een eigen bijdrage of eigen aandeel op te leggen. Bij voorzieningen in natura of een persoonsgebonden budget wordt gesproken over de eigen bijdrage en bij financiële tegemoetkomingen wordt gesproken van het eigen aandeel. De gemeente heeft beleidsvrijheid in de wijze waarom een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt opgelegd, maar is gehouden aan de kaders genoemd in het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.
De eigen bijdrage/ het eigen aandeel worden door het CAK berekend en geïnd.
De eigen bijdrage/ eigen aandeel wordt voor alle eenmalig verstrekte voorzieningen (in eigendom of bruikleen) opgelegd voor maximaal 39 perioden van 4 weken. Bij voorzieningen onder de € 500 wordt een eigen bijdrage opgelegd voor maximaal 26 perioden van 4 weken.
Bij een periodiek toegekende voorziening (een voorziening waarvoor de gemeente maandelijks kosten maakt) is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd gedurende de looptijd van de toegekende voorziening. In principe mag een gemeente de kosten die zij maandelijks kwijt zijn voor deze voorzieningen doorgeven aan het CAK waarover vervolgens een eigen bijdrage wordt berekend. Voor het opleggen van een eigen bijdrage zal de gemeente dit bedrag ook doorgeven aan het CAK tot dat de catalogusprijs van voorziening is bereikt. Het bedrag wat dan aan het CAK doorgegeven wordt voor het opleggen van een eigen bijdrage is voor onderhoudt, reparatie en verzekering. Ter verduidelijking een voorbeeld. Een burger heeft een scootmobiel verstrekt met een cataloguswaarde van € 5.000. Maandelijkse kosten voor de gemeente voor deze scootmobiel zijn € 100. De gemeente geeft dan 50 periodes van 4 weken (€ 5.000 : € 100 = 50 perioden) het bedrag van € 100 aan het CAK door voor het opleggen van een eigen bijdrage. Vanaf periode 50 wordt een bedrag van € 260 op jaarbasis doorgegeven aan het CAK voor het opleggen van een eigen bijdrage. Het bedrag van € 260 is voor onderhoud reparatie en verzekering.
Bij de berekening van eigen bijdrage voor onderhoud, reparatie en verzekering gelden de volgende bedragen op jaarbasis:
Tillift actief en passief : € 260
Bij vervanging van een voorziening om medische redenen wordt dit niet als nieuwe voorziening gezien. Burger betaald de restterende periodes waarover een eigen bijdrage verschuldigd is van de eerste reeds verstrekte voorziening tot aan catalogusprijs. Het huurbedrag van de nieuwe voorziening wordt aan het CAK doorgegeven. Dus: het aantal periodes blijft gehandhaafd, hoogte eigen bijdrage kan veranderen.
Burgers met een periodieke voorziening verstrekt vóór 1 januari 2012 gaan vanaf 1 juli 2012 een eigen bijdrage betalen voor de periodieke voorziening. Cliënten worden in het laatste kwartaal van 2011 geïnformeerd over de invoering van de eigen bijdrage. De burger heeft zo de gelegenheid de voorziening stop te zetten indien hij geen eigen bijdrage wil betalen.
Burgers met een inkomen op bijstandniveau kunnen gecompenseerd worden vanuit de bijzondere bijstand.
Artikel 7 en 8Vaststelling bedrag persoongebonden budget hulp bij het huishouden
Het verschil tussen hulp bij het huishouden type 1 en 2 is dat bij huishoudelijke verzorging type2 aangevuld is met de organisatie van het huishouden en hulp bij ontregelde huishouding.
Verder wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. Bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget is als uitgangspunt gehanteerd dat het persoonsgebonden budget een reële tegenwaarde dient te vertegenwoordigen van de kosten van de zorg in natura. Er worden verschillende tarieven gehanteerd namelijk hulp bij het huishouden type 1 en type 2 welke een zwaardere vorm van hulp is.
Daarnaast geldt een apart tarief voor de situatie dat de aanvrager een overeenkomst heeft gesloten met leverancier Vierstroom. Het betreft een Pgb financiële tegemoetkoming.
Artikel 9, 10 en 11 Kosten woningaanpassing, afschrijving en verhuiskostenvergoeding.
In deze artikelen wordt geregeld de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Bij het bepalen van de juistheid van de offerte wordt uitgegaan van de limitatieve lijst welke als bijlage bij dit besluit is toegevoegd. De kosten kunnen in de offerte teruggevonden worden: kosten van bouw, eventuele kosten van de architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Indien er sprake is van een in medisch opzicht noodzakelijke aanbouw van de woning of uitbreiding van een bepaald vertrek kan het nodig zijn dat er extra grond aangekocht moet worden.
De in artikel 11 genoemde voorzieningen worden hieronder nader toegelicht:
Artikel 12 persoonsgebonden budget vervoersmiddelen.
In dit artikel wordt geregeld de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud en reparatie.
Artikel 13 en 14 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer en sociaal begeleider.
Elke Goudse burger mag gebruik maken van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer. Een Wmo geïndiceerde mag dit echter tegen een gereduceerd tarief doen. Deze Wmo geïndiceerde mag ook op jaarbasis 20 enkele ritten een sociaal begeleider meenemen. De achterliggende gedachten bij het hanteren van een sociaal begeleider is dat de Wmo geïndiceerde zich op de plaats van bestemming kan laten begeleiden. Bijvoorbeeld bij ziekenhuisbezoek, bij het winkelen, bij bankzaken, etc.
Eigen bijdrage is € 0,52 per zone, maar de eerste zone kent ook een opstaptarief waardoor men 2 x € 0,52 dient te betalen. Alle zones daarna wordt steeds verhoogd met € 0,52. Reist men alleen binnen de gemeente Gouda dan betaald men altijd maar voor 1 zone de eigen bijdrage met daarbovenop het opstaptarief. Dat is per enkele reis binnen de gemeente Gouda € 1,04.
In dit artikel zijn de bedragen opgenomen die verstrekt worden wanneer er sprake is van een auto in bruikleen.
Artikel 16 Financiële tegemoetkoming vervoersvoorzieningen.
In dit artikel liggen een aantal bedragen vast voor een financiële tegemoetkoming in de auto en taxikosten. Onder welke voorwaarden dit bedrag wordt toegekend, volgt uit de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010”.
Artikel 17 Rolstoelvoorziening en persoonsgebonden budget
In dit artikel wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening (zoals in de “verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning” Gouda is bepaald) welk bedrag verhoogd wordt met de kosten van onderhoud en reparatie. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.
Voor een sportrolstoel wordt alleen forfaitaire financiële tegemoetkoming verstrekt. Deze financiële tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een
forfaitaire financiële tegemoetkoming worden toegekend.
Artikel 19 tot en met artikel 21
Dit zijn de slotbepalingen en deze spreken voor zich.