Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Beleidskader terug-, en invordering Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader terug-, en invordering Wet werk en bijstand
CiteertitelBeleidskader terug-, en invordering Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit is gedelegeerde regelgeving van Handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2005 + toelichting.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 54, lid 3
  2. Wet werk en bijstand, art. 58 t/m 62
  3. Invoeringswet Werk en bijstand, art. 13
  4. Handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2005

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200501-10-2007Intrekking

12-10-2004

De Meierij, 01-12-2004

B&W voorstel 12-10-2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader terug-, en invordering Wet werk en bijstand

Beleidskader Terug-, en Invordering WWBInhoudsopgave

BELEIDSREGELS TERUG- en INVORDERING Wet Werk en Bijstand1 Algemeen2 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit3 Terugvordering4 Ten onrechte verleende bijstand5 Terugvordering van gezinsleden6 Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit7 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek8 Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek9 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek10 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek11 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting12 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting13 Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting14 Terugvorderingsbesluit15 Verplichtingen met betrekking tot de invordering16 Verrekening en beslaglegging17 Rente en kosten18 Nadere invulling van beleid19 Inwerkingtreding

 

Toelichting Beleidsregels terugvordering WWB1 Algemeen2 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit3 Terugvordering3.1 Verjaring4 Ten onrechte verleende bijstand5 Terugvordering van gezinsleden5.1 Terugvordering van wie6 Afzien van herziening bijstand en afzien van terugvordering7 tot en met 10. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek7.1 Buiten invordering stellen7.2 Afboeken en schuldhulpverlening11 tot en met 13. Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting11.1 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting11.2 Kader afboeken niet verwijtbare vorderingen.11.3 Kader afboeken fraudevordering11.4 Samenloop vorderingen.11.5 Inloop betalingsachterstand11.6 Uitzonderingen.11.7 Afboeken en stimuleren uitstroom14 Terugvorderingsbesluit14.1 Uitgangspunten minnelijk terugbetalen14.2 informatieplicht debiteur.15 Verplichtingen met betrekking tot de invordering16 Verrekening en beslaglegging16.1 Dwangmatige invordering16.2 Samenloop met maatregel17 Rente en kosten18 Nadere invulling van beleid

 

 

 

 

Heronderzoekplan debiteuren1 Categorie 1 Debiteuren Krediethypotheek1.1 Globale groepskenmerken1.2 Onderzoekstermijn1.3 Uitvoering debiteurenonderzoek

2 Categorie 2 Debiteuren met onbekend adres, in het buitenland verblijvend of waarvan de bron van inkomsten niet is te achterhalen2.1 Globale groepskenmerken2.2 Onderzoekstermijn2.3 Uitvoering debiteurenonderzoek

3 Categorie 3 Debiteuren met een dwangmatige incasso dan wel in procedure tot dwangmatige incasso3.1 Globale groepskenmerken3.2 Onderzoekstermijn3.3 Uitvoering debiteurenonderzoek

4 Categorie 4 Overige debiteuren4.1 Globale groepskenmerken4.2 Onderzoekstermijn4.3 Uitvoering debiteurenonderzoeknoot

 

 

Hoofdstuk 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Algemeen

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • 1.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 69 lid 3 van de Algemene bijstandswet (Abw) of artikel 54 lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • 2.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 78 tot en met 90 van de Abw en de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.

Artikel 2 HERZIENING EN INTREKKING

Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

  • 1.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17 lid 1 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

  • 2.

    anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.

Artikel 3 TERUGVORDERING

Terugvordering

Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

Onder kosten van bijstand in de zin van deze beleidsregels wordt verstaan de door de gemeente betaalde bijstand verhoogd met de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede met de ziekenfondspremie, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

 

Artikel 4 TEN ONRECHTE VERLEENDE BIJSTAND

Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende voorzover deze bijstand:

  • 1.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • 2.

    in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

  • 3.

    voortvloeit uit gestelde borgtocht;

  • 4.

    ingevolge artikel 52 WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

  • 5.

    anderszins onverschuldigd is betaald en de belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen, waaronder begrepen dat:- de belanghebbende met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 31 WWB beschikt of kan beschikken;- bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

Terugvordering als bedoeld onder e. vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

Artikel 5 TERUGVORDERING VAN GEZINSLEDEN

Onverminderd het bepaalde onder beleidsregel nummer 4 worden kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd. Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wier middelen als bedoeld in artikel 31 WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden. de onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

 

Artikel 6 AFZIEN VAN HET NEMEN VAN EEN TERUGVORDERINGSBESLUIT

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:

  • a.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 25,-.

  • b.

    hiertoe een dringende reden aanwezig is.

Artikel 7 KWIJTSCHELDING WEGENS SCHULDENPROBLEMATIEK

In afwijking van beleidsregel nummer 4 en 5 kunnen burgemeester besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in beleidsregel 8 onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 8 AFZIEN VAN KWIJTSCHELDING WEGENS SCHULDENPROBLEMATIEK

  • 1

    Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 7 wordt afgezien indien:

    • a.

      de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

    • b.

      de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

  • 2

    In afwijking van beleidsregel 8 lid a. kan aan kwijtschelding worden meegewerkt, wanneer ook aan de volgende punten is voldaan:

    • a.

      Verzoek tot medewerking aan een schuldsanering /-bemiddeling moet wordt ingediend door een bij het NVVK aangesloten schuldbemiddelingsorganisatie.

    • b.

      Door de schuldregeling ontstaat voor de klant perspectief voor de toekomst

    • c.

      De klant heeft de afgelopen periode een duidelijke gedragsverandering vertoond.

    • d.

      De klant heeft zelf duidelijk initiatief genomen.

    • e.

      De verhouding van de vordering van de gemeente Haaren ten opzichte van derden mag niet onevenredig groot zijn. Wanneer dit wel het geval is kan de gemeente Haaren een regeling treffen waarbij de aflossing aan de gemeente Haaren gedurende een beperkte periode lager wordt vastgesteld, zodat de schuld met derden kan worden geregeld.

Artikel 9 INWERKINGTREDING VAN HET BESLUIT TOT AFZIEN VAN TERUGVORDERING WEGENS SCHULDENPROBLEMATIEK

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

 

Artikel 10 INTREKKING KWIJTSCHELDINGSBESLUIT SCHULDENPROBLEMATIEK

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 11 KWIJTSCHELDING NA HET VOLDOEN AAN DE BETALINGSVERPLICHTING

In afwijking van beleidsregel nummer 4 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

  • a.

    gedurende vijf jaar (60 termijnen) volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, waarbij het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan

  • b.

    gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, waarbij het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    De periode genoemd in beleidsregel 9 a en b wordt verlengd met de periode,- waarin de debiteur gedetineerd is geweest en /of- waarin een maatregel is opgelegd, waardoor de aflossingsverplichting niet kon worden betaald.

  • d.

    gedurende 6 maanden geen betaling is ontvangen van de debiteur en het door de debiteur te betalen bedrag minder bedraagt dan € 125,00.

  • e.

    gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

  • f.

    12-termijnen van de opgelegde betalingsverplichting heeft voldaan en aansluitend of tegelijkertijd 75 % van het dan resterende bedrag van alle terugvorderingen ineens betaalt (bij fraudevordering)

  • g.

    het aantal van 12-termijnen genoemd onder f. bedraagt 3-termijnen indien het een andersoortige vordering is.

Artikel 12 VERKORTING VAN DE PERIODE VAN VOLDOEN AAN DE BETALINGSVERPLICHTING

De in beleidsregel nummer 11 genoemde termijn is drie jaar indien:

  • 1.

    de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB en

  • 2.

    de terugvordering niet het gevolg is een verstrekte leenbijstand, die verstrekt is in de vorm van een geldlening of borgtocht indien:a. de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;b. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft; dan welc. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

Artikel 13 GEEN KWIJTSCHELDING NA VOLDOEN AAN BETALINGSVERPLICHTING

Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 11 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

 

Artikel 14 TERUGVORDERINGSBESLUIT

In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mede:

  • a.

    tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd;

  • b.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;

  • c.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 15 VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT INVORDERING

Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnelijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting;Burgemeester en wethouders verrichten onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld. De frequentie van dit onderzoek is vastgelegd in het heronderzoeksplan debiteuren.

 

Artikel 16 VERREKENING EN BESLAGLEGGING

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

  • 1.

    verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid

  • 2.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 3.

    Beslag in de zin van het Tweede boek van het Wetboek Burgerlijke rechtsvordering

Hoofdstuk 1 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17 RENTE EN KOSTEN

Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in beleidsregel 16 onder punt 2 en 3 dan wordt de vordering verhoogd met rente en kosten, ten bedrage van 15% van de hoofdsom. In het geval verrekend kan worden met de WWB-uitkering zullen geen invorderingskosten aan de klant in rekening worden gebracht. Indien de gemeente Haaren de vordering overdraagt aan een derde dan worden de, door deze derde, te maken kosten en rente doorberekend aan de debiteur.

 

Artikel 18 NADERE INVULLING VAN BELEID

Burgemeester en wethouders hebben de beleidsregels, inzake terugvordering en invordering van ten onrechte verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, nader uitgewerkt in het werkboek van de sector Werk, Inkomen en Zorg van de gemeente Tilburg.

 

 

Artikel 19 INWERKINGTREDING

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2005.

Aldus op 12 oktober 2004 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren.

 

Categorie 1 Debiteuren Krediethypotheek 1  

1.1 Globale groepskenmerken

Debiteuren die uitsluitend een vordering te voldoen hebben in het kader van een krediethypotheek. De volgende subcategorieën worden onderscheiden:

Categorie 1

  • a.

    debiteur die een aflossingsverplichting heeft conform hetgeen in de overeenkomst van de lening bepaald is of die een aflossingsverplichting heeft ter hoogte van hetgeen bepaald is in een Besluit krediethypotheek bijstand (Bkb) voorafgaand aan het op dit moment geldende Bkb;

  • b.

    debiteur voor wie een lager aflossingsbedrag is bepaald, afwijkend aan het bedrag in de overeenkomst van lening of afwijkend van hetgeen er vastgelegd is in de bovengenoemde besluiten;

  • c.

    debiteur aan wie uitstel van betaling is verleend.

1.2 Onderzoekstermijn

  • a.

    Geen heronderzoek. Bepalingen in de genoemde besluiten zijn bepalend.

  • b.

    In elk geval binnen een periode van 18 maanden of zoveel eerder als de periode van overeengekomen verlaging is verstreken.

  • c.

    In elk geval binnen een periode van 18 maanden of zoveel eerder als de periode van uitstel is verstreken.

1.3 Uitvoering debiteurenonderzoek

Er wordt een onderzoek ingesteld naar de financiële omstandigheden van de klant. Aan de hand van dit onderzoek wordt een beslissing genomen m.b.t. het handhaven of wijzigen van de betalings- en aflossingsverplichting.

Categorie 2 debiteuren met onbekend adres, in het buitenland verblijvend of waarvan de bron van inkomsten niet is te achterhalen. 2  

2.1 Globale groepskenmerken

Bedoeld worden die debiteuren waarvan het adres onbekend is, die verblijven in het buitenland of waarvan de bron van inkomsten niet achterhaald kan worden.

2.2 Onderzoekstermijn

Geen heronderzoek. Bij onbekend adres is het resultaat duidelijk en de incasso in het buitenland is vooralsnog onhaalbaar. Indien de inkomstenbron van de debiteur niet te achterhalen is kan er geen beslag worden gelegd op het inkomen.

2.3 Uitvoering debiteurenonderzoek

Er vindt geen heronderzoek plaats. Bij onbekend adres is het resultaat duidelijk en de incasso in het buitenland is vooralsnog onhaalbaar. Wel wordt tenminste elk jaar met behulp van het GBA, de inlichtingen van de Belastingdienst en mogelijk de Suwinet-inkijkfunctionaliteit getracht de adressen en/of de bron van inkomsten van deze debiteuren alsnog te achterhalen. Zodra het adres is achterhaald wordt de vordering in bewaking genomen.

 

Categorie 3 Debiteuren met een dwangmatige incasso dan wel in procedure tot d wangmatige incasso 3  

3.1 Globale groepskenmerken

In deze categorie vallen :

  • a.

    debiteuren waarvan de incasso is uitbesteed aan derden bijv. deurwaarders van het Gemeentelijk Incassobureau of aan een externe deurwaarder;

  • b.

    debiteuren op wier inkomen door medewerker debiteuren beslag is gelegd;

  • c.

    debiteuren, die in het kader van de Bbz en Wik inbegrepen, waarvoor een procedure is opgestart om tot dwangmatige incasso over

  • d.

    te kunnen gaan. Hieronder begrepen de procedure verhaal in rechte. debiteuren op wier inkomen geen beslag gelegd kan worden.

3.2 Onderzoekstermijn

A tot en met C geen heronderzoek. Als er beslag gelegd wordt, wordt het restant van de loonsom boven de beslagvrije voet gevorderd. Wordt een deurwaarder ingeschakeld, dan wordt deze geacht te bepalen wat de draagkracht van de debiteur is.D. Een heronderzoek per 18 maanden

3.3 Uitvoering debiteurenonderzoek

A tot en met C Er vindt geen heronderzoek plaats.D Eénmaal per 18 maanden wordt onderzocht of beslag kan worden gelegd.

Categorie 4 Overige debiteuren 4  

4.1 Globale groepskenmerken

Bedoeld worden die debiteuren welke niet in een voorgaande categorie zijn opgenomen.

De volgende subcategorieën worden onderscheiden:

A debiteur in uitkering met aflossing gelijk aan of groter dan 10 % van de bijstandsnorm (aflossing gelijk aan of groter dan 6% van de bijstandsnorm in het geval dat de debiteur slechts leenbijstand hoeft terug te betalen);

B. debiteur in uitkering met aflossing lager dan 10 % van de bijstandsnorm (lager dan 6% van de bijstandsnorm in het geval dat de debiteur slechts leenbijstand hoeft terug te betalen);

C. debiteur niet in uitkering;

D. debiteur aan wie uitstel van betaling is verleend.

 

4.2 Onderzoekstermijn

A. Geen heronderzoek zolang de debiteur in uitkering zit en voldoet aan de 10 % respectievelijk 6% norm.

B. In elk geval binnen een periode van 18 maanden of zoveel eerder als de periode van verlaagde aflossing is verstreken.

C. Binnen een periode van 18 maanden.

D. Binnen een periode van 18 maanden of zoveel eerder als de periode van uitstel is verstreken.

 

4.3 Uitvoering debiteurenonderzoek

Bij de categorie 4.1. wordt geen heronderzoek ingesteld: er is geen verandering in de financiële omstandigheden van de klant. Bij de categorieën 4.2 tot en met 4.4 wordt een heronderzoek ingesteld naar de financiële omstandigheden van de klant. Aan de hand van dit onderzoek wordt een beslissing genomen m.b.t. het handhaven of wijzigen van de betalings- en aflossingsverplichting.

 

 

Noot 5  

Noot:

Voor de categorieën 1 tot en met 4 ( d.w.z. alle debiteuren m.u.v. de verhaals-debiteuren) geldt dat geen heronderzoek wordt gepland en uitgevoerd, indien de vordering(en) op debiteurniveau is (zijn) voldaan binnen een periode van 36 maanden. In het geval dat de "glijdende schaal" is toegepast, wat betekent dat de schuld binnen een redelijke termijn wordt afgelost (maximaal 60 maanden) met een aflossingsverplichting die wordt vastgesteld in relatie tot de omvang van de schuld, dan wordt er geen heronderzoek ingepland.

 

De glijdende schaal ziet er als volgt uit:

Vorderingen in euros

aantal maanden

bedrag per maand

 

1.500

12

1.500

2.250

15

2.250

2.750

18

2.750

3.250

21

3.250

4.000

24

4000

4.750

27

4.750

5.750

30

5.750

6.750

33

6.750

7.750

36

7.750

8.750

39

8.750

9.750

42

9.750

11.000

45

11.000

12.250

48

12.250

13.500

51

13.500

15.000

54

15.000

16.500

57

 

16.500

60

 

 

 

Als bij een gepland heronderzoek blijkt, dat bij de dan geldende terugbetalings-verplichting, de schuld binnen 12 termijnen afgelost zal zijn, dan wordt dat heronderzoek niet uitgevoerd.

Als een debiteur in het verleden een compensatieovereenkomst heeft getekend waarin een aflossingsbedrag is opgenomen, wordt geen heronderzoek meer ingepland en uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor die gevallen waarbij de rechter een aflossingsbedrag heeft opgenomen in zijn beschikking.

 

 

Algemene opmerkingen bij het heronderzoekplan debiteuren:

Een herziening van de draagkracht van de debiteur, die op verzoek van de debiteur plaatsvindt, wordt beschouwd als een uitgevoerd heronderzoek. Na de herziening wordt conform het heronderzoekplan een nieuwe heronderzoekdatum bepaald.

 

Wanneer een debiteur in een saneringstraject of WSNP-traject is verwikkeld, wordt aansluiting gezocht bij de door de instantie voor schuldsanering aangegeven duur voor dat traject. Gedurende die periode zullen er geen heronderzoeken verricht worden, tenzij de periode van vijf jaar wordt overschreden.

 

 

BIJLAGE BIJ BELEIDSKADER TERUG- EN INVORDERING WET WERK EN BIJSTAND 6  

 

In afwijking van het beleidskader Terug- en Invordering Wet Werk en bijstand van de gemeenten Tilburg en Haaren worden de navolgende regels vastgesteld:

 

 

Bij punt 14.1 toevoegen dat voor personen met een inkomen boven de bijstandsnorm rekening wordt gehouden met bestaande geldleningen en premies voor levensverzekeringen en dat voor hen vermogen uit levensverzekeringen buiten beschouwing blijft. het heronderzoeksplan debiteuren gemeente Tilburg vaststellen het besluit van de raad d.d. 18 december 2003 om af te zien van verhaal op ex-partners handhaven  

 

Toelichting 1 Nieuwe Toelichting

Toelichting Beleidsregels terugvordering WWB

1. ALGEMEENDe Wwb maakt onderscheid in terugvordering en verhaal van kosten van bijstand. Terugvordering heeft betrekking op het terughalen van teveel of ten onrechte verleende bijstand. De bijstand wordt teruggevorderd van degene aan wie de bijstand is uitbetaald, dus van de klant zelf. Bij verhaal van bijstand gaat het om het terugkrijgen van de kosten van bijstand die is/wordt verleend aan klanten waarvoor een andere persoon (derde) onderhoudsplichtig is. Verhaal wordt dus toegepast op een ander persoon dan de klant zelf, bijvoorbeeld i.v.m. de onderhoudsplicht bij jong meerderjarigen verhaal op nalatenschappen verhaal i.v.m. schenkingen.In beide gevallen leidt dit tot een vordering op een debiteur en in beide gevallen spreken wij dan ook van een terugvordering.Onder kosten van bijstand wordt verstaan de bruto bijstand: de betaalde bijstand verhoogd met de loonbelasting , premies volksverzekeringen en ziekenfondspremie, die sociale zaken niet kan verrekenen met de belastingdienst en het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. In een lopend boekjaar wordt volstaan met terugvordering van de netto bijstand. Over afgesloten boekjaren vindt altijd terugvordering plaats van de bruto bijstand.In de Wet Werk en Bijstand, welke per 1 januari 2004 in werking treedt, is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk. Met onderhavige Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand wordt een nieuwe "wettelijke" basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid van de gemeente met ingang van 1 januari 2004 te kunnen continueren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels. Ter voorkoming van elke onduidelijkheid over de toepasselijkheid van oude of nieuwe terugvorderingsartikelen in voorkomende gevallen is in dit artikel bepaald dat de beleidsregels betrekking hebben op zowel terugvordering van bijstand ingevolge de Abw als de WWB. In deze beleidsnotitie is het beleid nader en concreter uitgewerkt.De WWB is, evenals de Abw, een minimum bestaansvoorziening, welke aanvullend is op de eigen bestaansmiddelen. Gelet op de gewijzigde financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand alleen terecht komt bij die burgers die hieraan de meeste behoefte hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de WWB. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra reïntegratie-trajecten ten behoeve van werkzoekenden. Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarden mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand niet terug te vorderen.2. HERZIENING OF INTREKKING VAN HET TOEKENNINGSBESLUITEvenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maken burgemeester en wethouders in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid. De bepalingen onder a. en b. zijn identiek aan de bepalingen van artikel 69 lid 3 Abw en 54 lid 3 WWB, doch zijn met een dwingend karakter geformuleerd. indien als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting van de belanghebbende ten onrechte bijstand is verleend dan wordt in alle gevallen het bijstandsrecht naar het verleden toe gecorrigeerd naar de juiste situatie. Het kan hierbij gaan om het schenden van de inlichtingenplicht naar zowel de gemeente als naar het CWI. In gevallen waarin er kennelijk in het verleden een niet correct toekenningsbesluit is genomen, maar dit niet is veroorzaakt door de belanghebbende, dan kan in voorkomende gevallen toch herziening of intrekking van het toekenningsbesluit aan de orde zijn. Dit zal zich vooral voordoen in gevallen waarin door burgemeester en wethouders onjuiste besluitvorming heeft plaatsgehad. Deze vorm van intrekking/herziening staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel. Op grond van dit beginsel kunnen rechten niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Doorslaggevend moet zijn of belanghebbende enige blaam treft bij het niet melden van de onjuiste situatie. De belanghebbende zal derhalve "op zijn klompen" hebben kunnen aanvoelen dat er iets mis was met de toekenning. Als dit niet het geval is dan gaan burgemeester en wethouders niet over tot herziening/intrekking met terugwerkende kracht. Het uitkeringsrecht zal in dat geval uiterlijk met ingang van de datum waarop de onjuistheid is geconstateerd worden gewijzigd, mits de belanghebbende hiervan tijdig op de hoogte wordt gebracht. Een andere overweging is of burgemeester en wethouders als gevolg van een grove fout een foutief besluit hebben genomen. Grove nalatigheid van het bestuursorgaan kan niet voor rekening komen van de belanghebbende, tenzij het bij de belanghebbende volkomen duidelijk kan zijn dat het hier een fout betreft.

3. TERUGVORDERINGDeze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat de bijstand uitsluitend wordt teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd.3.1 VERJARINGBehoudens in het geval van anderszins onverschuldigd betaalde bijstand (art 81, lid 2 Abw) geldt een algemene verjaringstermijn van 20 jaar. Voor het vaststellen van de verjaring is bepalend, dat een besluit tot terugvordering moet zijn genomen binnen 5 jaar na de dag waarop de gemeente bekend is geworden met de vordering en de debiteur. Terugvordering van anderszins onverschuldigd betaalde bijstand vindt niet plaats als de kosten zijn gemaakt meer dan 2 jaar voor de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.4 TEN ONRECHTE VERLEENDE BIJSTANDDe hier omschreven situaties waarin bijstand wordt teruggevorderd zijn identiek aan de bepalingen van artikel 58 WWB. Om echter geen misverstand te laten bestaan over wanneer bijstand moet worden teruggevorderd zijn deze beleidsregels, in tegenstelling tot de formulering van artikel 58 WWB, dwingend geformuleerd. bijstand is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend wanneer achteraf komt vast te staan dat over de betreffende periode geen, of tot een lager bedrag, recht op bijstand bestond. Voorafgaande aan deze terugvordering dient op grond van artikel 54 lid 3 WWB (of artikel 69 lid 3 Abw) en beleidsregel nummer 2 van de Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit te worden genomen. aan de bijstand die in de vorm van een geldlening is verleend dient in alle gevallen een terugbetalingsverplichting te worden verbonden. Deze verplichting wordt in het toekenningsbesluit vastgelegd. Eerst wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen wordt ten aanzien van het nog resterende bedrag van de lening een terugvorderingsbesluit genomen. Hiermee ontstaat er ten aanzien van het resterende deel van de lening een executoriale titel. Borgstelling is een vorm van bijstandsverlening. Dit betekent dat in het toekenningsbesluit vastgelegd moet zijn dat de gemeente bijstand heeft verleend in de vorm van een borgstelling. Deze bijstand komt echter pas tot uitbetaling (aan de geldverstrekker) indien de belanghebbende in gebreke blijft met het terugbetalen van de door de geldverstrekker verleende geldlening. Op het moment van uitbetaling van de bijstand ontstaat tevens een vordering die op grond van artikel 58 lid 1 sub c WWB en de gemeentelijke beleidsregels kan worden teruggevorderd. In dat geval is, evenals bij de terugvordering van een geldlening, een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk. Een voorschot wordt op grond van artikel 52 WWB van rechtswege (automatisch op grond van de wet) verstrekt als een renteloze geldlening. Dit impliceert dat belanghebbende deze lening moet terugbetalen. Artikel 52 lid 3 WWB regelt dat het verstrekte voorschot ineens wordt verrekend met de toegekende uitkering over de periode waarop het voorschot betrekking had. Soms behoort verrekening van dit voorschot niet of niet volledig tot de mogelijkheden. Dat kan zijn omdat er geen toekenning van een uitkering tot stand komt, of dat de toegekende uitkering niet toereikend is om het totale bedrag van het voorschot ineens te verrekenen. Het openstaande bedrag van het voorschot wordt dan van belanghebbende teruggevorderd op grond van artikel 58 lid 1 sub d WWB. Wanneer deze omstandigheid zich voordoet dan is een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk ten aanzien van het bedrag dat niet (volledig) kan worden verrekend met de toegekende bijstand. er kunnen naast de hierboven genoemde omstandigheden andere redenen zijn waarin de bijstand bij nader inzien onverschuldigd is betaald. Het gaat hierbij met name om situaties waarin er geen reden is om te komen tot herziening of intrekking van het toekenningsbesluit, bijvoorbeeld wanneer bijstand is verleend in afwachting van het beschikbaar komen van middelen (inkomen of vermogen), of wanneer achteraf een vergoeding wordt ontvangen voor kosten waarvoor in een eerder stadium ook reeds (bijzondere) bijstand is ontvangen. Ook de onverschuldigd betaalde bijstand als gevolg van een administratieve vergissing dient op grond deze beleidsregel te worden teruggevorderd. Als restrictie geldt dat alleen kan worden teruggevorderd indien de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte bijstand ontving. Voor de hier bedoelde vorm van terugvordering geldt een wettelijke vervaltermijn van 2 jaar.5 TERUGVORDERING VAN GEZINSLEDENOp grond van artikel 59 lid 2 WWB kan bijstand die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet als gezinsbijstand is verleend, maar wel als gezinsbijstand verleend had moeten worden, tevens worden teruggevorderd van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden. Eenvoudiger gesteld: bijstand die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, kan tevens van de verzwegen partner worden teruggevorderd.Duidelijk moet zijn dat:de bijstandsontvanger het voeren van een gezamenlijke huishouding met deze partner heeft verzwegen.de verzwegen partner van de bijstandsverlening op de hoogte was.|Alle gezinsleden waarvan in bovengenoemde situaties kan worden teruggevorderd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering. Dit betekent in de praktijk dat het gehele bedrag van elk gezinslid kan worden teruggevorderd. In gevallen waarin één (of meer) gezinsleden niet in staat zijn om (het volledige) bedrag terug te betalen kunnen andere gezinsleden voor het gehele (restant)bedrag worden aangesproken. In principe dienen alle debiteuren die hoofdelijk aansprakelijk zijn hun aandeel in de aflossing onderling met elkaar te verrekenen. Dit is niet het probleem van de gemeente.5.1 TERUGVORDERING VAN WIEIn het algemeen wordt teruggevorderd van degene aan wie de bijstand is toegekend. Haaren vordert terug van zowel de uitkeringsgerechtigde als de relatiepartner en verstuurt daartoe twee aparte kennisgevingen. De feitelijke incasso vindt voorlopig plaats op degene op wiens naam de uitkering stond. Bij een verzwegen gezamenlijke huishouding wordt mede geïncasseerd op de partner en bij schijnverlating mede op de echtgeno(o)t(e). Dit in het kader van hun hoofdelijke aansprakelijkheid. In geval van borgtocht wordt teruggevorderd van de hoofddebiteur. In geval van verhaal wordt eveneens gevorderd van de hoofddebiteur.6. AFZIEN VAN HERZIENING BIJSTAND EN AFZIEN VAN TERUGVORDERINGIn het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Dit gebeurt wanneer het bedrag van de vorderingen € 25,00 of minder bedraagt. (doelmatigheidsoverweging). er sprake is van dringende redenen. De argumenten om op deze grond van herziening af te zien moeten zwaarwegend van (im)materiële aard zijn. Hiervoor zijn welhaast geen voorbeelden te geven, omdat de argumenten strikt individueel en persoonlijk bepaald worden. Het moet gaan om "uitzichtloze situaties" en/of "acute noodsituaties" (algemene of psychische decompensatie; traumatische ervaringen die een zeer zware psychologische belasting opleveren, terminaal ziektebeeld).In de voorbereiding van een besluit tot herziening van de bijstand moet ook deze mogelijkheid wel steeds worden betrokken. Kortom: géén herziening bij strijd met één van de abvbb of bij dringende redenen en zonder herziening géén terugvordering. Pas na het besluit tot herziening van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bijstand is deze als onverschuldigd betaalde bijstand aan te merken en terug te vorderen. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 7 en verder.7 tot en met 10. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiekWanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. In deze beleidsregel is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid met ingang van 1 januari 2004 te continueren. Een dergelijke bepaling komt in de nieuwe WWB niet meer voor.7.1 BUITEN INVORDERING STELLENOnder het buiten invordering stellen van kosten van bijstand of van een Ioaw/Ioaz-uitkering wordt mede verstaan het "afzien van verdere invordering", "kwijtschelding van terugvordering" of "afboeken." Het buiten invordering stellen is mede een instrument om de armoede te bestrijden. Dit instrument heeft met name een functie bij het saneren van schulden en het stimuleren van uitstroom. Waarbij wel als uitgangspunten blijft gelden: dat onverschuldigd betaalde bijstand in beginsel steeds moet worden terugbetaald dat frauderen niet wordt geaccepteerd en dat fraudevorderingen in beginsel volledig worden teruggevorderd en dat binnen de beschikbare mogelijkheden het maximaal haalbare bedrag moet worden geïnd.Het buiten invordering stellen van kosten van bijstand is niet van toepassing wanneer de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.7.2 AFBOEKEN EN SCHULDHULPVERLENINGHet afzien van een gedeelte van de terugvordering is mogelijk indien dit noodzakelijk is voor het tot stand komen van een schuldregeling m.b.t. alle vorderingen. Deze taak vraagt specifieke aandacht van de consulenten//casemanagers, de medewerker debiteuren en de voorpost, en vereist samenwerking met het Gemeentelijke Kredietbank Den Bosch. Hierbij gelden namelijk de volgende aandachtspunten:

er moet sprake zijn van een uitzichtloze liquiditeitssituatie, het besluit tot het gedeeltelijk buiten invordering stellen moet bijdragen aan een structurele oplossing van de bestaanszekerheid. de vordering van de gemeente minstens naar evenredigheid moet worden voldaan met vorderingen van gelijke rang. het besluit tot buiten invordering stellen treedt niet in werking voor een schuldregeling daadwerkelijk tot stand is gekomen.Indien niet binnen 12 maanden het besluit tot buiten invordering stelling een schuldregeling tot stand komt, de schuldregeling niet wordt nagekomen of relevante inlichtingen zijn verzwegen, vindt intrekking/wijziging van het besluit tot buiten invordering stelling plaats. Een verzoek van het Gemeentelijke Kredietbank Den Bosch tot het meewerken aan een schuldregeling/sanering wordt ingewilligd. Indien het verzoek aan de bovenstaande criteria voldoet, wordt overgegaan tot (gedeeltelijk) kwijtschelding van een terugvordering. Zo het verzoek mede fraudevorderingen betreft, is het buiten invordering stellen er van afhankelijk van het antwoord op de vraag of het afwijzen van het verzoek noopt tot een wettelijke sanering en het verweer daartegen niet slaagt o.g.v. de Wsnp-jurisprudentie en het voorstel naar draagkracht berekening en aflossingsduur voldoet aan de richtlijn van de NVVK (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet).In de Wsnp-jurisprudentie gelden voor fraudevorderingen bijzondere omstandigheden, zoals: een relatief kleine fraudevordering op de totale complexe vorderingenlast serieuze pogingen van de debiteur om tot betaling van zijn raude)vorderingen te komen, het zich opofferingen getroost hebben om te komen tot gedeeltelijke aflossing van de vorderingen, de debiteur na eerdere ontsporing zijn leven weer op de rails heeft staan, de debiteur met kinderen reeds zwaar is getroffen door de problematiek rond het niet tijdig betalen van verplichtingen, het voorkomen van een dreigende ontruiming van de woning of het afsluiten van nutsvoorzieningen.De Gemeentelijke Kredietbank Den Bosch betrekt in een voorstel tot regeling van de betalingsverplichtingen (inclusief bemiddeling, regeling en minnelijk/wettelijke schuldsanering), waarbij (fraude)vorderingen van Haaren betrokken zijn, nadrukkelijk de Wsnp-jurisprudentie. Indien hieraan wordt voldaan en indien de vordering(en) van Haaren naar evenredigheid worden voldaan met vorderingen van gelijke rang (dus van concurrente crediteuren) en naar "dubbele portie" met vorderingen waaraan die van Haaren preferent zijn, stemt de medewerker debiteuren in met het voorstel. De GKB en de medewerker debiteuren hebben hierbij elk hun eigen verantwoordelijkheid. De Gemeentelijke Kredietbank Den Bosch baseert de voorstellen mede met in acht name van de Wsnp-jurisprudentie, waarbij werkaanvaarding door de debiteur mede richting gevend is. De medewerker debiteuren toetst het voorstel aan deze uitgangspunten. Voldoet het voorstel tot regeling van schulden hieraan dan volgt instemming met het voorstel, fraudeschulden inbegrepen.11 tot en met 13. Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichtingHet gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid dat na de invoering van de Wet herziening debiteurenbeleid (1 augustus 1998) is geformuleerd kan op deze wijze per 1 januari 2005 worden gecontinueerd. De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels ongewijzigd overgenomen aangezien in de WWB een dergelijke bepaling niet meer voorkomt. Het nader uitwerken van dit kwijtscheldingsbeleid in een notitie of handboek is noodzakelijk omdat in deze beleidsregel, evenals in de oude Abw-bepaling, sprake is van een "kan-bepaling". Daar waar in beleidsregels opnieuw gemeentelijke beleidsvrijheid wordt gecreëerd, dient deze vrijheid nader te worden ingevuld.Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het Haarense beleid hierin was en is en dat een debiteur naar draagkracht betaald moest hebben. De draagkracht is daarbij bepaald op het bedrag dat de beslagvrije voet te bovengaat. Het beleid in Haaren is al zodanig om te voorkomen dat het voordeliger is om een verwijtbare terugvordering af te lossen (5 jaar aan betalingsverplichting voldoen) versus een niet verwijtbare terugvordering (3 jaar naar draagkracht).De mogelijkheid tot afkoop van vorderingen van 75% van de restsom tegen finale kwijting wordt met de invoering van deze beleidsregels afgeschaft. De mogelijkheid tot afkoop staat haaks op hierboven genoemde uitgangspunten (zie toelichting bij Beleidsregel 7). Van deze mogelijkheid zou alleen gebruikt gemaakt moeten worden in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 75% van het restant kan worden geïncasseerd. Deze situaties doen zich praktisch niet voor.11.1 VERKORTING VAN DE PERIODE VAN VOLDOEN AAN BETALINGSVERPLICHTINGIn beginsel moet vijf jaar naar draagkracht terugbetaald worden. De in beleidsregel nummer 11 genoemde termijn is drie jaar indien: de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, edoeld in artikel 17, eerste lid WWB (fraude) en de terugvordering niet het gevolg is een verstrekte leenbijstand, die verstrekt is in de vorm van een geldlening of borgtocht indien: de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft; dan wel het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

11.2 KADER AFBOEKEN NIET VERWIJTBARE VORDERINGENVoor debiteuren met uitsluitend niet verwijtbare vorderingen geldt als kader voor het afboeken, dat in de periode van 3 jaar vóór het verzoek tot kwijtschelding van de vordering het gemiddeld inkomen van de debiteur de beslagvrije voet als bedoeld in artikel 475c en 475d WBrv niet te boven mag zijn gegaan. De 3-jaarstermijn vangt als regel aan op de datum indiening tot het verzoek om kwijtschelding. Over deze periode wordt het feitelijk inkomen van de debiteur afgezet tegen de beslagvrije voet. Daarmee staat vast wat de debiteur in die 3 jaar voorafgaand had moeten terugbetalen. Heeft de debiteur over die periode terugbetaald naar de norm, dan wordt van verdere terugvordering afgezien en wordt het restant van de vordering afgeboekt. Zo niet, dan wordt een heronderzoek debiteuren gepland. De debiteur is/blijft zelf verantwoordelijk voor het verstrekken van inkomensgegevens en het bewaken van de termijn. Wat zijn volledige betalingsverplichting over deze periode is, moet worden vastgesteld aan de hand van dossieronderzoek. Wanneer geen gegevens beschikbaar zijn, wordt de debiteur in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gegevens aan te leveren. Reageert de debiteur niet binnen twee weken, dan wordt het verzoek om kwijtschelding afgewezen. Is hier niet aan voldaan, dan wordt een heronderzoek kwijtschelding gepland op basis van het nog resterende aantal van de 36 termijnen, die de debiteur nog moet betalen. Het achterstallige bedrag over die periode moet alsnog zijn betaald alvorens van verdere terugvordering wordt afgezien.11.3 KADER AFBOEKEN FRAUDEVERORDENINGVoor de debiteur met een fraudevordering (inbegrepen samenloop met niet verwijtbare vordering) die in de 5 jaar vóór het verzoek tot kwijtschelding van de vordering het gemiddeld inkomen van de debiteur de beslagvrije voet als bedoeld in artikel 475c en 475d WBrv niet te boven mag zijn gegaan. De 5-jaarstermijn vangt als regel aan op de datum indiening tot het verzoek om kwijtschelding. Over deze periode wordt het feitelijk inkomen van de debiteur afgezet tegen de beslagvrije voet. Daarmee staat vast wat de debiteur in die 5 jaar voorafgaand had moeten terugbetalen. Heeft de debiteur over die periode terugbetaald naar de norm, dan wordt van verdere terugvordering afgezien en wordt het restant van de vordering afgeboekt. Zo niet, dan wordt een heronderzoek debiteuren gepland. De debiteur is/blijft zelf verantwoordelijk voor het verstrekken van inkomensgegevens en het bewaken van de termijn. Wat zijn volledige betalingsverplichting over deze periode is, moet worden vastgesteld aan de hand van dossieronderzoek. Wanneer geen gegevens beschikbaar zijn, wordt de debiteur in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gegevens aan te leveren. Reageert de debiteur niet binnen twee weken, dan wordt het verzoek om kwijtschelding afgewezen. Is hier niet aan voldaan, dan wordt een heronderzoek kwijtschelding gepland op basis van het nog resterende aantal van de 60 termijnen, die de debiteur nog moet betalen. Het achterstallige bedrag over die periode moet alsnog zijn betaald alvorens van verdere terugvordering wordt afgezien.11.4 SAMENLOOP VORDERINGENIn het kader van een integrale benadering wordt een incasso op meerdere terugvorderingen samengevoegd tot één incassotermijn. De daarin betrokken vorderingen (samenloop van gewone schulden, samenloop van fraudevorderingen of samenloop van een of meer gewone terugvorderingen met een of meer fraudevorderingen) bepalen de looptijd van de incassotermijn, waarbij de jongste vordering in beginsel bepalend is. Zo er twee jaar voorafgaand aan de jongste niet verwijtbare vordering een fraudevordering bestaat, bepaalt deze de looptijd van de incasso. De looptijd is dus bij een pakket met uitsluitend gewone terugvorderingen 3 jaar en bij een pakket met één of meer fraudevorderingen 5 jaar (te rekenen vanaf de datum van de beschikking waarbij de jongste vordering bekend is). Bij samenloop wordt een verzoek om af te zien van verdere terugvordering getoetst op 60 termijnbetalingen, indien er op de datum van het verzoek nog een fraudevordering actueel is. Staan er dan alleen nog gewone terugvorderingen open, dan wordt volstaan met toetsing op het voldaan hebben aan 36 termijnbetalingen. Bij het beoordelen van de toets aan het voldaan hebben van termijnbetalingen wordt steeds teruggerekend vanaf de datum van het verzoek.11.5 INLOOP BETALINGSACHTERSTAND

  • 1.

    bij niet verwijtbare vorderingen Als het volledige bedrag aan opgelegde betalingsverplichtingen over 36 termijnen nog niet is terugbetaald, moet eerst het achterstallige bedrag alsnog worden voldaan voordat het verzoek kan worden toegewezen. Betalingen worden primair in mindering gebracht op de oudste vordering. Een uitzondering hierop geldt voor een netto schuld over het lopende boekjaar. Zo hiervan sprake is wordt deze eerst op deze vordering afgelost.

  • 2.

    bij fraudevorderingen Voor een fraudeschuld geldt hetzelfde met dien verstande dat sprake is van 60 termijnen. Ook hier wordt primair afgelost op de oudste vordering, waarbij het niet uitmaakt of die oudste vordering een gewone of fraudevordering is. De uitzondering voor een netto schuld in het lopende boekjaar is eveneens van toepassing.

11.6 UITZONDERINGENCompensatieovereenkomst/uitspraak rechter over termijnbedrag. Terugvordering waarvoor een compensatieovereenkomst geldt of waarvoor de rechter een termijnbedrag heeft vastgesteld, komen niet voor kwijtschelding in aanmerking. In deze gevallen heeft de debiteur namelijk het voordeel dat de terugbetaling niet naar draagkracht plaatsvindt. Langdurige onmogelijkheid tot incasseren. In beleidsregel 11.c is geregeld dat van (verdere) terugvordering kan worden afgezien als de debiteur 5 jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten. Deze bepaling wordt toegepast als de debiteur 5 jaar lang onvindbaar is of als deze gedurende die periode in het buitenland verblijft. Indien een debiteur na vijf jaar niet is getraceerd en er op diens vordering niets wordt afgelost, wordt de terugvordering afgeboekt. Ook in die gevallen waarin gedurende vijf jaar is gebleken dat de debiteur niet in staat was om betalingen te verrichten en het ook niet aannemelijk is dat in die situatie verandering op zal treden, kan een verzoek om kwijtschelding op grond van dit artikel gehonoreerd worden. Ontbreken draagkracht. Het ontbreken van draagkracht wordt uitsluitend als een termijnbetaling aangemerkt, als daar een berekening aan ten grondslag heeft gelegen en daarover een beschikking is. Maanden waarin de debiteur o.g.v. een herbereking geen draagkracht had, bevestigd in een beschikking, worden meegenomen bij het vaststellen van de looptijd van de incassotermijn behoudens in geval van het ontbreken van draagkracht wegens detentie. Detentie schort derhalve de looptijd van de incasso op. Boete. Een boete komt, behoudens in geval van het overlijden van degene aan wie zij is opgelegd, niet voor afboeking in aanmerking. De termijnbetalingen op een boete worden wel meegeteld bij het beoordelen van de looptijd van de incassotermijn voor gewone of fraudevorderingen.

11.7 AFBOEKEN EN STIMULEREN UITSTROOMZijn de algemene toetsingskaders voor het buiteninvordering stellen van zowel gewone als fraudevorderingen aantoonbaar een belemmering voor de uitstroom uit de bijstand, dan kan/mag de incasso (het terugvorderen) hierop worden afgestemd. In het kader van een op te stellen traject kan, binnen het principe tot het leveren van maatwerk aan de volgende mogelijkheden worden gedacht: het ophogen van de beslagvrije voet van 90 naar 100%, het buiten invordering laten van een deel van de arbeidsinkomsten. Uit een oogpunt van objectiviteit geldt hierbij als richtsnoer maximaal 15% van het wettelijk minimumloon. Of en in welke mate via het debiteurenbeleid de uitstroom effectief is te stimuleren is afhankelijk van de feiten en omstandigheden in een concreet geval. Het afwegen van belangen wordt overgelaten aan het resultaat van het overleg van de casemanager met de klant. Hierbij treedt een regeling over terugvordering voor het stimuleren van uitstroom, waarbij wordt afgeweken van de algemene toetsingskaders, niet in werking voordat de uitstroom uit de uitkering feitelijk tot stand is gekomen. Verder vervalt de regeling bij terugval in de uitkering. Deze clausule maakt onderdeel uit van de in de polis vast te leggen afspraken,

14. TERUGVORDERINGSBESLUITIn deze regel is conform artikel 60 van de WWB geregeld welke aspecten in ieder geval onderdeel uitmaken van het terugvorderingsbesluit. Waar mogelijk en van toepassing worden herzienings-, terugvorderings-, orderingsbesluiten zoveel mogelijk gecombineerd in één besluit.14.1 UITGANGSPUNTEN MINNELIJK TERUGBETALENDe belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om de verlangde termijnen zelf minnelijk te voldoen. Bij periodieke bijstand kan worden voorgesteld vrijwillig te betalen door inhouding van de verlangde termijnbedragen op de uitkering. Bij gebreke van tijdige betaling vindt (dwangmatige) invordering plaats. Hierbij gaat verrekenen voor beslag. Onverschuldigd verleende bijstand moet in beginsel in een keer worden terugbetaald. De debiteur die niet aan deze verplichting kan voldoen, moet dit bewijsbaar aantonen. Blijkt terugbetaling ineens inderdaad niet mogelijk dan wordt een betalingsregeling getroffen. Hierbij wordt het termijnbedrag vastgesteld: voor personen in de bijstand of met een vergelijkbaar inkomen op 10% van de toepasselijke bijstandsnorm (inclusief toeslag plus vakantietoeslag) en voor personen met een inkomen boven de WWB-norm te vermeerderen met het inkomen dat deze norm te boven gaat. Hierbij wordt niet als inkomen aangemerkt o.a. kinderbijslag, huursubsidie, subjectsubsidie en bijzonder bijstand. Op het aldus berekende bedrag aan aflossingscapaciteit worden de volgende bijzondere kosten/uitgaven in mindering worden gebracht: 4 /90 van de beslagvrije voet wanneer het de terugbetaling betreft op een lening voor duurzame gebruiksartikelen en de noodzaak tot bijstandsverlening hiervoor niet het gevolg was van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en geen spraken is van een verwijtbare vordering (per saldo wordt dus 6% van de bijstandsnorm aangewend voor de aflossing, waarbij de vakantietoeslag buiten beschouwing wordt gelaten); aflossing lening kredietbank voor noodzakelijke gebruiksgoederen en voor kredieten die in Haaren in het kader van een reguliere schuldsanering, Wsnp etc. zijn vastgelegd; onderhoudsbijdragen, premie vrijwillige ziektekostenverzekering en aanvullende ziektekostenverzekering (waaronder een tandplusverzekering e.d.) en zakelijke lasten eigen woning (aflossing en rente hypotheek van de zelf bewoonde eigen woning, premie risicoverzekering, opstalverzekering, ozb-belasting eigenaar, rioolbelasting, waterschapslasten) als deze het normbedrag voor woonkosten te boven gaan (laagste tabelhuur minus de huursubsidie die bij een huur tegen dezelfde kosten wordt ontvangen; huur van de door de debiteur bewoonde huurwoning na aftrek normhuur en aanspraak op huursubsidie. Ook (bescheiden) vermogensbestanddelen vormen terugbetaalcapaciteiten en moeten worden ingezet voor teugbetaling. Onder (bescheiden) vermogensbestanddelen wordt verstaan: het aanwezige vermogen dat minder bedraagt dan het bescheiden vermogen als bedoeld in art 4 WWB. de (extra) vrijlatingen in het kader van een krediethypotheek, en de bezittingen in natura die naar hun aard en waarde niet algemeen gebruikelijk zijn (caravan, boot, auto, verzamelingen, afkoop levensverzekering etc).14.2 INFORMATIEPLICHT DEBITEUR.De debiteur is desgevraagd verplicht de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn, die voor het vaststellen van de betaalcapaciteit inbegrepen. Wordt niet aan de informatieverplichting voldaan dan is de terugvordering "terstond en ineens" opeisbaar. Tevens verliest de debiteur voor de duur van de schending van de informatieplicht de bescherming van de beslagvrije voet; de beslagvrije voet wordt gehalveerd. Wet Boek van Burgerlijke Rechtsvordering artikel 475 g.15. VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT INVORDERINGIn de beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald, dat elk aflossingsbedrag, of dit nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling, of op basis van het terugvorderingsbesluit éénzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een betalingsverplichting. Burgemeester en wethouders verrichten onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld. De frequentie van dit onderzoek is vastgelegd in het heronderzoeksplan debiteuren.16 VERREKENING EN BESLAGLEGGINGDe bepalingen omtrent verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB niet meer terug. Wel heeft het terugvorderingsbesluit op grond van artikel 60 lid 3 WWB direct een executoriale titel. De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening (wanneer aan de debiteur tevens bijstand wordt verleend), of door middel van het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag. Verrekening met de bijstand wordt gebaseerd op Boek 6 artikel 127 van het Burgerlijk Wetboek. Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan: er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het over en weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen bijstand, en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld; er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend. Dit betekent dat een ten onrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een Wvg-vergoeding kan worden verrekend; er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale titel. Het ten uitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet; bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten) Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft, evenals onder de Abw, de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.De procedure is als volgt:de gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het terugvorderingsbesluit naar degene van wie debiteur een periodieke uitkering ontvangt (Noot: Aan werkgevers wordt geen afschrift van het terugvorderingsbesluit verzonden. Werkgevers kunnen schriftelijk verzoeken om inzage in dit besluit. Dit in verband met de privacy van de klant). hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven de derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien terugzenden aan de gemeente door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente de gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan debiteur de President van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.16.1 DWANGMATIGE INVORDERINGEerst bij het niet tijdige betalen van de opgelegde termijnbedragen volgt zonder verdere ingebrekestelling dwangmatige invordering. Hierbij gaat zuiver-verrekenen (met een door de eigen gemeente verstrekte uitkering) of pseudo-verrekenen (met een uitkering die door een andere gemeente of de UWV) voor het leggen van beslag. Voor pseudo-verrekenen moet de gemeente bij de UWV of SVB, een verzoek indienen tot inhouding en doorbetaling. Indien al beslag is gelegd op de uitkering van de UWV of de SVB, dan gaat dit derdenbeslag voor pseudo-verrekenen. Wordt niet minnelijk betaald en is zuiver of pseudo-verrekenen niet mogelijk, dan wordt overgegaan tot het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag (WBrv art 430) Een besluit tot terugvordering dat aan de wettelijke voorwaarden voldoet, is namelijk tevens een executoriale titel. Het leggen van beslag vindt plaats door het aan de derdebeslagene sturen van een afschrift van de executoriale titel (het besluit tot terugvordering) waarop standaard moet worden aangegeven: in het briefhoofd de woorden "In naam der Koningin" en aan het slot de aantekening "afgegeven voor grosse". Aan werkgevers wordt geen afschrift van het terugvorderingsbesluit verzonden. Werkgevers kunnen schriftelijk verzoeken om inzage in dit besluit. Dit in verband met de privacy van de klant De derdebeslagene moet de kennisgeving voor "gezien" getekend terugsturen. Door terugzending is het beslag voltooid. Binnen 7 dagen na terugontvangst van de "voor gezien" getekende kennisgeving moet de gemeente hiervan aangetekend een afschrift aan de debiteur sturen. De bijkomende kosten en rente zijn tevens voor verrekening/beslag vatbaar. De regels voor het invorderen van boeten zijn van overeenkomstige toepassing.16.2 SAMENLOOP MET MAATREGELIn geval van verrekenen vindt er een terugbetaling plaats tot 10% van de normuitkering. Wanneer op de uitkering een maatregel wordt toegepast is verrekenen of beslag nog slechts mogelijk voor zover de maatregel het 10% aandeel van de normuitkering niet te boven gaat. Is er geen ruimte meer voor verrekening/beslaglegging dan wordt de invordering voor de duur van de maatregel opgeschort. Dit i.v.m. de beschermende werking van de beslagvrije voet. Deze beschermende werking geldt ook bij minnelijke terugbetaling.17 RENTE EN KOSTENWanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder 16. genoemde vormen van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke. Deze kosten worden vastgesteld op een percentage van de hoofdsom, wanneer Haaren zelf gaat verrekenen of vereenvoudigd derdenbeslag leggen. Indien de gemeente Haaren de vordering overdraagt aan een derde dan worden de, door deze derde, te maken kosten en rente doorberekend aan de debiteur.18 NADERE INVULLING VAN BELEIDMet dit beleidskader is een nadere invulling gegeven aan de geboden beleidsruimte met betrekking tot terug-, en invordering in het kader van de Wet Werk en Bijstand.Heronderzoekplan debiteurenUitgangspunt.Uitgangspunt is, dat debiteuren de vordering geheel dienen te voldoen binnen 30 dagen na dagtekening van de beschikking. Pas als een debiteur via de medewerker debiteuren verzocht heeft om een betalingsregeling èn deze regeling is vastgesteld, wordt een heronderzoek gepland.