Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beuningen

Re-integratieverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeuningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012
CiteertitelRe-integratieverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Re-integratieverordening WWB/IOAW/IOAZ/werkleeraanbod W.I.J., vastgesteld 15 juni 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. WWB artikel 8, eerste lid, sub a
  2. IOAW artikel 35 sub a
  3. IOAZ artikel 35 sub a
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-201201-01-201222-11-2012nieuwe regeling

10-01-2012

De Koerier 18 januari 2012

BW11.01545
01-01-201222-11-2012intrekking

06-11-2012

De Koerier, 14 november 2012

BW12.00968

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012

De raad van de gemeente Beuningen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 november 2011,

gelezen het voorstel van de commissie Samenleving d.d. 12 december 2011,

overwegende dat op grond van

- artikel 8, eerste lid, sub a van de Wet werk en bijstand (WWB),

- artikel 35 sub a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW),

- artikel 35 sub a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

 

de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot

- artikel 7, lid 1 sub a WWB

- artikel 34, lid 1 sub a IOAW,

- artikel 34, lid 1 sub a IOAZ,

 

bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen die gericht zijn op arbeidsinschakeling,

 

BESLUIT:

vast te stellen de hierna volgende Reïntegratieverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Bueningen 2012.

Hoofdstuk 1 – Algemeen

Artikel 1 – Gebruikte afkortingen

In deze verordening worden de volgende afkortingen gebruikt:

  • a.

    WWB: Wet werk en bijstand

  • b.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

  • c.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

  • d.

    WIW: Wet inschakeling werkzoekenden zoals die luidde op 31 december 2003

  • e.

    Awb : Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.WIW-dienstbetrekking: een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4 van de WIW

waarbij de gemeente Beuningen werkgever is.

  • b.

    Uitkeringsgerechtigde: persoon van 18 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar die een uitkering ontvangt in het kader van de WWB, IOAW, IOAZ, Anw of WIW.

  • c.

    Wet:WWB, IOAW en IOAZ.

  • d.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de

Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden.

  • e.

    Startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • f.

    Niet-uitkeringsgerechtigde ( nugger ): de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 6 van de WWB.

g. Anw-er: Persoon die een nabestaanden-of halfwezenuitkering ontvangt op grond van de Algemene nabestaandenwet.

  • h.

    Ondersteuning: de ondersteuning bij arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a WWB, artikel 34, eerste lid, onder a IOAW of artikel 34, eerste lid, onder a IOAZ.

  • i.

    Voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a van de WWB, artikel 34, lid 1 IOAW, artikel 34, lid 1 sub a IOAZ en artikel 11.

  • j.

    Instrument: een middel dat ingezet wordt voor de re-integratie van werkzoekenden;

  • k.

    Plan van aanpak : een door of in opdracht van het college opgesteld plan, gericht op het

vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces.

  • l.

    Brutoloon: het bruto loon zoals vermeld op de loonstrook, exclusief de reservering vakantiegeld.

  • m.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen.

  • n.

    De Minister : de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 3 - Opdracht aan het college
  • a.

    Het college biedt cliënten/uitkeringsgerechtigden ondersteuning bij de inschakeling naar arbeid en, voorzover het dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op of ter ondersteuning van die arbeidsinschakeling.

  • b.

    Inschakeling naar reguliere betaalde arbeid is voor het college het belangrijkste doel van het gemeentelijke arbeidsmarktbeleid. Het gaat daarbij om algemeen geaccepteerde arbeid. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan het college beslissen dat ook andere vormen van deelname aan het arbeidsproces onderdeel van dat beleid zijn.

  • c.

    De groep van uitkeringsgerechtigden kan door het college worden uitgebreid met personen die een door het UWV verstrekte uitkering ontvangen, indien daartoe een overeenkomst is gesloten met het UWV.

  • d.

    Het college draagt zorg voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen en instrumenten. Het college kan bij wijze van experiment ‘pilots’ met een vooraf aangegeven tijdsduur starten om de effectiviteit van bepaalde instrumenten te onderzoeken. Het is aan het college de doelgroep van deze ‘pilots’ te bepalen.

  • e.

    Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen en instrumenten prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en/of rekening houdend met maatschappelijke, economische of conjuncturele ontwikkelingen.

  • f.

    Het college streeft naar een evenredige vertegenwoordiging van de doelgroepen van het re-integratiebeleid. Het college kan bij de besteding van de middelen echter bepalen dat aan één of meerdere doelgroepen prioriteit wordt gegeven.

  • g.

    Uitvoering van de re-integratieactiviteiten vindt plaats binnen het daarvoor beschikbare budget.

Artikel 4 - Beleidsplan en wijze van evaluatie

Het beleidskader voor deze verordening is vastgelegd in de door de Minister gegeven aanwijzingen rond de invoering van de herziene WWB. Daarin is aangegeven welke beleidsvrijheid gemeenten hebben.

Jaarlijks zal een evaluatie van de re-integratieactiviteiten worden aangeboden aan de raad. De evaluatie zal in ieder geval betrekking hebben op a. de uitvoeringspraktijk van de in deze verordening vastgelegde regelgeving en b. de toereikendheid van het beleidskader.

Hoofdstuk 2 - Doel en doelgroep van de verordening

Artikel 5 - Doel van de ondersteuning

Het college biedt cliënten/uitkeringsgerechtigden ondersteuning bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of een andere vorm van deelname aan het arbeidsproces dan wel een vorm van maatschappelijke participatie.

Artikel 6 - Vorm van de ondersteuning
  • a.

    Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden van een plan van aanpak waarbij zonodig bepaalde instrumenten en/of voorzieningen worden ingezet, advies of praktische hulp wordt gegeven of een doorverwijzing plaatsvindt naar andere instanties.

  • b.

    In geval een plan van aanpak met cliënt/uitkeringsgerechtigde wordt gesloten, wordt hiertoe een schriftelijke overeenkomst tussen het college en cliënt/uitkeringsgerechtigde gesloten.

  • c.

    De in te zetten instrumenten en/of voorzieningen moet adequaat en toereikend zijn met het oog op het te behalen resultaat.

  • d.

    Instrumenten en/of voorzieningen voor arbeidsinschakeling worden alleen ingezet indien het vinden van betaalde algemeen geaccepteerde arbeid op een andere wijze niet mogelijk blijkt.

  • e.

    Het college kan een ingezet instrument en/of ingezette voorziening beëindigen:

    • ·

      Indien de cliënt/uitkeringsgerechtigde die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid sub a van de WWB, artikel 37, 37 sub a en 38 van de IOAW of artikel 37, 37 sub a en 38 van de IOAZ niet nakomt,

    • ·

      Indien de cliënt/uitkeringsgerechtigde de afspraken zoals de gemaakt zijn in het plan van aanpak zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel niet of onvolledig nakomt.

    • ·

      Indien de cliënt/uitkeringsgerechtigde algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een instrument en/of voorziening.

    • ·

      Indien het instrument en/of de voorziening naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Artikel 7 – Onderzoek

Het college kan – voordat een overeenkomst voor een plan van aanpak wordt gesloten en/of voordat instrumenten en/of voorzieningen worden ingezet – besluiten een onderzoek te (laten) doen naar de mogelijkheden van cliënt/uitkeringsgerechtigde en de geschiktheid van de in te zetten instrumenten en/of voorzieningen. Zo’n onderzoek kan ook deel uitmaken van een plan van aanpak.

Artikel 8 – Verplichtingen

Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten gelden voor de cliënt/uitkeringsgerechtigde de volgende verplichtingen:

  • 1.

    verstrekken van de inlichtingen aan burgemeester en wethouders die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt plan van aanpak en/of een geschikt instrument en/of voorziening of het recht op een inkomensvrijlating of premie;

  • 2.

    verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 7 van deze verordening;

  • 3.

    het naar vermogen deelnemen aan de verschillende onderdelen van het plan van aanpak;

  • 4.

    na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het plan van aanpak of van de voorzieningen belemmert;

  • 5.

    anderszins het slagen van een plan van aanpak te bevorderen.

  • 6.

    Voor zover er geen noodzakelijke kinderopvang beschikbaar is, kan aan de uitkeringsgerechtigde niet de verplichting worden opgelegd om deel te nemen aan het aangeboden plan van aanpak.

Artikel 9 - Beperkingen

  • 1.

    Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

  • 2.

    Het college kan van niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers een bijdrage in de kosten van de voorziening verlangen.

  • 3.

    Het college kan voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers een termijn instellen waarbinnen zij na afronding van een plan van aanpak niet meer voor een voorziening en onderzoek op grond van deze Verordening in aanmerking komen.

Artikel 10 - Budget - en subsidieplafonds

Het college kan ten aanzien van elk van de in deze verordening bedoelde instrumenten en/of voorzieningen afzonderlijk subsidieplafonds vaststellen.

Een door het college vastgesteld subsidie-of budgetplafond kan een weigeringsgrond vormen

bij de beoordeling van een aanspraak op een voorziening. Indien het college met toepassing van dit lid besluit een aanspraak op een voorziening af te wijzen, is het gehouden te beoordelen of de inzet van een andere voorziening noodzakelijk is.

Hoofdstuk 3. Werken als doel

Artikel 11 - Vrijwilligerswerk/arbeidsactivering

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde als onderdeel van een plan van aanpak gericht op arbeidsinschakeling vrijwilligerswerk of arbeidsactivering aanbieden.

  • 2.

    Vrijwilligerswerk en arbeidsactivering hebben als doel de uitkeringsgerechtigde werkritme op te laten doen en/of behouden.

  • 3.

    Vrijwilligerswerk en arbeidsactivering worden bij voorkeur verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

  • 4.

    Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot vrijwilligerswerk en arbeidsactivering.

Artikel 12 - Leerwerkstages

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde als onderdeel van een plan van aanpak een leerwerkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De leerwerkstage heeft als doel de uitkeringsgerechtigde door middel van een stage werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied of zich te oriënteren op de werkzaamheden in een bepaald bedrijf.

  • 3.

    Het college plaatst de uitkeringsgerechtigde alleen indien door zijn plaatsing de concurrentie-verhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot leerwerkstages.

Artikel 13 - Proefplaatsingen

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een proefplaatsing aanbieden als onderdeel van een plan van aanpak gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De proefplaatsing heeft als doel de uitkeringsgerechtigde te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.

  • 3.

    Voor een proefplaatsing kan van de instelling of het bedrijf een vergoeding worden gevraagd.

  • 4.

    Het college plaatst de uitkeringsgerechtigde alleen indien door zijn plaatsing de concurrentie-verhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5.

    Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot proefplaatsingen.

Artikel 14 - Leerwerkplek (detacheringsbaan)

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een leerwerkplek aanbieden als een onderdeel van een plan van aanpak gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Plaatsing op een leerwerkplek heeft ten doel om de uitkeringsgerechtigde werkervaring, zo mogelijk in combinatie met scholing en andere voorzieningen, te laten opdoen om hem zo snel mogelijk te plaatsen op een reguliere arbeidsplaats.

  • 3.

    Het college kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van, of namens de gemeente het werkgeversschap voor de banen, bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

  • 4.

    De uitkeringsgerechtigde wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging. De duur van de arbeidsovereenkomst bedraagt maximaal één jaar met een loon van 100% van het wettelijk minimumloon .

  • 5.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming in Beuningen en omgeving. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel werkgever en inlenende organisatie als tussen werknemer en inlenende organisatie.

  • 6.

    Detachering vindt alleen plaats indien hierdoor geen verdringing plaatsvindt van bestaande werkgelegenheid en de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed.

  • 7.

    De private rechtspersoon als bedoeld in lid 3 van dit artikel heft een inleentarief per gedetacheerde werknemer gebaseerd op de productiviteit van cliënt/uitkeringsgerechtigde minus de kosten van begeleiding.

  • 8.

    De productiviteit wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 9.

    Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot leerwerkplekken.

  • 10.

    Voor detacheringsbanen welke zijn aangeboden vóór 1 januari 2005 op basis van artikel 4 van de Wiw of de tijdelijke gemeentelijke beleidsregels inzake Wiw-banen in verband met de invoering van de WWB zoals vastgesteld door de Raad op 16 december 2003 geldt een overgangsregeling.

Hoofdstuk 4. Subsidie voor de werkgever

Artikel 15 - Doel van de subsidie voor de werkgever

Burgemeester en wethouders kunnen een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever voor een uitkeringsgerechtigde of persoon met een leerwerkplek als bedoeld in artikel 16 mogelijk te maken.

Artikel 16 - Duur en hoogte

  • 1.

    De duur en hoogte van de subsidie worden door burgemeester en wethouders vastgesteld op basis van een individuele afweging ten aanzien van de betreffende uitkeringsgerechtigde of persoon met een leerwerkplek. De loonkostensubsidie wordt slechts uitbetaald voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is en naar rato van een voltijds dienstverband.

  • 2.

    De subsidie wordt slechts verstrekt indien de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor ten minste de duur van de referteperiode voor de Werkloosheidswet (WW).

  • 3.

    De duur van de subsidie bedraagt maximaal 1 jaar.

  • 4.

    De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van het voor de uitkeringsgerechtigde geldende wettelijk minimum loon en minimaal een bedrag ter compensatie van de non-productiviteit van de betreffende uitkeringsgerechtigde plus de kosten van begeleiding.

  • 5.

    De non-productiviteit wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld. De kosten van begeleiding moeten door de werkgever worden aangetoond.

  • 6.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor geen verdringing plaatsvindt van bestaande werkgelegenheid en de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed.

  • 7.

    Voor subsidies van welke zijn toegekend vóór 1 januari 2005 op basis van artikel 6 van het Besluit In- en doorstroombanen (I/D-banen) of de tijdelijke gemeentelijke beleidsregels inzake I/D-banen in verband met de invoering van de WWB zoals vastgesteld door de Raad op 16 december 2003 geldt een overgangsregeling.   

Artikel 17 - Aanvullende voorwaarde

Aan de toekenning van een loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een plan van aanpak door werkgever en de uitkeringsgerechtigde wordt opgesteld waarin de voorgenomen ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde wordt vastgelegd. Het plan van aanpak moet door het college worden goedgekeurd.

Artikel 18 - De aanvraag

  • 1.

    De loonkostensubsidie dient voor aanvang van het dienstverband te worden aangevraagd.

  • 2.

    Door aanvang van het dienstverband na de datum van aanvraag, maar voor de datum van toekenning, ontstaat geen automatisch recht op een loonkostensubsidie.

  • 3.

    Op de verlening van een loonkostensubsidie is afdeling 4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 19 - Samenloop van subsidies

Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door het college reeds langs andere weg subsidie wordt verstrekt.

Artikel 20 - Definitieve vaststelling

Burgemeester en wethouders stellen de definitieve loonkostensubsidie telkens na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de overeengekomen periode vast op basis van de door het college te bepalen en door de werkgever aan te leveren documenten.

Artikel 21 - Voorschotten

  • 1.

    Het college kan voorschotten verstrekken als aan de voorwaarden van de subsidieverstrekking, zoals bedoeld in artikel 18 en 19, is voldaan.

  • 2.

    Voorschotten worden eerst verrekend met de definitief vastgestelde subsidie of met voorschotten over een zelfde of een volgend kalenderjaar. Als een werkgever meerdere subsidies ontvangt, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een definitief vastgestelde andere subsidie op grond van deze Verordening worden verrekend.

Artikel 22 - Beleidsregels

Het college kan beleidsregels met betrekking tot de aan het verstrekken van loonkostensubsidies te stellen voorwaarden vaststellen.

Artikel 23 – Ontwikkelingen

In het kader van wijzigingen in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) wordt het instrument loonkostensubsidie in 2012 afgebouwd. Vóór 1 januari 2012 aangegane verplichtingen kunnen ongewijzigd doorlopen. In de loop van 2012 zal het college beleidsregels opstellen op het gebied van loondispensatie (een instrument dat deel gaat uitmaken van de toekomstige Wet werken naar vermogen die op 1 januari 2013 moet ingaan).

Hoofdstuk 5. Scholing en bemiddeling

Artikel 24 - Scholing

  • 1.

    Het college kan cliënt/uitkeringsgerechtigde een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde scholing kan worden aangeboden in de vorm van subsidie (afdeling 4.2.3 van de Awb is van toepassing).

  • 3.

    Voor de scholing die wordt aangeboden of waarvoor subsidie wordt verleend gelden de navolgende voorwaarden:

    • a.

      De scholing dient te zijn gericht op het behalen van een startkwalificatie arbeidsmarkt;

    • b.

      Andere scholing dient beroepsgericht en kortdurend te zijn en gericht op snelle  arbeidsinschakeling;

    • c.

      De goedkoopst adequate scholingsmogelijkheid moet worden benut.

  • 4.

    Het college stelt de kosten van scholing vast op maximaal € 5.000,- voor de periode van maximaal 1 jaar, voor zowel uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden als Anw-ers.

  • 5.

    Voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers geldt als aanvullende voorwaarde dat zij zich beschikbaar dienen te stellen voor de arbeidsmarkt voor tenminste 16 uur per week.

  • 6.

    Het college kan beleidsregels stellen ten aanzien van scholing als voorziening.

Artikel 25 - Specifieke kosten in verband met scholing
  • Voor de scholing die met toepassing van artikel 25 wordt gevolgd komen de volgende kostensoorten voor vergoeding of subsidie in aanmerking:

    • 1.

      Opleidingskosten en cursusbijdragen;

    • 2.

      Boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld.

Artikel 26 - Trajectbegeleiding
    • 1.

      Het college kan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een plan van aanpak trajectbegeleiding aanbieden.

    • 2.

      Trajectbegeleiding heeft als doel de uitkeringsgerechtigde te plaatsen op een voorziening als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 en artikel 25 en gedurende de plaatsing op de voorziening te begeleiden.

    • 3.

      Aan niet-uitkeringsgerechtigden en anw-ers kan een traject uitsluitend in de vorm van een subsidie worden aangeboden.

    • 4.

      Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot trajectbegeleiding.

Artikel 27 - Arbeidsbemiddeling
    • 1.

      Het college kan een cliënt/uitkeringsgerechtigde als onderdeel van een plan van aanpak arbeidsbemiddeling aanbieden.

    • 2.

      Arbeidsbemiddeling heeft als doel de cliënt/uitkeringsgerechtigde te plaatsen op de reguliere arbeidsmarkt.

    • 3.

      Onder arbeidsbemiddeling wordt in ieder geval verstaan vacaturebemiddeling, sollicitatietraining en jobhunting.

    • 4.

      Aan niet-uitkeringsgerechtigden en anw-ers wordt in beginsel een sollicitatietraining aangeboden.

    • 5.

      Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot arbeidsbemiddeling.

Hoofdstuk 6. Inkomensvrijlating en premies
Artikel 28 - Inkomensvrijlating

Een inkomensvrijlating wordt op aanvraag verstrekt. Voor personen jonger dan 27 jaar gelden beperkingen op dit gebied (art. 31, 2e lid sub c., j., k., n. en r. WWB).

Artikel 29 - Werkaanvaardingspremie
  • 1.

    Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een persoon als bedoeld in artikel 10 lid 2 van de WWB een werkaanvaardingspremie toekennen bij uitstroom uit de uitkering of  gesubsidieerde arbeid door werkaanvaarding op de reguliere arbeidsmarkt of werkzaamheden als zelfstandige ter hoogte van € 1.000,--.

  • 2.

    De premie wordt verstrekt:

    • 1.

      indien de uitkeringsgerechtigde gedurende minimaal 12 maanden voorafgaande aan de werkaanvaarding of werkzaamheden als zelfstandige aaneengesloten een uitkering heeft ontvangen dan wel een gesubsidieerde dienstbetrekking heeft gehad dan wel een combinatie van beiden, en;

    • 2.

      gedurende de referteperiode voor de kortdurende WW-uitkering aaneengesloten het werk heeft verricht. 

  • 3.

    De werkaanvaardingspremie wordt slechts éénmaal aan een persoon of een gezin verstrekt.

  • 4.

    De premie wordt op aanvraag verstrekt.

  • 5.

    In geval van het verzwijgen van aanvaarding van arbeid of werkzaamheden als zelfstandige – hetgeen leidt tot intrekkingen van het recht op uitkering en terugvordering van de ten onrechte verstrekte uitkering-, kan achteraf, geen werkaanvaardingspremie worden toegekend.

Artikel 30 - Scholingspremie
  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde die met goed gevolg een scholing als bedoeld in artikel 26 van deze Verordening heeft afgerond een scholingspremie verstrekken van € 150,--.

  • 2.

    De premie wordt verstrekt indien de scholing minimaal 50 dagdelen heeft geduurd.

  • 3.

    De scholingspremie kan éénmalig aan een persoon verstrekt gerekend vanaf het moment van afronding van de scholing.

  • 4.

    De premie wordt op aanvraag verstrekt.

Artikel 31 - Premie blijvend gedeeltelijk arbeidsongeschikten 
  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde die blijvend is aangewezen op deeltijdwerk en werkzaam is in een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week gedurende tenminste 13 weken per jaar, komt in aanmerking voor een  premie ter hoogte van het in de wet vastgelegde maximumbedrag per jaar.

  • 2.

    Indien als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week niet mogelijk is, kan het college besluiten om in afwijking lid 1 een premie toe te kennen tot maximaal de in lid 1 bedoelde premie.

  • 3.

    Voor de premie als bedoeld in lid 1 en 2  kan men jaarlijks in aanmerking komen.

  • 4.

    De premies als bedoeld in lid 1 en 2 worden vastgesteld naar rato van het aantal gehele weken dat de uitkeringsgerechtigde werkzaam is in de dienstbetrekking.

Artikel 32 - Samenloop premies in één kalenderjaar
  • 1.

    Per kalenderjaar kan slechts éénmalig een premie worden toegekend.

  • 2.

    Indien een uitkeringsgerechtigde in een kalenderjaar reeds een scholingspremie of deeltijdpremie heeft toegekend gekregen en vervolgens regulier werk aanvaardt waardoor hij uitstoomt uit de uitkering, kan het besluit tot toekenning van de scholingspremie of deeltijdpremie worden ingetrokken en indien wordt voldaan aan de  voorwaarden genoemd in artikel 30 een werkaanvaardingspremie worden toegekend.

Artikel 33 - Beleidsregels premieverstrekking

Het college kan beleidsregels met betrekking tot het verstrekken van premies en de daaraan verbonden voorwaarden stellen.

Hoofdstuk 7. Overige voorzieningen
Artikel 34 - Kinderopvang en overige kosten
  • 1.

    Het college kan uitkeringsgerechtigden of werknemers in gesubsidieerde arbeid een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van een traject of de arbeidsinschakeling, voorzover deze niet door de werkgever, de organisatie waarbij onbetaald werk wordt verricht of een voorliggende voorziening worden gedragen of redelijkerwijs gedragen zouden moeten worden. Het gaat hierbij in ieder geval om:

    • a.

      kosten voor kinderopvang

    • b.

      reiskosten woon-werkverkeer of woon-schoolverkeer

    • c.

      benodigd werkgerei 

  • 2.

    Het college stelt vast dat er van reiskosten sprake is wanneer de te reizen afstand (enkele reis en kosten openbaar vervoer) méér dan 9 km. bedraagt. De vergoeding wordt vastgesteld op een bedrag van € 0,18 per gereisde kilometer.

  • 3.

    Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de verstrekking van een vergoeding voor overige kosten en kinderopvang.

Artikel 35 - Nazorg
  • 1.

    Het college kan aan ondernemingen of instellingen waarbij een uitkeringsgerechtigde of de werknemer in gesubsidieerde arbeid algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde een voorziening, heeft aanvaard gedurende maximaal 12 maanden nazorg bieden.

  • 2.

    De nazorg is gericht op het bestendig maken van de arbeidsrelatie van cliënt/uitkeringsgerechtigde en betrokken onderneming.

  • 3.

    Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot nazorg.

Hoofdstuk 8. Afstemming en terugvordering
Artikel 36 - Afstemming en terugvordering
  • 1.

    Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken, en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, alsmede de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden, na te komen.

  • 3.

    Het college kan de uitkering van een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste of tweede lid verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB/IOAW/IOAZ/WIJ gemeente Beuningen.

  • 4.

    Het college kan van een cliënt, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 5.

    Het college kan verstrekte premie(s) van de uitkeringsgerechtigde of de persoon als bedoeld in artikel 10 lid 2 van de WWB geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien de premie tot een te hoog bedrag of ten onrechte is vertrekt en de zij dit redelijkerwijs hadden kunnen begrijpen.

  • 6.

    Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot de terugvordering als bedoeld in lid 4.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen
Artikel 37 - Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38 - Evaluatie

Het college zendt jaarlijks een evaluatie re-integratie- en arbeidsmarktbeleid, waarin ook een verslag van de wijze waarop deze verordening is toegepast, is opgenomen.

Artikel 39 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012

Artikel 40 - Intrekking bestaande verordeningen

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de “Re-integratieverordening WWB/IOAW/IOAZ/werkleeraanbod WIJ gemeente Beuningen” ingetrokken.

Artikel 41 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Re-integratieverordening WWB/IOAW/IOAZ gemeente Beuningen 2012”.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 januari 2012.

De griffier, De voorzitter,