Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gouda

Verordening langdurigheidstoeslag 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGouda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag 2012
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, eerste lid, onderdeel d, tweede lid, onderdeel b en art. 36

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2013nieuwe regeling

14-12-2011

De Goudse Post, 21 december 2011

723668
01-01-2012nieuwe regeling

14-12-2011

De Goudse Post, 21 december 2011

723668

Tekst van de regeling

Intitulé

de raad van de gemeente gouda

Gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, tweede lid, onderdeel b en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

 

Overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening langdurigheidstoeslag 2012

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet:Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    peildatum: datum waarop het recht op langdurigheidstoeslag is ontstaan;

  • c.

    sociaal minimum: 101% van de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet;

  • d.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • e.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering;

  • f.

    referteperiode: periode voorafgaand aan de peildatum welke voor personen van 21 en 22 jaar 36 maanden bedraagt en voor personen van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar 60 maanden bedraagt

  • g.

    inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 Doelgroep

  • Personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar kunnen aanspraak maken op een langdurigheidstoeslag.

  • Een gezin kan aanspraak maken op een langdurigheidstoeslag indien alle gezinsleden tot de doelgroep behoren en zij allen aan de voorwaarden voor toekenning van de langdurigheidstoeslag voldoen.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft langdurig een laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, indien zijn inkomen gedurende de referteperiode niet hoger is geweest dan het geldend sociaal minimum.

Artikel 4 Geen uitzicht op inkomensverbetering

Een persoon heeft geen uitzicht op inkomensverbetering als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet indien:

  • a.

    hij in het laatste jaar van de referteperiode niet meer dan 3 kalendermaanden inkomsten uit arbeid heeft gehad;

  • b.

    hij op de peildatum geen opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 5 Hoogte langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar voor personen van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar:

    • a.

      voor gezinnen € 486,00;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 436,00;

    • c.

      voor een alleenstaande € 341,00.

  • 2.

    De langdurigheidstoeslag voor gezinnen waarvan personen deel uitmaken van 21 of 22 jaar en personen van 23 jaar of ouder bedraagt € 486,00 per jaar.

  • 3.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar voor personen van 21 en 22 jaar:

    • a.

      voor gezinnen € 292,00

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 262,00

    • c.

      voor een alleenstaande € 205,00

  • 4.

    Voor de toepassing van dit artikel is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 6 Ingangsdatum langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag wordt verleend met ingang van de peildatum, mits de aanvraag is ingediend binnen 5 jaar na de peildatum.

Artikel 7 Intrekking oude verordening

De Verordening langdurigheidstoeslag 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag waarop het bij Koninklijke boodschap van 17 juni 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (kamerstukken 32 815) tot wet is verheven en in werking treedt.

Artikel 9 Overgangsrecht

De verordening wordt niet met terugwerkende kracht toegepast.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening langdurigheidstoeslag 2012”.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 14 december 2011.

 

De raad van de gemeente voornoemd,

 

voorzitter,

 

griffier,

toelichting op de verordening langdurigheidstoeslag 2012  

 

Algemene toelichting

 

Positie langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag deed haar intrede met de Wet werk en bijstand per 1 januari 2004.

De rechtvaardiging van de langdurigheidstoeslag was dat mensen die langdurig van het sociaal minimum afhankelijk zijn, over het algemeen geen mogelijkheden meer hebben om te reserveren voor (onverwachte) hoge kosten, zoals voor vervangingsuitgaven die na verloop van tijd onvermijdelijk zijn. De langdurigheidstoeslag kan in die zin als opvolger gezien worden van de categoriale bijstand onder de Algemene bijstandswet. De toeslag tilde de bijstand van de doelgroep naar het niveau van de bijstandsnorm voor personen van 65 jaar of ouder die geen aanspraak kunnen maken op de langdurigheidstoeslag. Voor de 65-plussers werd al rekening gehouden met hogere kosten van bestaan op de langere termijn.

Per 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Gemeenten dienen in een verordening invulling te geven aan de begrippen 'langdurig', 'laag inkomen ’en 'gebrek aan arbeidsmarktperspectief'.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepaling

De in de verordening gebruikte begrippen hebben dezelfde betekenis als in de WWB, tenzij hier anders is aangegeven. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip 'inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen, doordat in afwijking van de wet, de bijstandsuitkering ook als inkomen wordt aangemerkt. Hiermee wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, eerste lid, WWB.

 

Artikel 2 Doelgroep

Dit artikel bevat in het eerste lid de leeftijdsvoorwaarden van de doelgroep zoals geregeld in artikel 36 WWB. Het tweede lid bepaalt uitdrukkelijk dat een gezin slechts in aanmerking komt voor een langdurigheidstoeslag indien alle gezinsleden tot de doelgroep behoren en zij allemaal aan de voorwaarden voldoen. Gezinnen waarvan personen van jonger dan 21 of ouder dan 65 jaar deel uitmaken, of waarvan een gezinslid in de referteperiode een inkomen boven het sociaal minimum heeft genoten, komen derhalve niet in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag.

 

Artikel 3 Langdurig een laag inkomen

Dit artikel staat centraal bij de vraag of er recht bestaat op langdurigheidstoeslag. Het geeft invulling aan de voorwaarde 'langdurig een laag inkomen hebben'.

Het begrip 'een langdurig laag inkomen' wordt ingevuld als een inkomen dat gedurende de referteperiode van drie of vijf jaar niet hoger is dan 101% van het sociaal minimum, te weten de toepasselijke bijstandsnorm met maximale toeslag. Gekozen is voor 101% van het sociaal minimum omdat gebleken is dat personen met een inkomen gebaseerd op het bruto minimumloon, toch regelmatig een netto maandinkomen hebben dat enkele euro meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Dit is het gevolg van verschillen in het bruto/netto traject en een afwijkende berekening van het vakantiegeld. De Centrale Raad van Beroep heeft al bepaald dat marginale overschrijdingen van deze 100%-grens genegeerd dienen te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.).

 

Artikel 4 Geen uitzicht op inkomensverbetering

Dit artikel geeft invulling aan de volgende voorwaarde voor het recht op langdurigheidstoeslag, namelijk dat er geen uitzicht mag zijn op inkomensverbetering.

De Centrale Raad van Beroep heeft het criterium 'inkomsten uit arbeid' acceptabel geacht voor de bepaling of er perspectief op inkomensverbetering aanwezig is. Daarom is dit criterium ook in deze verordening als uitgangspunt genomen. Alleen als er sprake is van zeer geringe inkomsten gedurende een zeer geringe duur voldoet dit criterium niet (zie CRvB 04-07-2006, nr. 05/4005 WWB). Dit bezwaar wordt evenwel ruimschoots ondervangen door het bepaalde in het eerste lid, onder a.

Onderdeel b van het eerste lid sluit expliciet leerlingen op het voortgezet onderwijs en studenten uit van aanspraak op een langdurigheidstoeslag. De reden daarvoor is dat scholing / studie het uitzicht op inkomensverbetering vergroot, zodat er geen sprake is van een gebrek aan uitzicht op inkomensverbetering.

 

Artikel 5 Hoogte langdurigheidstoeslag

Per 1 januari 2009 is de leeftijdsgrens voor aanvragers van een langdurigheidstoeslag verlaagd van 23 naar 21 jaar. Voor personen van 23 jaar of ouder geldt een referteperiode van vijf jaar. Voor personen van 21 en 22 jaar geldt een referteperiode van drie jaar. Men is immers vanaf 18 jaar meerderjarig en vanaf dat moment kan men aanspraak maken op een bijstandsuitkering. Uitgaande van de leeftijd van 18 jaar, kan men op 21-jarige leeftijd hooguit drie jaar hebben voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een langdurigheidstoeslag.

De toeslagen voor 21 en 22 jarigen zijn, gelet op de kortere referteperiode en de lagere bijstandsnormen die voor hen gelden, vastgesteld op 3/5 van de toeslag voor een 23 jarige.

Voor de personen van 23 jaar of ouder zijn de toeslagen van toepassing zoals zij waren onder het voorgaande artikel 36 van de WWB gedurende de tweede helft van 2008.

Het tweede lid bepaalt dat een gezin waarvan personen deel uitmaken uit beide leeftijdscategorieën, dezelfde langdurigheidstoeslag krijgt als een gezin waarvan alle leden 23 jaar of ouder zijn.

Met de langdurigheidstoeslag worden personen van jonger dan 65 jaar die langdurig van het sociaal minimum moeten rondkomen vanwege het ontbreken van uitzicht op inkomensverbetering gecompenseerd voor kosten die zich op de langere termijn onvermijdelijk voordoen en waarvoor moeilijk valt te sparen. Voor de 65-plussers werd, gezien de hogere bijstandsnorm die op hen van toepassing is, al rekening gehouden met de hogere kosten van bestaan op de langere termijn.

 

Artikel 6 Aanvraagtermijn langdurigheidstoeslag

Dit artikel bepaalt dat een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag moet zijn ingediend binnen vijf jaar na het ontstaan van het recht, oftewel de peildatum. Deze termijn is ontleend aan de jurisprudentie en de verjaringstermijnen in het Burgerlijk Wetboek.

 

Artikel 7 Intrekking oude verordening

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 9 Overgangsrecht

Deze Verordening kent (net als de Verordening langdurigheidstoeslag 2010) substantieel soepeler voorwaarden om in aanmerking te komen voor een langdurigheidstoeslag dan de toepasselijke verordeningen over de jaren 2004 tot en met 2009. Dit artikel bepaalt dat degene wiens aanvraag voor een langdurigheidstoeslag over de jaren 2004 tot en met 2009 is afgewezen, niet alsnog een langdurigheidstoeslag over deze periode kan worden toegekend, met toepassing van de deze Verordening.

Aanvragen met terugwerkende kracht worden beoordeeld naar de regelgeving die gold in de periode waarop de aanvraag betrekking heeft.

Anderzijds geldt dat deze verordening de doelgroep, vanwege de nieuwe wettelijke definitie van een gezin, beperkt. Ook deze beperking van de doelgroep zal niet met terugwerkende kracht worden gehanteerd.

 

Artikel 10 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.