Overheidsorganisatie | Gemeente Harderwijk |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2012 |
Citeertitel | Verordening precariobelasting 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.
Deze verordening vervangt de verordening precariobelasting 2011 zoals vastgesteld op 9 december 2010.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | intrekking | 20-12-2012 Het Kontakt, 26-12-2012 | 12.00881 | |
05-01-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 08-12-2011 Het Kontakt, 28-12-2011 | B11.003600 |
De raad van de gemeente Harderwijk;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2011
gelet op artikel 228 van de Gemeentewet
b e s l u i t:
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2012
Onder de naam "precariobelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.
De belasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.
1. De belasting wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel.
2. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt, tenzij anders is aangegeven.
3. Bij de berekening van de belasting wordt de voor de belastingplichtige meest gunstige wijze van berekening gehanteerd.
1. De naar jaartarieven en voor een zomerseizoen geheven precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
2. Andere dan de in het eerste lid bedoelde precariobelasting wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
3. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.
1. De belasting geheven bij wege van aanslag is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of indien de belastingplicht op een later tijdstip aanvangt, op dat tijdstip;
2. Met uitzondering van die welke wordt geheven bij wege van aanslag is de belasting verschuldigd bij de aanvang van de belastingplicht.
Indien het recht wordt geheven naar jaartarieven is het heffingstijdvak een kalenderjaar. In overige gevallen is het heffingstijdvak een kwartaal met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
1. De belasting geheven bij wege van aanslag moet, in tegenstelling tot artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen precariobelasting of andere heffingen meer is dan € 135,00 doch minder dan € 10.000 en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. Met uitzondering van die welke wordt geheven bij wege van aanslag, en in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de belasting worden betaald binnen één maand na de dagtekening van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde schriftelijke kennisgeving;
4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn lid 1 en 3 van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt de belasting genoemd in artikel 5, tweede lid, geheven over zoveel twaalfde gedeelten als na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de in de tarieventabel opgenomen jaartarieven, als na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder dan € 5,00 bedraagt.
1. De rechten worden niet geheven voor:
het hebben van voorwerpen welke noodzakelijk voor de uitoefening van hun publieke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen, zuiveringsschappen en veenpolders zijn geplaatst;
het hebben van voorwerpen ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen, welke aan derden zijn verhuurd;
het hebben van brievenbussen, postzegelautomaten en telefooncellen;
het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instellingen;
het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd voor een liefdadig doel;
het hebben van voorwerpen welke ingevolge wettelijk voorschrift of krachtens privaatrechtelijke overeenkomst kosteloos of tegen een bij of krachtens dat voorschrift of die overeenkomst bepaalde vergoeding moeten worden gedoogd;
het hebben van voorwerpen ten behoeve van evenementen met een cultureel, of Harderwijk-promotioneel, dan wel aan de Harderwijker historie verwant doel, georganiseerd door een in Harderwijk gevestigde niet-natuurlijke persoon.
2. De in de tabel onder 0.1 genoemde tarieven worden niet geheven indien huur, pacht, erfpacht of marktgeld verschuldigd is.
Van de in artikel 1 genoemde belasting wordt geen kwijtschelding, als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221), verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.
1. De "Verordening precariobelasting 2011" van 9 december 2010, nummer 114, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening precariobelasting 2012".
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente
Harderwijk in zijn openbare vergadering van
8 december 2011, onder nummer 103.
de heer J.C.G.M. Berends de heer H.R. Lanning
voorzitter raadsgriffier