Organisatie | Staphorst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-11-2011 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling. | 08-11-2011 De Staphorster, 22-11-2011 | 11-6736 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
a. Perceel: een onroerende zaak als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet WOZ, of een zelfstandig gedeelte daarvan.b. Gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater en/of grondwater, in eigendom, beheer of in onderhoud bij de gemeente. c. Verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft.d. Water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater en/of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam 'rioolheffing' wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; enb. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Als gebruiker wordt aangemerkt: Degene die naar omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;a. Gebruik door leden van een huishouden wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.b. Het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik wordt aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geheven naar:a. Een vast bedrag voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen;b. Het aantal kubieke meters leiding- en grondwater dat naar het perceel wordt toegevoerd of opgepompt voor percelen die niet of niet in hoofdzaak tot woning dienen;c. Een percentage van de WOZ-waarde voor percelen die enkel hemel- of grondwater afvoeren.
Het aantal kubieke meters leiding- en grondwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters leiding- en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid leiding- en grondwater door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:- watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt leiding- en grondwater kan worden afgelezen, of- bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enig andere wettelijke bepaling.
De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt per jaar:
Voor een perceel dat niet of niet in hoofdzaak tot woning dient, voor de toegevoerde of opgepompte kubieke meters leiding- of grondwater:a. ≤ 500 m³ € 229,-b. 501 – 750 m³ € 305,-c. 751 – 1.000 m³ € 376,- d. ≥ 1.000 m³, € 376,- vermeerderd met € 19,90 per elke 100 m³, of een gedeelte daarvan boven 1.000 m³
Aan de gebruiker van het eigendom, waarin water is opgepompt of waarin een watermeter en/of een bedrijfsurenteller is geplaatste, waarvan de hoeveelheid in de riolering geloosd afvalwater kan worden afgelezen, wordt jaarlijks een aangiftebiljet ter invulling toegezonden.De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar het in artikel 8 bedoelde aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van de genoemde termijn bij de heffingsambtenaar schriftelijk om uitreiking van een aangiftebiljet te verzoeken.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het tijdvak
Als de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Als de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,-. De ontheffing wordt niet eerder verleend dan dat de belastingplicht is beëindigd.
Artikel 11 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt dat, wanneer er een machtiging tot automatische incasso is afgegeven en het totaalbedrag moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Als het totaalbedrag van de aanslag lager is dan € 20,-, wordt het bedrag, in afwijking van het tweede lid van dit artikel en in afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, in twee maandelijkse termijnen afgeschreven, waarbij de eerste termijn één maand na dagtekening vervalt en de tweede twee maanden later.
Artikel 13 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.