Organisatie | Medemblik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2012 |
Citeertitel | Verordening watertoeristenbelasting 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën en economie |
Deze verordening vervangt de ‘Verordening watertoeristenbelasting 2011’ vastgesteld op 6 december 2010 door de raad van de gemeente Medemblik en de ‘Verordening watertoeristenbelasting 2011’ vastgesteld op 17 november 2010 door de raad van de gemeente Andijk.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
Artikel 16 bevat een overgangsbepaling.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | intrekking | 13-12-2012 De Medemblikker Courant 20-12-2012 | IVR-12-00904 | |
24-12-2011 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 01-12-2011 De Medemblikker Courant 15-12-2011 | IVR-11-00446 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of ander recreatieve doeleinden;
b. lengte: de lengte over alles;
c. vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, dat ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;
d. etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren;
e. maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;
f. seizoen: een tijdvak van 16 april tot en met 16 oktober;
g. schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.
Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente op vaartuigen waarvoor wegens de aanwezigheid in het watergebied van de gemeente in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen, die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente is opgenomen, wordt onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ een directe belasting geheven.
1. Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.
2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig de schipper, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld dan wel een andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
1. door degenen die verblijf houden aan boord van:
a. een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;
b. kano’s, roei- en volgboten;
c. motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;
d. een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.
2. waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting.
3. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2, van de Verordening onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal
Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
1. Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:
a. Het aantal personen dat verblijf heeft gehouden, bepaald op:
drie, bij een vaartuig met een lengte van ten hoogste acht meter;
vier, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 8 doch ten hoogste 12 meter;
vijf, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;
b. Het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op 24.
2. Het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op het gemiddelde van een viertal tellingen gedurende het belastingtijdvak, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van 1,5 maand.
Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.
1. De belasting wordt van belastingplichtigen ingevolge artikel 3, lid 1, geheven bij wege van aanslag.
2. De belasting wordt van belastingplichtigen ingevolge artikel 3, lid 3, geheven door middel van een nota of een andere schriftuur.
Geen belasting wordt opgelegd indien het aantal etmalen dat gelegenheid tot verblijf is of wordt gegeven, gedurende het belastingtijdvak minder dan tien zal of heeft belopen.
Artikel 12 Termijnen van betaling
1. De aanslagen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.
2. Indien de belasting wordt geheven door middel van een nota of andere schriftuur als bedoeld in artikel 10 tweede lid, moet de belasting worden betaald op het moment van uitreiken van de nota of andere schriftuur.
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
De belastingplichtige bedoelt in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, dat schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.
De ‘Verordening watertoeristenbelasting 2011’ vastgesteld op 6 december 2010 door de raad van de gemeente Medemblik en de ‘Verordening watertoeristenbelasting 2011’ vastgesteld op 17 november 2010 door de raad van de gemeente Andijk, worden ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.