Organisatie | Achtkarspelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | Onbekend | 24-11-2011 Onbekend | Onbekend |
Verordening Langdurigheidstoeslag WWB
Dienst Werk en Inkomen “De Wâlden”
de Raad van de gemeente Achtkarspelen;
gelet op het bepaalde in artikel 8, lid 1, sub d en artikel 36 van de Wet Werk en Bijstand,
overwegende dat moet worden vastgesteld wie voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking komt en op grond van welke criteria de hoogte van die langdurigheidstoeslag wordt bepaald;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de alleenstaande: de ongehuwde van 21 jaar of ouder die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de tweede graad waarbij er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte en in wiens woning niet één of meer meerderjarige kinderen hun hoofdverblijf hebben;
de alleenstaande ouder: de ongehuwde van 21 jaar of ouder die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de tweede graad waarbij er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte en in wiens woning niet één of meer meerderjarige kinderen hun hoofdverblijf hebben;
het gezin: de gehuwden of geregistreerd partners, danwel daarmee op grond van artikel 3, lid 3 en 4 WWB gelijkgestelden tezamen die ouder dan 21 jaar of ouder zijn met of zonder tot hun laste komende kinderen en met of zonder hun meerderjarige kinderen, die hun hoofdverblijf in dezelfde woning als de gehuwden/geregistreerd partners/gelijkgestelden hebben,
de alleenstaande of alleenstaande ouder die ouder dan 21 jaar is met één of meer meerderjarige kinderen, die hun hoofdverblijf in dezelfde woning als de aleenstaande of alleenstaande ouder hebben;
de langdurigheidstoeslag: de jaarlijkse financiële tegemoetkoming aan een alleenstaande of alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, of een gezin waarvan de gehuwden, danwel de alleenstaande of de alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub c onder 3, ouder zijn dan 21 jaar, doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering;
een laag inkomen: een inkomen als bedoeld in artikel 31 en 32 van de WWB, alsmede een uitkering voor de kosten van levensonderhoud als bedoeld in artikel 7, lid 1, sub b van de WWB, dat over de voorgaande onafgebroken drie jaar voor de peildatum niet meer heeft bedragen dan de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm, inclusief (eventuele) toeslag of verlaging als bedoeld in artikel 21 en paragraaf 3.3 van de WWB (100% van het sociaal minimum). Overschrijdingen tot maximaal 5% van het toepasselijke sociaal minimum worden genegeerd, zodat het totale in aanmerking te nemen inkomen 105% van het sociaal minimum is.
Voor de beoordeling van het inkomen in het kader van artikel 32 is onderdeel b van het eerste lid van dat artikel niet van toepassing;.
Hoofdstuk 3. Criteria voor het toekennen van een langdurigheidstoeslag
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de WWB komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende, die langdurig (artikel 1, sub i van deze verordening) aangewezen is geweest op een laag inkomen (artikel 1, sub k van deze verordening) en op de peildatum niet de beschikking heeft over vermogen (artikel 1, sub n van deze verordening) en die geen uitzicht heeft op inkomensverbetering (artikel 1, sub o van deze verordening).
Ten aanzien van perioden waarin de belanghebbende uitgesloten is geweest van het recht op bijstand, anders dan als gevolg van de hoogte van de eigen inkomsten, wordt de belanghebbende geacht tenminste een inkomen te hebben gehad ter hoogte van 100% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm, inclusief (eventuele) toeslag of verlaging als bedoeld in artikel 21 en paragraaf 3.3 van de WWB.
Hoofdstuk 4. Hoogte van de langdurigheidstoeslag
(de genoemde bedragen gelden (fictief) per 1 januari 2011 en jaarlijks vindt
per januari indexering plaats)
Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, lid 1 van de WWB komen de rechthebbende gezinsleden in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hen als (overblijvend) gezin, danwel als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op
De Raad voornoemd,
de Raadsgriffier, de Voorzitter,
mr. R. van der Heide P. Adema
Toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag WWB
Op grond van artikel 8, lid 1, sub d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen “langdurig” en “laag inkomen”, zoals die in artikel 36, lid 1 worden gebruikt.
Ten aanzien van de begrippen die in de verordening worden gebruikt is aansluiting gezocht bij wettelijke omschrijvingen. Daar waar dit een andere wet is dan de Wet Werk en Bijstand is dat in de verordening aangegeven.
Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.
Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.
De omschrijving van het begrip alleenstaande komt overeen met de omschrijving die de wet hanteert, met dit verschil dat extra wordt benadrukt dat de verordening alleen van toepassing is voor alleenstaanden van 21 jaar of ouder. Degene die geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, kan worden aangemerkt als een alleenstaande. Tevens kan bij bloedverwantschap in de tweede graad, waarbij sprake is van verzorging, ook worden uitgegaan van een alleenstaande.
De omschrijving van het begrip alleenstaande ouder komt overeen met de omschrijving die de wet hanteert, met dit verschil dat extra wordt benadrukt dat de verordening alleen van toepassing is voor alleenstaande ouders van 21 jaar of ouder. Degene die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, kan worden aangemerkt als een alleenstaande ouder. Tevens kan bij bloedverwantschap in de tweede graad, waarbij sprake is van verzorging, ook worden uitgegaan van een alleenstaande ouder.
Deze omschrijving, alsmede die van de situaties die gelijkgesteld moeten worden, sluit aan bij de opvattingen van de wetgever, met de toevoeging dat het hier alleen handelt over personen van 21 jaar of ouder.
De omschrijving van het begrip kind komt overeen met de omschrijving die de wet hanteert.
De omschrijving van het begrip ten laste komende kind komt overeen met de omschrijving die de wet hanteert. Uiteraard geldt hierbij wel dat dit kind in Nederland moet wonen.
De omschrijving van het begrip langdurigheidstoeslag komt overeen met de omschrijving die de wet hanteert.
Gekozen is voor een (onafgebroken) periode van 3 jaar, aangezien mag worden aangenomen dat er na 3 jaar geen reserveringsruimte meer is bij een inkomen op minimumniveau.
Met de invulling van het begrip peildatum als datum waartegen is aangevraagd wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de CRvB, dat het niet gaat om de datum waarop is aangevraagd. De aanvraag wordt daarom steeds geacht te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van een referteperiode. De onder de oude regeling ingezette handelwijze van 1 januari peildatum kan dus worden voortgezet.
Met betrekking tot het begrip “inkomen” is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip “langdurig, laag inkomen” is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36, lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, lid 1 WWB. Voorts is naar aanleiding van jurisprudentie aangesloten bij een grens van 100% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm, waarbij overschrijdingen tot maximaal 5% van het sociaal minimum moeten worden genegeerd. De reden hiervoor is hoofdzakelijk dat het armoedeval-effect zoveel mogelijk voorkomen moet worden. Maar daarnaast mag niet vergeten worden dat het vaststellen van een hogere grens (reeds net boven 105% van het sociaal minimum) ongewenste discriminatoire effecten in zich heeft.
Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.
m.de inkomsten in verband met arbeid:
Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.
Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.
Tot dusverre werd aan dit begrip in de praktijk onvoldoende aandacht besteed. Het is ook
niet gemakkelijk om voor een belanghebbende te kunnen beoordelen of van
inkomensverbetering sprake zou kunnen zijn, maar toch is voorstelbaar dat iemand die
een re-integratietraject heeft afgerond en zich met die achtergrond op de arbeidsmarkt
kan begeven uitzicht zou kunnen hebben op inkomensverbetering. Eén en ander vergt
uiteraard een zorgvuldige, individuele beoordeling.
Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.
Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.
De categorie-indeling is gebaseerd op de Wet Werk en Bijstand. De begrippen zijn nader uitgelegd in artikel 1 van deze verordening.
Dit artikel omschrijft de voorwaarden voor het kunnen toekennen van een langdurigheidstoeslag. Voor de begripsomschrijving wordt wederom verwezen naar artikel 1 van deze verordening. Verder is in dit artikel geregeld hoe moet worden omgegaan met maanden binnen de referteperiode, waarin er helemaal geen inkomen is geweest. Ook is nog een keer benadrukt dat in het geval van een gezin alle gezinsleden aan de eisen moeten voldoen. Uiteraard kan een gezin, waarbinnen een gezinslid 18 jaar is geworden, niet van een langdurigheidstoeslag worden uitgesloten, omdat dit kind strikt genomen niet aan de toelatingseisen voldoet.
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is, vooruitlopend op 2012, gebaseerd op een gefixeerde hoogte over 2011. De reden hiervoor is dat op dit moment (begin oktober 2011) nog niet bekend is wat de hoogte van de bijstandsnormen voor 2012 wordt. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel tweemaal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds de gergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het voorafgaande jaar.
In het derde lid van wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin één van de gezinsleden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, lid 1 WWB. NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een gezinslid sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13, lid 1 WWB. Indien één van de gezinsleden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36, lid 1 WWB of deze verordening, heeft het hele gezin geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt het gezin immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allemaal, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.
Artikel 7 van de WWB schrijft voor dat de uitvoering van de wet berust bij Burgemeester en Wethouders. Zij kunnen deze bevoegdheid overeenkomstig hetgeen hierover in de wet is geregeld vervolgens mandateren aan ambtenaren. Volgens het tweede lid hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in individuele gevallen af te wijken van het in de verordening bepaalde.