Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Bilt

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Bilt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening IOAW en IOAZ 2011
CiteertitelMaatregelenverordening IOAW en IOAZ 2011
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet
  2. artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid IOAW
  3. artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid IOAZ

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-201104-04-2013nieuwe regeling

05-10-2011

Biltbuis28-12-2011

mt

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2011

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (RSD)’

gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur,

gelet op het advies van het MT van de RSD,

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid IOAZ;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2011

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • b.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • c.

    De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

  • d.

    Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

  • e.

    Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

  • f.

    Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

  • g.

    Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

  • h.

    Benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

  • i.

    Belanghebbende: hij die een uitkering op grond van de IOAW heeft aangevraagd of die recht op een uitkering op grond van de IOAW heeft, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die een aanvraag heeft ingediend of recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

  • j.

    De gemeenten: alle aan de gemeenschappelijke regeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug deelnemende gemeenten;

  • k.

    Het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug;

  • l.

    Het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug.

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het dagelijks bestuur zeer ernstig misdraagt.

  • 2.

    Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4. Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    Tenzij in de verordening anders is bepaald, bedraagt de duur van de maatregel een maand.

  • 3.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

Artikel 5. Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 6. Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het dagelijks bestuur of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ;

    • d.

      het dagelijks bestuur het horen niet noodzakelijk acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 7. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het dagelijks bestuur heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Omstandigheden die het rechtstreekse gevolg zijn van een als verwijtbaar aan te merken gedraging zijn geen dringende redenen.

  • 3.

    Indien het dagelijks bestuur afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 8. Ingangsdatum en tijdvak

1.Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de maatregel opgelegd met ingang

van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

2 . In afwijking van het eerste lid, kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 9. Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, bij elkaar opgeteld met een maximale verlaging van 100% van de uitkeringsnorm.

Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen

van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 10. Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

  • a.

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

  • b.

    het desgevraagd niet terstond inzage verstrekken van een geldig identiteitsbewijs.

  • 2.

    Tweede categorie:

  • a.

    Het niet, niet ijdig of niet behoorlijk nakomen van de medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 13, tweede lid IOAW en IOAZ;

  • b.

    Het niet voldoen aan een oproep om, in verband met de arbeidsinschakeling, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen.

  • 3.

    Derde categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

  • b.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

  • c.

    het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, als dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het re-integratie traject.

    4. Vierde categorie:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet verkrijgen of behouden van een voorliggende voorziening

  • c.

    het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • d.

    het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, als dit wel heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het re-integratie traject.

Artikel 11. De hoogte en duur van de maatregel

1.Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

  • a.

    tien procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

  • b.

    twintig procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

  • c.

    vijftig procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie;

  • d.

    honderd procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de vierde categorie.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 12. Te laat verstrekken van gegevens

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het dagelijks bestuur een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het dagelijks bestuur daartoe gestelde termijn te verstrekken.

  • 2.

    Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 13. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt een maatregel opgelegd van vijftien procent van het benadelingbedrag.

  • 2.

    Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Artikel 14. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het dagelijks bestuur een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

  • 2.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 15. Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het dagelijks bestuur een maatregel op van vijftig procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het dagelijks bestuur of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ. De eerste maal dat de cliënt zich tot deze gedragingen verlaagt, zal indien er cursusplaatsen beschikbaar zijn, de mogelijkheid worden geboden tot het volgen van een gedragscursus gericht op het voorkomen van dergelijke gedragingen. Bij succesvolle deelnamen zal de hoogte van de maatregel, genoemd in dit lid worden gehalveerd.

  • 2.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.

Hoofdstuk 5. Handhavingsbeleid

Artikel 16. Handhavingsbeleid

Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een beleidsplan vast waarin onder meer is opgenomen het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk

gebruik van de wet.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 17. De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend na bekendmaking van dit besluit.

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2011”.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug” in zijn openbare vergadering van 2011.

De secretaris, De voorzitter, ALGEMENE TOELICHTING

Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 krijgt de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid rond de uitvoering van de IOAW, IOAZ, WWIK en Bbz2004.

De IOAW, IOAZ en het Bbz 2004 kenden tot 1 januari 2010 een financieringsystematiek waarbij 75% bij het Rijk kon worden gedeclareerd en 25% drukte op het gemeentelijke budget; de WWIK kende daarnaast een financieringssystematiek waarbij 100% kon worden gedeclareerd. Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit nu van toepassing is op het WWB-inkomensdeel. Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de ‘kleine inkomensregelingen’ gebundeld in het volledig gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de WWB. Gemeenten krijgen door de wet aldus een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico.

Opmerking:

Niet gebundeld met het I-deel is de financiering van de kosten van levensonderhoud van gevestigde, oudere en beëindigende zelfstandigen en voor van bedrijfskapitaal vanuit het Bbz 2004. Hiervoor blijft aparte financiering bestaan.

Door de Wet BUIG wordt het aantal landelijke regels verder sterk teruggedrongen. In de plaats komt een grotere beleidsruimte voor de gemeente. Daardoor wordt de gemeente ook gevorderd om op een aantal punten zelf beleid te ontwikkelen.

De huidige verordening voorziet daarbij in het afstemmingsbeleid voor de IOAW en IOAZ. Dit beleid was geregeld bij AMvB. Deze landelijke regelingen, alsmede de nog bestaande boetebepalingen, zijn echter met de Wet BUIG komen te vervallen. Op basis van het inwerkingtredingbesluit is het aan de gemeente in een bij verordening vastgelegd beleid te voorzien.

In deze verordening is er daarbij voor gekozen om met betrekking tot de IOAW en IOAZ te komen tot een zo veel mogelijk analoog aan het WWB-regime toe te passen afstemmingsbeleid.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.

Onder c. de IOAW/IOAZ

Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.

Onder e. uitkeringsnorm

De WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de IOAW en IOAZ te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.

Onder f. maatregel

In afwijking van de WWB wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering binnen deze verordening als maatregel aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak.

Onder g. inkomen

Qua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt af van het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip.

Onder i. belanghebbende

Daar de in artikel 20, tweede lid IOAW opgenomen bevoegdheden tot het opleggen van een maatregel, blijkens dat artikel,daar enkel gelden voor de persoon die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, is ook het begrip belanghebbende begrip in die zin ingeperkt.

Artikel 2

Dit artikel bundelt het bepaalde in artikel 20, eerste lid IOAZ en artikel 20, tweede lid IOAW.

Artikel 3

Zoals reeds aangegeven wordt de maatregel toegepast op de netto norm.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt de algemene duur van een maatregel op 1 maand. Door de duur van de maatregel in de algemene bepalingen op te nemen, wordt voorkomen dat overal waar een maatregel wordt genoemd steeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd. Het derde lid maakt hier een algemene uitzondering op, door bij 01. de duur te verdubbelen.

Artikel 5 tot en met 9

Deze artikelen zijn identiek aan hetgeen hierover in de WWB maatregelenverordening is opgenomen.

Artikel 10

De gedragingen genoemd in dit artikel komen zoveel mogelijk overeen met de WWB maatregelenverordening. Dit vanwege de uniformiteit.

Artikel 11

Ook hier is aangesloten bij de WWB maatregelenverordening.

Artikel 12 tot en met 15

Deze bepalingen zijn identiek aan de bepalingen binnen de WWB maatregelenverordening.

Artikel 16

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 17

Deze bepaling spreekt voor zich. Bij inwerkingtreding na 1 juli 2010 is vanwege het sanctiekarakter van deze regelgeving geen terugwerkende kracht mogelijk.

Artikel 18

Deze bepaling spreekt voor zich.