Organisatie | De Marne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente De Marne 2012 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente De Marne |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-12-2017 | 01-01-2021 | Wijziging regeling | 29-11-2017 | Onbekend | |
01-01-2013 | Nieuwe regeling | 27-11-2012 Ommelander Courant 6 december 2011 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
1 de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
2 de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
3 de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;
4 andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
alle wateren die - al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.
de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet, bij hun besluit van 29 april 1993, provinciaal blad nummer 25.
een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
alle voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder a en onder al van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van:
b kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.
alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten.
schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
eenhoevige dieren, herkauwende dieren en varkens.
iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
Artikel 1:2 Beslissingstermijn
1 Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
2 Het bevoegde bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
3 Dit artikel is niet van toepassing op vergunningen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d., e., f., h. en i., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1:3 Te late indiening aanvraag
1 Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2 Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste 12 weken.
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
1 Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
3 Dit artikel is niet van toepassing op vergunningen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d., e., f., h. en i., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
1 De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
2 Dit artikel is niet van toepassing op vergunningen of ontheffingen waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of
1 De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
e indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.
2 Dit artikel is niet van toepassing op vergunningen of ontheffingen waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is.
Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
1 Het is verboden op de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
2 Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3 Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer deze door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
4 De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
5 Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
1 Het is verboden gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken op of aan door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of gedeelten daarvan.
2 Burgemeester en wethouders kunnen de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren.
3 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van de in het eerste lid bedoelde gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
4 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg
1 Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan.
2 De burgemeester kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren.
3 De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Afdeling 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
1 Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap bij het uitvoeren van zijn/haar publiekrechtelijke taak.
4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement van Groningen, de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening van toepassing is.
Afdeling 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurgebieden; vruchten- en paddestoelenpluk
1.Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door burgemeester en wethouders aangewezen periode
2 Het is verboden in bossen en veengronden, of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
3 Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte, erven.
5 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bos- en natuurgebieden of gedeelten daarvan aan te wijzen waar het ter bescherming van de flora en het natuurschoon verboden is:
6 Het is verboden op een door burgemeester en wethouders krachtens het vijfde lid aangewezen plaats de daarbij genoemde vruchten met een totaalgewicht van meer dan 50 gram of meer dan twee paddestoelen bij zich te hebben.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
1 De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2 Burgemeester en wethouders maken tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid hun besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.
3 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.
Artikel 2:22 Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting
1 Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een bord of een andere voorziening ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting te verwijderen, te wijzigen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Afdeling 7 Toezicht op evenementen
In afwijking van het eerste lid is geen vergunning vereist voor evenementen met een bezoekersaantal van minder dan 250 personen, met activiteiten die plaatsvinden in de open lucht, waarbij geen personeelsinzet van de overheid is vereist, er geen straatafzettingen plaatsvinden en geen tent aanwezig is, mits het evenement 8 weken voordat het plaatsvindt is gemeld en de burgemeester binnen 2 weken meedeelt dat aan de vereisten voor een melding wordt voldaan.
Als met betrekking tot een evenement, hoewel dit voldoet aan de vereisten voor een melding, de redelijke verwachting bestaat dat de in het tweede lid genoemde belangen in het gedrang komen, deelt de burgemeester dit binnen de in het vorige lid bedoelde termijn mee en stelt de organisatie in de gelegenheid een vergunning aan te vragen.
Burgemeester en wethouders stellen een formulier vast voor het aanvragen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid en een formulier voor het doen van een melding als bedoeld in het derde lid.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
1 Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies worden verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren en spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
2 Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.
3 Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.
4 Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert.
5 Deze paragraaf verstaat niet onder bezoekers:
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2:34 Burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:27 geen inrichting is in de zin van artikel 174 Gemeentewet treedt niet de burgemeester maar het college van burgemeester en wethouders op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 2:29 en 2:30.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
1 Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin bedrijfsmatig of in een omvang als deze bedrijfsmatig is de gelegenheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
2 Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend.
3 De burgemeester weigert de vergunning:
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:42 Plakken en kladden
1 Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
2 Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is:
a een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
3 Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
4 Burgemeester en wethouders kunnen aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
5 Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
6 Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, welke geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
7 De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
1 Het is verboden tussen des avonds 10 uur en des morgens 6 uur op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien de in dat lid bedoelde materialen of gereedschappen niet zijn gebezigd of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
a op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder veroorzaakt wordt.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424, 426bis, 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2:48 Hinderlijk drankgebruik
1.Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
Artikel 2:49 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
a zich zonder redelijk doel in een portiek of poort van een openbaar gebouw op te houden, of
b in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een openbaar gebouw te zitten of te liggen.
2 Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zodanig gebouw.
Artikel 2:50 Gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:57 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen
a. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats
b. binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd
c. buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd of
d. op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen
2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen
3. Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond
a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
1 De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
a op een gedeelte van de weg dat is bestemd of mede is bestemd voor het verkeer van voetgangers;
b op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
c op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats.
2 Het bepaalde is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
3 De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
1. Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander
2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter
3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
A Handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
B Verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
a het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
e de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
b de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
c aan de hoofdingang van de lokaliteit waar de onderneming is gevestigd een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar voorkomt;
d indien hij in de gelegenheid is enig goed te verkrijgen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan, hiervan onverwijld kennis te geven aan de onder a. bedoelde functionaris;
e zijn administratie op eerste aanvraag ter inzage te geven aan de burgemeester of een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar.
f wanneer hij heeft opgehouden van het opkopen een beroep of gewoonte te maken, onderscheidenlijk het beroep van handelaar niet langer uitoefent, de onder a bedoelde functionaris hiervan onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen.
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
1 Het is de houder van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verhandelt.
2 Het in het eerste lid gesteld verbod geldt niet voor openbare verkopingen en veilingen.
3 In dit artikel wordt verstaan onder:
Artikel 2:71 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens verkoopdagen
1 Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van burgemeester en wethouders.
2 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast.
Artikel 2:73 Gebruiken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling
1 Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door burgemeester en wethouders in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
2 Het is verboden consumentenvuurwerk op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te gebruiken indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
3 De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
4 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:74 Aanpak Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt regels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Gebiedsontzeggingen
Artikel 2:75 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
HOOFDSTUK 3 PROSTITUTIE(BEDRIJVEN)
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3:1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
prostitutiebedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie wordt. Onder een prostitutiebedrijf wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, sekstheater, bordeel of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Prostitutiebedrijven en escortbedrijven
Artikel 3:4 Exploitatievergunning
1 Het is verboden een prostitutiebedrijf of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan . (Het aantal prostitutiebedrijven is niet hoger dan 1).
2 De vergunning wordt verleend voor een periode van 4 jaar; na 44 maanden zal opnieuw vergunning voor een volgende periode moeten worden aangevraagd.
3 In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
4 Het bevoegd bestuursorgaan kan een aanvraagformulier vaststellen.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
Degene die met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod en met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen van een politieambtenaar het bevel krijgt zich in een bepaalde richting te verwijderen, is verplicht aan dat bevel onverwijld gehoor te geven. Het is degene aan wie dat met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen door de burgemeester schriftelijk is aangezegd, verboden zich anders dan met een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan wegen en gedurende tijden die in de aanzegging zijn genoemd.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden; nadere regels.
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Voor zover van toepassing, wordt de beslissing als bedoeld in het eerste lid aangehouden tot de beslissing over een op de inrichting betrekking hebbende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet, artikel 3, eerste lid, onder a. van de Drank- en Horecawet of artikel 8.9 van de Wet milieubeheer.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Aanwijzing incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12. incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
1 Het is verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
2 Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
3 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet, voor zover artikel 2:56, 5:34b, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement Verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing zijn.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4:10 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen te plukken.
Artikel 4:11 Beschermde planten; hout sprokkelen; vruchten- en paddestoelenpluk
Artikel 4:12 Rookverbod in bossen en natuurgebieden
1 Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door burgemeester en wethouders aangewezen periode.
2 Het is verboden in bossen en veengronden, of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
3 Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte, erven.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest, ingekuilde landbouwproducten e.d.
1. Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of
d. mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
2. Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.
3. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens de Milieuverordening provincie Groningen.
Artikel 4:15 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
als er sprake is van een constructie als bedoeld in de definitie van “bouwwerk” van artikel 1, eerste lid, van de Bouwverordening gemeente De Marne mag het object niet groter zijn dan 50 cm. bij 100 cm. Bij grotere omvang wordt het object geacht een bouwwerk in de zin van de Woningwet en bouwverordening te zijn en is omgevingsvergunningplichtig;
opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende of de hoofdgebruiker van de onroerende zaak schriftelijk kennisgeving is gedaan aan burgemeester en wethouders en dit college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.
Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 9 weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Afdeling 5a Overige maatregelen tegen aantasting leefbaarheid en woonklimaat
Artikel 4:19a Recreatiewoningen
1 Het is verboden een woning, gebouw, of gedeelte daarvan, welke gelegen is binnen het grondgebied van de gemeente in gebruik te geven of te nemen of te gebruiken dan wel te laten gebruiken als recreatie- of vakantieverblijf.
2 Het in het eerste lid bedoelde verbod betreft zowel de zakelijk gerechtigde van de woning, het gebouw, of het gedeelte daarvan, als de gebruiker.
3 Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid bedoelde verbod ontheffing verlenen voor bepaalde of onbepaalde tijd.
4 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op de woningen gelegen binnen het recreatiewoningencomplex Robbenoort te Lauwersoog.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
1 Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een dezer voertuigen; dan wel
b de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
2 Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:
a voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, zulks gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b voertuigen gebezigd voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon.
3 Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
1 Het is verboden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
2 Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid bedoelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
1 Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.
2 Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.
Het is de rechthebbende of houder van woonwagens, kampeerwagens, caravans, magazijnwagens, aanhangwagens, keetwagens of andere dergelijke voertuigen die voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden worden gebezigd verboden deze langer dan vijf werkdagen achtereen te parkeren op wegen, waaronder mede worden begrepen openbare parkeerterreinen.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
1 Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
2 Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
1 Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door burgemeester en wethouders aangewezen plaats, waar dit naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
2 Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door burgemeester en wethouders aangewezen weg, waar dit parkeren naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
3 Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
4 Het verbod in het tweede lid is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.
5 Burgemeester en wethouders kunnen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
1 Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5:12 Overlast door fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goed
Het is verboden een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, tenzij wordt gecollecteerd overeenkomstig de volgende algemene regels:
in de periodes die in het landelijk collecterooster als bedoeld ons a. zijn toegewezen aan de landelijk collecterende fondsen is het anderen dan de onder a. genoemde fondsen niet toegestaan te collecteren. Hiervoor geldt het collecteverbod als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin. andere organisaties, instanties of personen kunnen collecteren in de vrije periodes die het landelijke collecterooster aanwijst;
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:18 Standplaatsen: uitstallingen op de weg
1 Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:
a met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden;
b anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek.
2 Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid.
3 Het in het eerste lid, onder b, gestelde verbod geldt niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Alsdan geldt ook het in het tweede lid gestelde verbod niet.
4 De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt voor een evenement als bedoeld in artikel 2:24, of voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 5:23.
5 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het wegenreglement van de provincie Groningen van toepassing is.
6 Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a in het belang van de openbare orde;
b in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
e wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
f vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan.
7 Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een milieuvergunningplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de milieuvergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5:23 Snuffelmarkten e.d.
1 Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
a in of op een - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats een markt te organiseren of toe te laten, waar ter plaatse aanwezige goederen worden verhandeld;
b toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend geheel en voortdurend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
3 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a in het belang van de openbare orde;
b in het belang van een krachtens de Gemeentewet ingestelde markt.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
1 Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.
2 Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
3 Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
4 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening of het vaarwegenreglement Groningen van toepassing is.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
1 Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door burgemeester en wethouders aangewezen gedeelten van openbaar water.
2 Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
a nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
b beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.
3 Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken of het vaarwegenreglement Groningen van toepassing is.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
1 Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kunnen burgemeester en wethouders aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
2 De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.
3 Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken of het vaarwegenreglement Groningen van toepassing is.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5:25, tweede lid en 5:26 bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
1 Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbaar water, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 350 Wetboek van Strafrecht van toepassing is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement of het Vaarwegenreglement Groningen van toepassing is.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
1 Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken of het vaarwegenreglement Groningen van toepassing is.
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
1 Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.
2 Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.
Artikel 5:31a Veiligheid van het vervoer per vaartuig
1 Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een vaartuig in openbaar water vanuit enig aanvangspunt in de gemeente te gebruiken voor het vervoer van passagiers tegen betaling.
2 De eigenaar of gebruiker is verplicht op het vaartuig op voor het publiek waarneembare wijze het aantal personen te vermelden dat krachtens een in het eerste lid genoemde vergunning ten hoogste met het vaartuig mag worden vervoerd.
3 Burgemeester en wethouders kunnen van de in het tweede lid bedoelde verplichting vrijstelling verlenen, wanneer de geldigheid van de in het eerste lid bedoelde vergunning is beperkt tot ten hoogste één dag.
4 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Schepenwet en de Binnenschepenwet van toepassing zijn.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
1 Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
2 Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
a in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4 Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidsproductie sportmotoren van toepassing is.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.
2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
a. het voorkomen van overlast;
b. de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
c. de veiligheid van het publiek.
3. Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
a. op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing
voor zover carbidschieten plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daarop volgende jaar, waarbij gebruik gemaakt van bussen met een maximale inhoud van 1 liter, mits daarbij geen handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar kan optreden voor mens en milieu;
voor zover carbidschieten plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daarop volgende jaar op een erf behorende bij een woning buiten de bebouwde kom, waarbij gebruik gemaakt wordt van bussen met een maximale inhoud van 60 liter mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
I er maximaal vier personen aanwezig zijn die carbidschieten, waaronder een meerderjarig bewoner van de betreffende woning die ervoor zorg draagt dat deze voorwaarden worden nageleefd;
II er geen handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar kan optreden voor mens en milieu;
III er in totaal niet meer dan twee bussen worden gebruikt;
IV naast de onder I genoemde personen geen publiek aanwezig is anders dan bewoners van de betreffende woning;
V de afstand vanad de plek waar het carbidschieten plaatsvindt tot gebouwen van derden tenminste 100 meter bedraagt;
VI het vrijschootsveld tenminste 75 meter bedraagt; dit terrein is in eigendom van of wordt gehuurd of gepacht door een bewoner van de betreffende woning en daarin zijn geen openbare pad of wegen gelegen;
VII indien het carbidschieten plaatsvindt na zonsondergang dient het schietterrein goed te worden verlicht.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
1 Overtreding van bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover ten aanzien van overtreding van bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften of beperkingen in hogere regelingen straf is bepaald.
3 In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op de overtreding van artikel 2:10, vierde lid.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij het besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen en, onverminderd het voorgaande, de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b. van het Wetboek van Strafvordering.
Artikel 6:3 Betreden dan wel binnentreden woning, andere gebouwen en terreinen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
1 Deze verordening treedt in afwijking van het bepaalde van artikel 22, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet, met toepassing van artikel 25, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet, in werking op 1 november 2002.
2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt afdeling 2 van hoofdstuk 4 (Afvalstoffen) op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip.
3 Op dat tijdstip wordt de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente De Marne, zoals vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente De Marne 17 juni 1994, sedertdien eenmaal gewijzigd, ingetrokken, met uitzondering van hoofdstuk 4, afdeling 2 van die verordening.
1 Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend bij of krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, derde lid blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 5 jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
2 Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen in gevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 5 jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
3 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6:4, derde lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.
4 Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6:4, derde lid.
5 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste zestig dagen voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
6 Met uitzondering van artikel 5:34 zijn gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in een verordening als bedoeld in artikel 6:4, derde lid, niet van toepassing:
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6:4, derde lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.