Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Limburg

Nadere Subsidieregels Cultuurplan 2013-2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Limburg
Officiële naam regelingNadere Subsidieregels Cultuurplan 2013-2016
CiteertitelNadere Subsidieregels Cultuurplan 2013-2016
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpcultuur, subsidies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg, Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201207-01-2016nieuwe regeling

08-11-2011

Provinciaal Blad, 2011, 96

onbekend

Tekst van de regeling

NADERE SUBSIDIEREGELS CULTUURPLAN 2013-2016

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Adviescommissie: de door Gedeputeerde Staten ingestelde onafhankelijke Adviescommissie Cultuur, bestaande uit experts op het gebied van verschillende kunst- en cultuurdisciplines. Culturele activiteiten: activiteiten op het gebied van kunst en cultuur Cultuurplanperiode: de door Gedeputeerde Staten als zodanig vastgestelde periode (2013 t/m 2016). Cultuurplaninstellingen: culturele instellingen, die van provinciale en eventueel van landelijke betekenis zijn, op het terrein van kunst en cultuur en daaraan een duurzame bijdrage leveren en die als zodanig zijn erkend en voor maximaal vier jaren in hun exploitatie worden gesubsidieerd. Eigen inkomsten: onder eigen inkomsten worden de volgende baten, welke terug te vinden zijn in de jaarrekening aan de batenkant van de exploitatierekening, verstaan:

  • a.

    publieksinkomsten;

  • b.

    overige inkomsten, zijnde:

    • -

      directe opbrengsten: sponsorinkomsten en overige inkomsten

    • -

      indirecte opbrengsten

    • -

      overige bijdragen

  • c.

    Europese subsidies

Onder eigen inkomsten worden in elk geval niet begrepen de volgende baten:

  • a.

    subsidies die zijn verstrekt door een bestuursorgaan, uitgezonderd Europese subsidies;

  • b.

    overige bijdragen uit publieke middelen;

  • c.

    rentebaten;

  • d.

    bijdragen in natura;

  • e.

    overige baten die geen relatie hebben met het cultureel ondernemerschap.

SMART:

  • Specifiek: zo concreet mogelijk aangeven wie, wat, waar, wanneer, hoe.

  • Meetbaar: zo veel mogelijk in maat en getal uitdrukken.

  • Acceptabel: doelen dienen te passen binnen de Uitgangspuntennotitie Beleidskader Cultuur en

  • Cultuurplan 2013-2016.

  • Realistisch: doelen dienen binnen de gestelde tijd, financiële en personele randvoorwaarden te

  • kunnen worden gerealiseerd.

  • Tijdgebonden: vooraf vastleggen welke doelen op welk moment gehaald moeten zijn.

Standplaatsgemeente: gemeente waar de instelling haar huisvesting heeft en in de lokale culturele infrastructuur is ingebed.

Artikel 2 Doel van de regeling

De aanwezigheid van culturele voorzieningen, ontwikkeling van cultureel talent op alle niveaus en de jaarlijkse culturele evenementen dragen bij aan de aantrekkelijkheid van onze provincie en zijn reden voor burgers en bedrijven om zich in Nederlands Limburg te vestigen en om er tijd te besteden. Daarnaast is cultuur van waarde voor de ontwikkeling van mensen (jong tot oud), de samenleving en de sociale verbindingen binnen deze samenleving. Dit vanuit de intrinsieke waarde van cultuur. Om een basis van een breed en gevarieerd aanbod voor de Limburger in stand te houden worden cultuurplaninstellingen voor een periode van 4 jaar gesubsidieerd.

Artikel 3 Doelgroepen

Rechtspersonen (instellingen) die een bijdrage leveren aan twee of meer beleidsspeerpunten zoals genoemd in artikel 6 en alle specifieke criteria zoals geformuleerd in artikel 7 kunnen in aanmerking komen voor een cultuurplansubsidie voor vier jaren.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 4 Aanvraag subsidie

  • 1 Voor de indiening van een aanvraag voor een vierjaarlijkse cultuurplansubsidie wordt gebruik gemaakt van het hiervoor bestemde aanvraagformulier dat geplaatst is op de website www.limburg.nl/subsidies > actuele subsidieregelingen.

  • 2 Een subsidieaanvraag voor een vierjaarlijkse cultuurplansubsidie wordt per post ingediend en gestuurd naar: Provincie Limburg, Gedeputeerde Staten, afdeling Vergunningen en Subsidies, o.v.v. Cultuurplan 2013-2016, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht.

  • 3 Een aanvraag voor een vierjaarlijkse subsidie voor de jaren 2013 tot en met 2016 kan worden ingediend vanaf de publicatiedatum van deze Nadere subsidieregels en wordt uiterlijk ingediend op 1 februari 2012.

  • 4 Voor het tijdstip van indiening geldt het volgende:

    • a.

      De datum van de poststempel is bepalend.

    • b.

      Bij persoonlijk aangeleverde aanvragen is de ontvangststempel van de Provincie Limburg dan wel de datum van het verkregen bewijs van ontvangst bepalend.

    • c.

      Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt dat deze gecompleteerd kunnen worden tot en met 1 februari 2012. Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.

    • d.

      Aanvragen die ontvangen of gecompleteerd zijn na het verstrijken van de periode van artikel 4, derde lid worden afgewezen.

  • 5 In afwijking van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg begint de beslistermijn te lopen vanaf het moment dat het Cultuurplan 2013-2016 is vastgesteld door Provinciale Staten.

  • 6 Per aanvrager kan één subsidieaanvraag voor het vierjaarlijkse cultuurplan ingediend worden.

  • 7 Voor de vierjaarlijkse subsidie geldt dat het beleidsplan en de activiteiten binnen de geldende subsidieperiode moeten worden uitgevoerd.

  • 8 De begroting dient reëel en sluitend te zijn en er moet een transparant uitgaven- en dekkingsplan voorgelegd worden. Het aan de Provincie Limburg gevraagde subsidiebedrag maakt onderdeel uit van het dekkingsplan.

  • 9 Instellingen dienen tevens de door het bestuur gewaarmerkte jaarrekening over het jaar 2010 in te dienen. Indien deze jaarrekening is voorzien van een controleverklaring dient deze tevens bijgevoegd te worden.

  • 10 In de subsidieaanvraag opgenomen projecten, resultaten, activiteiten en doelstellingen zijn smart geformuleerd.

HOOFDSTUK 3 INHOUDELIJKE BEOORDELINGSCRITERIA EN MELDINGSPLICHT

Artikel 5 Provinciale Adviescommissie Cultuur

Aanvragen om subsidie worden voor advies voorgelegd aan de Provinciale Adviescommissie Cultuur.

Artikel 6 Beleidsspeerpunten 

Bij de beoordeling van aanvragen voor subsidie houdt de adviescommissie onder meer rekening met de beleidsspeerpunten zoals opgenomen in de Uitgangspuntennotitie Beleidskader Cultuur en Cultuurplan 2013-2016 (voor uitwerking zie bijlage):

  • a.

    Schak(el)en in cultuur.

  • b.

    Cultuur voor iedereen.

  • c.

    Talent in uitvoering.

  • d.

    Erfgoed in ontwikkeling.

  • e.

    Aantrekkelijk Limburg.

  • f.

    Cultureel ondernemen: doen.

Artikel 7 Specifieke criteria

  • 1 Bij de beoordeling van aanvragen voor een vierjaarlijkse subsidie houdt de adviescommissie rekening met de specifieke criteria voor cultuurplaninstellingen zoals opgenomen in de Uitgangspuntennotitie Beleidskader Cultuur en Cultuurplan 2013-2016 (voor uitwerking zie bijlage):

    • a.

      Artistieke kwaliteit

    • b.

      Publieksbereik

    • c.

      Gezonde bedrijfsvoering/ cultural governance

    • d.

      Eigen inkomstennorm van 17,5%

    • e.

      Samenwerking

  • 2 Bij de beoordeling van de aanvragen kunnen de beschikbare adviezen van de landelijke Raad voor Cultuur en het standpunt van de standplaatsgemeente worden meegenomen.

  • 3 Indien instellingen in de periode 2009-2012 een provinciale subsidie hebben ontvangen wordt bij de beoordeling tevens betrokken de mate waarin de instelling in de voorafgaande periode heeft voldaan aan de afgesproken outputresultaten, mede op basis van monitoringsgesprekken en verslagen van activiteitenbezoek.

Artikel 8 Monitoring en evaluatie cultuurplaninstellingen

  • 1 Gedeputeerde Staten vragen bij subsidies vanaf € 25.000,00 één keer per 12 maanden een schriftelijke en jaarlijkse voortgangsrapportage.

  • 2 In elke voortgangsrapportage wordt eenduidig inhoudelijk verslag gedaan van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en de concrete outputresultaten. Dit wordt onder meer gedaan voor wat betreft de bereikte output aan de hand van de opgelegde verplichtingen.

  • 3 Met iedere afzonderlijke cultuurplaninstelling vindt driemaal gedurende de planperiode een monitoringsgesprek met een delegatie van de Provinciale Adviescommissie Cultuur plaats over de tussentijdse resultaten van de activiteiten waarvoor een provinciale subsidie is ontvangen. Indien nodig vindt een extra tussentijds overleg plaats.

Artikel 9 Meldingsplicht

  • 1 De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan Gedeputeerde Staten, zodra aannemelijk is dat:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel zullen worden verricht;

    • b.

      niet, of niet geheel aan de wettelijke en in de beschikking opgelegde verplichtingen en/of voorwaarden zal worden voldaan.

  • 2 De melding kan aanleiding zijn om het subsidiebedrag ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

  • 3 Tussentijdse wijzigingen in de uitvoering van het beleidsplan (inhoud en uitvoeringstermijn) worden vooraf schriftelijk ter goedkeuring voorgelegd aan Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK 4 FINANCIËLE ASPECTEN  

Artikel 10 Subsidiebedrag

  • 1 Subsidies worden als volgt bepaald:

    • a.

      Op basis van het inhoudelijke beleidsplan;

    • b.

      Op basis van een begroting volgens een vastgestelde format, die in het aanvraagformulier is opgenomen.

  • 2 Bij de bepaling van het subsidiebedrag houden Gedeputeerde Staten rekening met de mate:

    • a.

      waarin het project een bijdrage levert aan de invulling van het provinciaal beleid;

    • b.

      van eigen (financiële) verantwoordelijkheid van de aanvrager;

    • c.

      waarin medefinanciering door derden plaatsvindt of kan plaatsvinden.

  • 3 Een subsidie kan worden geweigerd wanneer er sprake is van een bovenmatig beslag op het beschikbare budget ten opzichte van de te realiseren resultaten, zulks ter beoordeling van Gedeputeerde Staten.

  • 4 Verdeling van de middelen vindt plaats in de mate waarin subsidieaanvragen voldoen aan de beleidsspeerpunten en specifieke criteria genoemd in artikel 6 en 7.

  • 5 De navolgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      Door de aanvrager verrekenbare BTW;

    • b.

      Onvoorziene uitgaven (post onvoorzien).

Artikel 11 Beschikbare provinciale middelen

  • 1 Subsidie kan slechts worden verstrekt onder de voorwaarde dat daarvoor door Provinciale Staten voldoende gelden ter beschikking worden gesteld op de provinciale begroting voor het desbetreffende boekjaar.

  • 2 Verdeling van de middelen vindt plaats in de mate waarin de subsidieaanvragen voldoen aan de beleidsspeerpunten en specifieke criteria zoals geformuleerd in artikel 6 en 7.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Hardheidsclausule

  • 1 In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2 Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 13 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

  • 1 Deze nadere regels treden in werking met ingang van 1 januari 2012 en lopen tot 31 december 2016, met dien verstande dat ze van toepassing blijven op aanvragen die voor die datum zijn ingediend en op subsidiebesluiten die zijn genomen voor het vervallen van de regeling, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 2 Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere Subsidieregels Cultuurplan 2013-2016”.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris Uitgegeven, 10 november 2011 De secretaris, mr. A.C.J.M. de Kroon 

 

Bijlage  

Uitgangspuntennotitie Beleidskader Cultuur en Cultuurplan 2013-2016

I. Inleiding

Een nieuwe periode breekt aan. Deze uitgangspuntennotitie staat aan het begin van een nieuwe beleidsperiode, en vormt de verdere invulling van het nieuwe coalitieakkoord op het terrein van cultuur. Deze uitgangspuntennotitie schetst de inhoudelijke beleidsspeerpunten cultuur voor de periode 2013- 2016. Wij streven ernaar om in het najaar 2012 een integraal beleidskader Cultuur te presenteren, waarbij eveneens de culturele infrastructuur (basisinstellingen en cultuurplaninstellingen) is opgenomen.

II. Beleidsspeerpunten 2013-2016

Algemeen · Vanuit ‘meer Limburg, minder overheid’ wordt het cultuurbeleid kort en krachtig neergezet, waarbij gefundeerde beleidskeuzes worden gemaakt. De intentie is om te komen tot een Cultuurfonds met één financiële cultuurregeling en een beperkt uitvoeringsprogramma; procedures worden verkort. · Cultuur in Limburg kan alleen bloeien en groeien door vakkundig te snoeien. De Provincie is overtuigd van het belang van cultuur voor sociale samenhang en vestigingsklimaat en zal met instandhouding van de financiële middelen prioriteiten stellen. · Onder cultuur verstaan wij amateurkunsten (ondermeer harmonieën, fanfares, toneelgezelschappen) en professionele kunsten, archeologie, archief, architectuur, beeldende kunst, creatieve industrie, vormgeving, dans, muziek, toneel, festivals, bibliotheken, cultuurparticipatie, film, letteren, literatuur, media, monumenten, musea en volkscultuur. De infrastructurele, landschappelijke en culturele verbindingen worden versterkt. MCH2018 en Quartier des Arts zijn majeure projecten. Inhoudelijk · Schak(el)en in cultuur. Optimale verbindingen tussen amateurs, opleidingen en professionals met gecentreerde functies en aandacht voor provinciebrede spreiding van het cultuuraanbod. We stimuleren schakels van creatie, productie, spreiding, toegankelijkheid tot en met beleving van culturele uitingen. Limburg kiest voor de versterking van de volwaardige ketens voor muziek en toneel en de ontwikkeling van creatieve industrie als keten in opkomst. · Cultuur voor iedereen. We willen de kennismaking met cultuur stimuleren, iedereen de kans geven actief cultuur te beleven en bewoners en bezoekers van onze provincie van cultuur laten genieten. Samen met gemeenten wordt het programma cultuurparticipatie (educatie, amateurkunsten en volkscultuur) gecontinueerd mede op basis van het voortzetten van rijksbeleid. · Talent in uitvoering. Talenten krijgen in Limburg de kans zich te ontwikkelen. De ontmoeting tussen amateur, talent en professional biedt kansen voor het individu én vernieuwing van het culturele veld om zich verder te ontwikkelen, oriënteren en presenteren in een regionale, provinciale en (inter)nationale omgeving. · Erfgoed in ontwikkeling. Prioriteit wordt gegeven aan de instandhouding van onze monumenten door restauratie en herbestemming in een omgeving die kwaliteit heeft, bezoekers trekt en een bijdrage levert aan de Limburgse identiteit. Voor archeologie wordt ingezet op het behoud van de archeologische waarden in samenhang met gemeenten, effectief en efficiënt onderzoek en een betere ontsluiting van het archeologisch depot. · Aantrekkelijk Limburg. Cultuur draagt bij aan een aantrekkelijk Limburg en stimuleert positieve effecten op de economische (innovatieve) bedrijvigheid door toegankelijke, uitnodigende en verrassende initiatieven en projecten met verbindingen naar toerisme, leisure, creatieve industrie, branding. Het bijzondere Limburgse landschap speelt hierin een belangrijke rol. · Cultureel ondernemen: doen. De cultuursector moet zijn financiële basis verbreden. De mogelijkheden daarvoor verschillen per sector en type instelling. De Provincie Limburg schept nieuwe voorwaarden binnen haar subsidiebeleid die cultureel ondernemerschap stimuleren, waardoor instellingen het aandeel van de eigen inkomsten vergroten. In de komende periode (najaar 2011-voorjaar 2012) zullen overleggen met betrokken partners plaatsvinden om de hierboven genoemde beleidsspeerpunten verder uit te werken in een concept beleidskader Cultuur 2013-2016.

III. Cultuurplaninstellingen

De aanwezigheid van culturele voorzieningen, ontwikkeling van cultureel talent op alle niveaus en de jaarlijkse culturele evenementen dragen bij aan de aantrekkelijkheid van onze provincie en zijn reden voor burgers en bedrijven om zich in Limburg te vestigen en om er tijd te besteden. Om deze basis van een breed en gevarieerd aanbod voor de Limburger in stand te houden worden cultuurplaninstellingen voor een periode van 4 jaar gesubsidieerd. Op basis van het coalitieakkoord, de ketenbenadering, de uitgangspunten van het rijkscultuurbeleid en de inhoudelijke advisering van de provinciale adviescommissie zal een herprioritering binnen het provinciale cultuurplan 2013-2016 plaatsvinden. Doelstelling van deze heroverweging is om de culturele ketens in Limburg te laten excelleren en vernieuwen. Instellingen kunnen tot 1 februari 2012 een aanvraag indienen voor het provinciaal cultuurplan 2013- 2016. Wij zullen zoveel mogelijk hetzelfde aanvraagformulier en inrichtingseisen als het Rijk hanteren (publicatie november 2011). Ook sluiten wij vanaf 2013 aan bij het Rijksbreed Subsidiekader. In de aanvragen gaan de cultuurplaninstellingen in op de algemene provinciale beleidsspeerpunten, daarnaast gelden de volgende specifieke criteria: · Artistieke kwaliteit: de artistieke kwaliteit wordt beoordeeld door de provinciale adviescommissie. Belangrijke kernbegrippen zijn vakmanschap, oorspronkelijkheid en communicatieve kracht. · Publieksbereik: de belangstelling van het publiek is een belangrijke graadmeter voor het maatschappelijk draagvlak. Zowel grootte als samenstelling van het publiek spelen hier een belangrijke rol. Een breed samengesteld publiek kenmerkt zich in breed in achtergrond, interesse, leeftijd en opleiding. · Gezonde bedrijfsvoering/ cultural governance: instellingen werken vraaggericht met een focus op de markt en op professionele, inhoudelijke en maatschappelijke ontwikkelingen vanuit een eigen visie en strategie. De financiële basis van instellingen moet breder en minder afhankelijk zijn van overheidsinkomsten. In navolging van het Rijk voeren ook wij een eigen inkomstennorm1 van 17,5% in voor provinciale cultuurplaninstellingen in de periode 2013-2016. Voor de jaren 2013 en 2014 geldt deze norm als inspanningsverplichting, vanaf 2015 geldt deze norm als verplichting. 1 Onder eigen inkomsten worden in elk geval niet begrepen de volgende baten: subsidies die zijn verstrekt door een Nederlands bestuursorgaan, overige bijdragen uit Nederlandse publieke middelen, rentebaten en overige baten die geen relatie hebben met cultureel ondernemerschap. · Samenwerking: Meer structurele organisatorische en artistieke samenwerking (bijvoorbeeld in het gezamenlijk gebruik/inzet van de gebouwelijke infrastructuur, materiaal en personeel) leidt tot een sterke sector met instellingen die efficiënt en effectief functioneren. Ook zijn er kansen voor samenwerking met andere sectoren (monumenten, bibliotheken, onderwijs, bedrijfsleven, toeristische sector) en in internationaal verband.