Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Brunssum

Verordening Wet Inburgering

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBrunssum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet Inburgering
CiteertitelVerordening Wet Inburgering
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp-

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Inburgeringsvoorzieningen van vrijwillige inburgeraars die vóór 1 januari 2012 zijn gestart op basis van de Verordening Wet Inburgering mogen na 2012 worden voortgezet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012nieuwe regeling

06-12-2011

gemeentepagina, www.brunssum.nl, 21 december 2011

2011/15058

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet Inburgering

De Raad der Gemeente Brunssum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31-10-2011, dienst/afdeling Beleid en strategie, nr. 2011/15058;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

Besluit:

tot vaststelling van de:

VERORDENING WET INBURGERING

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      publicatie

    • b.

      loketfunctie

Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    Het ontvangen van een uitkering op grond van de WWB

  • b.

    Het hebben van een opvoedingstaak ten aanzien van kinderen in de leerplichtige leeftijd

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Maatschappelijke begeleiding;

    • b.

      Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 6 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 16 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 5.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht inzake ‘Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen’ is niet van toepassing.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 10 termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    Het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    Het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    Het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    Voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II binnen een termijn die door het college wordt bepaald;

  • e.

    Het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    Een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    Een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    De datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II uiterlijk moet zijn behaald;

  • d.

    De termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    Ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 10 Het vaststellen van de identiteit van de inburgeringsplichtige

Het college stelt de identiteit van de inburgeringsplichtige vast aan de hand van:

  • a.

    Een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht; en

  • b.

    Een door de IND in het identiteitsbewijs van de inburgeringsplichtige aangebrachte sticker waaruit blijkt dat de inburgeraar een geldige verblijfsvergunning heeft.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2.

    Per 1 januari 2012 vervalt de ‘Verordening Wet Inburgering’ gemeentebladnummer 2010/45.

Artikel 12 Overgangsbepaling

Inburgeringsvoorzieningen van vrijwillige inburgeraars die vóór 1 januari 2012 zijn gestart op basis van de Verordening Wet Inburgering mogen na 2012 worden voortgezet.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

De Raad voornoemd,

voorzitter

griffier

Algemene toelichting

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • ·

    De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

  • ·

    Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • ·

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • ·

    Facultatief: bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

  • ·

    Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI).

  • ·

    Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

Het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI). De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft de verplichting de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In het tweede lid is vastgelegd welke middelen het college in ieder geval aanwendt bij de informatievoorziening.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, eerste lid, WI). Dit artikel regelt de groepen die het college aanwijst welke bij voorrang een voorziening krijgen aangeboden. De criteria waarvoor in dit artikel is gekozen zijn:

  • ·

    Het ontvangen van een WWB-uitkering;

  • ·

    Het hebben van een opvoedingstaak ten aanzien van kinderen in de leerplichtige leeftijd;

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening vaststelt. Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening heeft opgenomen: maatschappelijke begeleiding en trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken.

In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). De inburgeringsplichtige heeft 6 weken de tijd om de gemeente te informeren of het aanbod wordt aanvaard. De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Indien het aanbod wordt aanvaard, zal de gemeente zal binnen 16 weken een beschikking afgeven (het vierde lid).

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht inzake ‘Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen’ wordt in de verordening niet van toepassing verklaard (vijfde lid). Dat houdt in dat bij het uitblijven van een beschikking een voorziening niet van rechtswege wordt toegekend.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking hiervan. De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt thans € 270.

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in maximaal 10 termijnen te betalen. De betalingsregeling en de eventuele verrekening met een bijstandsuitkering, wordt vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de voorziening.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om verplichtingen aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt de verplichtingen vast in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in de beschikking worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

Artikel 10 Het vaststellen van de identiteit van de inburgeringsplichtige

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de inburgeringsplichtige. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Overgangsbepaling

In dit artikel is bepaald dat inburgeringsvoorzieningen van vrijwillige inburgeraars die vóór 1 januari 2012 zijn gestart op basis van de Verordening Wet Inburgering na 2012 mogen worden voltooid. De regels van de Verordening Wet Inburgering gemeentebladnummer 2010/45 blijven op deze situaties van toepassing.

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.