Organisatie | Rheden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening activering en re-integratie WWB, IOAW en IOAZ |
Citeertitel | Verordening activering en re-integratie WWB, IOAW en IOAZ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-01-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 20-12-2011 Regiobode, 04-01-2012 | Geen |
De raad van de gemeente Rheden;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 december 2011;
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 44a, 47d en 78 van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
voorts gelet op de EG-verordening de-minimissteun (nr. 1998/2006) en de Algemene groepsvrijstellingsverordening (nr. 800/2008);
vast te stellen de volgende verordening: Verordening activering en re-integratie WWB, IOAW en IOAZ
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.
Paragraaf 2 Beleid en financiën
Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, ANW-ers en niet-uitkeringsgerechtigden (Nuggers) alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, eerste lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of sociale activering en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling of sociale activering.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid of sociale activering.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Er geldt overgangsrecht met betrekking tot het intrekken van de Wet Investeren in Jongeren conform artikel 78t van de wet.
Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening activering en re-integratie WWB, IOAW en IOAZ.
Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op het tijdstip, waarop de ‘Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ in werking treedt, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening activering en re-integratie Wet werk en bijstand, vastgesteld op 29 juni 2010.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voordeel hiervan is dat indien in deze wetten een begrip van betekenis verandert de verordening niet behoeft te worden aangepast.
Paragraaf 2 Beleid en financiën
In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de wet.
Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie.
In het tweede lid onderdeel a is conform artikel 7, derde lid, van de wet bepaald in welke gevallen het college geen ondersteuning kan verlenen. Zie ook het onderstaand stroomschema (figuur 1).
Gedegen scholing is cruciaal voor een goede arbeidsmarktpositie en heeft daarom prioriteit.
In onderdeel b staat dat het college gedurende vier weken na de melding, indien het personen betreft die pas vier weken na melding een aanvraag kunnen indienen, geen ondersteuning kan bieden. Dit omdat de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene voorop staat, en deze derhalve vanaf de melding ten minste vier weken alles in het werk moet stellen om zelf algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven (zie de voorgestelde artikelen 41, vierde lid, 44 tweede lid en 43 vierde lid van de wet).
Aan de personen, bedoeld in artikel 7 derde lid onderdelen a en b van de wet, kan ook geen re-integratievoorziening worden aangeboden op grond van de Wet participatiebudget.
In onderdeel c is bepaald dat het college geen ondersteuning kan aanbieden aan personen die een uitkering van het UWV ontvangen.
In het derde lid wordt conform het achtste lid van artikel 7 van de wet geregeld dat ondersteuning in de vorm van een participatieplaats niet mogelijk is voor personen onder 27 jaar.
Het vierde lid regelt dat het college de doelgroep kan uitbreiden met personen die een door het UWV verstrekte uitkering ontvangen, indien daartoe een overeenkomst is gesloten met het UWV.
Het vijfde lid regelt dat het college de doelgroep kan uitbreiden met personen van 18 jaar en ouder met problematische schulden.
Het zesde lid is de vertaling van de opdracht uit de wet dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het meerjarenbeleidplan, het uitvoeringsbesluit, maar vooral in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.
Het zevende lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.
Artikel 3 Beleid en verantwoording
De WWB vraagt aan de raad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van een meerjarenbeleidplan, en een uitvoeringsbesluit (beleidsregel).
Het tweede lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. Daarom is er voor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden.
Dit conform artikel 77 van de wet. Sinds de invoering van SISA (single information single audit) gebeurt dit door middel van een bijlage bij de jaarrekening.
Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).
In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen.
In het derde lid is opgenomen dat het college nadere regels kan stellen met betrekking tot ANW-ers, Nuggers alsmede personen als bedoelt in artikel 10, tweede lid van de wet en personen als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze verordening. Hier kan gedacht worden aan een inkomenscriterium, maximeren van de vergoeding etc.
Artikel 5 Verplichtingen van de klant ten aanzien van het verstrekken van voorzieningen
In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.
Het derde lid biedt de verbinding met de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand.
Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald bedrag, gedurende een bepaalde periode. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.
Het eerste lid geeft het college de opdracht nadere regels vast te stellen over voorzieningen die ingezet kunnen worden en de daarbij behorende voorwaarden. Voorzieningen kunnen bijvoorbeeld zijn: loonkostensubsidies, stages, kinderopvang, reiskosten etc.
Het tweede lid geeft aan dat Nederland als lidstaat verplicht is aan de bepalingen van het EG-verdrag betreffende staatssteun en de Verordening de-minimissteun te voldoen. Dit brengt een aantal administratieve verplichtingen met zich mee wanneer er loonkostensubsidies worden verstrekt. Om de gemeenten hierin te ontlasten heeft het Ministerie een beleidsaanbeveling laten opstellen, die voortvloeit uit de EG-regelgeving. Deze beleidsaanbeveling is als bijlage opgenomen in de verzamelbrief van 7 april 2004 van het Ministerie van SZW.
Door deze beleidsaanbeveling te incorporeren en een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling op te nemen, is de gemeente ontslagen van de verplichting om subsidieregels te melden aan de Europese Commissie.
Het derde lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bijvoorbeeld bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.
Het vierde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In dit artikel wordt verwezen naar de wet, waarin is geregeld dat besluiten op grond van de WIJ gelden als besluiten op grond van de WWB. Een inkomensvoorziening op grond van de WIJ wordt aldus omgezet in algemene bijstand en een werkleeraanbod een aanbod tot ondersteuning op grond van de WWB. Op een bezwaar- of beroepschrift dat nu de datum van inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel is ingediend tegen een door het college op grond van de Wet investeren in jongeren genomen besluit wordt derhalve beslist met toepassing van de WWB.
In dit artikel wordt tevens verwezen naar de wet, waarin is geregeld dat de besluiten die op grond van de WIJ genomen zijn binnen zes maanden na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel in overeenstemming met de WWB worden gebracht, voor zover die besluiten afwijken van de WWB. Dat betekent onder meer dat indien de jongere geen werkleeraanbod heeft ontvangen op grond van de WIJ, het college alsnog een Plan van Aanpak moet opstellen.