Organisatie | Hof van Twente |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wmo-besluit gemeente Hof van Twente 2009 |
Citeertitel | Wmo-besluit gemeente Hof van Twente 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2010 | Nieuwe regeling | 27-01-2009 | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente,
gelet op de artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 1 lid 1 onder p van de Verordening maatschappelijke ondersteuning,
besluiten de navolgende regels voor financiële tegemoet-komingen en persoonsgebonden budget vast te stellen:
Instandhoudingskosten: kosten die gemaakt worden om een voorziening te kunnen gebruiken en de levensduur te waarborgen. Deze kosten betreffen uitsluitend kosten van reparaties en onderhoud en, zonodig, WA-verzekering van woonvoorzieningen genoemd in artikel 8 lid 5 van dit besluit, vervoermiddelen en rolstoelen;
Voor voorzieningen onder de € 45,00 wordt, met uitzondering van de Hulp bij het Huishouden, geen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget gegeven, tenzij het de verstrekking van een voorziening betreft die in principe duurder is dan € 45,00 maar er een alternatief beschikbaar is dat voldoet aan het uitgangspunt "goedkoopst en adequaat" en waarvan de prijs door centrale inkoop door de gemeente onder deze grens ligt.
Artikel 3. Persoonsgebonden budget
Indien de budgethouder voor het beheer van het PGB gebruik maakt van diensten van de Sociale Verzekeringsbank, wordt, in afwijking van het derde lid van dit artikel, het bruto PGB per uur berekend door op het van toepassing zijnde uurtarief als genoemd in artikel 6, lid 1 van dit besluit een korting van 20% toe te passen,
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage bij de hulp bij het huishouden bedraagt:
voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar €24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €26.535,- het bedrag van €24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €26.535,-;
Artikel 8. Financiële tegemoetkomingen
Huurderving: De financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving (art.16 lid 2 onderd Verordening), omvat de werkelijke kosten van kale huur, vermeerderd met de subsidiabele servicekosten, tot een maximum dat overeenkomt met de maximum huurgrens per maand als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag.
Onderhoud en reparatie woonvoorzieningen (artikel 16 lid 2 onder b Verordening)
indien de gemeente een contract met een leverancier heeft afgesloten voor de levering van de onder het eerste lid genoemde voorzieningen, gelden voor de hoogte van de kosten van onderhoud en reparatie de desbetreffende prijzen uit het contract. Dit geldt ook indien de toekenning van de voorziening heeft plaatsgevonden in de vorm van een persoonsgebonden budget.
De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woningsanering (art. 16 lid 1 onder b Verordening) betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen, of vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik. De maximale financiële tegemoetkomingen worden gebaseerd op de lid 2 en lid 3 van dit artikel genoemde bedragen en afschrijvingspercentages.
Artikel 10. Vereisten keukenaanpassing
Bij een noodzakelijke keukenaanpassing wordt uitgegaan van de standaard keuken voor de sociale woningbouw met een opbergruimte van maximaal 5 aanrecht/boven kasten. Voor rolstoelgebruikers dient het onderrijdbare deel van het aanrecht 1.80 meter zijn. Het onderrijdbare deel bestaat uit het kook- spoel- en werkdeel. Naast de opstelplaats voor het kooktoestel dient 30 cm afzetruimte beschikbaar te zijn.
Artikel 12. Collectief vervoer
Het collectief systeem (artikel 23 onder a Verordening) bestaat uit een Collectief Vraagafhankelijk Vervoerssysteem (CVV). Voor personen met een beperking die in het bezit zijn van een vervoerpas (Wmo-pashouders) gelden de volgende voorwaarden:
Hierop gelden de volgende uitzonderingen:
Artikel 15. Hoogte financiële tegemoetkomingen
De financiële tegemoetkoming voor het gebruik eigen auto of bruikleen auto(artikel 23 onder d Verordening) is gebaseerd op:
· een verplaatsing van 1850 km op jaarbasis
· een kostendekkende kilometervergoeding ad € 0,419 voor gebruik eigen auto, of € 0,277 voor gebruik bruikleenauto.
· een eigen bijdrage per kilometer ad € 0,15 die gebaseerd op het zone-tarief voor Wvmo-pashouders.
Dit leidt tot de volgende financiële tegemoetkomingen op jaarbasis:
De financiële tegemoetkoming voor individueel gebruik van een taxi of rolstoeltaxi (artikel 23onder d Verordening) wordt uitsluitend op declaratiebasis uitbetaald en is gebaseerd op:
· een verplaatsing van 1850 km op jaarbasis
· de kosten van het reguliere taxi/rolstoeltaxitarief per kilometer,
· het van toepassing zijnde reguliere voorrijdtarief per rit
· een eigen bijdrage ad € 0,15 per kilometer, gebaseerd op het zone-tarief voor Wmo-pashouders.
Indien de persoon met beperkingen beschikt over een eigen auto en er de voorkeur aan geeft om deze te gebruiken in plaats van de taxi, kan in plaats van een voorziening als bedoeld in lid 3, een financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik van de eigen auto of bruikleenauto toegekend worden, waarbij de indicatie “individueel taxivervoer” in stand blijft
Rolstoeltaxivervoer: Indien het inkomen van de persoon met beperkingen de inkomensgrens overschrijdt (artikel 26 Verordening), bedraagt de in lid 3 genoemde financiële tegemoetkoming het verschil tussen het reguliere taxitarief en het rolstoeltaxitarief. Dit geldt zowel voor de kilometerprijs als voor het voorrijdtarief. Op dit verschil wordt geen eigen bijdrage in mindering gebracht.
Extra financiële tegemoetkoming: Indien de persoon met beperkingen gebruik kan maken van het collectief vervoer, en ook op dit vervoer is aangewezen voor de verplaatsing over de korte afstanden (250-300 meter), kan een extra financiële tegemoetkoming worden verstrekt die wordt afgestemd op de vervoerbehoefte in de directe omgeving, gebaseerd op de eigen bijdrage van één reiszone.
Artikel 18. Rijvaardigheidstraining
Indien dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is, kunnen de kosten van maximaal 3 lessen rolstoel- of rijvaardigheidstraining worden vergoed.
De hoogte van het PGB voor aanschaf van rolstoelen en vervoermiddelen bedraagt
cat. 1 duwwandelwagen voor continu gebruik (met kantelverstelling) € 1.425,-
cat. 2 handbewogen rolstoel voor incidenteel/kortdurend gebruik (lichtgewicht) € 430,-
cat. 3 handbewogen rolstoel voor (semi-) permanent/algemeen gebruik € 894,-
cat. 4 handbewogen rolstoel voor actief gebruik (vouwbaar frame) € 894,-
cat. 5 elektrische rolstoel voor (semi-) permanent gebruik, in en om huis € 3.071,-
cat. 6 elektrische rolstoelen voor (semi-) permanent gebruik, binnen/buiten € 4.198,-
cat. 7 scootmobiel voor buiten en intensief gebruik € 2.362,-
Naast een Verordening maatschappelijke ondersteuning en het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning is er ook een gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning (het Wmo-besluit). In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de Verordening moeten worden vastgesteld.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden waarvoor de bevoegdheid bij de gemeenteraad ligt. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden
Artikel 3 Persoongebonden budget
Het persoonsgebonden budget (PGB) is de tegenhanger van een voorziening in natura. Een PGB dient zodanig te worden vastgesteld dat daarmee een adequate voorziening kan worden ingekocht.
Verstrekking van een PGB vindt plaats op verzoek van de persoon met beperkingen. Dit vormt normaliter onderdeel van de aanvraag. Een persoon met beperkingen komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet adequaat, dan kan deze persoon een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de persoon met beperkingen verstrekking in de vorm van een PGB plaatsvinden.
De omvang van de HH wordt uitgedrukt in uren, afgerond in decimalen (artikel 11 Verordening). Wordt gekozen de HH verstrekt te krijgen in de vorm van een PGB, dan wordt dat PGB vastgesteld op de omvang van de HH, dus ook in uren. De hoogte van het PGB is dus mede afhankelijk van het aantal geïndiceerde uren HH.
Het uurbedrag is het uurtarief, zoals dat geldt voor de berekening van de kostprijs van de HH. Dit tarief komt overeen met de contractprijs zoals is overeengekomen met de zorgaanbieders die HH in natura leveren in Hof van Twente. In 2009 zijn deze tarieven € 14,49 (HH1) en € 20,23 (HH2). Deze tarieven zijn vermeld in het eerste lid van artikel 6.
Op deze tarieven wordt vervolgens een percentage (10) in mindering gebracht. Aan de ene kant is een korting rechtvaardig, omdat de budgethouder ten opzichte van een zorg-aanbieder geen of minder overheadkosten (zoals een kantoorpand, en administratieve- en personeelslasten) heeft.
Aan de andere kant moet een budgethouder kosten maken en inspanningen verrichten om de bij het beheer van een PGB horende taken te kunnen (laten) verrichten. De budgethouder is immers verantwoordelijk voor een deugdelijke administratie, loon(door)betaling, verzekeringen en andere verplichtingen die een PGB met zich meebrengt. Hiervoor wordt een toeslag berekend, zodat dergelijke bijkomende kosten vanuit het PGB kunnen worden voldaan. Per saldo betekent dit dat het PGB wordt vastgesteld op 90% van de uurprijs zoals vastgelegd in artikel 6 van dit besluit.
Budgethouders worden in de gelegenheid gesteld voor het beheer en administratie gebruik te maken van de diensten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hof van Twente heeft met de SVB een contract hiervoor afgesloten. Budgethouders hebben de keuze hier al dan niet gebruik van te maken. Sluit een budgethouder zich aan bij de SVB, dan is men op die wijze verzekerd van een deugdelijke administratie en een correcte besteding van de PGB-middelen. De kosten van deze dienstverlening brengt de SVB bij de gemeente in rekening. Toekenning van een PGB zoals hierboven beschreven (90%) is dan niet aan de orde, omdat de budgethouders dan een dubbel voordeel zou genieten; zowel ondersteuning door de SVB als ook een bedrag in het PGB wat daarvoor is bestemd. Om die reden wordt in die situaties het PGB vastgesteld op 80% (korting 20% i.p.v. 10%) van de uurprijs zoals vastgelegd in artikel 6 van dit besluit.
- HH in natura kost 100% van de uurprijs
- HH in de vorm van een PGB zonder ondersteuning van de SVB kost 90% van de uurprijs en
- HH in de vorm van een PGB met ondersteuning van de SVB kost 80% van de uurprijs.
Aan de budgethouder wordt het bruto PGB toegekend en uitgekeerd. Het Centaal Administratie Kantoor (CAK) berekent en int de eigen bijdrage. De berekeningswijze van de eigen bijdrage is vastgelegd in artikel 5 van het Wmo-besluit.
In het 7e lid van artikel 3 is aansluiting gezocht bij de oude AWBZ-systematiek. Ook in de AWBZ was een deel van het netto PGB voor huishoudelijke hulp vrij besteedbaar om te kunnen voorzien in kosten die moeilijk te specificeren zijn (telefoonkosten, kosten voor het inwinnen van deskundig advies, vakantiegeld, af en toe een bloemetje). Vrijstelling betekent dat het vrij te besteden deel van het PGB niet verantwoord hoeft te worden door de budgethouder.
Uitgangspunt is dat het PGB voor HH vooraf wordt uitbetaald. Op die manier wordt voorkomen dat de budgethouder kosten moet maken en deze pas achteraf vergoed krijgt. Er is gekozen om het PGB steeds per periode van 4 weken uit te keren. Dit sluit aan op de wijze waarop de eigen bijdrage door het CAK wordt opgelegd. Bovendien kunnen wijzigingen in de persoonlijke situatie van de budgethouder snel worden verwerkt, waardoor het risico dat grote bedragen ten onrechte worden betaald en teruggevorderd moeten worden, wordt beperkt.
In geval een PGB voor huishoudelijke hulp door omstandigheden vroegtijdig wordt beëindigd (zoals permanente opname in een AWBZ –instelling of overlijden), loopt de budgethouder risico voor de doorlopende werkgeversverplichtingen. Deze verplichtingen moeten uiteraard wel worden nagekomen. Het PGB wordt dan nog zodanig lang voortgezet totdat aan deze verplichtingen is voldaan of redelijkerwijs had kunnen zijn voldaan.
Ingeval van misbruik verspeelt de budgethouder het recht op een PGB. Het ten onrechte verstrekte (deel van het) budget wordt dan volledig teruggevorderd.
Achteraf kan een steekproefsgewijze controle plaatsvinden op besteding van het PGB. Dit is vastgelegd in artikel 6 van de Wmo-verordening. De hiervoor noodzakelijke bewijsstukken die de cliënt moet overleggen voor de voorziening HH zijn in ieder geval de betalings-bewijzen aan de zorgverlener, een arbeidsovereenkomst tussen budgethouder en hulpverlener en door beide partijen getekende werkbrieven waaruit het aantal gewerkte uren blijkt.
In artikel 7 van de Verordening en artikel 5 van dit besluit is bepaald dat voor Hulp bij het huishouden een eigen bijdrage is verschuldigd. De berekeningsmethodiek van de eigen bijdrage komt overeen met het landelijke Besluit maatschappelijke ontwikkeling (2 oktober 2006, stb. 450)
Artikel 6 Kostprijs van de voorziening
De eigen bijdrage kan uiteraard nooit hoger zijn dan de werkelijke kosten van de HH. Dit betekent dat, behalve de maximum berekende eigen bijdrage volgens artikel 5, ook de werkelijke kosten als het ware een maximumgrens aan de te betalen bijdrage door de zorgvrager stellen.
Dit is vooral van belang voor die zorgvragers die de inkomensafhankelijke toeslag van 15% verschuldigd zijn en geïndiceerd zijn voor een beperkt aantal uren hulp. Om die reden zijn in het eerste lid de uurtarieven voor HH1 en HH2 vermeld.
Gekozen is om de tarieven te baseren op de laagste uurprijs zoals die door de 3 zorg-aanbieders die ook de HH in natura leveren, is geoffreerd. Dit is voor de zorgvrager de meest gunstige regeling.
Individuele woonvoorzieningen kunnen in de vorm van een financiële tegemoetkoming, in natura en als een PGB worden verstrekt (artikel 13 Wmo-verordening).
Natura-voorzieningen worden veelal in bruikleen verstrekt. De gemeente Hof van Twente heeft hiervoor een overeenkomst met Hulpmiddelen Centrum Noord Oost Nederland (HCNON), als het gaat om o.a. losse douche- en toiletmiddelen en tilliften. Met Liftenfabriek Otto Ooms BV is een contract afgesloten voor de levering van diverse soorten trapliften. In beide overeenkomsten zijn vaste prijzen afgesproken voor voorzieningen.
Een tweede vorm is de toekenning van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een verhuizing, een (niet-) bouwkundige of (niet-) woontechnische woonvoorziening of een uitraasruimte. Voor de hoogte van deze tegemoetkoming is uitgangspunt een door het college goedgekeurde kostenbegroting. De financiële tegemoetkoming in kosten van een verhuizing is een forfaitair bedrag.
Kiest een cliënt voor een PGB, dan wordt eveneens aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte. Het PGB is, blijkens artikel 6 lid 1 van de Verordening, de tegen-waarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura. Het PGB kan ook dan worden aangewend voor realisatie van een andere dan de goedkoopst adequate voorziening.
Hierop uitgezonderd is de situatie dat een PGB wordt gevraagd voor een voorziening waar-voor wij met hetzij HCNON hetzij Otto Ooms BV een contract hebben afgesloten. Indien een budgethouder ervoor kiest voorzieningen, die vallen onder de contracten met genoemde bedrijven, verstrekt te krijgen in de vorm van een PGB, dan wordt de hoogte van het PGB bepaald op de contractprijs, dat wil zeggen de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen (dus inclusief de bedongen korting).
Beschikbaarheid van voorzieningen uit het depot wordt buiten beschouwing gelaten.
Ook indien het een woonvoorziening in een huurwoning betreft waarbij vaste prijsafspraken met de desbetreffende huurder zijn gemaakt, geldt een andere regeling. In deze gevallen vormt het prijsniveau in deze overeenkomsten het uitgangspunt bij de berekening van het PGB.
Enkele woonvoorzieningen zijn genormeerd, namelijk de financiële tegemoetkoming in kosten van een verhuizing en de woningsanering. Deze voorzieningen worden als een financiële tegemoetkoming toegekend, waarbij de hoogten in de artikelen 8 en 9 van het Wmo-besluit zijn vastgelegd.
De belanghebbende heeft vrijheid in de keuze van een erkende leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. De gemeente stelt wel nadere eisen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel:
Bovenstaande impliceert ook dat het PGB niet in alle gevallen kostendekkend is. Immers, het kan zijn dat een budgethouder niet dezelfde korting kan bedingen als de gemeente. Echter, omdat het niet de bedoeling is dat kosten van een PGB hoger zijn dan een gelijkwaardige verstrekking in natura, achten wij dit inherent aan de keus voor een PGB en derhalve acceptabel. Bovendien hebben wij met HCNON afspraken gemaakt dat budgethouders tegen dezelfde prijs en voorwaarden voorzieningen kunnen aanschaffen als de gemeente dat kan, mits men duidelijk aangeeft een Wmo-budgethouder te zijn. De consulent Zorg maakt deze mogelijkheid bij de behandeling van de aanvraag aan de budgethouder kenbaar.
Artikel 6 lid 4 van de Verordening bepaalt dat het PGB betaalbaar wordt gesteld nadat de persoon met beperkingen een getekende opdrachtbevestiging dan wel factuur heeft overgelegd. Dit betekent dat de besteding van het PGB vooraf wordt gecontroleerd. Op die wijze kan de aanschaf worden gecontroleerd (komt aanschaf overeen met programma van eisen?) en kan de persoon met beperkingen eventueel tijdig erop worden gewezen dat een niet-adequate voorziening wordt aangeschaft. Bovendien bestaat dan een reëel inzicht in de datum van aanschaf van een voorziening. Dit is vooral daarom van belang omdat voor diverse voorzieningen ook een PGB voor instand-houdingskosten moet worden toegekend. Dit budget gaat in vanaf het moment dat de garantiebepalingen zijn verlopen. Om dit moment te kunnen bepalen, is de datum van aanschaf van belang.
Voor reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,onderhoudskosten, wordt een bedrag, zijnde instandhoudingkosten, toegekend. Dit geldt uitsluitend voor voorzieningen die zijn genoemd in artikel 8 lid 5 van dit Wmo-besluit.De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met HCNON en Otto Ooms BV.
De overige artikelen van dit hoofdstuk spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.
Hoofdstuk 4/5 Vervoervoorzieningen en rolstoelen
Artikel 13 en 16 persoonsgebonden budget
Bij de toekenning van een (individueel) vervoermiddel of rolstoel kan de persoon met beperkingen kiezen tussen een voorziening in natura en een PGB. De gemeente Hof van Twente heeft een overeenkomst met HCNON te Goor voor de levering van vervoermiddelen in natura.
Kiest een zorgvrager voor een voorziening in natura, dan wordt de voorziening aangeschaft bij HCNON, zo mogelijk uit depot, en in bruikleen verstrekt.
Kiest de zorgvrager voor een PGB, dan moet een budget worden toegekend zodat de zorgvrager zelf een adequate voorziening kan aanschaffen en gedurende een periode in stand kan houden.
De goedkoopst adequate voorziening in natura wordt bepaald op de contractprijs met HCNON voor wat betreft de levering van nieuwe voorzieningen.
In het contract tussen gemeente Hof van Twente en HCNON zijn voor diverse voorzieningen in diverse productgroepen prijzen afgesproken waartegen de desbetreffende voorziening (nieuw) wordt geleverd. In deze prijzen zijn aanzienlijke kortingpercentages verwerkt. Bovendien is per productgroep/categorie een volgorde aangebracht. Deze volgorde is met name gebaseerd op het functionele dekkingspercentage (en daarmee de meeste kans op herverstrekking). Dus per categorie wordt per definitie bij voorkeur de eerstgenoemde voorziening verstrekt.
Teneinde de bepaling van het PGB eenduidig vast te stellen, is ervoor gekozen het PGB baseren op de aanschaf van een nieuwe voorziening (voorkeursvoorziening uit de betreffende productgroep) conform de contractprijzen, dus inclusief bedongen korting. Ook inclusief de standaardvoorzieningen die in de Europese aanbesteding werden geëist. Dit zijn in hoogte verstelbare handvatten en een zitkussen. Bij electrische voorzieningen geldt dat voor de accu’s en de acculader.
Beschikbaarheid van voorzieningen uit het depot wordt buiten beschouwing gelaten.
Indien de standaardvoorziening niet voldoende adequaat is, wordt het PGB verhoogd met kosten van individuele aanpassingen. De kosten van deze aanpassingen worden gebaseerd op de prijs die Hof van Twente zou moeten betalen indien de voorziening in bruikleen zou worden verstrekt.
De persoon met beperkingen heeft vrijheid in de keuze van een erkende leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. De gemeente stelt nadere eisen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel.
Artikel 6 lid 4 van de Verordening bepaalt dat het PGB betaalbaar wordt gesteld nadat de persoon met beperkingen een getekende opdrachtbevestiging dan wel factuur heeft overgelegd. Dit betekent dat de besteding van het PGB vooraf wordt gecontroleerd. Op die wijze kan de aanschaf worden gecontroleerd (komt aanschaf overeen met programma van eisen?) en kan de persoon met beperkingen eventueel tijdig erop worden gewezen dat een niet-adequate voorziening wordt aangeschaft.
Een sportrolstoel kan alleen worden toegekend in de vorm van een PGB. De hoogte ervan is vastgelegd in artikel 17 van het Besluit. Verstrekking in natura stuit op bezwaren. Deze voorziening was in de Wvg bovenwettelijk en is dat in de Wmo eveneens. Daarbij is deze voorziening niet meegenomen in het traject van Europese aanbesteding van rolstoelen. Herverstrekking van een sportrolstoel is daarom niet aan de orde en kan deze voorziening alleen in de vorm van een PGB worden toegekend. In het Wmo-verstrekkingenboek is dan ook aangegeven dat de keuzevrijheid niet geldt bij toekenning van een sportrolstoel.
Indien nodig wordt ook een PGB voor de zogeheten instandhoudingkosten toegekend. Dit PGB is bedoeld als bijdrage in kosten voor onderhoud, reparatie en verplichte verzekeringen. Voor een berekening van deze kosten wordt verwezen naar de contractprijzen, zoals die zijn afgesproken met HCNON. Dit zijn marktconforme prijzen. De hoogte van de instandhouding-kosten zijn opgenomen in bijlage I bij het Wmo-besluit.
Dit budget gaat in vanaf het moment dat de garantiebepalingen zijn verlopen. Om dit moment te kunnen bepalen, is de datum van aanschaf van belang.
Diverse voorzieningen, zoals scootmobielen en electrische rolstoel voor buitengebruik, moeten wel vanaf de aankoop worden verzekerd. Dus ook gedurende de garantieperiode. Om die reden is in de artikelen 13 en 16 geregeld dat in de garantieperiode het PGB voor instandhouding wordt bepaald op de kosten van een (verplichte) WA-verzekering.