Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Druten

Algemene Subsidieverordening gemeente Druten 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDruten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening gemeente Druten 2012
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpSubsidiebeleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

n.v.t.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 149; artikel 229, lid 1, aanhef en onderdelen a en b Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2
  2. Wet milieubeheer, art. 15.33

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Deelverordening Toetsingskader subsidies 2012 - 2015

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201222-10-2015Nieuwe verordening

10-11-2011

Electronisch Gemeenteblad

11-39 RB

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Druten 2012

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Begripsomschrijvingen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de budgetsubsidie: een subsidie, waarbij de subsidieverstrekker de activiteiten die met de subsidie worden verricht inhoudelijk wil sturen op prestaties en resultaat;

b. de exploitatiesubsidie: een subsidie waarbij de subsidieverstrekker de activiteiten die met de subsidie worden verricht tot stand wil brengen dan wel in stand wil houden, door bij te dragen in het exploitatietekort;

c. de investeringssubsidie: een subsidie in de stichtingskosten of in de kosten ten behoeve van herstel, verbouwing en uitbreiding van gebouwen of inrichtingen;

d. de stimuleringssubsidie: een op grond van een beleidsregel of op grond van art.2, derde lid, vastgestelde regeling verstrekt subsidie, waarbij vrijwilligersorganisaties een subsidie ontvangen voor activiteiten die worden uitgevoerd, op basis van een vaste teleenheid of een andere verdeelmaatstaf;

e. de projectsubsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit, die verricht wordt in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt gedaan;

f. de subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit (ingevolge afdeling 4.2.3 Awb), waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit dan wel de investering verricht, en zich aan de eventueel aan hem opgelegde overige verplichtingen houdt;

g. de subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt (ingevolge afdeling 4.2.5 Awb) ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het bestuursorgaan tot uitbetaling verplicht;

h. de directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt;

i. de subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie, in de vorm van subsidieverlening (zie onder f) of van directe subsidievaststelling (zie onder h);

j. het activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen, en dat tevens de relatie met het gemeentelijk beleid aangeeft;

k. de reserve: het eigen vermogen van de subsidieaanvrager niet zijnde een voorziening, zoals bedoeld in dit artikel onder l;

l. de voorziening: een voorziening als bedoeld in art. 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover deze tijdens het overleg, als bedoeld in art. 12, als zodanig door het college is aangemerkt;

m. het subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

n. de gelieerde rechtspersoon: een rechtspersoon die voornamelijk dient ter financiële ondersteuning of buffer van de subsidieaanvrager, tot uitdrukking komend in een of meerdere van de volgende kenmerken:

1. een rechtspersoon waaraan in het verleden door de subsidieaanvrager een groter bedrag dan 1.000 Euro om niet ter beschikking is gesteld, waarover de subsidieaanvrager op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

2. een rechtspersoon ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden;

3. een rechtspersoon, die statutaire bepalingen kent op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien;

4. een rechtspersoon, waarbij statutair bepaald is dat deze mede ten doel heeft de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen.

o. raad: de raad van de gemeente Druten.

p. Het college: burgemeester en wethouders van Druten.

Artikel 2  

  • 1

    Deze verordening is van toepassing op alle door het gemeentebestuur van Druten te verstrekken subsidies voor activiteiten in of ten behoeve van de ingezetenen van Druten.

  • 2

    De raad kan bepalen, dat deze verordening niet of slechts ten dele van toepassing is op bepaalde subsidies dan wel soorten van subsidies voor activiteiten in of ten behoeve van de ingezetenen van Druten.

  • 3

    De raad kan voor soorten van subsidies een deelverordening vaststellen.

  • 4

    De deelverordening beschrijft het subsidiebeleid van de gemeente Druten.

Artikel 3  

  • 1

    De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 2

    De raad kan jaarlijks een subsidieplafond instellen voor bepaalde subsidies, dan wel soorten van subsidies.

  • 3

    Het college maakt tijdig bekend, op welke wijze de beschikbare subsidie wordt verdeeld ingeval van overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 4  

  • 1

    Het college is bevoegd tot het verstrekken van alle vormen van subsidies die onder deze verordening vallen.

  • 2

    Het college is bevoegd tot het verstrekken van stimuleringssubsidies en projectsubsidies.

  • 3

    Het college is bevoegd om, ter uitvoering van de beschikking tot het verstrekken van subsidie, een overeenkomst te sluiten ingevolge artikel 4:36 Awb.

  • 4

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en van de ingevolge artikel 2, derde lid vastgestelde deelverordening, tenzij de raad de uitvoering geheel of gedeeltelijk aan zich heeft voorbehouden.

Artikel 5  

  • 1

    Alleen subsidieaanvragers met volledige rechtspersoonlijkheid kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2

    De raad respectievelijk het college kunnen in bijzondere gevallen subsidie verstrekken aan subsidieaanvragers die geen volledige rechtspersoonlijkheid bezitten of aan natuurlijke rechtspersonen. De bepalingen van deze verordening zijn dan zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6  

  • 1

    De subsidieverstrekking kan naast de in art. 4:25 en art. 4:35 Awb genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet in belangrijke mate ten goede komen aan ingezetenen van Druten;

    b. de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    c. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    d. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken; dit geldt niet voor stimuleringssubsidies.

    e. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

  • 2

    Geen subsidie wordt verstrekt, indien doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.

Hoofdstuk 2 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Democratisering

Artikel 7  

  • 1

    De inrichting en werkwijze van bestuur en eventuele andere organen van de subsidieontvanger dienen te voldoen aan democratische principes: het personeel en de vrijwilligers, alsmede degenen ten behoeve van wie activiteiten worden georganiseerd, dienen in de gelegenheid te zijn invloed uit te oefenen op het beleid ten aanzien van de activiteiten.

  • 2

    De inrichting en werkwijze van bestuur en eventuele andere organen van de subsidieontvanger dienen te voldoen aan democratische principes: het personeel en de vrijwilligers, alsmede degenen ten behoeve van wie activiteiten worden georganiseerd, dienen in de gelegenheid te zijn invloed uit te oefenen op het beleid ten aanzien van de activiteiten.

     

    Administratie en onderzoek

Artikel 8  

  • 1

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2

    De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan onder¬zoeken, die door het bevoegd gezag nodig worden ge¬acht. De medewerking strekt zover als redelijk en naar omstan¬digheden mogelijk is.

     

    Verzekering

Artikel 9  

De subsidieontvanger is verplicht de bezittingen, in dienst zijnd personeel en bij de activi¬teiten betrokken vrijwilligers te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

 

Kennisgeving

Artikel 10  

De subsidieontvanger stelt het college onverwijld op de hoogte van:

a. het voornemen tot ontbinden van de rechtspersoon;

b. zijn faillissement dan wel het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surséance van betaling. 

Hoofdstuk 3 Budgetsubsidies

Subsidieaanvraag

Artikel 11  

  • 1

    Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 juni van het jaar voorafgaand aan de periode ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij het college ingediend te worden.

  • 2

    Bij de indiening van de aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    a. een activiteitenplan, met een motivering die kan worden getoetst aan het beleid terzake en aan de in art. 6 genoemde gronden;

    b. een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en waarbij de inkomsten en kosten gespecificeerd zijn per activiteit of cluster van activiteiten. Verder geeft de begroting een (globale) vergelijking aan met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar;

    c. een plan, waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de subsidieaanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen;

    d. de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

    e. een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen.

  • 3

    Voorzover de subsidieaanvrager voor dezelfde activiteiten tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 4

    Het college kan modellen c.q. richtlijnen vaststellen voor de bescheiden, zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 5

    Bij een eerste subsidieaanvraag legt de subsidieaanvrager tevens over:

    a. een kopie van de statuten;

    b. een beschrijving van de organisatievorm, voorzover deze al niet in de statuten is opgenomen;

    c. het adres van de subsidieaanvrager;

    d. een actuele opgave van de bestuurssamenstelling.

  • 6

    Een wijziging van de in het vijfde lid genoemde gegevens wordt onverwijld ter kennisneming gebracht aan burgemeester en wethouders.

  • 7

    Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend kan het college besluiten deze wel ontvankelijk te verklaren.

  • 8

    Het college kan in bijzondere omstandigheden te hunner beoordeling van het in dit artikel gestelde afwijken; en kan ook andere dan in het tweede lid genoemde gegevens vragen teneinde de subsidieaanvraag te kunnen toetsen.

     

    Overleg

Artikel 12  

  • 1

    Het college treedt in overleg met de subsidieaanvrager teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de gewenste activiteiten en prestaties, de overige subsidieverplichtingen als bedoeld in artikel 18, en de door de raad te verstrekken subsidie, tenzij van het overleg met goedvinden van de subsidieaanvrager wordt afgezien.

  • 2

    Leidt zulks tot overeenstemming dan stelt het college de raad voor te besluiten tot subsidieverstrekking dienovereenkomstig.

  • 3

    Leidt zulks niet tot overeenstemming dan maakt het college in het voorstel aan de raad om al dan niet tot subsidiëring over te gaan, in ieder geval melding van de afwijkende opvatting van de subsidieaanvrager en geven zij gemotiveerd aan waarom zij die opvatting niet delen.

     

    Subsidieverstrekking: directe vaststelling of verlening

Artikel 13  

  • 1

    De beschikking inzake directe subsidievaststelling, dan wel subsidieverlening ingevolge het vierde lid, wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 2

    In de subsidiebeschikking wordt aange¬geven welk bedrag voor welke activiteit(en) wordt verstrekt, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.

  • 3

    Indien de raad in afwijking van het voorstel van het college de subsidie verstrekt en de mogelijke consequenties daarvan voor de te leveren prestaties niet met de subsidieaanvrager zijn besproken, vindt daarover alsnog overleg plaats, tenzij van het overleg met goedvinden van de subsidieaanvrager wordt afgezien.

  • 4

    In de subsidiebeschikking kan bepaald worden dat na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

     

    Voldoende gelden; reserves

Artikel 14  

  • 1

    Gelet op het gestelde in art. 6, eerste lid, onder d, vindt subsidieverstrekking niet of slechts gedeeltelijk plaats indien de aanvrager over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • 2

    Onder eigen middelen, zoals bedoeld in het eerste lid, worden de aanwezige reserves verstaan, voorzover deze meer bedragen dan door het gemeentebestuur zijn toegestaan.

  • 3

    Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het eerste lid, worden onder meer verstaan de reserve van door het college nader aan te wijzen gelieerde rechtspersonen.

     

    Meerjarige subsidie

Artikel 15  

De raad kan voor een langere periode dan een jaar subsidie verstrekken, doch ten hoogste voor vier jaren.

Artikel 16  

  • 1

    Indien een meerjarige subsidie wordt verstrekt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor ieder jaar recht heeft dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 2

    Indien er sprake is van een indexering, past het college jaarlijks het subsidiebedrag aan overeenkomstig de jaarlijkse begrotingsrichtlijnen.

     

    Uitbetaling

Artikel 17  

In de subsidiebeschikking wordt aangegeven op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan, dan wel voorschotten worden gegeven.

 

Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Prestaties

Artikel 18  

De subsidieontvanger is gehouden de activiteiten te verrichten dan wel de prestaties te leveren zoals deze opgenomen zijn in de subsidiebeschikking of – aanvullend – in de uitvoeringsovereenkomst.

 

Reactie bij vermoedelijk niet leveren van de prestaties

Artikel 19  

  • 1

    Indien gedurende het subsidiejaar blijkt dat de te verrichten activiteiten dreigen niet plaats te zullen vinden dan wel de te leveren prestaties vermoedelijk niet zullen worden behaald, dient de subsidieontvanger hiervan het college onmiddellijk van op de hoogte te stellen, onder vermelding van oorzaak en genomen dan wel te nemen maatregelen om alsnog te voldoen aan art. 18.

  • 2

    Art. 4:70 Awb is van overeenkomstige toepassing.

     

    Jaarverslag

Artikel 20  

  • 1

    Uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar, dan wel twee maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, brengt de subsidieontvanger verslag uit van de in het subsidiejaar geleverde prestaties, conform eventueel daartoe door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 2

    Een financieel verslag, een activiteitenverslag en een verantwoording van de overige subsidieverplichtingen dienen uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar, dan wel drie maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, te worden ingediend, conform eventueel daartoe door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 3

    Het financieel verslag ingevolge het eerste lid omvat de balans en de exploitatierekening conform art. 4:76, tweede, derde, vierde en vijfde lid Awb, en waarbij dezelfde indeling wordt gehanteerd als in de begroting.

  • 4

    Op het activiteitenverslag is art. 4:80 Awb van overeenkomstige toepassing.

  • 5

    Indien de subsidieontvanger op jaarbasis een subsidie van 50.000 Euro of meer ontvangt, dient het financieel verslag uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar, dan wel zes maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend voorzien te zijn van accountantsverklaring. Art. 4:78 Awb is van overeenkomstige toepassing.

  • 6

    Het college kan bepalen dat het onderzoek en de getrouwheidsverklaring van de accountant ingevolge het vijfde lid, zich ook uitstrekt tot de verantwoording van de activiteiten en de prestaties zoals weergegeven in het activiteitenverslag en overige aan de subsidie verbonden verplichtingen.

     

    Subsidievaststelling, -intrekking en -wijziging

Artikel 21  

  • 1

    Indien er sprake is van een subsidieverlening ingevolge art. 13, vierde lid, wordt de subsidie binnen uiterlijk een jaar na afloop van de subsidieperiode, door het college vastgesteld.

  • 2

    De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in art. 4:46, tweede en derde lid Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    a. is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel verstrekt;

    b. de subsidieontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

    c. de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

    d. de instelling bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    e. bij de subsidieontvanger conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    f. aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

    g. de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard.

  • 3

    Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in art. 4:48, lid 1 en art. 4:50, lid 1 Awb, of een geval als genoemd in het vierde lid. In het geval van toepassing van art. 4:50 Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 4

    Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen, genoemd in art. 4:49, eerste lid Awb. Deze bepaling is ook van toepassing op de directe subsidievaststelling.

Artikel 22  

  • 1

    Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in de art. 19, 20 en 21 bedoelde verslagen.

  • 2

    De subsidieontvanger is verplicht door het college aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzage te geven in haar boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen voorzover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

     

    Toestemming

Artikel 23  

  • 1

    Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger de toesteming van het college nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties.

  • 2

    Op de beslissing van het college is art. 4:71, tweede, derde en vierde lid Awb van toepassing.

Artikel 24  

De subsidieontvanger stelt het college onverwijld op de hoogte van de verstrekking van subsidie door een of meer andere bestuursorganen, zoals bedoeld in art. 11, derde lid.

 

Restitutie vermogensvorming

Artikel 25  

  • 1

    De subsidieontvanger is een vergoeding aan de gemeente verschuldigd voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, indien sprake is van de in art. 4:41, tweede lid Awb genoemde gevallen.

  • 2

    Indien de subsidieontvanger zijn vermogen geheel of in overwegende mate ontleent aan de subsidie, is de maximale vergoeding verschuldigd.

  • 3

    Indien het tweede lid niet van toepassing is, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

  • 4

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Hoofdstuk 4 Exploitatiesubsidies

Subsidieaanvraag

Artikel 26  

  • 1

    Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij het college ingediend te worden.

  • 2

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    a. een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    b. een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd; verder geeft de begroting een (globale) vergelijking aan met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar;

    c. art. 11, tweede lid onder c, d en e, en derde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing. 

     

    Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 27  

  • 1

    De beschikking inzake subsidieverlening, wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 2

    De subsidie wordt op basis van het exploitatieresultaat van de activiteiten, zoals opgenomen in de subsidieaanvraag, vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

  • 3

    Ten aanzien van de subsidievaststelling, -intrekking en –wijziging is art. 21 van overeenkomstige toepassing.

  • 4

    Art. 14 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing.

     

    Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 28  

  • 1

    Ten aanzien van het jaarverslag is art. 20, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    De artikelen 22, 23, 24 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Investeringssubsidies

Artikel 29  

  • 1

    Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar dat de investering plaats vindt schriftelijk bij het college ingediend te worden.

  • 2

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    a. een kostenspecificatie of -raming van de voorgenomen investering;

    b. een plan tot financiering van de investering en de raming van de gevolgen voor de exploitatie, die uit de investering voortvloeien;

    c. een beschrijving hoe de investering past binnen het beleid van de gemeente;

    d. art. 11, tweede lid onder d en e, en derde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

     

    Subsidieverlening , -vaststelling en bevoorschotting

Artikel 30  

  • 1

    De beschikking inzake subsidieverlening, wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan het jaar dat de investering plaatsvindt.

  • 2

    Bij de subsidieverlening wordt bepaald tot uiterlijk wanneer de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. De subsidie wordt vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

  • 3

    Ten aanzien van de subsidievaststelling, -intrekking en –wijziging is art. 21 van overeenkomstige toepassing.

  • 4

    Art. 14 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing.

     

    Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 31  

  • 1

    Ten aanzien van het verslag is art. 20, tweede, derde, vijfde en zesde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    De artikelen 22, 23, 24 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Stimuleringssubsidies

Subsidieaanvraag

Artikel 32  

  • 1

    Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 juni van het jaar voor¬afgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij het college ingediend te worden, tenzij een bijzondere regeling, ingevolge art. 2, derde lid, anders bepaalt.

  • 2

    Bij de indiening van de aanvraag dient in ieder geval een activiteitenplan overlegd te worden, met daarin een motivering die kan worden getoetst aan het beleid terzake en aan de in art. 6 genoemde gronden.

  • 3

    Bij bijzondere regeling dan wel beleidsregel wordt bepaald welke gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

  • 4

    Art. 11, vierde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

     

    Directe subsidievaststelling en -uitbetaling

Artikel 33  

  • 1

    De beschikking inzake directe subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2

    Een subsidie kan voor meerdere jaren worden vastgesteld, met een maximum van 4 jaren.

  • 3

    Art. 16, 17 en 21 zijn van overeenkomstige toepassing.

     

    Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 34  

In een bijzondere regeling wordt bepaald of, en zo ja op welke wijze, jaarlijks verslag wordt gedaan omtrent de activiteiten. Art. 22 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 7 Projectsubsidies

Subsidieaanvraag

Artikel 35  

  • 1

    De aanvraag voor subsidie dient uiterlijk 12 weken voordat met de activiteit wordt gestart schriftelijk bij het college te worden ingediend.

  • 2

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    a. een activiteitenplan;

    b. een begroting, omvattende een overzicht van alle geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten dan wel de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3

    Art. 11, tweede lid onder d en e, en derde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4

    Een subsidieaanvraag voor een tussentijdse subsidie, afkomstig van een aanvra¬ger aan wie al een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie is verstrekt voor het betreffende jaar, wordt niet ontvankelijk verklaard. Hierop kan door het bevoegd gezag een uitzondering worden gemaakt.

  • 5

    Toepassing van het vierde lid is niet aan de orde indien de subsidieaanvraag op verzoek van het gemeentebestuur plaatsvindt.

     

    Directe subsidievaststelling of -verlening en –uitbetaling

Artikel 36  

  • 1

    De beschikking inzake directe subsidievaststelling dan wel subsidieverlening ingevolge het derde lid, wordt gegeven binnen 10 weken nadat de aanvraag is ontvangen. 

  • 2

    Het college kunnen verplichten dat na afloop van de activiteit binnen een nader te bepalen termijn de subsidieontvan¬ger een financieel en een activiteitenverslag indient. Art. 20 kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

  • 3

    In de subsidiebeschikking kan bepaald worden dat binnen een door het college te bepalen termijn na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt. De subsidie kan worden vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten. Art. 21, derde en vierde lid, is dan van overeenkomstige toepassing.

  • 4

    Art. 14 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing.

     

    Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger 

Artikel 37  

  • 1

    Art. 22 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    De artikelen 23 en 25 kunnen bij de subsidiebeschikking van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen; voorlopige voorziening

Ontheffing

Artikel 38  

  • 1

    Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening ontheffing verlenen.

  • 2

    Artikel 6.2, 7 en 9 zijn van normatieve aard en zullen alleen dan gecontroleerd worden indien het college hiertoe in een specifiek geval besluit.

  • 3

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, kan het college een voorlopige voorziening treffen. Zij doen daarvan terstond mededeling in de desbetreffende commissie van advies.

     

    Overgangsbepaling 

Artikel 39  

  • 1

    De Algemene subsidieverordening 2008 van de gemeente Druten wordt per ingang van 1 januari 2012 ingetrokken.

  • 2

    Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt zijn, als op subsidieverstrekking voor het subsidiejaar 2011, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de verordening, zoals genoemd in het eerste lid, van toepassing.

     

    Inwerkingtreding en evaluatie

Artikel 40  

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2

    De evaluatie als bedoeld in art. 4:24 Algemene wet bestuursrecht zal eenmaal per 5 jaar plaatsvinden. Het college doet verslag van de resultaten daarvan en bepaalt de wijze waarop dit verslag wordt gepubliceerd

     

    Citeertitel

Artikel 41  

Deze verordening kan aangehaald worden als de "Algemene subsidieverordening gemeente Druten 2012".

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 november 2011,

De raadsgriffier,                                    de voorzitter,

 

 

drs. J.W. Meerbeek                              drs. L.J.E.M. van Riswijk