Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag Noordoostpolder 2012 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag Noordoostpolder 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 36
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | Vervallen regeling | 15-12-2011 Gemeenteblad, 176; Flevopost, 19-12-2012 | 2012015851 |
De gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 1 november 2011, no. 16800-1;
gelet op artikel 36 van de Wet werk en bijstand,
overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;
Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 3 Langdurig laag inkomen
Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven de bijstandsnorm en het vermogen niet hoger is dan het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3 van de wet.
De belanghebbende die gedurende de referteperiode inkomsten heeft die meer bedragen dan de geldende bijstandsnorm heeft recht op een langdurigheidstoeslag als de inkomsten in de referteperiode niet meer bedragen dan de bijstandsnorm verhoogd met zes maal de maximale vrijlating van inkomsten als genoemd in artikel 31 lid 2n van de wet.
Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet en artikel 3 lid 2 en 3 van deze verordening, komen de resterende rechthebbende gezinsleden in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hen als gezin, alleenstaande ouder of alleenstaande zou gelden.
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig laag inkomen, zoals dat in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.
In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedevaleffecten voorkomt.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.
De referteperiode was vijf jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. Uitgebreid onderzoek van het NIBUD heeft aangetoond dat na 3 jaar een laag inkomen de reserveringsruimte nog maar zeer beperkt is.
De keuze sluit bovendien aan bij de keuze die de wetgever gemaakt heeft. Er was alleen recht op de langdurigheidstoeslag voor personen van 23 tot 65 jaar. In de nieuwe wet is er recht voor personen van 21 tot 65 jaar.
Inkomsten uit arbeid hebben geen invloed op het recht op een langdurigheidstoeslag. In lid 2 is de mogelijkheid opgenomen om belanghebbenden die in de referteperiode een beperkt bedrag aan inkomen hebben boven de bijstandsnorm wel in aanmerking te laten komen voor de langdurigheidstoeslag. Voor de hoogte van het bedrag is aansluiting gezocht bij de maximale inkomstenvrijlating uit de WWB. De uitzondering geldt niet alleen voor inkomsten uit arbeid. Ook andere geringe inkomsten kunnen op deze wijze buiten beschouwing blijven.
Studenten zijn, net als in de oude regeling, uitgesloten van het recht op een langdurigheidstoeslag. Zij hebben weliswaar vaak een laag inkomen, maar hun situatie verschilt wezenlijk van die van een werkzoekende of werknemer. Het volgen van een studie is tijdelijk en gericht op het krijgen van een goede startpositie op de arbeidsmarkt.
De inkomensvoorziening voor studenten is daarop afgestemd en het is niet aan de gemeente om voor deze groep extra voorzieningen te scheppen.
Personen die over een geldige verblijfsvergunning beschikken en tijdens een deel van de referteperiode een tegemoetkoming van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) hebben ontvangen, komen wel in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.
Voor gedetineerden geldt dat zij tijdens detentie geen recht kunnen opbouwen voor een langdurigheidstoeslag. Detentie mag niet “lonen”. Een uitzondering is gemaakt voor een korte periode van detentie. Detentie is de periode in gevangenschap doorgebracht zowel vóór veroordeling als na veroordeling. Als iemand na een lange periode van voorarrest (meer dan 28 dagen) niet veroordeeld wordt kan op basis van de hardheidsclausule besloten worden de periode van detentie alsnog buiten beschouwing te laten.
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag bepaald. Tot nu toe was de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Dit zijn vaste bedragen, ongeveer 40% van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Bij de vaststelling door de gemeente is een aantal zaken in overweging genomen. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Want als op enig moment een hoger inkomen bereikt wordt, dan vervalt direct de hele toeslag. Voor de hoogte is aangesloten bij de oude situatie.
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om in onvoorziene gevallen naar redelijkheid en billijkheid een besluit te nemen.