Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hof van Twente

Beleidsregel terugvordering Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHof van Twente
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel terugvordering Wet werk en bijstand
CiteertitelBeleidsregel terugvordering Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand
  2. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200601-03-2011Nieuwe regeling

06-12-2005

Hofnieuws, 22-02-2006

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel terugvordering Wet werk en bijstand

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente

Gelet op het bepaalde in de Wet werk en bijstand

Gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel terugvordering Wet werk en bijstand.

ALGEMEEN
  • 1.

    Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

    Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 69 lid 3 van de Algemene bijstandswet (Abw) of artikel 54 lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 78 tot en met 90 van de Abw en de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB;

    • c.

      het vestigen van een zekerheidsrecht in de vorm van hypotheek dan welpandrecht indien bijstand in de vorm van een geldlening wordt verleend op grond van artikel 50 van de WWB.

VESTIGING HYPOTHEEK OF PANDRECHT
  • 2.

    Verplichting meewerking vestiging hypotheek of pandrecht.

    • a.

      Burgemeester en wethouders verbinden aan de verlening van bijstand in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 50 Wet Werk en Bijstand de verplichting dat de belanghebbende meewerkt aan de vestiging van eenhypotheek.

    • b.

      Indien de belanghebbende een eigen woonwagen of eigen woonschip bewoont, heeft de meewerkverplichting als bedoeld in lid a betrekking op de vestiging van een pandrecht.

    • c.

      Onder verlening van bijstand in de vorm van een geldlening, als bedoeld in lid a wordt mede verstaan de verlening van bijzondere bijstand.

    • d.

      Burgemeester en wethouders stellen in een Besluit bijstandshypotheek nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaronder bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of pandrecht wordt verleend.

HERZIENING EN INTREKKING
  • 3.

    Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

    Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

    • a.

      het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17 lid 1 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

    • b.

      anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.

TERUGVORDERING
  • 4.

    Terugvordering

    Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

  • 5.

    Ten onrechte verleende bijstand

    Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende voorzover deze bijstand:

    • a.

      ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • b.

      in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

    • c.

      voortvloeit uit gestelde borgtocht;

    • d.

      ingevolge artikel 52 WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

    • e.

      anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen, of

    • f.

      anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

      • -

        de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemenmiddelen als bedoeld in artikel 31 WWB beschikt of kan beschikken;

      • -

        bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

    • g.

      terugvordering als bedoeld onder e. vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

  • 6.

    Terugvordering van gezinsleden

    • a.

      Onverminderd het bepaalde onder artikel 5 worden kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

    • b.

      Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in artikel 31WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.

    • c.

      de onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

  • 7.

    Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit

    Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluitindien:

    • a.

      het terug te vorderen bedrag lager is dan € 150,00, tenzij de belanghebbende nog een uitkering van de gemeente ontvangt (zie toelichting).

    • b.

      hiertoe een dringende reden aanwezig is.

KWIJTSCHELDING
  • 8.

    Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

    In afwijking van artikel 5 en 6 kunnen burgemeester besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in artikel 9 onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 9.

    Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

    Van kwijtschelding als bedoeld in artikel 8 wordt afgezien indien:

    • a.

      de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

    • b.

      de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

  • 10.

    Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegensschuldenproblematiek

    Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 8 treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

  • 11.

    Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

    Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 8 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen;

    • b.

      de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 12.

    Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

    In afwijking van artikel 5 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b.

      gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

    • d.

      een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

  • 13.

    Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

    De in artikel 12 genoemde termijn is drie jaar indien:

    • a.

      het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrijevoet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

    • b.

      de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB.

  • 14.

    Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

    Kwijtschelding als bedoeld in artikel 12 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

  • 15.

    Kwijtschelding op overige gronden

    In afwijking van artikel 5 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, wanneer individueel-bepaalde gronden daartoe aanleiding geven.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDENDE BIJSTAND
  • 16.

    Invorderingsbesluit

    In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mede:

    • a.

      tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd;

    • b.

      de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;

    • c.

      op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

  • 17.

    Verplichtingen met betrekking tot de invordering

    • a.

      Het aflossingsbedrag zoals medegedeeld in het terug- of invorderingsbesluit geldt als een opgelegde betalingsverplichting;

    • b.

      Tenminste een keer per jaar verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de hoogte van het inkomen, indien belanghebbende geen betalingen verricht, dan wel niet aan de betalingsverplichting voldoet. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

    • c.

      Tenminste één keer per 2 jaar verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de hoogte van het inkomen, wanneer de vordering niet binnen een termijn van 5 jaren kan worden voldaan. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

    • d.

      Burgemeester en wethouders verrichten geen onderzoek naar de hoogte van het inkomen, indien aan de betalingsverplichtingen wordt voldaan en vaststaat dat de vordering binnen de termijn van 5 jaar wordt afgelost.

  • 18.

    Verrekening en beslaglegging

    Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoergelegd door middel van:

    • 1.

      verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

    • 2.

      een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of;

    • 3.

      beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijkerechtsvordering.

OVERIGE BEPALINGEN
  • 19.

    Rente en kosten

    Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in artikel 18 dan wordt de vordering verhoogd met rente en kosten, ten bedrage van10% van de hoofdsom met een minimum van € 15,00.

  • 20.

    Brutering

    Bij gebreke van tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en de premiesvolksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de ziekenfondspremie kunnen worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 21.

    Inwerkingtreding

    Deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften treden in werking met ingang van 1 januari 2006.

     

    Aldus op 6 december 2005 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente.

     

     

     

TOELICHTING BELEIDSREGEL TERUGVORDERING WET WERK EN BIJSTAND
  • 1.

    Algemeen

    In de Wet werk en bijstand, welke per 1 januari 2004 in werking treedt, is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk. Met onderhavige Beleidsregels en UitvoeringsvoorschriftenTerugvordering Wet werk en bijstand wordt een basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid van de gemeente met ingang van 1 januari 2005 te kunnen continueren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften.

    Ter voorkoming van elke onduidelijkheid over de toepasselijkheid van oude of nieuwe terugvorderingsartikelen in voorkomende gevallen is in dit artikel bepaald dat de beleidsregels betrekking hebben op zowel terugvordering van bijstand ingevolge de Abw als de WWB.

    De WWB is, evenals de Abw, een minimum bestaansvoorziening, welke aanvullend is op de eigen bestaansmiddelen.

    Een belangrijk beleidsuitgangspunt is dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand niet terug te vorderen.

    Gelet op de gewijzigde financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand alleen terechtkomt bij die burgers die hieraan de meeste behoefte hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de WWB. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra reïntegratie-trajecten ten behoeve van werkzoekenden.

    De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid om ter zekerheid voor de terugbetaling van bijstand die met inachtneming van artikel 50 als geldlening wordt verstrekt een zekerheidsrecht in de vorm van hypotheek op de woning (of pandrechtop de woonwagen of woonschip) van de belanghebbende te vestigen. Dit sluit aan bij de uitvoeringspraktijk (krediethypotheek) onder de Abw. Nieuw is dat de verplichting om bijstand in de vorm van een geldlening te verlenen onder de WWB ook geldt ingeval van een eigen bewoonde woonwagen of woonschip met voldoende overwaarde.

    Voor de uitvoeringsregels van de onder de WWB te vestigen bijstandshypotheek (of pandrecht) wordt verwezen naar artikel 2 van deze beleidsregels.

  • 2.

    Vestigen krediethypotheek of pandrecht

    Het Besluit krediethypotheek bijstand vervalt per 1 januari 2004. In het besluit staan uitvoeringsregels, o.a. met betrekking tot rente en aflossing, tijdelijke beëindiging van de bijstand, verkoop van de woning etc.

    Deze blijven wel nog van kracht voor de gevallen waar de krediethypotheek is gevestigd vóór inwerkingtreding van de WWB (artikel 12, lid 1, Invoeringswet WWB). De uitvoeringsregels in het Besluit krediethypotheek bijstand hebben in de uitvoeringspraktijk onder de Abw goed gefunctioneerd. Er is geen aanleiding het beleid na invoering van de WWB ingrijpend te wijzigen. Daarom de regels van het Besluit krediethypotheek bijstand behoudens een paar wijzigingen overgenomen in het Besluit bijstandshypotheek (Zie Besluit Bijstandshypotheek in bijlage of leidraad Vorderingen Enschede)

  • 3.

    Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

    Evenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maken burgemeester en wethouders in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid.

     

    De bepalingen onder a. en b. zijn identiek aan de bepalingen van artikel 69 lid 3 Abw en 54 lid 3 WWB, doch zijn met een dwingend karakter geformuleerd.

    • a.

      indien als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting van de belanghebbende ten onrechte bijstand is verleend dan wordt in alle gevallen het bijstandsrecht naar het verleden toe gecorrigeerd naar de juiste situatie. Het kan hierbij gaan om het schenden van de inlichtingenplicht naar zowel de gemeente als naar het CWI.

    • b.

      In gevallen waarin er kennelijk in het verleden een niet correcttoekenningsbesluit is genomen, maar dit niet is veroorzaakt door de belanghebbende, dan kan in voorkomende gevallen toch herziening of intrekking van het toekenningsbesluit aan de orde zijn.

     

    Dit zal zich vooral voordoen in gevallen waarin door burgemeester en wethouders onjuiste besluitvorming heeft plaatsgehad. Deze vorm van intrekking/herziening staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel. Op grond van dit beginsel kunnen rechten niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Doorslaggevend moet zijn of belanghebbende enige blaam treft bij het niet melden van de onjuiste situatie. De belanghebbende zal derhalve in alle redelijkheid kunnen hebben nagaan dat er iets mis was met de toekenning. Als dit niet het geval is dan gaan burgemeester en wethouders niet over tot herziening/intrekking met terugwerkende kracht. Het uitkeringsrecht zal in dat geval uiterlijk met ingang van de datum waarop de onjuistheid is geconstateerd worden gewijzigd, mits de belanghebbende hiervan tijdig op de hoogte wordt gebracht.

    Een andere overweging is of burgemeester en wethouders als gevolg van een grove fout een foutief besluit hebben genomen. Grove nalatigheid van het bestuursorgaan kan niet voor rekening komen van de belanghebbende, tenzij het bij de belanghebbende volkomen duidelijk kan zijn dat het hier een fout betreft.

  • 4.

    Terugvordering

    Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat de bijstand uitsluitend wordt teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd.

  • 5.

    Ten onrechte verleende bijstand

    De hier omschreven situaties waarin bijstand wordt teruggevorderd zijn identiek aan de bepalingen van artikel 58 WWB. Om echter geen misverstand te laten bestaan over wanneer bijstand moet worden teruggevorderd zijn deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften, in tegenstelling tot de formulering van artikel 58 WWB, dwingend geformuleerd.

    • a.

      bijstand is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend wanneer achteraf komt vast te staan dat over de betreffende periode geen, of tot een lager bedrag, recht op bijstand bestond. Voorafgaande aan deze terugvordering dient op grond van artikel 54 lid 3 WWB (of artikel 69 lid 3 Abw) en artikel 2 van de Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit te worden genomen.

    • b.

      aan de bijstand die in de vorm van een geldlening is verleend dient in alle gevallen een terugbetalingsverplichting te worden verbonden. Deze verplichting wordt in het toekenningsbesluit vastgelegd. Eerst wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen wordt ten aanzien van het nog resterende bedrag van de lening een terugvorderingsbesluit genomen. Hiermee ontstaat er ten aanzien van het resterende deel van de lening een executoriale titel.

    • c.

      Borgstelling is een vorm van bijstandsverlening. Dit betekent dat in het toekenningsbesluit vastgelegd moet zijn dat de gemeente bijstand heeft verleend in de vorm van een borgstelling. Deze bijstand komt echter pas tot uitbetaling (aan de geldverstrekker) indien de belanghebbende in gebreke blijft met het terugbetalen van de door de geldverstrekker verleende geldlening. Op het moment van uitbetaling van de bijstand ontstaat tevens een vordering die op grond van artikel 58 lid 1 sub c WWB en de gemeentelijke regels kan worden teruggevorderd. In dat geval is, even als bij de terugvordering van een geldlening, een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk.

    • d.

      Een voorschot wordt op grond van artikel 52 WWB van rechtswege(automatisch op grond van de wet) verstrekt als een renteloze geldlening. Dit impliceert dat belanghebbende deze lening moet terugbetalen. Artikel 52 lid 3WWB regelt dat het verstrekte voorschot ineens wordt verrekend met de toegekende uitkering over de periode waarop het voorschot betrekking had. Soms behoort verrekening van dit voorschot niet of niet volledig tot de mogelijkheden. Dat kan zijn omdat er geen toekenning van een uitkering totstand komt, of dat de toegekende uitkering niet toereikend is om het totale bedrag van het voorschot ineens te verrekenen. Het openstaande bedrag van het voorschot wordt dan van belanghebbende teruggevorderd op grond vanartikel 58 lid 1 sub d WWB. Wanneer deze omstandigheid zich voordoet dan is een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk ten aanzien van het bedrag dat niet (volledig) kan worden verrekend met de toegekende bijstand.

    • e.

      er kunnen naast de hierboven genoemde omstandigheden andere redenen zijn waarin de bijstand bij nader inzien onverschuldigd is betaald. Het gaat hierbij met name om situaties waarin er geen reden is om te komen tot herziening of intrekking van het toekenningsbesluit, bijvoorbeeld wanneer als gevolg van een administratieve vergissing ten onrechte bijstand is verleend. Als restrictie geldt dat alleen kan worden teruggevorderd indien de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte bijstand ontving. Voor de hier bedoelde vorm van terugvordering geldt een wettelijke vervaltermijn van 2 jaar.

    • f.

      Hier wordt gedoeld op situaties waarin ten onrechte bijstand is verleend inafwachting van het beschikbaar komen van middelen (inkomen of vermogen), of wanneer achteraf een vergoeding wordt ontvangen voor kosten waarvoor ineen eerder stadium ook reeds (bijzondere) bijstand is ontvangen. Hiervoor gelden niet de restricties of de vervaltermijn genoemd onder e.

  • 6.

    Terugvordering van gezinsleden

    Op grond van artikel 59 lid 2 WWB kan bijstand die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet als gezins bijstand is verleend, maar wel als gezins bijstand verleend had moeten worden, tevens worden teruggevorderd van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden. Eenvoudiger gesteld: bijstand die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, kan tevens van de verzwegen partner worden teruggevorderd.

    Duidelijk moet zijn dat:

    , de bijstandsontvanger het voeren van een gezamenlijke huishouding met deze partner heeft verzwegen.

    , de verzwegen partner van de bijstandsverlening op de hoogte was.

    Alle gezinsleden waarvan in bovengenoemde situaties kan worden teruggevorderd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering. Dit betekent in de praktijk dat het gehele bedrag van elk gezinslid kan worden teruggevorderd. In gevallen waar i néén (of meer) gezinsleden niet in staat zijn om (het volledige) bedrag terug te betalen kunnen andere gezinsleden voor het gehele (restant)bedrag worden aangesproken. In principe dienen alle debiteuren die hoofdelijk aansprakelijk zijn hun aandeel in de aflossing onderling met elkaar te verrekenen. Dit is niet het probleem van de gemeente.

  • 7.

    Afzien van het terugvorderingsbesluit

    In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook welk wijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 7 en verder. In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Hiertoe is artikel 78 b Abw letterlijk overgenomen in deze beleidsregel. De WWB kent met ingang van 1 januari 2004 een dergelijke bepaling niet meer. Burgemeester en wethouders zijn vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag.

    Verder kunnen er in de individuele situatie dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toe doen van de belanghebbende, en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Tevens zal in dat geval aannemelijk moeten zijn dat de belanghebbende niet kon weten dat hij ten onrechte bijstand ontving.

    In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijk besluit reeds worden afgezien wegens en dringende reden (zie artikel3). In dat geval is ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.

  • 8 t/m 11.

    Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

    Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk)kwijt te schelden.

    In deze beleidsregel is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid met ingang van 1 januari2005 te continueren. Een dergelijke bepaling komt in de nieuwe WWB niet meer voor.

  • 12 t/m 14

    Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

    Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid dat na de invoering van de Wet herziening debiteurenbeleid (1 augustus 1998) isgeformuleerd kan op deze wijze per 1 januari 2004 worden gecontinueerd. De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels ongewijzigd overgenomen aangezien in de WWB een dergelijke bepaling niet meer voorkomt. Overigens wordt met de onder 12. sub d. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruikt gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vaststaat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 50% van het restant kan worden geïncasseerd.

  • 15.

    Kwijtschelding op overige gronden

    Naast kwijtschelding wegens schuldenproblematiek is het ook mogelijk om op andere gronden een schuld kwijt te schelden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan kwijtschelding bij de succesvolle afronding van een reïntegratietraject. Op deze wijze kan kwijtschelding, naast of aanvullend op reeds bestaande subsidiemogelijkheden, fungeren als een prikkel tot het aanvaarden van betaalde arbeid, of het deelnemen aan scholing of sociale activering.

  • 16.

    Invorderingsbesluit

    In dit artikel is conform artikel 60 van de WWB geregeld welke aspecten in ieder geval onderdeel uitmaken van het terugvorderingsbesluit.

  • 17.

    Verplichtingen met betrekking tot de invordering

    In de beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag alsbetalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat een aflossingsbedrag dat is opgenomen in een terug- of invorderingsbesluit geldt als aflossingsverplichting.

    Burgemeester en wethouders verrichten, afhankelijk van het al dan niet nakomen van de aflossingsverplichting en de termijn waarbinnen kan worden afgelost, onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Als wijzigingen in het inkomen daartoe aanleiding geven kan van genoemde frequenties worden afgeweken.

  • 18.

    Verrekening en beslaglegging

    De bepalingen omtrent verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB niet meer terug. Wel heeft het terugvorderingsbesluit op grond van artikel 60 lid 3 WWB direct een executoriale titel.

    De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening (wanneer aan de debiteur tevens bijstand wordt verleend), of door middel van het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag. Daarnaast staat ook de “gewone” weg van executoriaal beslag open, daar waar verrekening of vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is. Deze omstandigheid kan zich voordoen wanneer er geen inkomstenbron beschikbaar is, of wanneer beslag wordt gelegd op een onroerend goed. Verrekening met de bijstand wordt gebaseerd op artikel 6:127 van het BurgerlijkWetboek.

    Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan: er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het overen weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen bijstand, en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald,worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld;

    er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend. Dit betekent dat een ten onrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een Wvg-vergoeding kan worden verrekend;

    , er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen.

    Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet;

    , bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet

    , verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten)

    T

    en uitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van hetWetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft, evenals onder de Abw, de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.

    De procedure is als volgt:

    - de gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het terugvorderingsbesluit naar degene van wie debiteur een periodieke uitkering ontvangt

    - hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven

    - de derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien terugzenden aan de gemeente

    - door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente

    - de gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennis-geving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur.

    Als de gemeente dit nalaat kan debiteur de President van de rechtbankvragen het beslag op te heffen.

  • 19.

    Rente en kosten

    Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder 18. genoemde vormen van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke. Deze kosten worden in beginsel vastgesteld op een percentage van de hoofdsom.

    Overeenkomstig het bestaand beleid is dit 10% van de restsom waarbij geen afzonderlijke rente wordt gerekend. Een minimum in rekening te brengen bedrag was € 12,00. Het is redelijk dit minimum bedrag stellen op € 15,00 (is gelijk aan 10% van het bij punt 6 genoemde minimum terugvorderingsbedrag).

  • 20.

    Brutering

    In de WWB is het bruteren van de bijstandsvordering, over het algemeen aan het einde van het kalenderjaar, als bevoegdheid geformuleerd in artikel 58 lid 4 WWB. Door deze bepaling met een dwingend karakter in de Beleidsregels op te nemen brengt de gemeente tot uiting dat in alle gevallen waarin de vordering niet binnen het kalenderjaar kan worden terugbetaald, deze zal worden gebruteerd.