Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Participatieverordening gemeente Venlo 2009 |
Citeertitel | Participatieverordening gemeente Venlo 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Bij besluit van 4 januari 2010 heeft de gemeenteraad deze regeling geldend verklaard voor het gehele gebied dat vanaf 1 januari 2010 deel uitmaakt van de gemeente Venlo.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 14-03-2013 | hfd. 5 (nieuw) | 21-12-2011 E3-journaal/de Trompetter d.d. 28-12-2011 | Gemeenteblad, jaargang 2011 nummer 52 | |
01-10-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 30-09-2009 Onbekend |
De raad van de gemeente Venlo;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 juli 2009, nummer ;
gelet op de artikelen 149 en 156 Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de artikelen 8, 19 lid 4,19a lid 1, 23 lid 3 en 35 Wet inburgering;
gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (verzamelcirculaire SZW, april 2004);
overwegende, dat de gemeente het streven van het Rijk naar een hoge mate van participatie van de ingezetenen in de maatschappij onderschrijft in de Wet participatiebudget en dat dit streven gebaat is bij een gezamenlijke aanpak van arbeidsparticipatie, educatie en maatschappelijke participatie en inburgering;
vast te stellen de Participatieverordening gemeente Venlo 2009:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
uitkeringsgerechtigde: een persoon met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen(IOAZ);
Anw-er: een persoon die een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwetontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf;
niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder a WWB, die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf;
doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 lid 1 onder a WWB door het college ondersteuning kan worden geboden;
voorziening: de voorziening bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a WWB. Een instrument binnen een traject, dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;
algemeen geaccepteerde arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 9 lid 1 WWB;
gesubsidieerde arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB.
De begripsbepalingen van de WWB, de Wet inburgering en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.
Hoofdstuk 2. Wet werk en bijstand
Afdeling 1. Beleid en financiën
Ingevolge artikel 7 WWB biedt het college ondersteuning aan leden van de doelgroep en zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang van de verschillende binnen de doelgroep te onderscheiden groepen en voorzieningen die het geschiktst zijn voor de leden van die groepen.
Het college doet eenmaal per jaar verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de resultaten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 lid 1 WWB.
Artikel 4. Subsidie- of budgetplafonds en plafonds betreffende voorzieningen
Afdeling 2. Aanspraken van de doelgroep
Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning
De in lid 1 bedoelde voorziening kan bestaan uit:
ondersteuning bij de verwerving van een dienstverband als bedoeld in artikel 2 lid 1 Wet sociale werkvoorziening; en
Artikel 7. Verruiming doelgroep
In afwijking van artikel 5 lid 1 van deze verordening kan het college de aanspraak op bepaalde vormen van ondersteuning ook openstellen voor:
uitkeringsgerechtigden zonder adres als bedoeld in artikel 1 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, die staan ingeschreven op een door het college aangewezen postadres.
Afdeling 3. Verplichtingen van de doelgroep en premies
Elke persoon die deelneemt aan een voorziening is daarnaast gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, IOAW, IOAZ, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en deze verordening.
Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de in de leden 2 en 3 genoemde verplichtingen, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening op basis van artikel 8 lid 1 onder b WWB.
Hoofdstuk 3. Wet Inburgering (Wi)
Afdeling 2. Groepen inburgeringsplichtigen en samenstelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening
Artikel 12. Aanwijzen van de groepen inburgeringsplichtigen
Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waarvoor bij voorrang een inburgeringsvoorziening vastgesteld kan worden op basis van de volgende criteria:
Artikel 13. De samenstelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening
Artikel 14. De inning van de eigen bijdrage
De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23 lid 2 Wi wordt in ten hoogste tien termijnen betaald.
Artikel 15. Opleggen van verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Afdeling 3. Het vaststellen van een inburgerings- of een taalkennisvoorziening
Artikel 16. De inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:
ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 Wi, aanvangt.
Afdeling 4. De bestuurlijke boete
Artikel 17. De hoogte van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 10% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden, dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25 lid 4 Wi.
De bestuurlijke boete bedraagt hoogste 50% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgerings- of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23 lid 1 Wi of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 15 van deze verordening.
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 50% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7 lid 1 Wi bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31 lid 2 onder a Wi verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
Bij de vaststelling van het boetebedrag voor inburgeringsplichtige zonder WWB-uitkering, geldt de netto bijstandsnorm die voor betrokkene zou gelden als hij/zij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn, zonder nadere vaststelling van de woonomstandigheden. Er wordt in alle gevallen uitgegaan van de norm voor zelfstandig wonenden.
De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde bestuurlijke boete bedraagt maximaal het daarvoor in artikel 34 Wi genoemde bedrag.
Artikel 18. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 17 lid 1 van deze verordening, bedraagt ten hoogste 10% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde gedraging.
De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 17 lid 2 van deze verordening, bedraagt ten hoogste 50% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde gedraging.
Bij de vaststelling van het boetebedrag voor inburgeringsplichtige zonder WWB-uitkering, geldt de netto bijstandsnorm die voor betrokkene zou gelden als hij/zij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn, zonder nadere vaststelling van de woonomstandigheden. Er wordt in alle gevallen uitgegaan van de norm voor zelfstandig wonenden.
De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde bestuurlijke boete bedraagt maximaal het daarvoor in artikel 34 Wi genoemde bedrag.