Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venlo

Participatieverordening gemeente Venlo 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParticipatieverordening gemeente Venlo 2009
CiteertitelParticipatieverordening gemeente Venlo 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bij besluit van 4 januari 2010 heeft de gemeenteraad deze regeling geldend verklaard voor het gehele gebied dat vanaf 1 januari 2010 deel uitmaakt van de gemeente Venlo.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149 
  2. Gemeentewet, art. 156 
  3. Wet werk en bijstand, art. 7 
  4. Wet werk en bijstand, art. 8 
  5. Wet werk en bijstand, art. 10 lid 2 
  6. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers , art. 34 
  7. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers , art. 35 
  8. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers , art. 36 
  9. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 34 
  10. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 35 
  11. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 36 
  12. Wet inburgering, art. 8 
  13. Wet inburgering, art. 19a lid 1 
  14. Wet inburgering, art. 23 lid 3 
  15. Wet inburgering, art. 35 
  16. EG-verordening werkgelegenheidssteun
  17. EG-verordening de minimissteun

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201214-03-2013hfd. 5 (nieuw)

21-12-2011

E3-journaal/de Trompetter d.d. 28-12-2011

Gemeenteblad, jaargang 2011 nummer 52
01-10-200901-01-2012nieuwe regeling

30-09-2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Participatieverordening gemeente Venlo 2009

De raad van de gemeente Venlo;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 juli 2009, nummer ;

gelet op de artikelen 149 en 156 Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de artikelen 8, 19 lid 4,19a lid 1, 23 lid 3 en 35 Wet inburgering;

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (verzamelcirculaire SZW, april 2004);

overwegende, dat de gemeente het streven van het Rijk naar een hoge mate van participatie van de ingezetenen in de maatschappij onderschrijft in de Wet participatiebudget en dat dit streven gebaat is bij een gezamenlijke aanpak van arbeidsparticipatie, educatie en maatschappelijke participatie en inburgering;

besluit

vast te stellen de Participatieverordening gemeente Venlo 2009:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 2.

    De begripsbepalingen van de WWB, de Wet inburgering en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Hoofdstuk 2. Wet werk en bijstand

Afdeling 1. Beleid en financiën

Artikel 2. Opdracht college

  • 1.

    Ingevolge artikel 7 WWB biedt het college ondersteuning aan leden van de doelgroep en zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang van de verschillende binnen de doelgroep te onderscheiden groepen en voorzieningen die het geschiktst zijn voor de leden van die groepen.

  • 2.

    Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden dan wel de maatschappelijke, economische of conjuncturele ontwikkelingen.

Artikel 3. Beleidsplan

  • 1.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening vierjaarlijks een beleidsplan vast, waarin de doelstellingen, soorten voorzieningen en de beoogde resultaten worden aangegeven.

  • 2.

    Het college doet eenmaal per jaar verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de resultaten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 lid 1 WWB.

Artikel 4. Subsidie- of budgetplafonds en plafonds betreffende voorzieningen

  • 1.

    Het college kan in het beleidsplan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan in het beleidsplan tevens een plafond instellen voor het aantal personen, dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3.

    Een door het college ingesteld plafond vormt enkel een weigeringsgrond bij de aanspraak op de desbetreffende specifieke voorziening.

Afdeling 2. Aanspraken van de doelgroep

Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Leden van de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde ondersteuning kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning bij de verwerving van arbeid;

    • b.

      ondersteuning bij het behoud van arbeid; alsmede

    • c.

      een voorziening als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 6 Voorzieningen

  • 1.

    Het college kan een persoon binnen de doelgroep een voorziening aanbieden. Een voorziening wordt slechts aangeboden voor zover het college deze noodzakelijk acht voor de arbeidsinschakeling van de desbetreffende persoon.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning bij het verwerven en behouden van arbeid;

    • b.

      ondersteuning bij het verbeteren of behouden van de positie op de arbeidsmarkt of binnen de maatschappij;

    • c.

      ondersteuning bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling;

    • d.

      ondersteuning bij de verwerving van een dienstverband als bedoeld in artikel 2 lid 1 Wet sociale werkvoorziening; en

    • e.

      gesubsidieerde arbeid.

  • 3.

    Onverminderd lid 2 kan een voorziening tevens betrekking hebben op:

    • a.

      de noodzakelijke kosten samenhangende met de deelname aan een voorziening;

    • b.

      de kosten ter bepaling van de noodzakelijkheid en inhoud van een voorziening;

    • c.

      de noodzakelijke kosten in verband met loonvormende arbeid.

Artikel 7. Verruiming doelgroep

In afwijking van artikel 5 lid 1 van deze verordening kan het college de aanspraak op bepaalde vormen van ondersteuning ook openstellen voor:

Artikel 8. Uitvoeringsbesluit

  • 1.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de verschillende vormen van ondersteuning, met inachtneming van hetgeen daarover in het Beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      aan wie, onder welke voorwaarden, welke vorm van ondersteuning kan worden aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden;

    • c.

      de beëindigingsgronden.

  • 2.

    Daarnaast kunnen de regels bedoeld in lid 1 tevens betrekking hebben op:

    • a.

      de verstrekking van subsidies;

    • b.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling;

    • c.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • d.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • e.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • f.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Afdeling 3. Verplichtingen van de doelgroep en premies

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1.

    Een uitkeringsgerechtigde is verplicht van de hem/haar aangeboden vorm van ondersteuning gebruik te maken.

  • 2.

    Elke persoon die deelneemt aan een voorziening is daarnaast gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, IOAW, IOAZ, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in aanvulling op de in lid 2 genoemde verplichtingen voor een deelnemend persoon extra verplichtingen aan een voorziening verbinden. Deze persoon is dan ook aan deze verplichtingen gehouden.

  • 4.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de in de leden 2 en 3 genoemde verplichtingen, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening op basis van artikel 8 lid 1 onder b WWB.

  • 5.

    Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de in lid 2 en lid 3 genoemde verplichtingen, kan het college de kosten van de ondersteuning en/of voorziening geheel of gedeeltelijk van hem/haar terugvorderen.

Artikel 10. Premies

  • 1.

    Indien een uitkeringsgerechtigde een vorm van gesubsidieerde arbeid verricht, kan het college een premie verstrekken.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels met betrekking tot de hoogte van de premie als bedoeld in lid 1.

Hoofdstuk 3. Wet Inburgering (Wi)

Afdeling 1. Informatieverstrekking

Artikel 11. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de Wi en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • schriftelijk materiaal bij de organisaties en op de plaatsen waar (potentiële) inburgeraars komen;

    • spreekuren bij de afdeling Werk, Inkomen en Zorg, specifiek voor (potentiële) inburgeraars;

    • een intake inburgering bij de afdeling Werk, Inkomen en Zorg om de inburgeringsplicht vast te kunnen stellen en om te kunnen bepalen of en welke inburgeringsvoorziening wordt aangeboden;

    • digitale informatie via de website van de gemeente Venlo en de I-punten (Informatiepunten inburgering);

    • voorlichtingen aan de doelgroep en intermediairs over de Wi.

  • 3.

    Het college beoordeelt tenminste eenmaal per jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de gemeenteraad.

Afdeling 2. Groepen inburgeringsplichtigen en samenstelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening

Artikel 12. Aanwijzen van de groepen inburgeringsplichtigen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waarvoor bij voorrang een inburgeringsvoorziening vastgesteld kan worden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden met een WWB-uitkering en een re-integratietraject;

  • b.

    opvoeders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar;

  • c.

    zelfmelders.

Artikel 13. De samenstelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijk bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor, dat de inburgeringsvoorziening hierop wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgerings- of een taalkennisvoorziening kan, naast datgene dat in de Wi is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      diagnosestelling;

    • b.

      trajectbegeleiding;

    • c.

      vervolgadvies;

    • d.

      taalstage;

    • e.

      vrijwilligerswerk.

Artikel 14. De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23 lid 2 Wi wordt in ten hoogste tien termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening de betalingstermijnen vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 15. Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgerings- of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip, dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    voor de tweede maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip, dat door het college wordt bepaald;

  • f.

    het melden, indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Afdeling 3. Het vaststellen van een inburgerings- of een taalkennisvoorziening

Artikel 16. De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgerings- of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 Wi, aanvangt.

Afdeling 4. De bestuurlijke boete

Artikel 17. De hoogte van de bestuurlijke boete voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 10% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden, dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25 lid 4 Wi.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt hoogste 50% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgerings- of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23 lid 1 Wi of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 15 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 50% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van één maand, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7 lid 1 Wi bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31 lid 2 onder a Wi verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het boetebedrag voor inburgeringsplichtige zonder WWB-uitkering, geldt de netto bijstandsnorm die voor betrokkene zou gelden als hij/zij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn, zonder nadere vaststelling van de woonomstandigheden. Er wordt in alle gevallen uitgegaan van de norm voor zelfstandig wonenden.

  • 5.

    De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde bestuurlijke boete bedraagt maximaal het daarvoor in artikel 34 Wi genoemde bedrag.

Artikel 18. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 17 lid 1 van deze verordening, bedraagt ten hoogste 10% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde gedraging.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 17 lid 2 van deze verordening, bedraagt ten hoogste 50% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde gedraging.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 50% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 en 33 Wi vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het boetebedrag voor inburgeringsplichtige zonder WWB-uitkering, geldt de netto bijstandsnorm die voor betrokkene zou gelden als hij/zij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn, zonder nadere vaststelling van de woonomstandigheden. Er wordt in alle gevallen uitgegaan van de norm voor zelfstandig wonenden.

  • 5.

    De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde bestuurlijke boete bedraagt maximaal het daarvoor in artikel 34 Wi genoemde bedrag.

Afdeling 5. Overige bepalingen

Artikel 19. Bepalingen hoofdstuk 2

De bepalingen van hoofdstuk 2, afdeling 1, zijn op dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4. Educatie

Artikel 20. Educatie

  • 1.

    Het college kan educatievoorzieningen aanbieden aan personen die vallen onder de doelgroep van het participatiebudget met als doel hun participatie te verhogen.

  • 2.

    De bepalingen van hoofdstuk 2 afdeling 1, zijn op dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

 

A. Artikel 1a wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging betekenis begrippen.

Artikel 1a luidt als volgt:

  • 1.

    Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt gesproken van ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

B. Artikel 1b wordt ingevoegd met als opschrift: Afwijkende bepalingen voor jongeren.

Artikel 1b luidt als volgt:

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.  

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 21. Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien de toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 22. Situaties waarin deze verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23. Inwerkingtreding en intrekking bestaande verordeningen

  • 1.

    De verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening komen de ‘Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Venlo 2008’ en de ‘Verordening inburgering gemeente Venlo 2007’ te vervallen.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Participatieverordening gemeente Venlo 2009’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 30 september 2009.

De griffier, De voorzitter,