Organisatie | Enschede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften |
Citeertitel | Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet en Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2008 | Onbekend | 14-01-2008 Huis aan huis 30 januari 2008 | Onbekend |
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan de kamer, op voorstel van de voorzitter of een van de leden of op verzoek van een belanghebbende of het bestuursorgaan, besluiten om de hoorzitting achter gesloten deuren te laten plaatsvinden wanneer zij van oordeel is dat er gewichtige redenen zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten.
De in het vorige lid bedoelde nadere informatie wordt in afschrift toegezonden aan de leden van de kamer, de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan, waarop zij binnen een door de voorzitter te bepalen termijn een schriftelijke reactie kunnen geven of kunnen verzoeken een nieuwe hoorzitting te beleggen; de voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.
Een aantal ontwikkelingen gaf aanleiding om de verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften onder de loep te nemen. Te noemen zijn:
Vanuit deze invalshoeken is de verordening tegen het licht gehouden, waarbij van de gelegenheid gebruik is gemaakt om redactionele wijzigingen aan te brengen en de inhoud van de verordening in een logische volgorde te plaatsen.
Aan de begripsbepalingen is het begrip "kamer" toegevoegd.
Het oude vijfde lid, dat de mogelijkheid bood om af te zien van advisering door de commissie bij bezwaren van weinig gewicht, is geschrapt. Hiervan werd in de praktijk geen gebruik gemaakt.
Voor bepaalde categorieën bezwaren biedt lid 5 (het oude lid 6) al de mogelijkheid om af te zien van advisering door de commissie. Daarnaast kan op grond van artikel 9, derde lid, het horen aan enkel de voorzitter of een lid van de commissie worden overgelaten. Ook die mogelijkheid kan worden aangewend om lichte zaken sneller af te doen. Handhaving van het oude vijfde lid naast deze bepalingen was dan ook weinig zinvol.
Aan het oude zesde lid (thans lid 5) is het woord "categorieën" toegevoegd om duidelijk aan te geven dat het bestuursorgaan niet naar eigen goeddunken incidenteel kan besluiten om wel of niet van advisering door de commissie gebruik te maken.
De algemene kamer en de kamer ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, die in de praktijk al als eenheid opereerden zijn samengevoegd tot één kamer.
De benaming van de kamers is waar nodig aangepast; het taakveld van de kamers is inbeginsel gelijk gebleven zij het dat het werkterrein van de kamer maatschappelijke ondersteuning wellicht enige uitbreiding zal ondergaan door het brede terrein dat de Wet maatschappelijke ondersteuning bestrijkt.
Bij de kamer personeelszaken is advisering over bezwaren van het personeel van het openbaar onderwijs geschrapt omdat het openbaar onderwijs inmiddels volledig is verzelfstandigd.
Dit artikel bestaat uit het oude artikel 5 (samenstelling van de kamers), waaraan toegevoegd zijn een nieuw eerste lid inzake de samenstelling c.q. omvang van de commissie en een nieuw derde lid inzake de mogelijkheid van de kamers om in wisselende samenstelling te opereren.
Dit laatste betekent in de praktijk dat de leden van de commissie per zitting worden ingeroosterd op basis van beschikbaarheid, deskundigheid ten aanzien van de verschillende taakvelden en persoonlijke voorkeur voor één of meer bepaalde kamers.
In dit artikel zijn de bepalingen van het oude artikel 4 opgenomen inzake benoeming van de leden van de commissie, waardoor systematisch een betere aansluiting bij artikel 6 (zittingsduur) wordt verkregen.
Het artikel inzake de zittingsduur is op enkele punten gewijzigd c.q. aangevuld. Die wijzigingen houden verband met de behoefte om zoveel mogelijk continuïteit en kwaliteit in de bezetting van de commissie te brengen. Daartoe is enerzijds de bepaling geschrapt dat de leden niet meer dan eenmaal herbenoembaar zijn: het derde lid stelt geen beperkingen meer aan herbenoeming. Anderzijds is een bepaling opgenomen die beoordeling van de geschiktheid van de commissieleden mogelijk maakt: het vierde lid sub c bevat de mogelijkheid om een lid ontslag te verlenen wanneer hij/zij niet (meer) geschikt wordt bevonden. Wil men gebruik maken van deze mogelijkheid dan zal er in de praktijk een vorm van beoordeling van het functioneren moeten plaatsvinden. Dit is welbewust niet nader in de verordening geregeld. Hoe zoiets in de praktijk gestalte kan krijgen is een kwestie van overleg met de leden van de commissie, waarvan het resultaat in een kort beleidsdocument kan worden vastgelegd. Te denken valt aan een periodieke (bijvoorbeeld tweejaarlijkse) evaluatie met de leden zelf, die er in eerste instantie op gericht zou moeten zijn om eventuele verbeterpunten te signaleren, maar die in uitzonderingsgevallen tot de conclusie zou kunnen leiden dat voortzetting van de werkzaamheden als commissielid niet gewenst is. Natuurlijk zou een dergelijke conclusie bij voorkeur in overeenstemming met het betrokken commissielid tot stand moeten komen, in welk geval ontslag op eigen verzoek (lid 4 sub a) c.q. geen herbenoeming zou volgen. De nu toegevoegde mogelijkheid van lid 4 sub c is dan ook slechts bedoeld als laatste redmiddel in uitzonderingsgevallen.
Het oude artikel 7 bevatte uitvoerige bepalingen over de taken van het secretariaat die naar de huidige opvattingen niet in deze verordening thuishoren. Deze oude bepalingen zijn dan ook geschrapt. Volstaan kan worden met de algemene bepaling dat er ambtelijke ondersteuning voor de commissie is en dat elke kamer door een secretaris wordt bijgestaan.
De beide hoofdstukken V (behandeling van bezwaarschriften) en VI (bepalingen inzake de hoorzitting) in de oude verordening zijn samengevoegd in het nieuwe hoofdstuk V (de hoorzitting), waarin de gang van zaken met betrekking tot de hoorzittingen van de commissie systematisch is vastgelegd.
Het oude artikel 8 bevatte overbodige dan wel achterhaalde bepalingen en is volledig geschrapt. In het nieuwe artikel 8 zijn de bepalingen van het oude artikel 11 en het eerste lid van het oude artikel 12 opgenomen. Het tweede en derde lid van artikel 12 inzake verzoek om uitstel van de zitting zijn geschrapt omdat het overbodig wordt geacht om dit expliciet te regelen.
Het betekent dus niet dat de mogelijkheid van uitstel verdwijnt. Het staat belanghebbende(n) en bestuursorgaan altijd vrij om uitstel te verzoeken, waarover de voorzitter uiteindelijk beslist (op basis van diens bevoegdheid ex artikel 8, eerste lid), rekening houdend met de omstandigheden van het geval en de betrokken belangen. Uiteraard leidt uitstel op verzoek van belanghebbende(n) tot opschorting van de behandeltermijn van het bezwaar.
In het tweede lid van artikel 8 is de voorzitter gemandateerd om te beslissen omtrent de mogelijkheid om af te zien van het horen van belanghebbende(n) op basis van artikel 7:3 van de wet. Het betreft hier in de praktijk met name gevallen van kennelijke niet-ontvankelijkheid en kennelijke ongegrondheid. Dit betekent overigens niet dat in dergelijke gevallen het uiteindelijke advies alleen van de voorzitter komt: op grond van jurisprudentie van de ABRS zal tenminste nog één ander lid van de kamer daarmee - en dus ook met de beslissing om belanghebbende(n) niet te horen - moeten instemmen.
Dit artikel behelst enkele nieuwe bepalingen inzake het quorum. Uitgangspunt is dat tenminste twee van de drie leden van een kamer aanwezig moeten zijn (lid 1). Om praktische redenen is echter de mogelijkheid opgenomen om een zitting toch te kunnen laten doorgaan als er slechts één lid van de kamer aanwezig is en partijen daartegen geen bezwaar hebben (lid 2).
Tenslotte is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen die artikel 7:13 van de wet biedt om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid van van de commissie. Zoals eerder aangegeven kan hiervan gebruik worden gemaakt om eenvoudige zaken sneller af te handelen; een hoorzitting met één commissielid is doorgaans eenvoudiger te beleggen dan een zitting met een voltallige kamer. Ook hier geldt overigens weer dat het uit te brengen advies wel door de meerderheid van de kamer moet worden onderschreven.
Dit is het oude artkel 14, waaraan is toegevoegd dat zo mogelijk vervanging plaatsvindt ingeval een commissielid zich dient te verschonen. Vervanging zal doorgaans echter alleen mogelijk zijn wanneer de mogelijke partijdigheid van het commissielid bij een bezwaar vóór de hoorzitting aan de dag treedt.
Het oude artikel 16 inzake de schriftelijke verslaglegging van de hoorzittingen is aangepast aan de huidige praktijk, waarbij een digitale geluidsopname wordt gemaakt. Het bepaalde in het derde en vierde lid van het oude artikel 16 (vermelding in het verslag van bijzonderheden omtrent het horen en van overgelegde bescheiden) is opgenomen in het tweede en derde lid van het nieuwe artikel 16 (inhoud van het advies). De bedoelde bijzonderheden worden nu derhalve in het advies vermeld.
Het tweede lid noemt de gevallen waarin toch (alsnog) een schriftelijk verslag wordt gemaakt.
Dit artikel is gebaseerd op het oude artikel 9, waarin bevoegdheden in de bezwaarprocedure aan de voorzitter van de behandelende kamer waren gemandateerd. In het nieuwe artikel zijn nog enkele bevoegdheden toegevoegd, terwijl een deel van de betreffende bevoegdheden op praktische gronden aan de secretaris van de kamer is gemandateerd.
Het eerste lid bevat de aan de voorzitter gemandateerde bevoegdheden. Dat betreft de Awb-artikelen 2:1, tweede lid, (het verlangen van een schriftelijke machtiging) en 7:6, vierde lid, (het niet op de hoogte stellen van belanghebbenden wanneer zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord en er gewichtige redenen voor geheimhouding zijn).
het tweede lid bevat de aan de secretaris gemandateerde bevoegdheden. Dat betreft de Awb-artikelen 6:6 (het geven van een termijn voor herstel van een verzuim dat tot niet-ontvankelijkheid zou leiden), 6:10, tweede lid, (aanhouden van de behandeling van een te vroeg ingediend bezwaar tot het begin van de bezwaartermijn), 6:14 (bevestiging van de ontvangst van het bezwaarschrift), 6:17 (verzending van stukken aan de gemachtigde) en 7:4, tweede lid, (ter inzage leggen van bezwaarschrift en op de zaak betrekking hebbende stukken).
Dit is het oude artikel 10, met uitzondering van het oude zesde lid, dat als overbodig is geschrapt omdat het vanzelf spreekt dat op een nieuwe hoorzitting
Dit is het oude artikel 17, waarbij het oude eerste en tweede lid zijn samengevoegd; het opnemen van een minderheidsstandpunt is thans in het tweede lid geregeld. Het oude derde lid inzake de motivering van het advies en de voorgestelde beslissing op het bezwaar is verplaatst naar het nieuwe artikel 16.
Dit nieuwe artikel geeft aan welke elementen het advies moet c.q. kan bevatten. Merendeels betreft het hier bepalingen die al (verspreid) in de oude verordening voorkwamen (de leden 1, 2, 3, 4 en 6). Lid 5 is een nieuwe bepaling die limitatief aangeeft tot welke oordelen de commissie kan komen.