Organisatie | Bedum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels re-integratie gemeente Bedum |
Citeertitel | Beleidsregels re-integratie gemeente Bedum |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2021 | Nieuwe regeling | 20-12-2011 Gemeenteblad, 28-12-2011 Noorderkrant 28-12-2011 | Onbekend |
Voor u liggen de beleidsregels re-integratie in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) van ons college. Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van de re-integratieverordening 2010. De beleidregels zijn geactualiseerd in afwachting op voorgenomen nieuwe wetgeving (Wijziging WWB en de Wet Werken naar vermogen) en treden per 1 januari 2012 in werking.
De volgende uitgangspunten waren leidend bij het formuleren van de beleidsregels:
In overeenstemming met de re-integratieverordening wordt aandacht besteed aan:
Het UWV WERKbedrijf heeft voor die personen, die een uitkering van het UWV ontvangen, een re-integratieverplichting. Als deze personen voor het verstrijken van de maximale uitkeringstermijn nog niet naar duurzame arbeid zijn uitgestroomd, komen zij mogelijk in aanmerking voor een uitkering op grond van de WWB. In sommige gevallen kan het voortijdig aanbieden van een re-integratievoorziening door het college, instroom in de bijstand voorkomen.
In de WWB (artikel 7, WWB) is de mogelijkheid opgenomen om cliënten van het UWV reeds een voorziening van het college aan te bieden. Hierover moeten afspraken tussen het UWV en het college worden gemaakt. Omdat het UWV een verplichting tot re-integratie heeft en hiervoor middelen uit het re-integratiefonds kan inzetten, ligt het voor de hand om ook financiële afspraken hierover te maken. De uiteindelijke bijdrage van het UWV is sterk afhankelijk van de mogelijkheden van belanghebbende, reeds ingezette
re-integratievoorzieningen en de maximale uitkeringsduur. Er zullen daarom op individueel niveau afspraken moeten worden gemaakt.
Het UWV en het college kunnen beiden klanten van het UWV voordragen voor het overnemen van de re-integratievoorziening door het college. Het UWV neemt (een deel van) de kosten voor de re-integratievoorziening voor haar rekening, afhankelijk van de resterende uitkeringsduur. Met het UWV worden op klantniveau afspraken gemaakt met de
re-integratiecoach UWV over deze kosten. Doel is proactief de instroom in de WWB te beperken.
Belanghebbenden, die een uitkering op grond van de WWB, IOAW of IOAZ ontvangen, worden door het college ondersteund door middel van een re-integratievoorziening. De aangeboden voorziening maakt onderdeel uit van de toekenningbeschikking.
Voor diegenen die geen uitkering op grond van de WWB, IOAW of IOAZ ontvangen (Niet uitkeringsgerechtigden NUG), is dit niet het geval. Als zij aanspraak willen maken op de ondersteuning van het college inzake re-integratie, zullen zij hiertoe een verzoek moeten indienen. Deze belanghebbenden kunnen zich rechtstreeks bij het Werkplein Noordwest-Groningen melden. Het Werkplein zal belanghebbenden uitnodigen voor een gesprek.
Toekenning van een re-integratievoorziening voor overige belanghebbenden vindt plaats op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst. In de beschikking of privaatrechtelijke overeenkomst worden de rechten en plichten van de belanghebbende en het college nader uitgewerkt. Het doel is om ook deze doelgroep dezelfde kansen te bieden op economische zelfstandigheid en het behalen van een startkwalificatie.
Een re-integratietraject is het geheel van re-integratievoorzieningen voor één belanghebbende gedurende de gehele duur van de uitkering, uitgezonderd de loonkostensubsidie en de kosten voor inburgering (taalcomponent).
De kosten van een re-integratietraject voor WWB-, IOAW, en IOAZ-ers zijn in beginsel begrensd. In individuele gevallen kan hiervan worden afgeweken als het goed gemotiveerd is. Het college zal bij het inzetten van instrumenten altijd de kosten en de verbetering ten opzichte van de arbeidsmarkt, dan wel het bevorderen van de maatschappelijke participatie realistisch afwegen. Ook de kosten van re-integratie voor andere belanghebbenden worden door het college begrensd. Ook hiervoor geldt dat er bij individuele gevallen hiervan kan worden afgeweken als het goed gemotiveerd is.
Het maximaal beschikbare bedrag per re-integratietraject bedraagt
Per jaar geldt het voor dat jaar beschikbare Participatiebudget inclusief een mogelijke overheveling in het kader van de reserveringsregeling van het voorgaande kalender jaar als budgetplafond voor de aangeboden voorzieningen
Belanghebbenden zijn personen als genoemd in artikel 2 van de verordening re-integratie
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, IOAZ of IOAW
Belanghebbende, die een bijstanduitkering ontvangt, wordt indien noodzakelijk een voorziening aangeboden gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de re-integratieverordening.
Andere belanghebbenden dienen - om in aanmerking te komen voor een voorziening - te voldoen aan de volgende voorwaarden:
De betrokkenen zoals hierboven beschreven hebben recht op dezelfde voorzieningen als iemand met een WWB uitkering, met uitzondering van de loonkostensubsidie.
Het maximaal beschikbare bedrag per re-integratietraject bedraagt
Het budgetplafond van enig jaar is gekoppeld aan het Participatiebudget.
Voor belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, IOAZ of IOAW is de re-integratieplicht verbonden aan het recht op de uitkering. Het beleid voor het handelen bij het niet nakomen van de verplichtingen door belanghebbenden met een WWB, IOAW of IOAZ is vastgelegd in de afstemmingsverordening.
Voor andere belanghebbenden geldt dat deze verplichting niet bij wet is opgelegd, maar dat zij zelfstandig een verzoek doen aan het college voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Ook ontvangen zij geen uitkering waarop afstemming plaats kan vinden. Om ook bij deze groep een “maatregel” te kunnen opleggen en de kosten van de re-integratievoorziening (deels) terug te kunnen vorderen, indien het voortijdig afbreken van het traject aan de belanghebbende kan worden verweten, wordt in het trajectplan een “boetebeding” opgenomen.
Belanghebbenden zijn personen als genoemd in artikel 2 van de verordening re-integratie
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, IOAZ of IOAW
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB , IOAW of IOAZ, is de re-integratieplicht wettelijk opgelegd. Bij niet nakomen van de verplichtingen artikel 9, WWB, artikel 37, IOAW, of artikel 37, IOAZ of het voortijdig afbreken van het traject, vindt er afstemming van de bijstand plaats op grond van artikel 18, WWB, en de afstemmingsverordening.
Het aanbod van een re-integratievoorziening ten behoeve van andere belanghebbenden geschiedt in de vorm van een trajectplan, waarbij wordt vastgelegd dat belanghebbende de kosten van een re-integratievoorziening geheel zal terugbetalen middels een boetebeding als bedoeld in artikel 6:92, BW, ingeval hij voortijdig en verwijtbaar de voorzienig afbreekt. De hoogte van de boete wordt gesteld op maximaal 100% van de kosten van de re-integratievoorziening.
Ondersteuning op het gebied van re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een traject, waarbij zo nodig re-integratie-instrumenten kunnen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties. De ondersteuning kan bestaan uit:
Bij de inzet van re-integratie-instrumenten wordt gekozen voor dat instrument dat adequaat en toereikend is voor arbeidsinschakeling.
Re-integratie-instrumenten die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of zelfstandigheid niet mogelijk is.
Als college werken wij intensief samen met re-integratie partners. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat er maatwerk geleverd dient te worden aan onze klanten. Dit houdt dan ook in dat we met veel partners samenwerken.
Voordat er extern gezocht gaat worden, zal eerst gekeken worden of de medewerkers van het Werkplein zelf de re-integratie kunnen ondersteunen en daarna zal Ability als perferred partner optreden (inbesteden).
Het college beoordeelt het (maatwerk) aanbod van (potentiële) re-integratiepartners op basis van de volgende criteria:
Indien het (maatwerk) aanbod aan de criteria voldoet wordt het toegevoegd aan de preferred suppliers list. Met deze leveranciers wordt een raamovereenkomst gesloten betreffende de inhoud van het aanbod zonder afnamegaranties.
Projecten of contracten boven het ESF drempelbedrag worden aanbesteed, tenzij wordt vastgesteld dat het product als vernieuwend en innovatief moet worden beoordeeld.
Maatwerktrajecten boven € 7.500,00 dienen door de budgethouder te worden geaccordeerd.
Voor belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, de IOAW of de IOAZ, is de re-integratieplicht wettelijk opgelegd. Hiervoor koopt het college re-integratievoorzieningen in. Het college gaat uit van het standpunt dat er zoveel mogelijk maatwerk geleverd moet worden. Om die reden moet er een goede diagnose gesteld worden.
Voor het vaststellen van de diagnose wordt in de volgende volgorde gewerkt
De voorzieningen die worden ingezet, worden vastgelegd in een trajectplan. Het trajectplan moet worden opgesteld en getekend, voordat het plan wordt uitgevoerd.
Belanghebbenden zijn personen als genoemd in artikel 2 van de verordening re-integratie
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, IOAZ of IOAW
De voorzieningen die worden ingezet, worden vastgelegd in een trajectplan/plan van aanpak.
In het trajectplan/plan van aanpak worden de volgende zaken genoemd:
Als het college van oordeel is dat een voorziening noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling van een niet-uitkering gerechtigde of een Anw-er, dan wordt het trajectplan/plan van aanpak gezien als een privaatrechtelijke overeenkomst, waarin is opgenomen welke voorziening wordt aangeboden en wat daaraan de verbonden verplichtingen zijn.
De belanghebbende dient deze overeenkomst binnen twee weken na ontvangst ervan ondertekend aan het college te retourneren. Indien de belanghebbende de overeenkomst niet binnen de bedoelde termijn heeft geretourneerd, wordt de belanghebbende geacht het aanbod niet te hebben aanvaard en vervalt het aanbod.
Belanghebbenden met een uitkering op grond van de WWB, de IOAW of de IOAZ, kunnen problemen hebben waardoor hun re-integratie wordt belemmerd. Hierbij kan gedacht worden aan verslavingsproblematiek, het hebben van schulden en psychische problemen. Ook kunnen meerdere problemen bij één persoon voorkomen. In dit soort gevallen zal het college doorverwijzen naar hulpverleningsinstellingen of voorzieningen in het kader van de AWBZ. Belanghebbenden dienen zich hierbij te houden aan de nadere opgelegde verplichtingen volgens artikel 55, WWB.
Gemeente kan nadere verplichtingen op grond van artikel 55, WWB opleggen die de arbeidsinschakeling (kunnen) bevorderen, dan wel belemmeringen tot arbeidsinschakeling wegnemen dan wel verminderen.
Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten als voorbereiding op een traject gericht op werk of gericht op het voorkomen van sociaal isolement. Het is een middel om kansen van belanghebbenden op participatie in de samenleving te bevorderen. Soms kan door middel van sociale activering een eerste voorzichtige stap richting arbeidsmarkt worden gemaakt. Dat hoeft echter niet altijd het primaire doel van sociale activering te zijn.
Bij sociale activering dient men aan de volgende activiteiten te denken:
In het kader van sociale activering is het mogelijk te werken met behoud van uitkering.
Binnen dit kader wordt deze vorm aangeduid met de term participatieplaats.
Doelgroep zijn klanten die niet (binnen afzienbare tijd) op regulier werk plaatsbaar zijn. Doelstelling is werken op additionele plaatsen (vrijwilligerswerk of maatschappelijke participatie) als maatschappelijke tegenprestatie.
Ter voorkoming van verdringing van arbeid dient bij plaatsing een toets op additionaliteit plaats te vinden en is de duur van de participatieplaats begrensd tot 36 maanden.
Sociale activering wordt ingezet voor personen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Sociale activering is bedoeld om een (dreigend) sociaal isolement te doorbreken. Sociale activering kan ook een middel zijn om de kansen op werk te verbeteren.
Participatieplaats : Het – gedurende maximaal 36 maanden - werken met behoud van uitkering op additionele arbeidsplaatsen als maatschappelijke tegenprestatie door personen die niet binnen afzienbare tijd plaatsbaar zijn op de reguliere arbeidsmarkt.
Scholing is van groot belang voor het verkrijgen van een goede (start)kwalificatie op de arbeidsmarkt. Scholing zal daarom in veel re-integratietrajecten terugkomen.
Bij het vaststellen van de scholingsbehoefte wordt in overleg met de belanghebbende
gekeken naar bestaand opleidingsniveau, huidig arbeidsmarktperspectief, mogelijkheden van belanghebbende en het arbeidsperspectief na de opleiding.
Voor de inzet van scholing wordt uitgegaan van de kortste weg naar werk. Met andere woorden, geen jarenlange opleiding indien er een kortere voorziening naar een goed/beter arbeidsmarktperspectief bestaat. Uitzondering hierop vormen jongeren in het kader van de de Wet investering in jongeren. Hierbij is het de doelstelling minimaal een startkwalificatie MBO 2/HAVO te behalen.
Uitgangspunt is dat scholing voorafgaat aan of gecombineerd wordt met (gesubsidieerde) arbeid. De aansluiting met werk mag niet verloren gaan door alleen scholing aan te bieden. Slechts in individuele gevallen kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld een alleenstaande ouder met zorgtaken voor kinderen. Deze ouders kunnen de zorgtaken combineren met een opleiding.
Scholing mag in beginsel niet langer duren dan twee jaar. Scholing inzetten ten behoeve van positieverbetering wordt niet toegestaan.
In het kader van scholing, dan wel het aanleren van werknemersvaardigheden en vakcompetenties is het mogelijk een werk/leerstage in te zetten. Met werk/leerstage kan de deelnemer werken met behoud van uitkering bij een (reguliere) werkgever met als doel de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig te verkleinen, dat aansluitend bemiddeling naar regulier werk tot de mogelijkheden behoort. De duur van een werk/leerstage is begrensd tot maximaal 12 maanden, waarbij de leerdoelstelling gericht dient te zijn op kansrijke sectoren in de arbeidsmarkt.
Werk/leerstage : werken met behoud van uitkering ten behoeve van scholing dan wel vakgerichte vaardigheiden of competenties gedurende maximaal 12 maanden.
De loonkostensubsidie is een tijdelijke voorziening, die tot doel heeft de persoon op korte termijn door te laten stromen naar regulier werk. In verband met de financiële situatie van het participatiebudget wordt er vanaf 1 januari 2012 geen nieuwe loonkostensubsidie meer versterkt.
Het werken met behoud van uitkering gedurende maximaal 3 maanden op een reguliere arbeidsplaats bij een reguliere werkgever voorafgaand aan een – toegezegd – dienstverband in loondienst bij deze werkgever.
De periode van proefplaatsing dient – op basis van jurisprudentie - door de werkgever in mindering te worden gebracht op de duur van de proefperiode binnen het aansluitend dienstverband.
Met de werkervaringsplaats wordt de werkervaring van de deelnemer op peil gehouden. Doelstelling van de werkervaringsplaats is het voorkomen van een “gat” in het CV, het opdoen van extra werkervaring en (vak)competenties.
Doelgroep voor de werkervaringsplaats zijn de nieuwe instroom en deelnemers waarvan wordt verwacht dat zij binnen 6 maanden naar regulier werk uit kunnen stromen. De werkervaringsplaats kan daarmee dus volgen op een werk/leerstage, wanneer er (nog) geen geschikte vacature beschikbaar is of gevolgd wordt door een proefplaatsing wanneer zich een geschikte vacature voordoet.
De werkervaringsplaats wordt bij voorkeur ingezet bij maatschappelijk betrokken organisaties, waarbij de mogelijkheden bij het Wsw-bedrijf Ability primair worden bekeken. Daarnaast kan de werkervaringsplaats bij iedere (reguliere) werkgever worden ingezet als blijkt dat dit de uitstroom naar regulier werk bevordert.
De maximale duur van een werkervaringsplaats bij één werkgever is 6 maanden, waarbij nadrukkelijk de mogelijkheid bestaat dat in geval zich een reguliere baan aandient, de werkervaringsplaats per direct moet kunnen worden beëindigd.
De loonkostensubsidie wordt om budgettaire redenen niet verstrekt.
Het werken met behoud van uitkering gedurende maximaal 3 maanden op een reguliere arbeidsplaats t.b.v. het verkrijgen van een regulier dienstverband bij dezelfde werkgever.
Het werken met behoud van uitkering gedurende maximaal 6 maanden bij dezelfde werkgever met als doel werkervaring op te doen, dan wel te behouden om de afstand tot de arbeidsmarkt zo klein mogelijk te houden.
Het premiebeleid wordt conform de Wet Stimulerings arbeidsparticipatie (STAP) uitgevoerd. Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtigden die minimaal 20 uur per week onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a, zesde lid van de wet een premie van telkens € 300,00 per zes maanden.
Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden beoordeeld.
De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.
Per 1-1-2012 vervallen alle overige premies. Als overgangsregeling geldt, dat iedereen die voór 1-1-2012 een dienstverband aanvaardt of een participatieplaats vervult in aanmerking komt voor de premies als bedoeld in de beleidsregels voorafgaand aan de vaststelling van de herziene beleidsregels van december 2011.
Het is mogelijk om een vergoeding te verstrekken voor kosten die de persoon moet maken in het kader van een arbeidsmarktgericht re-integratieactiviteit. Hierbij gaat het om de directe en indirecte kosten, die noodzakelijk en aantoonbaar zijn en die, in alle redelijkheid, niet ten laste van de persoon kunnen komen. Ook moet er voor deze kosten geen andere voorliggende voorziening zijn. Voorts moet er sprake zijn van de goedkoopste adequate oplossing. Over de onkostenvergoeding worden in het trajectplan concrete afspraken gemaakt.
Werkgevers die deelnemers begeleiden tijdens werk met behoud van uitkering kan een vergoeding worden toegekend. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de begeleiding en wordt door het management van Sociale Zaken in een werkinstructie vastgesteld.
Premies worden conform de Wet STAP toegepast.
Een belanghebbende kan, in het kader van het trajectplan, aanspraak maken op een onkostenvergoeding, waaronder reiskosten en andere te maken kosten, voor zover deze naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn .
Het college betrekt bij zijn oordeel over de noodzaak :
Reiskosten die in het kader van de uitvoering van het trajectplan worden gemaakt, worden vergoed op basis van openbaar vervoer indien de enkele reisafstand groter is dan 5 km (postcode – postcode). Mocht het openbaar vervoer niet doelmatig worden geacht dan kan een kilometervergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer (op basis van de routeplanning) worden verstrekt. Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling in het kader van overig beleid, zoals bijvoorbeeld deze reiskosten, fiets en dergelijke, dienen net als alle voorzieningen die ingezet worden ten behoeve van re-integratie, gemotiveerd te worden.