Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast gemeente Midden-Delfland 2011 |
Citeertitel | Beleidsregel Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast gemeente Midden-Delfland 2011 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-11-2011 | Nieuwe regeling | 15-11-2011 Gemeenteblad, 2011, 12 | Geen |
Op 1 september 2010 is de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (WMBVEO) in werking getreden. Met deze wet heeft de burgemeester extra bevoegdheden verkregen om ordeverstorend gedrag van individuen of groepen tegen te gaan. Deze bevoegdheden zijn neergelegd in de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet.
Ook de Officier van Justitie (OvJ) heeft met de WMBVEO nieuwe bevoegdheden verkregen. Op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering kan hij vier soorten gedragsaanwijzingen geven, te weten een straat- of gebiedsverbod, een contactverbod, een meldingsplicht of de aanwijzing zich te doen begeleiden bij hulpverlening.
In deze beleidsregel wordt aangegeven op welke wijze binnen de gemeente Midden-Delfland de WMBVEO wordt uitgevoerd. Deze beleidsregel ziet hierbij uitsluitend op de toepassing van de bevoegdheden van de burgemeester en niet op de toepassing van de bevoegdheden van de OvJ. Wel wordt in deze beleidsregel aangegeven wanneer er afstemming dient plaats te vinden tussen OvJ en Burgemeester en wordt in het kort aangegeven wanneer het Openbaar Ministerie (OM) (in beginsel) over zal gaan tot vervolging.
Het bepaalde in deze beleidsregel laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien dit door de bijzondere omstandigheden gelet op de openbare orde noodzakelijk is.
De beleidsregel is als volgt opgebouwd. In het onderdeel ‘Algemene toelichting’ worden de belangrijkste elementen van de WMBVEO nader uiteengezet. In de verschillende bijlagen zijn vervolgens opgenomen: de procedure tot het toepassen van de bevoegdheden (bijlage 1), het handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast (bijlage 2), het handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke jeugdoverlast (bijlage 3), het handhavingsarrangement voor 12-minners (bijlage 4), en de werkinstructie toepassen beleidsregel WMBVEO (bijlage 5)
De bevoegdheden op grond van 172a en 172b Gemeentewet
Op grond van artikel 172a eerste lid Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord óf bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:
Ingevolge artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester tevens bevoegd om aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt (hierna: 12-minners) en herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort en bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:
Een strikte wettelijke definitie van het begrip ‘verstoring van de openbare orde’ is niet te geven. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee ordeverstorend gedrag hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Het gaat om een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte.
Voorbeelden hiervan zijn zoal:
Uiteraard zijn niet alle hier genoemde voorbeelden even ernstig. Zo zal uitsluitend ‘joelen’ niet snel toepassing van de bevoegdheden rechtvaardigen. Wel kan dit ordeverstorende gedrag in samenhang met andere ordeverstorende gedragingen gebruikt worden ter motivering van de toepassing van een bevoegdheid.
Binnen de gemeente Midden-Delfland wordt vooral in de zomerse maanden veel gerecreëerd. Recreatie op het water is een van deze mogelijkheden. Tijdens deze recreatie komt het voor dat zogenaamde ‘zuipschuiten’ door de gemeente Midden-Delfland varen. Op deze boten zitten veelal meerdere jongeren die alcohol nuttigen en in groepsverband joelen en ander hinderlijk gedrag vertonen. Dit gedrag kan als zeer hinderlijk worden ondervonden door inwoners van de gemeente en/of door andere recreanten.
Deze beleidsregel zou in geval van ernstige overlast of hinder door de zogenaamde ‘zuipschuiten’ toegepast kunnen worden op overlastgevende individuen of groepen. Ook het zogenaamde ‘hangen’ van groepen jongeren kan als zeer hinderlijk worden ondervonden door inwoners van de gemeente en/of door andere recreanten.
Afstemming bevoegdheden burgemeester en Officier van Justitie
Op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering is de Officier van Justitie (OvJ) bevoegd de verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan een gedragsaanwijzing te geven in geval van verdenking van een strafbaar feit:
Dit betekent dat indien sprake is van ordeverstorend gedrag, zijnde een strafbaar feit, en vervolging is ingesteld de OvJ in beginsel als eerste bevoegd is een maatregel te treffen. Indien sprake is van ordeverstorend gedrag, niet zijnde een strafbaar feit, kan de burgemeester optreden. Indien de OvJ besluit geen gedragsaanwijzing te geven (zoals een meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod) of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat een maatregel oplegt.
Gedegen afstemming tussen beide (bgm en OvJ) is dan ook noodzakelijk. Bij zwaardere zaken dient bovendien in een vroeg stadium overleg plaats te vinden. Denk hierbij aan een ernstige openbare ordeverstoring en tevens een strafbaar feit, bijvoorbeeld ernstige openlijke geweldpleging tegen personen (artikel 141 WvSr).
In beginsel zal het OM overgaan tot vervolging op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht indien aan de wettelijke voorwaarden is voldaan en aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarnaast dient voldaan te zijn aan de eisen die zijn opgenomen in onderhavige beleidsregel (en bijbehorende bijlagen). Tot slot is goede dossiervorming voor vervolging een vereiste.
Voor de toepassing van de bevoegdheden van 172a en 172b moet er sprake zijn van een herhaaldelijke verstoring van de openbare orde. Dit geldt niet, indien iemand bij een groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad.
‘Herhaaldelijk’ houdt in dat de betreffende persoon meer dan één keer de openbare orde heeft verstoord. Er moet een patroon zitten in het ordeverstorende gedrag van een individu of groep. Wanneer er sprake is van herhaaldelijke overlast hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de verstoring van de openbare orde. Bij herhaaldelijke verstoringen van de openbare orde dient bijvoorbeeld te worden gedacht aan escalerende overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen in wijken. De term ‘herhaaldelijk’ houdt ook in dat de gedragingen plaatsgevonden moeten hebben binnen een beperkte termijn. Of sprake is van een beperkte termijn is weer afhankelijk van de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden. Zo kan bij evenementen die op jaarlijkse basis plaatsvinden een termijn van 13 maanden redelijk zijn, terwijl bij andersoortige overlast een termijn van 6 maanden nog slechts redelijk zou kunnen zijn. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld.
Om te spreken van herhaaldelijk ordeverstorend gedrag in de zin van de WMBVEO is het niet noodzakelijk dat de eerdere openbare orde verstoringen telkens in dezelfde gemeente moeten hebben plaatsgehad. Ordeverstorend gedrag in meerdere gemeenten kan ook wijzen op een patroon van herhaling, zeker als dit plaatsvindt tijdens of rondom voetbalwedstrijden en evenementen.
Evenmin is vereist dat de ordeverstoorder woonachtig is in de gemeente waar de verstoring van de openbare orde heeft plaatsgevonden (en waar dus een burgemeestersbevel wordt uitgevaardigd). Iedere ordeverstoorder - of die nou woont in die gemeente of ergens anders - kan een bevel van die burgemeester krijgen. Bepalend is of in de betreffende gemeente sprake is van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde.
Naast de voorwaarde van een herhaaldelijke verstoring, is voor oplegging van een maatregel op basis van de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet ook vereist dat er ernstige vrees moet zijn voor verdere verstoring van de openbare orde. Dit houdt in dat er duidelijke aanwijzingen moeten zijn dat de ordeverstoorder zijn ordeverstorend gedrag zal voortzetten als niet wordt ingegrepen. De aanwijzingen kunnen worden afgeleid uit het gedrag van de ordeverstoorder in de afgelopen periode. Als een persoon zich bij voortduring heeft schuldig gemaakt aan het verstoren van de openbare orde en uit zijn of haar dossier blijkt dat die persoon al meermalen is aangesproken op zijn of haar gedrag, dan zou daaruit ernstige vrees kunnen worden afgeleid dat die persoon zijn of haar ordeverstorend gedrag niet op eigen initiatief of met ‘zachte’ drang zal stoppen.
Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol
De burgemeester kan zijn bevel opleggen aan een ordeverstoorder die individueel of in een groep de openbare orde heeft verstoord. Er is sprake van een groep bij drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel van uit maakt. Daarnaast kan het bevel ook opgelegd worden aan een ordeverstoorder die een leidende rol heeft gespeeld bij een groepsgewijze ordeverstoring. Deze persoon neemt niet altijd zelf rechtstreeks deel aan de ordeverstorende gedragingen, maar neemt wel het initiatief en zet anderen aan tot het plegen van handelingen waardoor de orde wordt verstoord. De leiders zijn vaak de aanstichters of de trekkers in een groep die de openbare orde verstoren. Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus.
Het is moeilijk een leidende rol te typeren. Ten minste kan aansluiting worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’, medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan in groepsverband plegen van ordeverstoring.
Jeugdoverlast is een specifieke vorm van overlast. De leeftijd van de betrokkenen rechtvaardigt een afwijkende aanpak. Van jongeren is in ieder geval sprake indien de persoon of de personen de leeftijd van 24 jaar nog niet hebben bereikt. Wat betreft de aanpak van jeugd of jeugdgroepen is het noodzakelijk dat het inzetten van een maatregel een onderdeel moet vormen van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. Het betrekken van partners via het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is voor de hand liggend. Bevoegdheden bij jeugdoverlast zullen pas worden ingezet indien minder vergaande middelen en hulpverlening zijn ingezet, maar onvoldoende effect hebben gehad. Voor jeugdigen is in bijlage 3 een apart handhavingsarrangement opgenomen.
De ervaring leert dat overlastgevende 12-minners doorgaans rond groepen van oudere personen (12-plus) rondhangen. De verwachting is dat met het aanpakken van deze oudere personen de overlast reeds goeddeels bestreden kan worden. In ieder geval wordt overlast door 12-minners vooral gezien als een opvoedprobleem. De aanpak van deze problematiek zal dan ook in eerste instantie niet plaatsvinden binnen het kader van de WMBVEO, maar primair worden uitgevoerd door inschakeling van het CJG.
Indien de (vrees voor verdere) verstoring van de openbare orde dermate ernstig is, dat het toch wenselijk is de bevoegdheid van artikel 172b toe te passen, dan kan hier toe worden overgegaan. Ook bij 12-minners zullen de bevoegdheden eerst dan worden ingezet indien een geïntegreerde persoongerichte aanpak van minder vergaande middelen én hulpverlening onvoldoende effect hebben gehad. Voor 12-minners is in bijlage 4 een apart handhavingsarrangement opgenomen.
Samenhang met bestaande bevoegdheden
Artikel 172a Gemeentewet doorkruist niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan, zoals de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden (artikel 2.1 APV) en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid waaronder openlijk drankgebruik (artikel 2.48 APV) blijven onverminderd van kracht.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De maatregelen die op grond van de WMBVEO kunnen worden opgelegd, zijn ingrijpend van aard. Toepassing van de bevoegdheden maakt inbreuk op het recht op bewegingsvrijheid en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Inbreuk is dan ook alleen gerechtvaardigd, indien dit voldoet aan de beginselen van proportionaliteit (een bevoegdheid mag niet zwaarder worden gehanteerd dan redelijkerwijs noodzakelijk is) en subsidiariteit (het lichtste middel waarmee het doel kan worden bereikt, moet worden ingezet).
De bevoegdheden van de WMBVEO kunnen in verschillende situaties worden ingezet. De context van de gedragingen speelt een rol bij de vraag welke bevoegdheid precies dient te worden ingezet. Hieronder worden de verschillende toepassingsgebieden genoemd. Per toepassingsgebied wordt, in algemene zin, aangegeven van welke bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt.
De bevoegdheden kunnen goed worden ingezet bij de bestrijding van overlast in wijken. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan overlast die wordt veroorzaakt door individuen en groepen in wijken, zoals overlastgevende jeugdgroepen, zwervers, drugsverslaafden en veelplegers. Het (herhaaldelijk) verstoren van de openbare orde in wijken heeft gevolgen voor de veiligheid en leefbaarheid van die wijken.
Indien een persoon herhaaldelijk orderverstorend gedrag vertoont en het merendeel van de gedragingen in groepsverband hebben plaatsgevonden zal aan de persoon een groepsverbod worden opgelegd. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na een eerste ordeverstorende gedraging – een groepsverbod worden opgelegd. Indien bijzondere omstandigheden van het geval dat noodzakelijk maken, zoals de geografische ligging van het gebied, de bestaande druk op de openbare orde of de ernst van de gedragingen kan direct (ook) een gebiedsverbod worden opgelegd.
In beginsel zal aan een persoon, die herhaaldelijk individueel ordeverstorende gedragingen pleegt, een gebiedsverbod worden opgelegd. Indien bijzondere omstandigheden van het geval dat noodzakelijk maken, zoals de handhaafbaarheid van het opgelegde verbod kan direct een meldingsplicht worden opgelegd.
In deze beleidsregel wordt onder het begrip ‘evenement’ verstaan, wat is bepaald in artikel 2:24 van de APV, waarbij tegelijkertijd grote groepen personen in onze gemeente bijeenkomen (voorbeelden: Zomerfeesten, Sport- en spel, DIOS-Lentefeest, Koninginnedagactiviteiten, Varend Corso, IJspretevenementen). Evenementen rechtvaardigen extra maatregelen ter voorkoming van wanordelijkheden. Dit betekent dat naast een goede voorbereiding het mede van belang is dat gerichte inzet plaatsvindt op bepaalde groepen/personen ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet kunnen aanvullende maatregelen bij evenementen inhouden.
Indien een persoon herhaaldelijk ordeverstorend gedrag vertoont tijdens evenementen (of tijdens gebeurtenissen als jaarwisseling, Suikerfeest, EK/WK etc.) kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden, in die zin dat het verboden is om zich op een nader te bepalen plaats te begeven. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor het verbod wordt opgelegd. Zo kan het verbod, gelet op de evenementenkalender, voor meerdere gebieden tegelijkertijd in de stad gelden. Bij grootschalige evenementen die gelet op hun aard een aantrekkende werking hebben op ordeverstorende personen kan naast een gebiedsverbod ook direct een meldingsplicht worden opgelegd tijdens vergelijkbare evenementen (vermeld op de kalender), dan wel maximaal voor de duur van drie maanden. Daarnaast kan de burgemeester, afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het concrete geval, bij evenementen een groepsverbod opleggen voor de duur van een evenement, dan wel voor maximaal drie maanden.
3. Voetbalgerelateerde overlast
Gemeente Midden-Delfland kent geen Betaald Voetbal Organisatie (BVO). Vanuit die optiek wordt in deze beleidsregel daar verder geen aandacht aan besteed.
De maatregelen die op grond van de WMBVEO worden opgelegd kunnen verlengd worden. Dit geldt niet voor de maatregelen die worden opgelegd aan de personen die het gezag hebben over 12-minners. In gevallen van groepsgerelateerde overlast, individuele overlast en jeugdoverlast kan worden overgegaan tot verlenging.
Het groep- of gebiedsverbod kan worden verlengd of ten nadele van de betrokkene worden uitgebreid indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat er hernieuwde of grotere vrees is voor het verstoren van de openbare orde. Nieuwe feiten en omstandigheden zijn onder andere het overtreden van de opgelegde maatregel. Deze ernstige (hernieuwde dan wel grotere) vrees kan ook worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waar het verbod voor geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan gelet op de druk op de openbare orde voor een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen tegelijkertijd voor meerdere gebieden in de stad gelden. Indien de maatregel wordt verlengd, terwijl de termijn van een eerder opgelegde maatregel nog niet is verstreken, gaat de nieuwe maatregel pas in na afloop van de termijn van de eerder opgelegde maatregel. Gedurende de looptijd van een maatregel kan slechts één keer een maatregel worden verlengd. Indien er sprake is van een ordeverstorende gedraging binnen drie jaar nadat een maatregel is verstreken, kan direct een stap in het handhavingsarrangement (zie bijlage 1) worden overgeslagen. Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.
Indien de minderjarige binnen 12 maanden na het verstrijken van de maatregel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont zal wederom een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:
het bevel worden gegeven dat de minderjarige in een nader aan te wijzen gebied zich niet mag ophouden zonder begeleiding van de persoon die gezag over hem heeft.
Indien de persoon inmiddels de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt kan bij een volgende overtreding binnen twaalf maanden na het aflopen van de maatregel direct een gebiedsverbod worden opgelegd voor de periode van drie maanden, dan wel de eerste stap uit het handhavingarrangement (voor herhaaldelijke jeugdoverlast) worden overgeslagen.
Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.
Een op grond van artikel 172a en 172b Gemeentewet gegeven besluit (gebiedsverbod, groepsverbod, meldingsplicht, gebiedsverbod 12-minners, instellen avondklok 12-minners) wordt genomen door de burgemeester. De burgemeester kan deze bevoegdheid niet mandateren aan een politieambtenaar, aldus artikel 177, tweede lid, van de Gemeentewet. Hetzelfde geldt voor het besluit tot verlenging, wijziging of intrekking van het besluit en het besluit tot het verlenen van een ontheffing. Het besluit wordt genomen op basis van relevante informatie die is samengebracht in een dossier. De verantwoordelijkheid en regie voor het samenstellen van ieder dossier berust bij de burgemeester.
De volgende bijlagen maken integraal onderdeel uit van deze beleidsregel:
BIJLAGE 1 Procedure toepassen bevoegdheden
OOV: team handhaving en veiligheid van de gemeente Midden-Delfland;
Veiligheidsoverleg: periodiek overleg tussen de burgemeester, bureau Westland van de Regiopolitie Haaglanden en team handhaving en veiligheid van de gemeente Midden- Delfland;
Veiligheidshuis: Het Veiligheidshuis waarbij de gemeente Midden- Delfland na besluitvorming daartoe is aangesloten of het Veiligheidshuis dat de gemeente zelf heeft opgericht. Zo lang de gemeente Midden-Delfland niet bij een Veiligheidshuis is aangesloten of dat zelf heeft opgericht, worden de werkzaamheden die toebedeeld zijn aan dat Veiligheidshuis uitgevoerd door team handhaving en veiligheid van de gemeente Midden- Delfland;
OOV/Veiligheidshuis: team handhaving en veiligheid van de gemeente Midden-Delfland, met dien verstande dat de feitelijke werkzaamheden worden voorbereid door het Veiligheidshuis, zodra de gemeente Midden-Delfland daarbij is aangesloten.
De verantwoordelijkheid en regie voor het samenstellen van ieder dossier dat de grondslag is voor een van de maatregelen op basis van de wet MBVEO, ligt bij de burgemeester en wordt uitgevoerd door OOV/Veiligheidshuis. Dit geldt tevens voor het afstemmen met alle per casus betrokken partners. Bij constatering van een ernstige verstoring van de openbare orde en tevens een strafbaar feit vindt er afstemming plaats met de Officier van Justitie door OOV/Veiligheidshuis. De politie zorgt er voor dat de dag-dagelijkse informatie over (gedragingen van) personen, ingekomen klachten over deze personen etc., op welke personen de maatregelen in deze beleidsregel van toepassing is of zou kunnen zijn, in een zo’n vroeg mogelijk stadium worden geadministreerd. Hiermee wordt beoogd dat een dossier zorgvuldig kan worden samengesteld en zo min mogelijk relevante informatie verloren gaat.
Eén van de veiligheidspartners, bijvoorbeeld de politie, die een (herhaaldelijke) verstoring van de openbare orde door een persoon waarneemt, zorgt voor afstemming over de betreffende casus in het Veiligheidsoverleg. Daarbij wordt door de politie alle informatie over de persoon ter beschikking gesteld. Dit geldt niet, indien dit vanwege de feiten en omstandigheden van het geval (bijvoorbeeld het spoedeisende karakter) niet wenselijk is. In het Veiligheidsoverleg wordt besproken of de overlast niet eerst met minder ingrijpende middelen kan worden bestreden.
Indien de partners in het Veiligheidsoverleg van mening zijn dat de aard (ernst, periode van voortduring etc.) van de overlast dusdanig is dat deze niet goed met minder ingrijpende middelen bestreden kan worden, wordt de casus ‘opgeschaald’ naar OOV/Veiligheidshuis. Daarbij wordt de afweging gemaakt of een bestuurlijke maatregel moet volgen. OOV/Veiligheidshuis meldt dit aan de beleidsadviseur van de gebieds-Officier van Justitie.
De betrokken partijen binnen het Veiligheidsoverleg verzamelen de relevante informatie per casus en dragen het dossier over aan OOV/Veiligheidshuis. In beginsel kan iedere partij die deelneemt aan het Veiligheidsoverleg een casus met een onderliggend dossier bij OOV/Veiligheidshuis aanbrengen. Doorgaans zal dit door de politie worden gedaan. Het dossier dat bij OOV/Veiligheidshuis wordt aangeleverd, bestaat in ieder geval uit de volgende stukken:
OOV maakt op basis van het complete dossier een nadere juridische beoordeling van de casus. Voor zover dat in het Veiligheidshuis niet is geschiedt, vindt afstemming plaats tussen OOV en de gebieds-Officier van Justitie of met diens beleidsadviseur. Het voorstel voor een op te leggen maatregel, de omschrijving van het gebied en de duur van de maatregel, dat met de betrokken partners vooraf is afgestemd, wordt door OOV aan de burgemeester voorgelegd.
De burgemeester (OOV/Veiligheidshuis) stelt de betrokkene in de gelegenheid om (schriftelijk) een zienswijze in te dienen. Indien sprake is van een minderjarige wordt ten minste de ouders of voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzegesprek. Gelet op artikel 4:11 Algemene wet bestuursrecht wordt van de mogelijkheid tot het horen van belanghebbende afgeweken indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet en het beoogde doel niet wordt bereikt indien de belanghebbende van tevoren in kennis is gesteld. Dit kan het geval zijn bij evenementen.
De burgemeester beslist op basis van de zienswijze en het dossier of én zo ja welke maatregel wordt opgelegd. Hij bepaalt tevens de duur en het gebied waarvoor de maatregel geldt. Bij een gebiedsverbod en / of een groepsverbod wordt het gebied waarvoor het verbod geldt aangegeven op een kaartje en bij het besluit gevoegd. Indien nodig wordt bij het gebiedsverbod een looproute bepaald. Een dergelijke route kan van belang zijn als de persoonlijke omstandigheden van betrokkene daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld in verband met zijn woonadres, werk of bezoek aan een arts. Indien de burgemeester een meldplicht oplegt, wordt in het besluit vermeld waar en wanneer betrokkene zich moet melden.
De burgemeester (OOV/Veiligheidshuis) beheert het dossier, voor zover dit betrekking heeft op de inzet van enige bestuurlijke maatregel, voor eventuele bezwaar- of beroepsprocedures, voor de verlenging van de maatregel of andere bestuurlijke maatregelen. Deze heeft in dit kader ook de verantwoordelijkheid voor het monitoren van het resultaat/effect van de opgelegde maatregel. Dit alles onverminderd de taak van de politie om de dag-dagelijkse informatie over (gedragingen van) de betrokken personen, ingekomen klachten over deze personen etc., te blijven administreren en te rapporteren.
De politie informeert de burgemeester (OOV/Veiligheidshuis), wanneer zij signaleert dat het gebiedsverbod niet wordt nageleefd. Ook BOA’s kunnen de burgemeester informeren, wanneer zij een dergelijk feit constateren. De actieve opsporing/het toezicht op naleving van de maatregel wordt afhankelijk van de casuïstiek ondergebracht bij één of meerdere partijen. De (hoofd)officier van justitie informeert desgewenst de burgemeester over de justitiële vervolging.
Specifieke kenmerken verschillende bevoegdheden
De maatregel wordt uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. In beginsel wordt een groepsverbod verlengd indien de maatregel voor de eerste keer wordt overtreden. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat gevaar voor herhaling voldoende is ondervangen.
Meldingsplicht door de burgemeester Midden-Delfland
Een meldingsplicht komt met name in beeld wanneer iemand moet worden weggehouden van een bepaalde locatie en op bepaalde tijdstippen, bijvoorbeeld bij een evenement. Een meldingsplicht betreft een ernstiger inbreuk op de privacy dan een gebiedsverbod of groepsverbod, waaraan dan ook zwaardere eisen worden gesteld. Er kan ook sprake zijn van een meldingsplicht wanneer een gebiedsverbod wordt genegeerd. De tijdstippen en plaats voor de meldingsplicht worden nader, per individueel geval, bepaald.
De meldingsplicht wordt zoveel mogelijk opgelegd in de gemeente waar de betrokkene woonachtig is, tenzij de aard van de omstandigheden zich hier tegen verzet. Hiervan is onder meer sprake indien de burgemeester van de plaats waar de persoon woonachtig is geen toestemming heeft gegeven voor de melding
De burgemeester legt niet eerder een meldingsplicht op dan er vooraf afstemming heeft plaatsgevonden met de betrokken instantie, waar de melding moet plaatsvinden. Voorts wordt vooraf overleg gepleegd met de politie, indien deze organisatie tijdens het melden op een andere locatie dan een politiebureau aanwezig dient te zijn.
Intergemeentelijke meldingsplicht (verzoek andere gemeenten)
De burgemeesters van andere gemeenten kunnen de burgemeester van Midden-Delfland verzoeken een ordeverstoorder zich in de gemeente Midden-Delfland te laten melden. De burgemeester van Midden-Delfland geeft hier eerst toestemming voor, nadat de Regiopolitie Haaglanden over het ingediende verzoek een positief advies heeft gegeven. De toestemming kan mondeling worden gegeven. De politie meldt aan de burgemeester (OOV/Veiligheidshuis) de al dan niet verrichte melding, inclusief tijd, locatie en registrant.
Een persoon die het gezag uitoefent over een 12-minner die herhaaldelijk groepsgewijs overlast pleegt krijgt een bevel opgelegd dat de minderjarige zich gedurende een periode van drie maanden niet tussen 20.00 uur een 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van het ouderlijk gezag.
Bij overtreding van het bevel dan wel bij nieuwe verstoring van de openbare orde (buiten de vastgestelde avondtijden) krijgt een persoon die het gezag uitoefent over de 12-minner het bevel opgelegd dat de minderjarige zich niet bevindt in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente zonder begeleiding van het ouderlijk gezag
BIJLAGE 2: Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke overlast
BIJLAGE 3: Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke jeugdoverlast
BIJLAGE 4: Handhavingsarrangement voor 12-minners