Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande jongeren Noordoostpolder 2012 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande jongeren Noordoostpolder 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 35, vijfde lid
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | Nieuwe regeling | 15-12-2011 Gemeenteblad, 225; Flevopost, 21-12-2011 | 2011-16800 |
De raad van de gemeente Noordoostpolder,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 november 2011, no. 16800-1;
gelet op artikel 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand (Wwb),
overwegende dat op grond van artikel 8, tweede lid, sub d van de Wet Werk en Bijstand de gemeenteraad bij verordening regels stelt voor het verstrekken van bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend onderwijsvolgend kind met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind,
Onder voorbehoud van vaststelling en inwerkingtreding van de wijzigingen in de Wet werk en bijstand (wetsvoorstel 32815) per 1 januari 2012
vast te stellen de hierna volgende
Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande jongeren Noordoostpolder 2012
Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering
van 15 december 2011,
de griffier, de voorzitter,
Deze verordening regelt de wijze waarop het college categoriale bijzondere bijstand aan ouders, pleegouders of verzorgenden van een hen ten laste komend kind of kinderen dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, kan verstrekken voor kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Maatschappelijke participatie houdt in dit verband in dat het kind deelneemt aan sport, culturele of sociale activiteiten in georganiseerd verband.
Het voorschrift om bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie volgt uit artikel 8 Wwb.
Het begrip “maatschappelijke participatie” is in artikel 1, sub h, nader omschreven. Die omschrijving is specifiek toegespitst op de wijze waarop aan maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen in Noordoostpolder nader invulling wordt gegeven binnen de context van de categoriale bijzondere bijstand op grond van artikel 35, vijfde lid Wwb.
In het eerste lid van dit artikel worden bepaalde categorieën van inwoners uitgesloten als aanvrager van de categoriale bijzondere bijstand in verband met maatschappelijke participatie van hun ten laste komend kind.
Statushouders die wonen in een door het Rijk gefinancierde opvang, vreemdelingen die een beroep kunnen doen op de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen zijn uitgesloten van het recht op de hier bedoelde categoriale bijzondere bijstand, omdat voor deze groep de Rijksoverheid verantwoordelijk is. Het Rijk biedt voorzieningen die passen bij de status.
Vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven zijn eveneens uitgesloten van het recht op de hier bedoelde bijzondere bijstand. Zij hebben in het algemeen geen recht op voorzieningen en het is niet de taak van de gemeente om de participatie van deze groep of hun kinderen te bevorderen.
In het tweede lid is geregeld dat het inkomen van de aanvrager niet hoger mag zijn dan 110% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm. Deze bepaling volgt uit artikel 35, negende lid Wwb.
De in deze verordening geregelde categoriale bijstand wordt verstrekt in de vorm van een tegoedbon die bij bepaalde organisaties op gebied van sport, cultuur en sociale activiteiten kan worden ingeleverd als betaling voor de kosten van lidmaatschap of de kosten van deelname aan de door deze organisaties georganiseerde activiteiten. De organisaties die daarvoor in aanmerking willen komen moeten zich vooraf hebben opgegeven aan het college.
De deelnemende organisaties kunnen de bonnen bij het college verzilveren tot de maximale waarde van de bon, met dien verstande dat indien de kosten van het lidmaatschap of deelname aan de desbetreffende activiteiten lager zijn, dit lagere bedrag als maximale waarde van de bon geldt.
Het college bepaalt de maximale waarde van de tegoedbon.
Het college stelt in een beleidsregel tenminste vast:
en voorts alle andere zaken die noodzakelijk worden geacht voor een adequate uitvoering van de verordening.