Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reintegratieverordening gemeente Alphen aan den Rijn 2009 |
Citeertitel | Reintegratieverordening gemeente Alphen aan den Rijn 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2009 | 01-03-2012 | Onbekend | 24-09-2009 Onbekend | Onbekend |
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
a de wet: de Wet werk en bijstand;
b het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn;
c de raad: de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn;
d doelgroep: de personen aan wie op grond van de wet, een re-integratievoorziening wordt aangeboden gericht op duurzame uitstroom naar algemeen geaccepteerde, betaalde arbeid;
e belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep;
f uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
g Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn als werkloze werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers-verzekeringen;
h niet-uitkeringsgerechtigden (Nuggers): personen als bedoeld in art. 6 onder a van de wet;
i traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het college hem opgelegd geheel van voorzieningen gericht op het verkrijgen en behouden van algemeen geaccepteerde betaalde arbeid;
j startkwalificatie: het succesvol afronden van het havo of vwo, of het behalen van een diploma van een opleiding op niveau 2 van de kwalificatiestructuur van de WEB (Wet educatie beroepsonderwijs) en dit is de basisberoepsopleiding.
HOOFDSTUK II BELEID EN FINANCIËN
Artikel 2 Opdracht aan het college
1 Het college biedt ondersteuning aan belanghebbenden bij arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dit noodzakelijk acht, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan uitkeringsgerechtigden, Anw’ers, Nuggers en aan personen bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.
2 Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen.
3 Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.
4 Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij bekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
De gemeenteraad heeft in februari 2009 een meerjarenbeleidsplan voor de WWB vastgesteld voor de periode 2009 tot en met 2012. Hierin zijn beleidsprioriteiten aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering. Het meerjarenbeleidsplan is de beleidsmatige grondslag voor deze verordening.
Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
1 Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en/of sociale activering en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en/of sociale activering.
2 Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening
1 Een uitkeringsgerechtigde aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.
2 De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening, is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, en aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
3 Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hierover is bepaald in de huidige Afstemmingsverordening, dan wel het Maatregelbesluit Abw, IOAW en IOAZ.
Artikel 6 Algemene bepalingen over voorzieningen
1 In het beleidsplan genoemd in artikel 3, is vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden, voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.
2 Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze
verordening, aan de inzet van een voorziening nadere verplichtingen verbinden.
3 Het college kan de voorziening beëindigen in de volgende gevallen:
a indien de belanghebbende die aan een voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9, 17 en 55 van de wet of de IOAW/IOAZ niet nakomt;
b indien de belanghebbende die aan een voorziening deelneemt niet meer
behoort tot de doelgroep van de wet;
c indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de voorziening;
d indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een duurzame arbeidsinschakeling.
4 Bij uitvoeringsbesluit stelt het college nadere regels ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 en 11.
5 Indien de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college maatregelen treffen bestaande uit schorsing of beëindiging van deelname aan de betreffende voorziening en/of terugvorderen.
1 Het college kan subsidie, in de vorm van loonkostensubsidie, verstrekken aan werkgevers die met belanghebbenden een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling;
2 De loonkostensubsidie heeft een tijdelijk karakter;
3 Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden;
4 De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onver- antwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van arbeidsplaatsen plaatsvindt.
Artikel 8 Scholing en/of opleiding
1 Het college kan een belanghebbende een vorm van scholing en/of opleiding gericht op arbeidsinschakeling, het behalen van een startkwalificatie of een andere passende voorziening aanbieden.
2 De in het eerste lid bedoelde scholing en/of opleiding kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie en is gemaximeerd tot het niveau van een startkwalificatie.
3 Het college kan op individuele gronden besluiten de in het eerste lid bedoelde scholing en/of opleiding te maximeren tot het niveau van hoger beroepsonderwijs.
4 Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de
5 Voor zover de belanghebbende die op grond van artikel 10a van de wet additionele werkzaamheden verricht niet beschikt over een startkwalificatie, wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.
6 Het college betrekt bij deze beoordeling in elk geval het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert.
1 Aan de uitkeringsgerechtigde die op het moment van uitstroom minimaal een jaar afhankelijk is geweest van een uitkering levensonderhoud, kan een premie worden toegekend bij duurzame volledige uitstroom, ter hoogte van € 500,00.
2 Het college verstrekt aan degene die algemene bijstand ontvangt en onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a zesde lid van de wet, een premie van telkens € 300,00.
3 Het recht op een premie als bedoeld in het tweede lid wordt elke zes maanden beoordeeld.
4 De premie kan worden geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.
HOOFDSTUK IV ONDERSTEUNENDE VOORZIENINGEN
Artikel 10 Overige vergoedingen
Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn door belanghebbende in het kader van de arbeidsinschakeling en sociale activering.
Het college kan besluiten om met betrekking tot een belanghebbende een diagnose te laten stel len teneinde te bepalen welke afstand de betrokkene heeft tot de arbeidsmarkt en welke
re-integratievoorzieningen noodzakelijk zijn om algemeen geaccepteerde arbeid te vinden.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de
bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van
Het college kan ontheffing verlenen van bij of krachtens deze verordening gestelde verplichtingen van ondergeschikte betekenis.
Artikel 16 Gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college, zulks met inachtneming van het doel en de strekking van deze verordening en het beleidsplan.
Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009. Bij inwerkingtreding van deze verordening komt de Re-integratieverordening 2006 te vervallen.
1 Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt, voor zover niet anders bepaald, hebben dezelfde betekenis als in de wet en Re-integratieverordening WWB 2009.
HOOFDSTUK 2 NADERE REGELS VOORZIENINGEN
Artikel 4 Werken met behoud van uitkering
Voor de inzet van de voorziening bedoeld in voorgaand lid geldt dat deze alleen noodzakelijk wordt geacht wanneer de belanghebbende met inzet van de voorziening in staat wordt geacht binnen 6 maanden duurzame algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven of kan doorstromen naar een voorziening, die hiertoe leidt.
Indien bij aanvang van de voorziening als bedoeld in lid 1 duidelijk is dat de uitkerings-gerechtigde niet in staat wordt geacht binnen 6 maanden duurzame algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven of door te stromen naar een voorziening, kan er onmiddellijk een participatiebaan, zoals bedoeld in artikel 10a, lid 1 WWB en artikel 38a IOAW/IOAZ, worden aangeboden.
De werkgever die met een uitkeringsgerechtigde, die 6 maanden of langer een uitkering ontvangt (bijstandsverleden), een arbeidsovereenkomst van minimaal 12 maanden aangaat, waardoor geen aanspraak meer wordt gemaakt op een (gedeelte van de) uitkering, kan in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie.
Sociale activering kan worden aangeboden aan de uitkeringsgerechtigde die een ontheffing heeft gekregen van de plicht tot arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 lid 1a en b WWB.
Artikel 10 Vergoeding noodzakelijke kosten
Van het bepaalde in lid 3 onder a en b kan worden afgeweken indien persoonlijke omstandigheden dit noodzakelijk maken. In uitzonderingsgevallen kan worden overgegaan tot vergoeding van de kosten van eigen vervoer; voor de bepaling van de kosten wordt aangesloten bij de maximale onbelaste vergoedingen volgens de belastingwetgeving waarbij de kortste reisafstand wordt gehanteerd.