Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Mill en Sint Hubert

Monumentenverordening gemeente Mill en Sint Hubert 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMill en Sint Hubert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumentenverordening gemeente Mill en Sint Hubert 2010
CiteertitelMonumentenverordening gemeente Mill en Sint Hubert 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Monumentenwet 1988 Gemeentewet, art. 149 Wet ruimtelijke ordening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Gemeentelijke monumentenlijst

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201001-10-201001-01-2017Onbekend

31-12-2010

De Koerier

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Mill en Sint Hubert 2010

 

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalngen

Deze verordening verstaat onder:

 

a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

c. beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (beschermd rijksmonument);

d. monumentencommissie: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie waarvan de taken zijn vastgelegd in Bijlage 1 van het “Besluit regelende de taken, samenstelling en werkwijze van de Monumentencommissie Miii en Sint Hubert 2011”;

e. geïntegreerde commissie Welstand en Monumenten: door het college ingestelde commissie, die als taak heeft het college te adviseren over aanvragen om omgevingsvergunning met betrekking tot de activiteit bouwen en de activiteit monumenten, zoals bedoeld in artikel 11 en artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en zoals bedoeld in artikel 10 van de monumentenverordening;

f. kerkelijk monument: monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat tevens uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

g. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

h. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Miii en Sint Hubert;

j. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

k. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

l. redengevende beschrijving: de motivering van het besluit om een object te beschermen als monument;

m. bouwhistorisch onderzoek: onderzoek, in een schriftelijke rapportage vastgelegd, naar de bouwgeschiedenis, de bouwhistorische kwaliteit en de monumentale waarde van een monument.

HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

1.Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument. Een besluit tot aanwijzing dient gebaseerd te zijn op een redengevende monumentbeschrijving. Monumentenverordening gemeente Miii en Sint Hubert 2010

2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie. In bijzondere spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

3. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming, dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

4. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

1.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

2. Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

1.De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

2. Het college stelt de monumentencommissie in kennis van het met reden omklede besluit.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

1.Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument en eventueel foto’s.

3. Indien een deel van een onroerende zaak beschermingswaardig is, beperkt de bescherming en registratie zich tot dat specifieke deel. In de beschrijving dient dit tot uitdrukking te komen.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

1.Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

2. Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

5 De wijziging van de aanwijzing wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en indien om een wijziging van de aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Monumentenverordening gemeente MilI en Sint Hubert 2010

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

1.Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of wanneer het gemeentelijk monument op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant wordt aangewezen als beschermd en zodra vaststaat dat deze aanwijzing onherroepelijk is geworden.

3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd. 4. De intrekking wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale ligger bekend staan en de overige belanghebbenden.

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

1.Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

5. Het college kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning als bedoeld in het tweede lid nader onderzoek moet verrichten, zoals een bouwhistorisch of archeologisch onderzoek.

6. Het college kan aan een vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en de materiaaltoepassing.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een schriftelijke aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 wordt ingediend overeenkomstig artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht.

Artikel 12. Termijnen advies en vergunningverlening

1.Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument naar de geïntegreerde commissie Welstand en Monumenten voor advies voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10. 2. Binnen 2 weken na de adviesaanvraag brengt de geïntegreerde commissie Welstand en Monumenten schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag. Indien deze commissie niet binnen deze termijn heeft geadviseerd, neemt het bevoegd gezag een besluit.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument. Monumentenverordening gemeente MilI en Sint Hubert 2010

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

b. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

c binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

d. tussen het begin en het einde van de werkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen.

HOOFDSTUK 4. BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 15. Vergunning voor beschermd rijksmonument

1.Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de geïntegreerde commissie Welstand en Monumenten.

2. De geïntegreerde commissie Welstand en Monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 4 weken na de datum van verzending van het afschrift. 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de geïntegreerde commissie Welstand en Monumenten geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 5. CULTUURHISTORISCH WAARDEVOLLE GEBIEDEN, OBJECTEN EN LANDSCHAPSELEMENTEN

Artikel 16. Omschrijving en aanwijzing.

1. Het college kan, gehoord de monumentencommissie, cultuurhistorisch waardevolle gebieden, objecten en landschapselementen aanwijzen welke naar hun oordeel voor bescherming in aanmerking komen en derhalve als cultuurhistorisch waardevol object gelden wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of (cultuur)historische waarde. 2. Een cultuurhistorisch waardevol gebied, object en landschapselement kan onder meer bestaan uit:elementen zoals wegen en waterlopen, beplanting, bomen, houtwallen, verkaveling en gebouwen in hun verschijningsvorm historisch bepaald. Ze kunnen de volgende kenmerken dragen:

a) een verschijningsvorm van elementen van een cultuurhistorisch waardevol gebied, blijkende onder meer uit materiaalgebruik, kleur, detaillering, is geheel of goeddeels nog in overeenstemming met zijn authentieke streekgebonden historische karakter;

b) storende elementen zijn slechts minimaal aanwezig;

c) een of meer van de genoemde elementen hebben een belangrijke rol gespeeld in de lokale geschiedenis of herinnering. 3

Onder “historisch(e)” wordt mede verstaan cultuurhistorische, geomorfologisch(e) of archeologische; onder “schoonheid” wordt mede verstaan landschappelijke schoonheid.

4. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

5. Bij overschrijding van de in lid 4 genoemde termijn wordt deze commissie geacht geadviseerd te hebben.

Artikel 17. Registratie

1.De lijst van cultuurhistorisch waardevolle gebieden, objecten en landschapselementen geeft de plaatselijke aanduiding aan waarbij zo nodig de onderdelen worden genoemd waarop de aanwijzing gericht is.

2. De lijst met cultuurhistorisch waardevolle gebieden, objecten en landschapselementen ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage. Monumentenverordening gemeente Mill en Sint Hubert 2010

Artikel 18. Relatie met bestemmingsplannen

Burgemeester en wethouders bevorderen dat cultuurhistorisch waardevolle gebieden, objecten en landschapselementen als bedoeld in artikel 16 overeenkomstig worden bestemd in bestemmingsplannen.

HOOFDSTUK 6. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 20. Toezichthouders

1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: a. met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1: de door het college aangewezen toezichthouders van de gemeente MIII en Sint Hubert; b. met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2: de door het college aangewezen toezichthouders van de gemeente MIII en Sint Hubert. 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 21. Hardheidsclausule

1.Het college handelt overeenkomstig deze verordening, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze verordening te dienen doelen.

2. De bewijslast voor de bijzondere omstandigheden ligt bij de aanvrager.

HOOFDSTUK 7. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 22. Intrekken oude regeling

De Verordening “Monumentenverordening gemeente MilI en St. Hubert 1998” vastgesteld op 12 februari 1998 vervalt op de dag dat de “Monumentenverordening gemeente MIll en Sint Hubert 2010” in werking treedt.

Artikel 23. Overgangsrecht

1.De op grond van de onder artikel 23 ingetrokken “Monumentenverordening gemeente Mill en St. Hubert 1998” aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening. 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend v55r de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 23 ingetrokken verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 oktober 2010. Monumentenverordening gemeente Mill en Sint Hubert 2010

 

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Monumentenverordening gemeente MilI en Sint Hubert 2010”