Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van de onroerendezaakbelastingen 2012 (verordening onroerendezaakbelastingen 2012) |
Citeertitel | Verordening onroerendezaakbelastingen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 220 tot en met 220h
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2011 | 01-01-2013 | Onbekend | 15-12-2011 Rijssens Nieuwsblad, 27 december 2012 | 2011-56 |
De raad van de gemeente Rijssen-Holten
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders ‘aanvulling belastingvoorstellen 2012’ en paragraaf 4.1 van de programmabegroting 2012 (lokale heffingen);
gelet op artikel 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
gezien het positieve advies van de leden van de commissie Algemeen Bestuurlijke Zaken en Middelen op 28 november 2011;
vast te stellen de volgende “Verordening op de heffing en de invordering van de onroerendezaakbelastingen 2012” (verordening onroerendezaakbelastingen 2012).
Bij de gebruikersbelasting wordt:
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt
recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster
is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3. Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV
van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald
met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, lid 2, van
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
Artikel 8. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerendezaakbelastingen.
De Verordening onroerendezaakbelastingen 2011, van 9 december 2010, wordt ingetrokken met ingang
van de in artikel 10, lid 2, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.