2j
De raad van de gemeente Doesburg;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8
november 2011;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt
afgevoerd.
- 2.
Als gebruiker wordt aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel volgens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de
rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat
vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters leidingwater en grondwater dat in het belastingjaar naar het
perceel is toegevoerd of is opgepompt.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a)
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden
afgelezen, of
- b)
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan
worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid gepompt water geschiedt op grond van enig andere wettelijke
bepaling.
- 4.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is
afgevoerd.
- 5.
Indien voor de in artikel 3, eerste lid, bedoelde percelen in verband
met het ontbreken van watermeters niet de hoeveelheid water kan worden
vastgesteld zoals hiervoor omschreven, wordt:
- a.
voor tot woning dienende percelen het waterverbruik afhankelijk
gesteld van het aantal personen dat op 1 januari van het
betreffende belastingjaar gebruik maakt van het perceel. Hierbij
wordt het waterverbruik bepaald op 45 m³ per persoon.
- b.
voor de overige percelen de hoeveelheid water op 1 januari van
het belastingjaar of bij aanvang van de belastingplicht bepaald
op basis van schatting, door vergelijking soort bedrijf en
aantal medewerkers met bekend zijnde verbruiksgegevens.
- 6.
Indien een perceel bestaat uit twee of meer zelfstandige gedeeltes,
zoals bedoeld in artikel 4, welke gezamenlijk gebruik maken van een
watermeter dan wordt voor de gebruikers van deze zelfstandige gedeeltes
een verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke
gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota
van het waterbedrijf Vitens en bij het ontbreken van een dergelijke
regeling overgaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van de
beschikbare gegevens.
Artikel 6 Belastingtarief
- 1.
Het tarief van de belasting bedraagt per perceel voor elke volle eenheid
van één kubieke meter water € 1,61.
- 2.
Indien het tarief in de loop van het belastingtijdvak wordt gewijzigd,
wordt voor de berekening van de belasting de hoeveelheid water naar
tijdsgelang toegerekend.
Artikel 7 Belastingtijdvak
- 1.
Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de belasting plaatsvindt
door middel van de afrekennota van het waterbedrijf de verbruiksperiode
zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het betreffende
perceel geldt.
- 2.
In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingtijdvak
gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
- 1.
In die gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt de belasting
geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze
kan worden gesteld op de (eind)afrekening van het waterbedrijf. Als
dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de
(eind) afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen
wordt aangemerkt de voorschotnota van het waterbedrijf.
- 2.
In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt de belasting bij
wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van
het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel
twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als
er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalenderdagen overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van
het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor
zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde
belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht,
nog volle kalenderdagen overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet gelden de
termijnen zoals gesteld in het eerste tot en met het vierde lid:
- 1.
De voorlopig gevorderde bedragen en het definitief gevorderde bedrag
moeten worden betaald zoals staat aangegeven op de (eind)afrekening
van het waterbedrijf.
- 2.
De aanslagen moeten worden betaald in één termijn die vervalt op de
laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de
dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
- 3.
In de gevallen dat de belastingplichtige toestemming heeft verleend
voor automatische betaling van de verschuldigde belastingbedragen,
moet worden betaald in vijf gelijke termijnen waarbij de eerste
termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en
elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
- 4.
In afwijking van het gestelde in het derde lid geldt: wanneer het
totaal verschuldigde belastingbedrag op een aanslagbiljet minder
bedraagt dan € 30,- en meer bedraagt dan € 1.750,- dient de aanslag
te worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van
de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld.
- 5.
Met betrekking tot een volgens artikel 2, tweede lid, onderdeel c,
van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde
beschikking betreffende een bestuurlijke boete is het eerste lid van
overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt
opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
- 6.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel
gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening rioolrecht 2011’ van 28 oktober 2010, nummer 7j,
wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na
die van de bekendmaking, doch niet eerder dan de in lid 3 genoemde
datum.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing
2012’.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare
vergadering van
8 november 2011.
De griffier, De voorzitter,
J.B. Voorhof drs. C.J.G. Luesink