Overheidsorganisatie | Gemeente Nunspeet |
---|---|
Officiële naam regeling | Bouwverordening |
Citeertitel | Bouwverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
bronvermelding
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-11-2010 | 13e serie wijzigingen | 28-10-2010 Nunspeet Huis aan Huis, 16-10-2010 | b&w voorstel | ||
25-11-2010 | 10-12-2014 | vervallen | 28-10-2010 Nunspeet Huis aan Huis, 16-10-2010 | b&w voorstel |
Bouwverordening gemeente Nunspeet 2010
1 In deze verordening wordt verstaan onder:
- asbest: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1, letter a, van het Asbestverwijderingsbesluit
2005;
- bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel
e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester
en wethouders;
- bouwbesluit: de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;
- bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang
met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en
woningtoezicht;
- bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
- deskundig bedrijf als bedoeld in hoofdstuk 8: wat daaronder wordt verstaan in artikel 6, eerste
lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;
- gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;
- hoogte van de weg: de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en
wethouders is vastgesteld;
- NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;
- NVN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm;
- Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- Omgevingsvergunning voor het slopen: vergunning voor een sloopactiviteit als bedoeld in
artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- straatpeil:
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van
de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte
van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder
begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen
en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
2 In deze verordening wordt mede verstaan onder:
- bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk
- gebouw: een gedeelte van een gebouw.
Vervallen.
1 Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente:
a. het gebied binnen de bebouwde kom;
b. het gebied buiten de bebouwde kom.
2 Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, dat op de bij deze verordening
behorende kaart als zodanig is aangegeven.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
1 Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de
Woningwet bestaat uit:
a. de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN
5740, uitgave 2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur
1.
b. Vervallen.
c. Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest,
daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is,
vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2003.
2 De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van
de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk
dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit
omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de
hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.
3 Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van
een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe,
indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag al bruikbare recente
onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
4 Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een
onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling
omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn, als
bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het
Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek
naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is
dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave
2009 niet rechtvaardigen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Vervallen.
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de
gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking
heeft op een bouwwerk:
a. waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;
b. voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en
1. dat de grond raakt, of
2. waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d,
van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de
omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in het de Regeling
omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten
dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet
bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die
Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen
van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Vervallen.
Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking
moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor
het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.
1 Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan
10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang
en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's,
ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer.
2 Een geschikte verbindingsweg in de zin van het eerste lid moet, tenzij de gemeenteraad voor
de desbetreffende weg in een bestemmingsplan of in een verordening of anderszins
voorschriften heeft vastgesteld:
1. een breedte van ten minste 4,5 m, over een breedte van ten minste 3,25 m zijn verhard
en een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van ten minste 4,2 m;
2. zijn verhard op een wijze die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten
minste
14.600 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerken; en
3. op doeltreffende wijze kunnen afwateren.
3 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen
waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het
Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot
bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is
gelegen.
4 Nabij ieder bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, moeten zodanige
opstelplaatsen voor brandweerauto's aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen
die auto's en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.
5 Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg
gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening.
6 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in
het eerste en het vierde lid, indien de aard, de ligging en het gebruik van het bouwwerk zich
daarvoor lenen.
Vervallen.
1 Tussen de toegang van enerzijds:
a. een woning of een woongebouw, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit;
b. een gebouw met een al dan niet gemeenschappelijke toegankelijkheidssector, als
bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit;
en anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of
begaanbaar pad aanwezig zijn.
2 Voor de in het eerste lid bedoelde wegen en paden geldt dat zij:
a. ten minste 1,10 m breed moeten zijn;
b. geen kleinere vrije doorgang mogen hebben dan 0,85 m; en
c. ten hoogste een hoogteverschil mogen overbruggen van 0,02 m, tenzij dit plaatsvindt
door middel van een hellingbaan die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.39 en
2.40 van het Bouwbesluit.